£8>
R
Verdwijnend en verschijnend Zeeland
WONINGBOUW
HONE TUTUHANGA
aardige jongen
akelige ideeën
the world"
FEESTELIJKE OPENING
«m-alSillfl
«mm
Ook
nu
\PRIL
NSTRAAT
APRIL
N 10 APRIL
SHOFWEG
3 11 APRIL
Aannemer
Rot
Welfare
Kalender
Sport
e (sportieve en moderne)
jn wol - diolen en
>000 (zeif wassen!)
'an 39,tot 139,
modellen, dus toch maar
tuks per model
5—48
HONDERD JAAR
ZOOM, TEL. 6233
ZEEUWSE
SPOORWEGEN
(van een onzer verslaggevers)
MIDDELBURG Honderd jaar geleden dachten de Zeeuwen dat ze weer in
de „vaart der volkeren" zouden worden opgenomen Voor die dagen
ontzaglijke werken waren juist gereed, in uitvoering of werden aanbe
steed: de kanalen door Walcheren en Zuid-Beveland, nieuwe havens in
Vlissingen, dammen in hef Sloe, tussen Walcheren en Zuid-Beveland,
en het Kreekrak, tussen dat laatste eiland en de Brabantse wal, en
de ijzeren spoorweg.
Het ging allemaal niet door. Een
door deze financiers gestelde voor
waarde om dezelfde railbreedte als
in de omliggende landen te mogen
invoeren werd door de rijksoverheid
afgewezen, terwijl ook het ministe
rie van oorlog met zijn veel te
dure eisen kwam.
Dronkers gaat onverdroten voort. Hij
krijgt echter zijn spoorwegconcessie
niet. Zonder de ontwikkeling overi
gens ook maar een ogenblik uit liet
oog te verliezen, houdt hij zich in
de volgende jaren vooral bezig met
inpolderingswerk.
De staat verleent nog tweemaal een
concessie voor de spoorlijn, laatste
aan de „Banque générale Suisse de
crédit international" te Genève.
Gevraagde en niet vlot genoeg ver
kregen medewerking van de staat, in
omliggende landen begon de over
heid de spoorwegen te steunen,
maakte ook aan dit plan een voortij
dig einde.
ganisatie heeft 84 onderne-
.illende landen.
rkoopt 200 miljoen paar
an ruim 70.000 mensen.
Schoenfabriek, enkele Rub-
'antoffelfabriek, een Leer-
ifabriek, een Machinefabriek
ijven.
5RIEK zoeken wij een
ende zijn inwerktijd belsü
van een nog nader te bepaJeii
Na zijn inwerkperiode zal hij
:heid van het bedrijfshoofd
ading van de gehele prodnktie
unctie zoeken wij een i
ir niveau, die reeds
unctie heeft bekleed in
loet aan onze eisen, ligt e® i
personeelschef, die ook
r. 04998 - 1531.
Juist een eeuw terug in de Zeeuw
se geschiedenis daverde, piepend en
ratelend, de eerste stoomtrein over
de fonkelnieuwe rails van Roosen-
fdaal naar Goes. Giftig zwarte rook
sloeg neer op de indolente Zeeuwse
landerijen. De Zeeuwen in gehuch
ten, dorpen en steden luttele ja
ren later reikte de lijn reeds tot
Vlissingen zagen de voortijlende
machine, waar de driftige dampen
aan alle kanten uitsloegen als de
heilsbode die het einde van de ar
moede, werkloosheid, kortom de do
delijke economische teruggang, aan
kondigde.
Die droom werd niet bewaarheid.
De aanleg zelf gaf vele handen werk
en bracht veel goud in het laatje.
Daarna was het weer snel afgelopen.
Opgetogen werd in die dagen echter
nog geschreven: over wat na de wer
ken zou komen: (x)
„Als de ruwe aardmannen (de
arbeiders!) verdwenen zijn, dan
het reusachtig stoomgevaart! en
als de gravers afgedankt zijn en
het water bruisend en schui
mend de breede sluizen is bin
nengestroomd, dan van het een
voudige beurtscheepje tot den
volgeladen driemaster toe, die
hier of elders de zegeningen van
eigen land of uit verre rijken
aanbrengen",
I Even leek het er inderdaad op, dat
door „het vergeten Zeeland vast te
hechten aan dien tooverweg, die tot
alle plaatsen in Europa henenbrengt"
een grootste ontwikkeling niet meer
te stuiten zou zijn. De Maatschappij
^Zeeland" werd opgericht, die de
feoorlijn „te water" doortrok naar
ingeland. In Vlissingen werd de Ko
ninklijke Maatschappij „De Schelde"
opgericht. Daarmee was het in grote
Jtekken echter afgelopen.
geland en Duitsland over Zeeuws
gebied. In 1845 geeft hij een brochu
re uit, getiteld:
„Eenige beschouwingen over het
doelmatige tot het daarstellen van
een spoorweg uit de hoofdstad van
Zeeland door de provinciën Noord-
Braband en Limburg".
Dronkers, die dat had aangevraagd,
werd door de Nederlandse staat voor
een dergelijke lijn zelfs concessie
verleend! Toen al, wel bijzonder
voorbarig dus, werd in Middelburg
uitbundig feestgevierd. In een kö-
mediezaal in de Zeeuwse hoofdstad
werd zelfs een voor deze gelegenheid
„expresselijk vervaardigde spoorweg
galop" ten beste gegeven.
Van Engelse zijde was er serieuze
belangstelling voor de spoorweg
communication with Germany, Fran
ce and Belgium by the formation of
a railway" zo werd in die dagen van
Engelse zijde geschreven, met de
prognose dat de 67 schepen per jaar
in de Middelburgse haven in de toe
komst tot 1200 zouden kunnen toe
nemen. (Ook in onze dagen geen on
bekende toekomstbeelden).
Engelse en Franse financiers wilden
het benodigde geld voor het project
op tafel brengen
iiiiDEL«:iicsüii| Tur c o u i a a
#4S 1»
Op 18 augustus 1860 komt dan
tenslotte de spoorwegwet tot stand,
die Zeeland zijn verbinding zou ge
ven. De wet verbood zelfs „alle op
onthoud in de uitvoering dier wer
ken". Acht jaar later reed de eerste
trein over het gedichte Kreekrak
naar Goes. Dronkers had daar alle
maal niets meer mee van doen. Hij
stond buiten spel. Er moet wel wat
in hem omgegaan zijn toen hij het
laatste couplet van het feestlied van
J. Altorffer op de Zeeuwse spoor
weg tijdens een feest in Middelburg
hoorde zingen:
Slechts Jan Salie hoort men
grommen,
Met zijn slaapmuts over 't oor,
En hem mopperen en brommen!
„Foei, wel foei! dat nare spoor."
Doch men hoort
Naar zijn woord
Niet één enkele seconde
Want het davert in het ronde,
Met een overstelpend koor:
„Heil breng' ons kanaal en spoor!"
Die Jan Salie was hij zeker niet ge
weest, integendeel.
(x) „De Zeeuwsche Spoorweg", Zijn
geschiedenis van het eerste ont
werp tot heden, door mr. G. N.
de Stoppelaar, Middelburg J.
Altorffer, 1867.
(xx) „De aannemer Dirk Dronkers
en het drama van de Zeeuws
Limburgse spoorweg", door M.
P. de Bruin. Zeeuws tijdschrift
10e jaargang nummer 4 (1960)
De tentoonstelling „IJzeren wegen
op dammen en langs kreken", die
op donderdag 18 april in het rijks-
'chief te Middelburg wordt geo-
;nd, ter herdenking van die eerste
Jïoortrein, heeft echter toch zijri
aarde omdat er voor de Zeeuwen
jprake is van een merkwaardige pa
'allel tussen de jaren 1868 en 1968.
Ook nu weer zijn er allerwegen wer
ken aan de gang, die van een onge
kende omvang zijn, ook nu heeft
men de mond vol van een nieuw
welvarend Zeeland, maar ook vallen
er weer woorden van bezinning te
horen: stagnatie in de huidige ont-
ikkeling is geenszins denkbeeldig,
lelemaal gerust was men er overi-
jens ook honderd jaar geleden niet
op; dat alles zou gaan zoals men dat
;enste:
„Het is waar, er kunnen beletse
len zich voordoen, die het werk
vertragen. In het mechanisme van
den Staat kan verstoring komen".
De schrijver zegt dan echter ver
der toch zoo zou het toch ver
gezocht zijn om tot het blijde hart
te zeggen „wees stil" en de belang
«peilenden te gebieden om feestlied
en bede achterwege te latent
De totstandkoming van de Zeeuwse
spoorlijn is, hoe kan het eigenlijk
anders, een lange en moeizame zaak
•geweest.
Toen op 1 juli 1868 (xx) het klaar
komen van de Zeeuwse spoorweg tot
Goes luisterrijk werd gevierd, werd
daar een man in het zonnetje gezet.
- Wiens levenswandel men maar be
hoeft, te volgen om tegelijkertijd,
het grootste deel van die geschiede
nis tot in details te leren kennen,
die dag, tijdens een feestelijke
j&ijeenkomst, deelde de minister van
Mgpnenlandse zaken mee, dat de ko
ning heeft benoemd tot ridder der
Orde van „den Nederlandschen
Leeuw", de heer Dirk Dronkers te
^Middelburg.
Dirk Dronkers, in 1801 in Axel gebo
ren, was aanvankelijk opzichter bij
ve Rijkswaterstaat in Zeeuwsch-
Vlaanderen. Hij trouwt met mejuf
frouw- Christina de Clercq, dochter
van een zeer welgestelde grondeige
naar in Sas van Gent. De erfenis
stelt Dronkers later in staat zich als
L,!£Rnem('r in Middelburg te vestigen
Hij voert vooral werken uit aan zee-
j Weringen e.d. Dan rijpt bij hem het
plan om tussen Brabant, Zuid-Beve
land en Walcheren dammen te leg-
BEn' De aanleg van spoorwegen
Oie dagen (ongeveer 1840) gaf in
ronkers' visie deze dammen een
nog veel belangrijker functie, n.l.
een spoorweg als schakel tussen En
JÉ6
(Van een onzer i-edacteuren)
Ais grimmige torpedo's wijzen
de betonnen heipalen naar een
rijtje huizen met puntdaken. Je
zou bijna vrezen dat er straks
iemand verschijnt die de heipalen
„afvuurt" om zodoende de resten
van een oude Zeeuwse stad (in dit
geval: Vlissingen) te vernietigen.
Maar het gaat minder drama
tisch. De nieuwe stedebouw rukt
kalm maar onweerstaanbaar op.
De heipalen worden niet horizon
taal, maar verticaal in gevechts
posities gebracht.
In veel gevallen behoeft men
geen verdriet te hebben over het
vermolmde houtwerk en de ver
kankerde muren die in wolken
stof ten onder gaan. Maar soms
gaat er met al dat puin iets
onvervangbaars verloren. Unieke
straatjes, sfeervolle pleintjes, hui
zen die gebouwd zijn volgens de
genade van het moment... Te za-
men waren zij de kosten van res
tauratie niet waard en daarom
worden zij weggesaneerd. Wij ha-
len er de schouders over op.
Maar men krijgt ze nooit meer
terug. In de moderne wereld is
geen plaats voor het kleine stuk
goed. Alom verdwijnen de buurten
die ons zo charmant voorkomen
als we ze in de gedaante van een
„Carnaby-street" op de televisie
zien, maar die we in onze eigen
steden soms zonder meer voorbij
lopen.
Er groeien nu moderne wijken
rond de oude Zeeuwse dorpsker
nen en binnensteden. Steden als
Vlissingen, Goes, Middelburg en
Terneuzen veranderen hun sil
houet ingrijpend door de bouw
van flats, sommige van meer dan
twintig etages. Waar vroeger de
Zeeuwse dorpen en steden in rag
fijne lijntjes tegen de horizon ston
den afgetekend, zien wij nu meer
en meer de markante kolossen
van de twintigste eeuw heit pa
norama beheersen. Mooi In be
paald opzicht wel.
Zeeland heeft een bouwpro
gramma dat gekarakteriseerd kan
worden met: „Grote stappen
gauw thuis".
Als de prognoses juist zijn, dan
zal Zeeland in het jaar 2.000 zo'n
achthonderdduizend inwoners heb
ben: meer dan het dubbele van nu.
Voor die massa mensen zullen
250.000 woningen nodig zijn. Ergo:
men komt er nog zo'n 160.000 te
kort. Jaar in jaar uit zullen er
dus duizenden woningen moeten
worden gebouwd, met als typische
bijkomstigheid nog dit verschijn
sel, dat Zeeland in de eerste jaren
„in voorraad" moet bouwen.
Eén van de speciale attracties
die Zeeland aan de industrie die
vestigingsplaatsen zoekt, kan bie
den is: de aanwezigheid van vol
doende woonruimte. Men bouwt
daarom, bijvoorbeeld in Middel
burg op de toekomst. Zó hoog ligt
het tempo in de nieuwbouw, dat
de nieuwe woningen volgens een
fabrieksprocédé worden gebouwd.
Een betonfabriek giet de elemen
ten, die in luttele weken tijds een
heel woningblok of een woonge
bouw vormen. Deze soort revolu
tiebouw is nodig om de ontwikke
lingen vóór te blijven.
Ondanks rationalisatie en indu
strialisatie van het bouwproces
blijft de personeelsvoorziening in
de bouw een probleem apart. Als
de groei zich voltrekt zoals men
hoopt, dan zullen er in het jaar
2000 ruim twaalfduizend bouw
vakkers nodig zijn. Dit houdt in:
een toeneming tot 1975 met ruim
3500 bouwvakkers en daarna: een
toeneming met nog eens 7300
bouwvakkers.
(Van een onzer redacteuren)
TERNEUZEN Als die Nieuw-Zeelandse jongen het nou maar bij die
andere opmerkingen had gelaten, maar hij vertelt veel meer dan zelfs
Jozef Luns wil weten. „Oh boys", zegt hij (het is eigenlijk best een aar
dige jongen) „Als Nieuw Zeelander voel je veel beter aan dat die gele
bastaards gevaarlijk zijn". Die gele bastaards. Hij bedoelt Vietnamezen
en Chinezen. Hij vindt dat ze Westmoreland z'n gang hadden moeten
laten gaan en hem alle vernietigingswapens hadden moeten sturen, waar
hij om vroeg. „Dan had ie het in twee jaar geklaard, you know".
Nee, wij knowden het niet zo
goed. Hij wel. Hij zegt: „Jullie
zijn geen vechters. Jullie, Neder
landers, halen direct' de politie
erbij- Wij slaan er meteen zelf
op in". Hij vindt Johnson een big
cowboy. „I like him".
Hone Tutuhanga ofwel John
Hanlen, een kwart Maori, een
beetje Noors en een beetje Schots
en helemaal een Nieuwzeelandse
sportleraar van 25, die van ae
Rotary een jaar lang in Neder
land aardig moet komen doen
(en dat lukt hem goed, want
John is echt wel aardig), wordt
langzamerhand goed kwaad. Hij
snapt er geen bliksem van. Am
sterdam vindt hij leuk, maar
veel te langharig en Nederlan
ders vriendelijk, maar een beetje
gek, want ze hebben wat tegen
„Vietnam". Hij niet. Hij is vrij
willig naar Vietnam gegaan en
heeft er 42 („in elk geval 42")
„gele bastaards" omvergescho-
ten. „Maar schrijf daar nou niet
te veel over, ik heb er hier al
zoveel over moeten horen".
O, dat dus toch wel.
Hij snapt het met. Communis
ten zijn toch communisten en die
moet je toch kapotschieten? Wat
willen die Nederlanders toch? In
elk geval: Hij heeft drie maan
den in Vietnam gevochten, en vrij
willig. „En nog meer met de A-
merikanen dan met de Vietna
mezen", vertelt-ie er (alweer la
chend) bij. „In de café's zochten
we de Amerikaanse boys op en
dan hadden we zo bonje. Nou ja,
niet zo erg". Na drie maanden
werd hij gewond. Het werd een
maand ziekenhuis en afkeuring.
„Jammer", zegt hij, „ik zou best
terugwillen. Ik heb er maar één
keer rot gevonden om iemand te
moeten neerschieten. Dat was
een meisje van een jaar of veer
tien. Door m'n kijker zag ik 'r
zitten, in een boom. Ze had een
geweer bij zich. Ze had net op
me geschoten, de kogel vloog
langs m'n oren. Ik schoot 'r de
boom uit".
Eh?
„De boom uit. Ik was tanx-
eommandant. We moesten de
jungle in, maar voordat je er
met je tank ingaat, ga je eerst
op verkenning. En toen was er
dat meisje. Dat was wel rot." In
het land van John Hanlen ken
nen ze geen rassenprobleem, zegt
hij en hij vertelt over de „wel
fare state", Nieuw-Zeeland, dat
voor twee en 'n half miljoen men
sen achtmaal zoveel ruimte heeft
als Nederland. „En toch valt het
me op, dat het hier niet zo vol
is als ik had gedacht. Alleen in
de Randstad. In Friesland bij
voorbeeld en hier in Zeeuwsch-
Vlaanderen" (want we voeren ons
gesprek in Terneuzen, waar hij
de laatste weken van zijn jaartje
Nederland doorbrengt„is het
net zoiets als bij ons. Wel veel
kouder, maar gezelliger".
„Een welfare state, ja, want
we hebben nog betere sociale
voorzieningen dan Nederland. En
ik als vrijgezel maar betalen
voor de kinderen van een ander-
Want je moet bedenken dat jul
lie veel meer verdienen dau wij.
Ik ben sportleraar, hè, maar met
dat salaris kan ik er absoluut niet
komen, 's Morgens en na school
tijd speel ik daarom maar voor
buschauffeur en 's avonds werk
ik nog een paar uur als barkkee
per. Niet lang, want tot vorig
jaar gingen alle pubs bij ons om
zes uur dicht".
„Sinds kort mogen ze tot tien
uur open zijn. En nachtclubs vind
je hooguit een paar in de grote
steden. Bij ons in Whakatane hoef
je ze niet te zoeken. Toch geloof
ik dat er een stuk van de Nieuw
zeelandse „way of life" verloren
gaat nu de pubs langer open mo
gen. Wij moesten wel met elkaar
feestmaken op house-parties en
met barbecues en zo op het
strand. Dat zal nu wel over zijn,
denk ik. Wat we drinken? Bier.
Liters. We zijn na België het bes
te bierland ter wereld. Onze stu
dentenclub heette „Drink meer
bier om de Belgen te verslaan".
Kun je nagaan".
John spreekt Nederlands. Met
een zwaar accent, maar hij spreekt
't. Hij heeft het in dit jaar over
al geleerd. Op fabrieken in de
Randstad, op boerderijen in de
Noordoostpolder en in Friesland
en gewoon bij de mensen thuis.
„Die Nederlanders zijn toch wel
geweldig aardig", zegt hij- „Ze
kijken de eerste keer wel de kat
uit de boom, maar dan halen ze
je ook direct in huis. Fransen en
Duitsers ontvangen je ook _wel
vriendelijk, maar in een^ café of
in een stationsrestauratie."
„Voor een krant in Nieuw Zee
land heb ik" (hij begint te lachen)
„een heel boeiend artikel geschre
ven: over de verjaardagskalender
op de w.c.-deur. Typisch Neder
lands. Jullie leven echt wel an
ders dan wij. Een beetje forme-
telkens. En veel gehaaster. „Jan,
je mist je trein", roepen ze hier
je achterna. Bij ons is het: nou
ja dan de volgende maar. Mis
schien dat ze in de grote steden
in Nieuw Zeeland ook gehaaster
zijn. Ik ben een jongen van een
kleine stad. In Zeeuwsch-Vlaan-
deren valt het mij op, dat de
mensen iets van dat Nieuwzee
landse flegmatisme hebben".
„Ons land is arm. Alle luxe Is
duur en je kunt er moeilijk aan
komen. Een volkswagen kost hier
5000 en bij ons 8000 gulden en je
moet er twee jaar op wachten.
Als je een fles whisky wilt heb
ben, moet je ook twaalf flessen
pils nemen. Wat eten betreft:
wij hebben meer vlees- Nieuw
Zeeland is een agrarisch land.
Vlees is bij ons goedkoop. Maar
in de meeste dingen zijn wij ar
mer. Dit jaar krijgen we pas au
tomatisch telefoonverkeer. Echt,
het gaat bij ons nog met een
slinger en telefoonjuffrouw en
„mag ik van u En de wegen.
Die zijn hier veel beter. Ik had
hier eigenlijk wel meer industrie
verwacht". „Tja, industrieën. Die
hebben we hard nodig. We heb
ben wat papierfabricage. We zoe
ken ook naar nieuwe markten
voor ons vlees. Japan bijvoor
beeld. Daar eten ze alleen vis en
rijst, maar via de reclame pro
beren we ze aan het vlees eten
te krijgen. Toch is er bij ons ge
noeg werk, ook voor immigran
ten. Kinderen vinden het bij ons
geweldig. Je kunt er ademen, he,
je hebt de ruimte. Maar de mees
te oudere Europeanen, nee, die
missen in Nieuw Zeeland erg
veel.
De Nieuw Zeelander is niet erg
religieus- Dat die pubs zo vroeg
dicht gaan, heeft niets met gods
dienst te maken. Eerder met sport
Je kunt zeggen dat bij ons de
sport de religie is: rowing, ra
cing, rugby". Een beetje opper
vlakkig misschien? „In elk ge
val heei anders dan de Ameri
kanen. Wij zijn niet zo „hard boi
led". Sommigen vinden ons En-
gelser dan de Engelsen".
Die binding met Engeland, is
vooral bij de ouderen sterk. Weet
|e dat het een staande uitdruk
king bij ons is om als je naar
Engeland gaat te zeggen: I go
home te England. Engeland be
schouwt men bij ons nog altijd
als het moederland. Voor mij is
dat natuurlijk gewoon niet waar.
Ik heb Noors en Schots bloed en
ik ben een kwart Maori".
„Toen ik geboren werd kreeg
ik binnen mijn stam een Maori-
naam: „Lange baby" noemde ze
mij, „Hone". Ja, dat is in Wha
katane. Dat ligt op het noorde
lijke van de twee eilanden waar
uit Nieuw Zeeland bestaat. Het
is het centrum van de Maori-
cultuur. Onze stad telt maar
achteneenhalfduizend inwoners,
maar we hebben een geweldig
klimaat en we wonen aan de
oceaan. Bossen, meren, rivieren,
strand. Ja geweldig. Het is ook
een gemoedelijke bevolking. Ik
geloof dat er veel verloren zou
gaan als we een toeristenstad
werden- Het zit er wel in natuur
lijk, maar ik hoop niet dat het
gebeurt".
Ier ook, met dat handjes geven
En Vietnam? „Nee, daar moet
je maar niet te veel over schrij
ven", zegt hij een beetje kramp
achtig. Want zijn Vietnamideeën
vallen nogal uit de toon. Dat is
hem in dat jaar Nederland toch
wel duidelijk geworden. Al werd
hij juist als pro-Amerikaan doof
de Rotary op goodwill-reis ge
stuurd. Een aardige jongen.