Feestvieren
in de sfeer van Breughel
Geneeskunst met
sprongen vooruit
its
oriumhuSp
Gastvrijheid
achter grimmige
muren
Kelders
»erg
ZONDE
PIJN
„SNUFJE"
DAGBLAD DE STEM
Op de Doornenburg kan het sprookje werkelijkheid worden.
Romantischer trouwfeest dan in een echt middeleeuws kasteel
kan een bruidspaar zich moeilijk wensen, maar hoe kom je
aan een kasteel, zelfs maar voor de duur van één dag?
Bijgaand artikel biedt de sleutel, die al voor de droom van
menig bruidje de deur naar de werkelijkheid geopend heeft.
Een middeleeuws slot aan de bron van de Linge, gelegen
in het oeroude tweestromenland, waar de Rijn zijn wateren
in twee richtingen verder stuurt. Wie feest wil vieren, kan
het afhuren: een kelder, of desnoods alle zalen, wier aantal
boer Derksen, die het kasteel beheert, nog nooit geteld heeft
KLINIEK -
ILEPSIEKLINIEK
voor het klinisch-
aboratorium een
met enige ervaring.
houdswerkzaamhe-
het schoonhouden
oriumglaswerk.
met inlichtingen
ig te richten aan de
n De Klokkenberg,
(Van een onzer verslaggevers)
DOORNENBURG. Het heeft de hele dag geregend en
de avond valt snel. We zijn opgehouden, want we hebben de
verkeerde weg genomen. Langs de rechter Rijnoever. Een ver
laten land, waar je over hobbelige klinkers geduldig de lus
sen van de rivier moet volgen, totdat je plotseling aan zijn
oever staat. Een poosje wachten, tot er een sleep voorbijge
varen is en dan zwaait de gierpont langzaam op ons af. Hier
word je nog door niets anders dan de kracht van de stroom
naar de overkant gedragen, dank zij een ingenieuze, al
eeuwenoude vinding, die deze lengtekracht zijwaarts ver
plaatst.
„Ge mot toch de pet veur die mense van vroeger afzette", zegt slot
voogd J. A. Derksen (68), wanneer hij met ons het kasteel rondwandelt.
Via het Overhetuwse Huissen weer een redelik moderne verkeersweg heb
ben we tenslotte nog in de schemering Doornenburg bereikt. Het blijkt
een niet eens zo klein kerkdorp te zijn, met rijen nieuwbouw en een mo
derne katholieke kerk.
De ANWB liet ons niet in de steek, de borden, die de richting kasteel
Doornenburg wijzen, staan overvloedig. Langs een vervallen eik, volgens
de heer Derksen de oudste boom van Nederland („Ik heb de hele oprijlaan
nog gekend") kom je bij de burcht aan.
Eigenlijk twee burchten. Hoog bo-
ven het vlakke land torent de mas
sieve voorburcht met drie daken en
vier spitsen, waarvan de langste in
de wolken lijkt te prikken. Een smal
brugje op palen, zo rank als de po
ten van een windhond, die het helm
teken van de vroegere heren van
„Dorineburg" vormt, verbindt het
hoofdgebouw met de grote ommuur
de voorburcht. Hoog rijzen ook hier
de muren uit de gracht op. Twee
varkens lopen knorrend onze aan
komst *e verraden. Verder ligt alles
stil in de verlatenheid van regen en
schemering. Wanneer het feest is,
staat heel het slot in de gloed van
schijnwerpers, wat een mooi gezicht
moet zijn. Toch kan dat moeilijk in
drukwekkender wezen dan de aan
blik van de grimmige muren, het
stoere poortgebouw in de troostloze
regen. We hebben weinig moeite om
ons de gevoelens in te denken van
een middeleeuwse reiziger, die ach
ter de grimmigheid warmte en gast
vrijheid verwacht. Dan stappen we zelf
de middeleeuwen binnen. Als de
klopper gevallen is en het meisje de
heer Derksen voor ons haalt, heb
ben we tijd om rond te kijken.
Een middeleeuws toernooiveld, al
beperkt zich het steekspel nu tot de
grilligheid van watdoornige rozen.
Rondom steengebouwen, in de be
schutting van de dikke muur met
resten van een weergang en enkele
torentjes. Al direct na het betre
den van de buitenpoort hadden we
in een hoek de Gelderse boerderij
gezien, die terecht weggedoken ligt
achter de weermuur, want zelfs zo'n
oude boerderij lijkt hier een anachro
nisme. Langs vrijwel een hele leng
tezijde van het voorplein staat het
gebouw, waarin de heer Derksen en
zijn gezin wonen en er de toeristen
laven, die in de afgelopen zomer
de Doornenburg bekeken hebben.
Aan de overkant alleen een verbre
ding in de muur, waarboven de trap
geveltoren, waar men eens de pacht-
tienden inde, en een verlaten eiber
nest.
In de hoek moet, blijkens de fun
damenten („er is een kelder gevon
den, maar weer dichtgemaakt"), een
paar dichtgemetselde ramen en res
ten van een schouw, een gebouw
gestaan hebben, maar niemand heeft
er ooit meer van gezien. Beter be
waard is in de ander j hoek en aan
sluitend bij het dienstgebouw, de
kleine kapel, waar menig slotfeest
zijn begin heeft.
De Doornenburcht is namelijk niet
zonder meer een historisch monu
ment, hoe indrukwekkend en hoe zui
ver het ook de sfeer van de middel
eeuwen staat te weerspiegelen. De
sichting tot behoud van dit kasteel,
dtie de moed heeft opgebracht om
het tweemaal achtereen van de
grond af te herbouwen, probeert be
wust en niet zonder succes, de burcht
ook een functie in onze tijd te ge
ven.
Wanneer we verzadigd zijn van de
historische schoonheid, die het verla
ten voorplein ons in het schimmige
avondlicht bood, neemt de heer Derk
sen ons mee naar binnen. Eerst in
de kapel. In het portaaltje floept het
elektrisch licht aan en toont twee
bordjes met de prozaïsche opschrif-
Hoog rijst de Doornenburg op uit het vlakke Betuwse
land. Eens een onneembare vesting voor vijandige rid
ders, nu een gastvrij oord voor wie er een feestje wil
bouwen.
ten „Heren" en „Dames". Bij een
trouwpartij wordt daar een fluwelen
gordijn voor geschoven, demonstreert
de heer Derksen. Dan kan de stoet
waardig de eigenlijke kapel betre
den. Een uiterst sobere ruimte met
een massief houten altaar, waarop
twee bronzen kandelaars. ,,De paro
chie hier had voor de meubilering
gezorgd. Deze kandelaars zijn alles,
wat er van over is. Vier jaar na de
oorlog heb ik ze toevallig in een
sloot teruggevonden". Aan de muur
een antiek drukwerkje achter glas:
Bidt voor de ziel van Maria Clara
von Delwich", de laatste bewoon
ster van het slot, die in 1847, zesen
tachtig jaar en ruim drie maanden
oud, de ogen sloot. Daarna heeft het
kasteel negentig jaar lang staan te
vervallen.,,Die bidiprent heb ik bij
een familielid van me gevonden, is
dat niet toevallig?" zegt de heer
Derksen.
Zijn overgrootvader heeft al op de
Doornenburg geboerd, net als hij
nu, al wordt hij steeds meer restau
rateur. Tenr-inst 175 jaar hebben
er Derksens gewoond in het lange
huis, dat heel vroeger een soort ka-
In de ridderzaal tronen geen adellijke bewoners meer.
Meneer Jansen en juffrouw Pietersen kunnen er (als ze
maar betalen) hun bruiloftsmaal laten aanrichten.
zerne moet zijn geweest. Het had
toen ook nog een verdieping. ,,Als
mijn vader protestants was geweest,
zou ik het nu ook zijn", zegt de
heer Derksen. „Ik ben toevallig ka
tholiek geboren, maar weet u, wat
ik zo mooi vind? In deze kapel kun
je voor beide kerken trouwen. Lest
stonden hier nog een dominee en een
pastoor geliek veur 't altaar. Jam
mer, dat ze met die dingen zo laat
komme".
Uit het hele land zijn hier trouw
partijen. Na de dienst in de kapel
wordt er dan feestgevierd in een
van de zalen van de hoofdburcht.
De heer Derksen laat ze ons zien. Hij
torst een enorme sleutel mee over
de smalle brug die de beide burchten
verbindt en die aan het einde opge
haald kan worden. Na wat moeizaam
gemanipuleer zwaait de zwaar be
slagen eikehouten deur open en
staan we in de hal van het eigenlij
ke kasteel. Een hal als een huis,
met een schouw, waar een open vuur
in kan branden. Met wapenstenen
en vensternissen, die de dikte van de
muren duidelijk maken. Weet u wel,
waarom ze zulke dikke muren bouw
den? In de tweede wereldoorlog
heeft het granaatvuur er nauwelijks
vat op gehad en voor een middel
eeuwse kanonskogel hadden ze zo dik
niet gehoeven. Maar de heer Derk
sen onthult: „D'r waren toen geen
steigers, ze moesten staande op de
muur omhoog metselen. Zo hebben
ze de zware moerbalken ook mee
omhoog gemetseld. Een zo'n balk
weegt een ton, moet u weten".
Hier kun je ook zien, waar het
woord „vensterbank" vandaan komt.
Ter weerszijden heeft zo'n vensternis
twee echte banken, met handbreed
dikke zitplanken, om het koude met
selwerk niet te voelen. De heer Derk
sen wijst ons op de ouderwetse be
werking van het eikehout: met de
hand gedisseld. De dissel, een soort
bijltje, is een oudere uitvinding dan
de schaaf.
Recht voor ons uit ligt de ridder
zaal. Sober gemeubileerd met hou
ten stoelen, die je werkelijk tot
zitten dwingen. Het zestiende-eeuw-
se stucplafond is ten onder gegaan,
toen de Duitsers in maart 1945, vlak
voor de bevrijding, het hele gebouw
waarvan de eerste restauratie pas
in 1941 voltooid was, in de lucht lie
ten vliegen. Een foto toont nog wat
het voorstelde: Gijsbracht van Aem-
stel, die volgens de overlevering
naar de Doornenburg zou zijn ge
vlucht na de moord op Flores de
Vijfde.
Een zware deur in een van de
wanden lijkt nergens naar toe te voe
ren. Wel zien we nog een verschuif
bare eiken balk, dlie een deur in de
vroegere buitenmuur moest vergren
delen. De hoofdburcht is namelijk
in twee delen gebouwd. Licht sleu
ven in de binnenmuur tonen nog aan,
dat hij eenmaal buitenmuur geweest
is. Die nissen blijken dan toch langs
een steile, in de muur uitgespaarde,
trap te lopen, waarlangs de bedien
den spijzen en dranken uit de bene
denvertrekken snel naar de ridder
zaal konden brengen. De trap loopt
nog verder omhoog naar de zalen op
de verdieping. Daarboven liggen
zolders en een wenteltrap voert ten
slotte naar het hoogste puntje van
de uitkijktoren.
Beneden de kelders. Prachtige
ruimten voor studentenfeesten. Het
Nijmeegse studentendispuut De Vij
zel heeft al in 1961, toen men nog
midden in de tweede restauratie
van de Doornenburg verkeerde, het
slot deze nieuwe bestemming gege
ven. Nu zijn er soms wel twee tot
drie feesten in de week. De familie
Derksen komt menige zondagmor
gen niet voor een uur of zes op bed.
„Van de week had ik hier nog een
gezelschap van 120 Hongaren. Alle
maal mensen die na de eerste we
reldoorlog als kinderen in Holland
verpleegd waren".
Een van de kelderruimten, waar
de herontdekte put staat, die nog
even helder en evenveel water geeft
als tijdens de middeleeuwse belege
ringen, is nu als moderne restau
rantkeuken ingericht. Maar met meer
trots toont de heer Derksen ons de
oude bakkersoven, een ruime in de
muur zonder schoorsteen of afsluit-
deur. „Die werd met houtskool ver
warmd en als de broden er in gin
gen, stopten ze de opening dicht
met stenen en klei".
Ernaast een bijzonderheid, die een
maal ook tot de verbeelding van
bezoekers uit. heel andere tijden zal
spreken. Een verzakking in de muur
is opengelaten. „Als bewijs voor wie
het later niet meer zou willen gelo
ven, dat de Duitsers het kasteel twee
dagen voor de bevrijding in de lucht
hebben toten vliegen".
Inderdaad: in de Doornenburg le
ven de middeleeuwen niet zonder
meer voort. Ze zijn er tot twee
maal toe opnieuw tot leven geko
men. De leek ziet nauwelijks wat er
van de gebouwen en muren oorspron
kelijk en wat er reconstructie is. Hij
ondergaat slechts de sfeer van dit
naar men zegt mooiste kasteel
van Nederland. Een sfeer, die zich
wonderwel leent voor feest en vro
lijkheid. En och, voor wie zich ook
maar een schilderij van de middel
eeuwer Breughel herinnert, is dat
nauwelijks een verrassing. De Door»
nenburg zelf is dat wel. Veertien ki
lometer voorbij Arnhem markeert
hij een stuk n iddeleeuwen. Dichtbij
de autoweg, maar ook dichtbii het
Loose Veer. Die gierpont is een pri
ma voorproeve.
Als de penicilline eerder was
uitgevonden, had mijn vader aan
zijn longontsteking niet behoeven
te sterven.
Als de „immunisatie tegen po
lio" eerder toegepast had kunnen
worden, zou ik nu geen verlamd
kind hebben.
Jammer, dat de longtuberculo-
se vroeger niet behandeld kon
worden met het operatief verwij
deren van een longkwabwie
weet zou mijn moeder dan nu nog
geleefd hebben.
Deze en meer dergelijke opmerkin
gen worden vaak gemaakt en het lijkt
dan wel, alsof in die opmerkingen
een verwijt doorklinkt aan de weten-
schip (meer speciaal aan de medische
wetenschap, de „geneeskunst") die
te kort geschoten zou zijn in het bijtijds
scheppen van mogelijkheden tot het
geneze van allerlei ziekten.
Is zo'n verwijt gegrond?
Wat is eigenlijk geneeskunst?
We kunnen het begrip geneeskunst
als volgt omschrijven: Op het mo
ment, dat de mens niet langer de ge
nezing van ziekten uitsluitend over
laat aan de „genezende kracht van
de natuur", maar zelf pogingen gaat
aanwenden en naar middelen gaat zoe
ken om die ziekten te bestrijden, op
dat moment is de geneeskunst gebo
ren.
In de loop der eeuwen werd die ge
neeskunst op de meesx uiteenlopende
wijzen beoefend. ïn de oudste tijden
nam men aan, dat de ziekten ver
oorzaakt werden door ,,boze geesten",
die in de mens gevaren waren en
men trachtte de ziekten te bestrijden
floor uitdrijven (uitbannen, bezweren)
Ia ie k°z.e geesten: men deed dat
door het uitspreken v-an toverformu
les en door het uitvoeren van be
paalde handelingen (o.a. handopleg-
£5? v' *s bussen haakjes) géén
compliment voor de moderne mens,
«at dergelijke „genezingsmethoden"
uitgevoerd door kwakzalvers, ook nu
oog bestaan en opgeld doen.
J» latere tijden beschouwde men de
otie als oorzaak van de ziekte en
trachtte genezing te verkrijgen
wï get3e(t tot de goden (de genees-
dnrl wS dan °°k vaak priester) en
(urr-Q/i straffen van de zondige zieke
vino folteringen, uit de samenle-
g stoten zoals b.v. bij melaatsheid).
WwJ veel *ater gfog men waarde
van 5n aan natuurlijke oorzaken
dp a ziekten en men constateer-
zp' ee.n onregelmatige levenswij-
vsn wlsselinSen» verontreiniging
dpn vü? u ?n water enz. een rol speel-
pintr t °ntstaan van ziekten. Men
dip ,n van "kwade sappen",
zoudwr» "l lichaam van de eke
ze m °Phopen en men trachtte de-
pppr te, verwij deren door pur-
lating braakmiddelen en ^oor ader-
nepsknSWe.ldiBe sprong deed de ge-
anatJÜ! n de 15e eeuw) de
deed ontleedkunde) zijn intrede
Werd' .Yi?° '?en ool! de microscoop
door YÜ6V? fn' was men in staat
lijken) ^onderzoek (na sectie op
ken vrü ziekte-oorzaak te zoe-
ro ziekt.11 const,ateerde dat niet iede-
ke!p een a£wÜlung is van het ge-
vaeVeen Si w"" dat de afw«king
in een nï ^lokaliseerde plaats (leeft
denrte teܣaa orgaan. De voortschrij-
de oreenl ii maakte 't mogelijk om
gezeteld J?' binnen in het lichaam
deren er, ,In' staeds dichter te bena-
iunctie to op ^un gesteltenis en hun
a^ie te waarderen.
neming0!..?1 aan,de stethescoop (waar-
kar en So ''geluiden", speciaal van
8ek aan He®?' a?n °°S" en oorspie-
in de dieriLoronc:hoscoop (onderzoek
do evstnYoo ademhalingswegen), aan
blaas)de P 'inwendige \an de
alwiikineen i!,0JC00p 'eonstateren van
di' verbanH de endeldarmi enz. In
wwden ij?0®? zeker een Plaa£s
logie do oi w?1 v°or de röntgeno-
hartónderz0èk^r°"carJiiografie (E-C-G'"
!!j'G-hersenonderznok,enC^oat°Snafi®
'E.E.G-Xf™ de encefalog'rafie
kanden Tsen°nderzoek) Niet alleen
deze wjj.p afzonderlijke organen op
aak voor de ,worden „bekeken",
°e directe aanval on het be-
treffende orgaan (operatie) was het
pad geëffend. Een boekdeel is te schrij
ven over de vooruitgang in de opera
tieve sector van de geneeskunst.
Oude prenten laten ons zien, hoe
vroeger een beenamputatie verricht
werd zonder enige vorm van pijnver-
doving en nu vindt iedereen het
vanzelfsprekend, dat bij de geringste
operatieve ingreep de pijn volledig
wordt uitgeschakeld. Wat een vooruit
gang in de chirurgische hulpmiddelen
in de vorm van steeds doeltreffen
der instrumentarium, tot zelfs kunst
long en kunsthart!
Denken we eens aan de bloedtrans
fusies en de daarmee samenhangende
studie van de bloedgroepen. Natuur
kunde en scheikunde gaan hand in
hand bij het onderzoek van de „li-
chaams-sappen" (bloed, urine, hersen-
vocht, maagsap, gal enz.), waardoor
de vaststelling van de ziekte-oorzaak
(diagnose) steeds dichter kan worden
benaderd. In sneltrein-vaart ging de
geneeskunst vooruit na de ontdekking
van de levende micro-organismen
(ziektekiemen). De strijd tegen de in
fectieziekten ontbrandt in alle hevig
heid (antisepsis) en door de asepsis
(het kiemvrij maken van instrumen
ten enz.) woeden de gevaren van ope
raties tot een minimum beperkt. De
grondslag was gelegd voor de immuni
teit (het onvatbaar maken voor talrij
ke infectie-ziekten).
In dit verband mag de ontdekking
van de penicilline, die de ziektekiemen
in het bloed doodt zonder noemens
waardige schade toe te brengen aan
het lichaam, als een hoogtepunt ge
noemd worden.
Als we dan tenslotte de woorden: vi
taminen, hormonen, resus laten vallen
dan zijn dat even zoveel gebieden, die
de „grote mannen" van de genees
kunst met prijzenswaardig elan trach
ten te ontginnen.
Als laatste „snufje" noem ik nog de
recente pubbkaties over een onderzoek
van een aangeboren stofwisselings
ziekte, waarbij een te hoog phenyl-
ketongehalte van het bloed tot ern
stige beschadiging van de hersenen
(met als gevolg zwakzinnigheid) kan
leiden. Er wordt gewerkt, hard ge
werkt, maar het blijft mensenwerk
en niet altijd zijn de resultater even
redig aan de geleverde prestaties.
Denken we maar aan het kanker-
vraagstuk, dat ondanks hardnekkige
pogingen nog steeds niet is opge
lost, en aan de reumatische aandoe
ningen, die nog veel duistere aspec
ten blijven vertonen. Al met al mag
toch wel geconstateerd worden, dat
vooral in de tegenwoordige eeuw door
talloze geniale onderzoekers en uit
vinders met een bewonderenswaardi
ge voortvarendheid, een onuitputtelijk
verruft en een volledige persoonlijke
inzet gewerkt is aan de uitbouw van
de medische wetenschap tot een peil.
waartegen we niet anders dan met
de grootste bewondering kunnen op
zien.
Huisarts.
(Zij die iets meer willen weten over
„de geschiedenis van de geneeskunst",
kunnen dit vinden in een boekje van
Jean Starobinski, uitgegeven bij Schel-
tema en Holkema N.V te Amsterdam)