um um Antiek op Wolfslaer TON LUTZ Volkstheater Zonder krabben plat praten en oude kleren Marnix Gijsen ontmoet August van Cauwelaert J OCHURE r of stuur deze bon g •koop Nederland te i, 68-14 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 27 A PR It 1968 n poetsmobiel die end van trots voor itaan te bewijzen, wèl uit door z'n :rste bruikbaarheid eid. Hij bezit in feite 2 wat een auto u luxe van: ankzij de vlakke r uw benen komfort - u zit der moe te kunnen iging en vering - toelichting rnheid - hij terrein een - het dak kan eetzijdigheïd - alles 'anken naar buiten. nderzorg: r hebt u geen >uust en jzen hoeft u zich aken-hij geeft u iter iurzal u geen •gen - als hij echt t moet, is hij in de schoon. van 4350,—, 3 exploitatiekosten mers worden door het toneel niet veranderd, hoogstens aan het den ken gezet; geen leuzen-theater wie een stelling wil poneren kan beter in de politiek gaan. We willen open toneel, uit d» beklemming van de traditionele lijst treden ook letterlijk. We willen toneel brengen miet bedde benen op de grond: par-terre." Thm Lutz heeft het volste ver trouwen, dat deze formule hem in zuid-Nederland succes zal bren gen. Succes in die zin, dat het pu bliek naar de schouwburg komt en blijft komen. Niet succes voor hem zelf: „De beschuldiging, dat ik deze functie heb aanvaard, on dertussen loerend naar een belang rijke positie in de randstad is be lachelijk. Twee jaar geleden ben, ik uit de directie van de Neder landse Comedie gestapt. Nu werk ik hier. Dat doe ik, omdat ik hier 'wil werken en dat zal ik doen met volle inzet. Of ik ook zal slagen is niet alleen van mij of van Globe afhankelijk. Er zal ln zuid-Neder land begrip en vertrouwen moeten zijn voor wat wjj willen. Als dat er niet is en ook niet komt dan is de toekomst van het toneel in zuid- Nederland volstrekt onzeker." Wolfslaer in de lente. Dat is voor velen op zichzelf al een synoniem voor heerlijk dwalen over een prachtig landgoed in Breda. In deze weken is er nog meer reden om een bezoek te brengen aan het kasteel. Er wordt immers tot en met 3 mei een antiekbeurs ge houden. Het heeft weinig zin te vertellen wat er allemaal op die beurs te zien is. Er is te veel om op te noemen en in het kader van deze pagina is het ook bijna onmogelijk te omschrijven wat men onder gaat bij het zien van al die oude meubelen, die sierstukken, waar van men weet, dat ze in vroegere eeuwen gebruikt zijn in de huizen van rijke en arme mensen, die er hetzelfde in opborgen, er de zelfde plaatsen voor uitkozen, die thans door modernere zaken wor den ingenomen. W(Van onze kunstredactie) ij willen ons verbonden voelen met de realiteit en die verbondenheid tot uiting brengen. De wer kelijkheid, wat er in de wereld om ons heen gebeurt, zal de basis zijn van onze werkwijze. Want toneelspelen is voor ons weten wat er in de wereld gebeurt." Aan het woord is Ton Lutz, directeur van het toneelgezelschap Globe, dat zoals eerder deze week reeds werd gemeld, die nieuwe naam van „Ensemble" is. AT en kent het rumoer rondom zijn benoeming als opvolger van Karl Guttmann deze zaak op rakelen heeft weinig zin. Ook al niet, omdat Globe werkelijk een nieuw begin wil maken, heeft af gerekend met oude gevoeligheden voorzover dat in de toneelwereld dan mogelijk is. Als mten Lutz beluistert, wan neer hij zijn artistieke „geloofs belijdenis" uitspreekt dan. vraagt men zich af of hij rekening heeft gehouden met het publiek, dat een groot deel van de voorstellingen van Globe moet gaan bezoeken: het Brabantse. Inderdaad heeft Ensemble in de laatste acht jaar BMIi-\IBI .'v nm ■tojJii'.M.I. Bijna tien jaar nadat Gerard Walschap een monografie schreef over zijn „onver getelijke vriend" August van Cauwelaert heeft nu ook Mar nix Gijsen een boekje aan hem gewijd. Dat deze auteurs de katholieke kerk de rug toekeer den en toch de bij uitstek katho lieke dichter veel lof toezwaaien is te danken aan de breedheid van geest, die hem kenmerkte. Beiden moesten de redactieraad van Dietsche Warande en Bel fort verlaten, maar de vriend schappelijke relaties met de hoofdredacteur bleven onge schonden. Andersom was bij Walschap en Gijsen in dit geval geen sprake van enige rancune. Joggen we de twee pubiikaties naast elkaar dan is die van Gijsen ver de mindere. Deze heeft het zich wel erg gemakkelijk ge- T)aakt. In niet meer dan dertig bladzijden geeft hij een uiterst summier overzicht van leven en werk. Wat het eerste betreft: nieuwe feiten worden niet aan gedragen. Zelfs zijn bekende ge gevens (waarom?) weggelaten. De geboorteplaats wordt b.v. niet ge noemd. We moeten tevreden zijn met „een klein Brabants boere- dorp". Vele vragen over de jeugd, de studiejaren, het verblijf in Frankrijk en Nederland, de vriend schappen, zoals die met, mej. Bel- paire, die op de Antwerpse Mark- gravelei schuin tegenover hem woonde, blijven onbeantwoord. Van Cauwelaert is, aldus Gijsen, een ijverig stichter van tijdschrif ten en weekbladen geweest. Ook over deze activiteit komen we niet veel te weten. Van de zeven hoofd stukjes is het tweede, dat de mens Van Cauwelaert tekent, voor ons het beste. Hierin heeft Gijsen enkele persoonlijke herinneringen verwerkt, die het beeld, dat we van deze beminnelijke, rechtscha pen, ruimhartige gentleman al hadden, nog verhelderen. bespreking van het proza be perkt zich voornamelijk tot een beknopte inhoudsopgave van de romans en novellen. Over „Harry" is de schrijver nog even goed te spreken als 34 jaar geleden, toen hij dit boek uitvoerig in De Stand aard recenseerde. Over het feit dat en de reden waarom deze roman eerst in het Nederlandse maand blad De Gids werd opgenomen worden we niet ingelicht. Het over zichtje van de poëzie is zo mogelijk nog schraler. Op zeven pagina's met zeer veel citaten kan natuurlijk van een diepgaande beoordeling geen, sprake zijn. De „Liederen van Deemoed", een aflevering van De Bladen voor de Poëzie, worden zelfs niet genoemd. 1905 wordt op gegeven als het jaar, waarin „Ver zen X" verscheen. Dilt moet 1909 zijn. Voor de hulde aan Karei van de Woestijne wordt 1943 ails jaar tal vermeld. Dit essay verscheen in 1941. Als Gijsen inderdaad, zoals hij schrijft, in 1947 de Kerk ver liet, is het begrijpelijk, dat deze stap niets veranderde in de relatie met Van Cauwelaert. Deze was toen namelijk al twee jaar dood! criticus komt Van Cauwe laert in het geheel niet uit de verf. Nuchter constateert Gijsen, dat het. kritisch werk verspreid ligt over de jaargangen van D. W. en B. en dat het dus niet mogelijk is er zonder uitvoerige studie een oordeel over te vellen. Het zou wenselijk zijn, dat er nog eens een Jan Persyn opstaat, die de jaargangen na 1924 voor een proef schrift onder de loep neemt. Even eens zou de beïnvloeding van Van Cauwelaert, niet alleen door Ge- zelle en Van de Woestijne, maar ook door Herman Gorter, Ruth Schaumann, Rilke, Reinhaerdt Sorge, een nadere studie waard zijn. Qver de vertalingen zwijgt Gijsen als het graf. De bibliografie is woordelijk gelijk aan die van Wal schap: gemakkelijker kan het al niet. Het zevende hoofdstuk bevat de literatuur, die bestaat uit één nummer.de memografie van Walschap. De studie van dr. J. Rombouts, waar Gijsen enkele ge gevens aan ontleent, de Vlaamse Pocket van Paul Hardy, de bloem lezing, die Albert Westerlinck in 1956 samenstelde, het Literair Pro fiel van Joris Eeckhout, het Van Cauwelaert-nummer van D. W. en B., de sublieme bladzijden, die de dochter mevrouw Geertje van Ussel-vam Cauwelaert aan haar vader heeft gewijd in hetzelfde tijdschrift, worden miet geen woord genoemd. Qijsens boekje verscheen als 72e Ontmoeting bij Desclée de Brouwer te Brugge-Utrecht. De uitgever heeft het van het jaartal 1968 voorzien. Zeven janiuari 1966 is echter vermeld als de datum, waarop het manuscript werd vol tooid. Het verbaast ons, dat Gijsen deze twee jaar niet heeft benut om zfjn tekst van gemeenplaatsen te ontdoen, van fouten te zuiveren en aan te vullen met de nieuwste gegevens. WILLEM v. d. VELDEN veel werk verricht voor het „thea- terrijp" maken van zuid-Neder land. Maar de formule bij dit ge zelschap was als volgt: een artis tieke daad stellen is voortreffelijk en niets zou fijner zijn dan dit in elk opzicht te kunnen doen. Maar tenslotte moeten er ook volle za len zijn en moet er financieel zo veel mogelijk „rond" worden ge draaid. En dus werd de reper toire-samenstelling ongeveer zot artistiek verantwoorde daad kassucces-kassucces-kassucces artistiek verantwoorde daad. rjkm Lutz hanteert een andere formule. Hij voelt ziich verwant met het Elisabethaanse toneel (het Globe Theatre), waar het publiek niet beperkt bleef tot de „happy few", maar waar iedereen naar toe kon gaan en dat ook wilde. Omdat men op het toneel gebeur tenissen zaïg uit het dagelijkse leven met commentaar daarop. „Verbondenheid met de realiteit" is de vuistregel van het nieuwe Ensemble. „We willen geen museum-reper toire," zegt Ton Lutz en als er al een stuk wordt aangekondigd, dat deze betiteling ogenschijnlijk verdient, dan wordt in de bewer king de actualisering doorgevoerd. Neem bij voorbeeld „The man of mode or sir Fopling Flutter", van de 17e eeuwse Engelsman Ether- ege. In de najaren van deze eeuw is het theater een society-aangele- genheid geworden voor een kleine toplaag van de bevolking. In een satirisch spel steekt Etherege de draak met de fatsoenrakkers, die zich druk maken over vrouwen en kleren alsof er in de wereld niets anders gebeurt. ..Wij gaan het tijdloze element in dit spel benadrukken," aldus Ton Lutz. „Het eerste bedrijf wordt museumtoneel, en dat blijft voor het oog althans zo het hele stuk lang. Maar van buitenaf worden de informaties over de verande rende tijden ingebracht. Vietnam is onderdehand wel een obligaat beeld geworden om dat nog te ge bruiken wie daarvan nog niet op de hoogte is is geen knip voor z'n neus waard maar in die richting gaan we het zoeken." Geen museumtoneel dus en ook geen „ijdele acteurs-existentie", want ook deze is met betrekking tot de realiteit negatief. We willen geen geposeerd toneel, dat net echt is, maar we willen vorm trachten te geven aan wat wij observeren van de mens in de samenleving. JJaarom: geen „kunsf'-theater, geen lege ivoren torens, maar een volkstheater, waar ook de 96 procent, die niet de happy few zijn naar toe kan. En dan niet in de zin van aan je gat krabben, plat praten en oude kleren aantrekken. Geen elk-wat-wils-theater, waar door niemand van het publiek meer weet, wat het aan je heeft; geen opknappertjes om artistieke daden rendabel te maken; geen getuigend toneel mensen im- w4 Wm 4 ik

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 11