We werken voot
de mens, niet
voor de handel
Computer en boek
bijten elkaar niet
Lekker!
vla-flip
PAUL MEYS:
Ontwikkelingshulp nieuwe stijl
„Dat was het
voor ons niet
SORTEREN
JUIST „LADEN"
FEITELIJK
Binnen 15 tellen klaar:
DAGBLAD DE STEM VAN VRIJDAG 22 MAART 1968
19
JAMES CLAVELL: TAI-PAN (Uit
geverij Scheltens en Giltay, Amster
dam). De plaats van handeling in
deze breed opgezette roman is het
China na de eerste opiumoorlog,
toen het Hongkong aan de Engel
sen moest afstaan. Dirk Struan, de
tai-pan (het Chinese woord voor op
perste leider) van de Grote Com
pagnie, ziet grote mogelijkheden in
het nog kale eiland Hongkong. Hij
wordt in zijn plannen gedwarsboomd
door zijn voornaamste opponent en
concurrent Tyler Brock, die geen en
kel middel ongebruikt laat om het
hem moeilijk te maken. De zakelij
ke wedijver tussen deze twee man
nen leidt onvermijdelijk tot geweld
daden. Deze roman van Clavell is
een goede herschepping van het le
ven in een bewogen periode van Chi
na een tijd van zeerovers, plun
deraars, zendelingen en niets ontzien
de zakenlui. Het verhaal is boorde
vol spannende gebeurtenissen, op
roer, gevecht en ruzies. Clavell ont
hult een, door historisch materiaal
gestaafd, beeld van de verbijsteren
de machinaties en internationale in
triges waaraan het land en de be
volk waren blootgesteld. Tai-pan is
meer dan een avonturenroman, het
is in hoge mate actueel omdat ik
een goed beeld geeft van de ontwik
keling en ontstaan van een wereld
stad in een werelddeel waar de span
ning nu meer dan ooit voelbaar is.
Voor 80.00'
gulden
opgeslagen
(Van een onzer verslaggevers)
Op nauwelijks vijfhonderd meter afstand van Kerkraads
naar adem snakkende domaniale mijn, houdt 48-jarige
Paul Meys zich bezig met ontwikkelingshulp. Niet ten be
hoeve van de bijna dode kolenmijn, maar voor de mensen
in Azië, Zuid en Midden-Amerika en in de toekomst ook
nog in Afrika.
Vroeger was Paul Meys vertegenwoordiger in tabakswaar en hield hij
zich bezig met gemeentepolitiek binnen de mogelijkheden an de Kerk-
raadse KVP. Nu is hij bezoldigd direkteur van de stichting S.O.S. (Steun
Ontwikkelingsstreken) en - sinds kort - een van de uit de KVP getreden
radikalen in de Provinciale Staten van Limburg. Dat kan makkelijk samen
gaan. Het direkteurschap van S.O.S. draagt hij sinds januari vorig jaar,
toen de stichting voor een bewust andere radikale, zou je lakoniek
kunnen zeggen aanpak van de ontwikkelingshulp koos. Vooralsnog
uniek in West-Europa.
Het binnenkort te verschijnen jaar
verslag over 1967 noemt„di.e nieuwe
aanpak ,het inslaan van een nieuwe
koers'. Kan Paul Meys deze nieuwe
koers even uit de doeken doen?
,Nou,ik zal het proberen. Kijk,
ontwikkelingshulp kent ontstellend
veel aspecten en daardoor zijn er
ook een heleboel verschillende visies
op ontwikkelingshulp. Iedere orga
nisatie die aan die hulp wat wil
doen pikt er 'n bepaalde visie uit.
Wij hebben eens één keer ergens
voedsel naar toe gestuurd. Daarna
nooit meer. Dat was het voor ons
niet, we hebben ons daar verder al
tijd van gedistancieerd.
Wij hebben nu voor een ander
karakter gekozen. We zyn begonnen
om initiatieven van ontwikkelings
landen zelf te helpen en zo mogelijk
te financieren. We hebben die visie
overgenomen van een jezuïet die
eens op bezoek kwam.
Die man was in de missie van
China. Weet u wat die zei? Ik geef
die Chinezen geen geld, zei die, ik
geen hen een kistje met materiaal.
Ik geef ze wol en laat hen een truitje
maken en dat truitje koop ik dan
van hen en zo komen die Chinezen
aan hun geld. We vonden dat die
Dater eigenlijk wel gelijk had en toen
hebben we gezegd: Als een missie
ons om steun komt vragen, vragen
we of het niet mogelijk is in die
missie iets te creëren.'
Wat zeiden de missies daarvan
,Nou, veel ontwikkelingswerk is
zonder meer onrendabel. Neem maar
scholen, medische verzorging, aller
lei met de hygiëne te maken heb
bende zaken, agrarische projecten
in eerste instantie. Nu hebben veel
missies tegen ons gezegd: Goed, dan
passen wij in het hele kader van de
ontwikkelingshulp bijvoorbeeld een
atelier voor houtsnijwerk in dat ren
dabel kan zijn. Dus een werkver
schaffing aan de bevolking, dat is
voor ons gevoel de, béste hulp die
.le kunt geven. Wij hebben die mis
siesgezegd: Als jullie nou zo'n atelier
opzetten, dan zullen wij bemiddelen
bij de verkoop van de produkten
hier in Europa. Dan importeren wij
jullie goederen en dan gaan wij pro
beren voor die goederen hier een
markt te scheppen. Toen zijn We
hier gaan praten, waarbij al vlug
bleek dat er aan een verkoop
organisatie in Europa grote behoefte
bestond.'"
Vindt Paul Meys dat niet erg naar
commercie rieken
,Nee, helemaal niet. Wij gaan wat
deze handwerkprodukten betreft heel
anders te werk dan de bekende op
kopers. In feite maken wij een keuze
die commercieel volkomen onjuist
zou zijn. Als wij een keuze maken,
zijn de hoofdoverwegingen: wie pro
duceert het. Waar hebben ze het
hard nodig. Is het artikel arbeids
intensief. Zijn de grondstoffenkosten
hoog? Die laatste twee overwegin
gen zijn erg belangrijk. Hoe arbeids
intensiever het produkt, hoe beter
wij aan ontwikkelingshulp kunnen
doen. Zijn de grondstofkosten hoog,
dan is het aandeel van de arbeid
in de kostprijs gering en dan is het
voor ons weer minder interessant,
begrijpt u. Dus commercieel redene
ren wij eigenlijk volkomen onjuist.
Een opkoper zou zich dood lachen.'
Hoe vond hij een markt in Neder
land
,We zijn begonnen als verzendhuis,
begin vorig jaar. Om het uit te pro
beren. We schreven onze duizenden
begunstigers, overal in het land, een
briefje, een folder, waarin we schre
ven: ,We hebben u altijd zomaar geld
gevraagd, nu kunnen wij er iets te
genover stellen'. En dat was ook zo.
We hadden nu de mogelijkheid iets
tegenover de bedelbrief te stellen.
We konden nu de mensen iets voor
hun geld teruggeven. Heel veel men
sen hebben op die brief gereageerd
door een of ander produkt te bestel
len. D'r is behoorlijk veel geld uit
gekomen. Weet u, zo van die mensen
die schreven: ,Hier hebt u vijfen
twintig gulden, stuur me een beeldje
van vijf gulden negentig'. Een ander
aspect, dat we ons toen plotseling
realiseerden, was het propagandis
tische van de hele zaak. Geen propa
ganda voor SOS, dat hoeft niet, maar
een bepaalde relatie die ontstond tus
sen de mensen hier en de mensen
daar, de Nederlandse kopers en de
makers van de produkten in Azië en
Amerika. Zo'n beeldje zet jê bijvoor
beeld in de kamer en, je kunt je dat
voorstellen, iedere keer als er fami
lie op bezoek komt, wordt natuurlijk
weer gezegd: O ja, dat beeldje
komt uit Haïti. Zoiets kweekt een
band.
Hij zegt dat SOS in het afgelopen
jaar sociale handelscontacten heeft
gelegd met ateliers in Hong-Kong,
Bolivia, Macao, Philippijnen, Mexico
Haïti, Venezuela, Indonesië, Brazilië,
Chili, Guatemala, Peru en Tanzania.
Chinees werk is niet zo interessant
als handwerk, daar is al veel massa-
fabricage". De prettigste relaties
heeft hij met Philippijnen, Mexico en
Haïti. De produkten van het Paas
eiland zijn vreselijk duur. Hij laat
een Paaseiland-masker zien: Kost al
meer dan honderd gulden inkoop. Hij
zegt: ,Ja, we hebben wel geleerd dat
je moet onderhandelen met sommige
ateliers. De prijzen die zij opgeven,
zijn vraagprijzen. Met wat praten
wordt dat vaak wel weer de helft
van het gevraagde bedrag'.
In het magazijn staat het hand
werk op de rekken. Beeldjes uit Haï
ti, kleedjes uit Bolivia, vlechtwerk
uit Mexico. Meys: „Hier In dit maga
zijn ligt voor zo'n tachtigduizend gul
den aan inkoop bjj mekaar. Dat is
niet eens veel, maar we kunnen het
niet uitbreiden, voorlopig. Om finan
ciële redenen: als we wat bestellen,
moeten we meteen vooruit betalen.
En dan duurt het twee tot drie maan
den voor de spullen in huis hebben.
We zijn doende om een miljoen bij
elkaar te scharrelen. Dan kunnen we
grotere orders plaatsen en kan de
verkoop soepeler verlopen. Weet u
dat we nu nog bezig zijn met bepaal
de bestellingen uit juli van mensen
uit Nederland?'
Merkt Paul Meys dat zijn werk
zin heeft als ontwikkelingswerk
„Wat wij geven is een druppel op
een gloeiende plaat. De rest van die
plaat moeten we aan anderen overla
ten, aan de regering bijvoorbeeld
Maar het heeft wel zin wat wij doen.
Wij beperken ons tot een wijze van
ontwikkelingshulp die een bepaalde
continuïteit beoogt. We willen bij
voorbeeld een bepaald dorp ergens
op de wereld zijn bestaansmogelijk
heid verzekeren. Wij vinden het hel
pen zelf erg belangrijk, maar kijk,
nog belangrijker is het dat er een
voorbeeld wordt gesteld voor een he
le streek. We zijn, om een voorbeeld
te noemen, gestart met een land-
bouwprodukt in een vrij onvrucht
bare streek van India. Daarmee be
wezen we dat er iets te doen was en
het resultaat is nu dat daar iedereen
bezig is met een project dat een mil
joenenplan is geworden. Door een
grote order te plaatsen, die dus tevo
ren al betaalt wordt door ons, heb
ben we op Haïti een werkplaats ge
financierd. Bovendien schakelen wij
door onze rechtstreekse contacten
opkopers en expediteuren uit, terwijl
wij toch het produkt niet voor veel
lagere prijzen op de markt brengen.
Dat betekent geen winst voor ons,
maar een velvoud van het bedrag dat
hij eerst kreeg, voor de producent in
die ontwikkelingslanden. Het leuke
is nu dat je daar een soort selfsup
porting krijgt, ze hoeven geen aan
spraak te maken op buitenlands ka
pitaal'.
Ziet Paul Meys geen gevaren aan
het systeem
Jawel, die zijn er geslist en daar-
,-om móeten wé' erg pltoiftiati'g'te wërk
gaan. We hebben een geleide ven
koop. We moeten ervo'ör waken dat
de zaak niet wordt overtrokken, dat
de investeringen in die ateliers ver
antwoord gebeuren. Dat in die ont
wikkelingslanden het geld ook ge
bruikt wordt om bijvoorbeeld land
bouwprojecten aan te pakken. Dat
agrariërs niet de hele dag in het ate
lier gaan zitten, maar hun land blij
ven onderhouden. Want je weet bet
nooit: in een bepaald produkt kan al
tijd plotseling de klad komen. We
moeten die mensen daarover voor
lichten. En ook over de wijze van
verzending en verpakking. In het
begin kregen we grote kratten vol
houtwol met drie of vier beeldjes
erin. De verzendkosten van dat zaak
je waren hoger dan de waarde van
het spul. Kijk, dat weten die mensen
niet, dat moet hen geleerd worden.
We moeten er ook voor waken dat
sociale organisaties elkaar gaan be
concurreren. Nu is SOS nog het eni
ge verkooppunt, maar je weet nooit.
Concurrentie is dan niet denkbeeldig,
vooral als er handel bij te pas komt,
Zo'n concurrentie gaat dan altijd ten
slotte ten koste van de producent om
wie alles is begonnen. Dat mag na
tuurlijk niet. In Bolivia hebben we
zoiets meegemaakt. Daar beconcur
reerden twee ateliers elkaar. En SOS
heeft, om daar een eind aan te ma
ken, gekozen voor een van beide, de
hulpbehoevendste van de twee".
Hij vertelt nog dat een bepaalt fa
miliebedrijf ergens in een der ont
wikkelingslanden een elektrische
zaag heeft kunnen aanschaffen, door
dat SOS een bestelling plaatste en
tevoren betaalde. Is dat ook geen ge
vaar? Het dalen van de handwerk
produkten in waarde.
,Ja, dat gevaar is er. Maar dat vind
ik niet zo belangrijk. Die familie kan
met dezelfde zaag nou ook kasten
maken. Wat eerst huisvlijt was,
wordt dan een ihdustrietje. In het
kader van de ontwikkelingshulp is
dat belangrijker dan de kunstwaarde.
We werken voor die ménsen. Niet
voor de handel'.
„Wij maken een heel andere keuze...."
NEW YORK (AP) Ondanks alle concurrentie van nieuwe media
is de uitgeverij van boeken al meer dan tien jaar een van de
snelst groeiende industrieën in de Verenigde Staten. In die periode
is het aantal boeken dat elk jaar wordt uitgegeven verdrievoudigd
van ongeveer 10.000 titels naar 30.000. De verkoopwaarde is gestegen
van 750 miljoen dollar naar meer dan twee miljard per jaar.
De uitgevers zeggen goede rede
nen te hebben om te beweren, dat
de tegenstelling „Boek versus com
puter" fout is. Deze twee kunnen el
kaar aanvullen, omdat zij verschil
lende functies hebhen. Ook moeten
zij aan verschillende eisen voldoen.
De kostenfactor beslist welk medium
in aanmerking komt. Het komt al
lemaal er op neer wat gevraagd
wordt en wat iemand kan betalen.
Boeken zijn het meest geschikt
voor grote brokken informatie aan
betrekkelijk grote aantallen mensen
over een periode van jaren. Voor
vele mensen is het boek een goed
kope en compacte bron van gege
vens.
Computers zijn het best in het sor
teren van betrekkelijk gelimiteerde
hoeveelheden informatie uit een gro
te massa gegevens en in het snel le
veren van het resultaat. De uitge
vers, van wie er velen zakelijke be
langen hebben bij verschillende tech
nologische media, zien het elektro
nische systeem aldus: Computers
zijn er voor de snelheid. Zij geven
een besparing van uren, dagen en
weken zoeken naar research-mate-
riaal uit enorme hoeveelheden. Zij
doen het in seconden. Zij leveren
feitelijke gegevens op een paar vel
letjes of een paar meter papier, of
zij projeteren codetekens op een buis.
Maar de elektronische machines heb
ben ook hun beperkingen.
^en zwaar beladen machine le
vert meer dan nodig is, of zoals een
uitgever zei: „Computers hebben
geen verstand, zij spuwen alles uit",
m.a.w. het menselijke oordeel is no
dig bij het laden en ontladen van
het computergeheugen en vandaag
de dag is dit nog een moeilijke fac
tor. Verder kunnen computers geen
grote hoeveelheden copieën maken.
Als er honderden of duizenden exem
plaren nodig zijn, is het beter om het
origineel van de computer te nemen
te laten zetten en er boeken van
te drukken. De computertechniek
kan gebruikt worden om de zetma
chines te laten werken. Technisch
is het uitvoerbaa? om de gehele
tekst van een dik boek met een com
puter te zetten, maar economisch is
dit niet.
toneelstukken, reis- en avontuurboe
ken enz. Het drukken van deze boe
ken is goedkoper dan de inhoud
elektronisch op te slaan en er weer
uit te halen.
Daarom zal het boek, wat er ook
gaat gebeuren, voortbestaan. In ons
tijdperk is de computer een waar
devol werktuig voor het onderzoek in
wetenschap, technologie, bedrijven,
onderwijs en andere feitelijke gebie
den. Maar niet voor het drukken
van een gedicht, liéd, roman, to
neelstuk of van grappen.
(ADVERTENTIE)
Globaal gesproken zijn de „alge
mene" boeken geen voedsel voor de
machine, zoals romans, biografieën,
essays, commentaren, kookboeken,
yoghurt
limonade
siroop
AUGUSTINUS BEA: DE HISTORI
CITEIT VAN DE SYNOPTISCHE
EVANGELIëN. (Nelissen, Bilthoven)
Kardinaal Bea, voor zijn benoeming
tot leider van het secretatiraat voor
de eenheid professor aan het pause
lijk bijbelinstituut te Rome, heeft tij
dens het concilie voor zijn collega
bisschoppen een korte inleiding ge
schreven over het vraagstuk van de
historiciteit der evangelieverhalen
van Mattheus, Marcus en Lucas. Hij
behandelt daarin op vrij populaire
wijze de problemen van de z.g,
„formgeschichtliche methode". Zijn
korte studie wordt aangevuld met de
tekst van de dogmatische constitu
tie over de goddelijke openbaring en
van de instructie van de pauselijke
bijbelcommissie over de historische
waarheid van de evangeliën.
JEROEN BROUWERS: JORIS
OCKELOEN EN HET WACHTEN
(Uitg. Manteau, Brussel/Den Haag),
Deze eerste roman van een in Brus
sel wonende jonge Nederlander is
een boek dat men in één adem wil
uitlezen zodra men eraan Is begon
nen. -Het is het verhaal van een jong
echtgenoot, die wacht op de beval
ling van zijn vrouw en daarna...,
wacht op haar begrafenis, een paar
dagen later. Hij houdt er een ldnd
aan over, dat echter amper een
plaats krijgt in zijn gedachten eri
in het boek want „voor hem
hoefde -Ijet niet meer", sinds Laura,
zijn vrouw, bezeten van de wil ia
verwachting te raken, de meest, dwa»
ze trucages niet schuwde, maar hier
mee tevens zijn liefde voor haar
doofde. De knap geschreven eerste
hoofdstukken vooral de wijze
waarop de schrijver de aanstaande
vader plaatst in de steriele zieken
huisgangen wachtend-op de uitslag
van de bevalling vormen het
sterkste deel van het boek. In bet
verdere verloop wordt het verhaal
iets minder krachtig en overtuigend,
hier en daar ook iets te gewild in
zijn symboliek. Jeroen Brouwers is
n.a.v. zijn debuut, een verhalenbun
del, vergeleken met allerlei auteurs.
Na lezing van dit boek lijkt een ver
gelijking ietwat in de verte met
Harry Mulisch op zijn plaats, een
vergelijking die overigens toch ook
weer op diverse pl.aatsen mank gaat,
omdat Brouwers meestal toch zich
zelf blijft: een man die gewoon fijn
schrijft.
KRITISCH AKKOORD 1967 (Uitg.
Manteau, Brussel-Den Haag). Een
lezenswaardige bundeling van re
censies uit Noord- en Zuidneder
landse dag-, week- of maandbladen
over de romans „Nooit meer slapen"
van Willem Frederik Hermans en
„Een faum met kille horentjes" van
Hugo Raes. Verder een aantal in
1966 gepubliceerde essays uit lite
raire tijdschriften, samengesteld door
Willem Brandt, Bernhard Kemp, Al
fred Kossmann en Jan Schepens,
Laatstgenoemde essays maken het
intéressantste deel van deze bundel
uit. Met name is de bijdrage van
J. Veenstra „Uit Merlyns tover-
hoed" instructief en tekenend in ver
band met de totale inhoud. De me
ningsverschillen, de stokpaardjes,
wetenschappelijke maar vooral „poli
tieke" achtergronden bepalen de li
teraire kritieken in periodieken, dag
en weekbladen dikwijls maar al te
zeer. Men schrijft dikwijls „kritiek"
terwille van zichzelf, de clan of on
der bepaalde pressies en niet voor de
lezers. Men kan zelfs de keuze van
de kritieken rond beide romans wel
wat eenzijdig noemen. De windt waait
uit een bepaalde niet onbevoor
oordeelde hoek, ondanks de ver-
schillen in beoordelingen. Daarom
zijn de bijdragen van Hillenius,
Van Ruysbeek, Schulte Nordholt e.a,
„an sich" ons het liefst in deze
overigens interessante bundel.
RICHARD AUSTIN SMITH: „ON
DERNEMINGEN IN DE NESTEN"
(Uitgave J. H. de Bussy, Amster
dam.) Wie het Amerikaanse zaken
blad Fortune leest, treft daarin re
gelmatig reportages aan over grote
ondernemers en dito ondernemingen,
In vele gevallen zijn het artikelen
over successen, een enkele maal
over mislukkingen en crises. Acht
van het laatste soort verhalen heeft
Richard Austin Smith, redacteur van
Fortune, nu gebundeld in een boekje
getiteld „Ondernemingen in de nes
ten". De betrokken bedrijven zijn al
le Amerikaans. U.S. Steel, Boeing
General Dynamics. Olin Mathiesonj
om een paar te noemen. Degene
die een beetje thuis is in het Ameri
kaanse zakenpatroon, kan aan deze
vlot geschreven en vertaalde pocket
een paar prettige uurtjes beleven,
zonder zich te behoeven vermoeien.
Erg diep graaf de schrijver niet!
juist voldoende om de lezer iets te
leren van de achtergronden van een
aantal grote Amerikaanse concerns en
de .personen, die deze leiden.