Vsieam
BESTE AMERIKAANSE ORKESTEN VERLIEZEN LEIDERS
Klokken
(be)kijken
BENITO GALDOS IN GESPREK MET GOD
MIAU
Drie Nederlandse films
mensen en muzen
GEVAAR VOOR
NEDERLANDS
MUZIEKLEVEN
HERENHUIS
REISTIPS
C. Adriaansen
niets zit en ziet
zo prettig als 'n
bril van
C. C. Oornick
MEISJE
voor halve dagen
Per autocar naar:
DUITSLAND
ZWITSERLAND
OOSTENRIJK.
FRANKRIJK
ITALIË
GRATIS PROGRAMMA BIJ
VAN DER BIESEN
Hoofdstraat 6»,
-7434 en 3460
Poelsstraat 3,
telefoon, 04440-15961
MAASTRICHT, NieUwatraat 24,
telefoon, 04400-13£46
AMSTERDAM, Westefmarkt I,
telefoon, 020-232929
REIS- EN PASSAGEBUREAU
KER^RADE, Hot
telefoon, 04445-2*
HEERLEN, Dr. P
Van de*
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 6 JANUARI 1968
Boek nu
uw wintersportreis
Tal van
mogelijkheden
Vraag prospectus
LISSONE-LINDEMAN
Nwe. Ginnekenstraat 43
el. 24421* - Breda
Bernstein
Leinsdorf
met magazijn of bedrijfs
ruimte gelegen op prima
stand te Rijen. Huis 500 m3.
Bedrijfsr. 160 m3. Bouwj.
1954.
Te bevragen bij
Pastoor Oomenstr. 30
Rijen, Tel. 01692 - 2512
.iaiiaiHiiuiBiiiHiiaiiaiiBiiBiwi
/"Ynlangs hoorde ik het Bos-
ton Symphony Orchestra in de
Carnegie Hall in New York
onder leiding /an Erich Leinsdorf,
die zijn prachtige orkest onder meer
voorging in een waarlijk sublieme
uitvoering van Schumanns Tweede
symfonie en een zeer goede uit
voering van de Svmfonie nr. 79 van
Haydn. Na afloop sprak ik even
met Leinsdorf, lie er zeer ver
moeid uitzag en niet direct een op
gewekte indruk maakte. Een paar
dagen later werd mij in een aantal
gesprekken duidelijk wat als belang
rijkste nieuws van het muziekleven
openbaar werd: Leinsdorf treedt af
als dirigent van het Boston Sym
phony Orchestra. De reden: volgens
Leinsdorf het feit, dat zijn bestuur
weigert om zijn werkzaamheden te
verminderen, volgens „de wandel
gangen" dat er ook nog wrijving zou
zijn tussen dirigent en orkestleden.
I etasdorf nam in 1962 het or-
kest van Boston over van Char
les Munch, die natuurlijk een aan
tal voortreffelijke dingen met het
orkest Op het podium had gebracht,
laar die bepaald niet als vast di
rigent de strenge dagelijkse disci
pline uitoefende, zo noodzakelijk voor
het gemiddelde speelpeil van een
orkest.
Er waren vele juichkreten over het
regime-Leinsdorf en het niveau van
het orkest was, zoals ik kon horen,
volledig in overeenstemming met de
ze juichkreten. Er klonk een ui
terst gedisciplineerd, warm en glas-
zuiver orkestapparaat, geleid door
een dirigent, die ik in vroeger ja
ren in Nederland niet zo ontspan
nen en geïnspireerd had horen mu
siceren. De New York Times meldt
dat er geruchten zijn, dat Leins
dorf zijn zeer strakke discipline in
het begin van dit seizoen plotseling
inruilde voor een „happy family" -
houding en de musici bij hun voor
naam ging noemen. Hoe het ook
zij, Leinsdorf en 'jn voorzitter, Hen
ry B. Cabot (de Cabots behoren tot
de zeer vooraanstaande families van
Boston) hebben thans in het open
baar onenigheid. „Het is zeker niet
waar dat zijn programma overladen
is", zegt de heer Cabot. Hij acht
ook de mogelijkheid om een ande
re dirigent te vinden niet uitgesloten.
I loe is thans de situatie van de
orkesten en hun dirigenten in
de Verenigde Staten? Leonard Bern
stein gaat het New York Philhar
monic Orchestra verlaten als vast
dirigent aan het einde van het sei
zoen 1968-1969. Hij zal dan benoemd
worden tot eredirigent voor de rest
van zijn leven en nog vele concer
ten van de Newyorkers blijven diri
geren.
Maar dat lost het probleem van de
vaste dirigent niet op. Ge org Szell
zal van het volgend seizoen af be
noemd worden tot artistiek adviseur
van het New York Philharmonic Or
chestra, maar het wordt vrijwel uit
gesloten geacht, dat hijzelf Cleveland
zal willen verlaten. Men weet noo'it,
maar Szell heeft van Cleveland een
dergelijk prachtig orkest gemaakt,
dat men het inderdaad hoogst twij
felachtig moet achten, dat hij van
orkest zal ruilen. Onder het advi
seurschap van Szell zal men in New
York tijd genoeg hebben om een
opvolger van Bernstein te zoeken.
Cpeculaties te overOzawa,
Maazel, Abbado, Mehta, Boulez,
Haitink, Davis, Giulini. Speculaties
zegt mij het New York Philharmo
nic Orchestra. Speculaties: niemand
van de gastdirigentm van het komen
de seizoen, drie stuks Ozawa, Maa
zel en een nog niet bekende derde
behoeft de opvolger van Bern
stein te worden.
Gaat Bernstein naar Boston, zoals
de New York Times speculeert?
Hoogst twijfelachtig, want Bernstein
vertrekt als vast dirigent om meer
tijd te krijgen voor te componeren
en zeker niet om ergens anders
weer verplichtingen van een „musi
cal director" te krijgen.
Overigens en dit niet alleen als
een terzijde de vaste dirigent van
het orkest in New York heeft een
aantal representatieve verplichtingen
die niet gering zijn en Bernstein
heeft deze verplichtingen gehono
reerd met een zwier en een allure,
die ongekend waren. Bernstein ook
heeft zijn orkest voor de televisie
gebracht met een serie unieke uit
zendingen voor de jeugd en als tele
visiepresentator kent hij zijn gelijke
niet, zoals ook de kijkers in Neder
land kunnen weten. Men is zich in
New York goed bewust van het feit
dat de opvolger van Bernstein niet
eenvoudig te vinden is.
Tn Chicago gaat Jean Martinon
het orkest aan het einde van
dit seizoen verlaten en ook daar zit
men met het probleem van rijn op
volging.
Dan zijn er nog de aanhoudende ge
ruchten, dat ook Ormandy zal ver
trekken, al heeft hij het Philadelphia
Orchestra juist laten overgaan van
Columbia naar R.C.A. Victor voor
het maken van grammofoonplaten.
Men kan moeilijk bevroeden wat
waar is van de geruchten over Or
mandy. Hij is al heel wat jaren di
rigent in Philadelphia. Hij is zeer
zeker beperkt als dirigent in zijn
repertoire en als uitvoerend kunste
naar in zijn opvattingen, maar het
lijkt mij dat in Philadelphia op dit
moment de problemen minder groot
zijn dan in Boston, New York en
Chicago.
De situatie van de orkestmusici in
de Verenigde Staten is aanzienlijk be
ter geworden dan enige jaren gele
den. De orkestmusici van de New
York Philharmonic hebben een ba
sissalaris van 250 dollar per week
(minimumsalaris) waarbij dan de in
komsten van grammofoonplaten en
televisieuitzendingen komen. Dat
maakt het minimumsalaris in New
York 15.000 dollar per jaar en dat
is een zeer behoorlijk inkomen.
Toch zijn er ook van de zijde van
de orkestmusici problemen in Ame
rika, want onlangs is bet orkest van
San Francisco in staking gegaan en
een aantal voorstellingen van de
opera daar is ai afgelast. Daar is
dan Josef Krips de dupe van als de
staking doorgaat en hij het symfo
nisch seizoen gaat openen (het orkest
van de opera in San Francisco
is hetzelfde orkest als het symfonie
orkest van San Francisco). En na
tuurlijk zal het publiek de dupe rijn,
waarbij ik niet kan treden in het
gelijk van de musici, omdat op dit
moment mij de mogelijkheid ont
breekt op zeer korte termijn inlich
tingen te krijgen over de dieper»
achtergronden van hun staking.
J~Ve enige Amerikaanse dirigenten
die in de „sweepstake" mee
doen zijn Lorin Maazel en Thomas
Schippers. Maazel heeft in Neder
land gedirigeerd, maar heeft daar
weinig indruk gemaakt met zijn mu
zikale overtuigingen. Schippers diri
geerde jaren geleden ook in Neder
land en maakte op geheel andere
gronden hij is veel rustiger en
minder exuberant ook geen over
weldigende indruk. Men vraagt zich
hier af hoe de carrière van Schip
pers, die alle grote Amerikaanse or
kesten dirigeerde, zal verlopen, zo
als men zich afvraagt waar Maazel
zijn grote kans als vaste dirigent
zal krijgen.
Liet is in ieder geval duidelijk,
1 1 dat de grote Europese orkesten
en dus ook de Nederlandse in de ko
mende tijd hun dirigenten bewa
ken willen zij niiet voor dezelfde pro
blemen komen te staan als waar
voor thans de Amerikaanse staan of
komen te staan.
In dit licht mag ik nog een opmer
king van Leinsdorf aanhalen in een
interview met de New York Times:
„Eén van de laatste druppels die
de emmer deed overlopen was de
mededeling bij het opmaken van
mijn schema voor het seizoen 1969-
1970, dat de tijd voor gastdirecties
voor mij teruggebracht was van 4
tot 3 weken".
Mijn vraag is: welke dirigent van
formaat krijgt men als vaste leider
voor een orkest met zo weinig tijd
om elders gastdirecties te vervul
len? Als Leinsdorf stelt: „Dit is
geen functie voor één man", dan
lijkt het mij dat hij in principe vol
komen gelijk heeft.
HANS CITROEN
Vieuwe Ginnekenstraat 11
tel. 35781
Dr. Struyckenstraat 91
tel. 48200
Brabantplein 12
tel. 40696
BREDA
liiiiiaiiiiaiiiiiainiMiiinaiiiMiinBiiiMiwi'1
VAKANTIECURSUS
Italiaans
Avontuurstraat 38 Breda
Telefoon 37743
Aanm. voor 20 januari '68
|Voor direct gevraagd!
Muimeiden:
MEVROUW
A.*M. VAN HAAGEN-
WENKER
Jacob Catssingel 95
Breda
Telefoon: 01600-40097
Marinus van der Lubbe in „Waarde kameraad".
Er zijn weer drie korte Nederlandse films gereedgekomen, die met
subsidie van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk konden worden gemaakt. Peter Venema en Ruud de Heus
kwamen met hun films tot verdienstelijke resultaten, maar voor de grote
teleurstelling zorgde Rein Bloem, nota bene docent aan de filmacademie,
met een negentien minuten durende ambitieuze kleurenfilm „Oog en oor"
genaamd, gebaseerd op een verhaal van F. Scott Fitzgerald, die zich waar
schijnlijk in zijn graf zou hebben omgedraaid als men hem het werkje
hadden kunnen laten zien.
"°<>g en oor", zo zegt Rein Bloem zelf, zijn tweelingen, net als Bob Dylan.
Soms speel ik met het idee van film als het treffen tussen de tweelingen
beeld en geluid, fictie en werkelijkheid, ruimte en tijd of lichaam en ziel. Een
'Pel dat autonoom wordt als het toeval buiten haakjes wordt gebracht en mee
gaat doen", en verder: „Een ritme, dat overal gaande is, waar tijd in ruimte
wordt geweven. Bijvoorbeeld op het verkeersplein Oude Rijn of vlak daarbij
zwembad Den Bommel, waar mij horen en zien verging in een samenspel
raa toevalstreffers".
Tot zover de maker zelf en zijn bedoelingen. Wat is er van al die intenties
"'"gekomen in een film, die werd gemaakt tijdens de internationale clubkam-
P oenschappen, die in Den Hommel werden georganiseerd? Het is een ondul-
'J spelen met een idee geweest, zonder veel ritme en slechts een heel
en i le toevalstreffer. Na de uiterst trage titelbeelden, verschijnt een hele was-
st medewerkers, meteen gevolgd door een bibberend shot uit een helikopter.
n'|CP". tl00®v°l begin en de rest is navenant. Wij kunnen ons best indenken, dat
1 et iedere opname meteen raak is, maar van een docent als Rein Bloem mag
me" 'och wat meer zelfkritiek verwachten dan hij in „Oog en oor" ten toon
spreidt.
brenri Peter Venema het er af in zijn „Drieluik op rails", drie
speel VLS'CS 0I> dC Amsterdamse tram en de passagiers op de spitsuren. Een
fllmdS uie' diep ®P 6e problemen ingaat, maar met wat vlot ge-
R e ^PJes alleen de vervoerssituatie in beeld brengt.
trachtt*16 HeUS' geobsedeerd d°or het proces tegen Marinus van der Lubbe,
Lubb b^na 35 'a'er "daagde kameraad" aan de hand van Van der
no liasboeb' geïllustreerd met journaalfragmenten en foto's de rechtzaak
'7 te construeren en Van der Lubbes drijfveren bloot te leggen. Hoewel
tater* an('ere gevallen wei eens beter en grondiger werd gedaan, toch een
■net PSSant werkje omdat men nit leder beeld de geëngageerdheid van de maker
e kwestie-Van der Lubbe voelt.
Ap de omslag van de Penguin
Pockets staan tegenwoordig illu
straties die een hoofdmoment weer
geven van het verhaal dat men in de
pocket vinden kan. Zo staat op de
Penguin pocket Miau een van de hoofd
personen afgebeeld van die roman,
namelijk Don Ramon Villamil, die
op weg is naar zijn Zelf gekozen
einde. Hij staat daar in al zijn le
lijkheid met rijn uitstaande, doorzich
tige oren, met zijn miserabele baard,
juist zoals- Benito Perez Galdos hem
heeft beschreven- Maar toch be
heerst hij het stadsgezicht, want
Miau is een Madrileense roman, en
toch gaat van deze cesante, deze
wachtgelder, dit slachtoffer van de
steeds wisselende regeringen in het
Spanje van de laatste decenniën
van de negentiende eeuw, een zeke
re fierheid uit, ondanks de onmis
kenbare ellende in het smartelijk ge
zicht. Men heeft Don Ramon Villa
mil vergeleken met neef Pons van
Honoré de Balzac en niet ten on
rechte, want evenals Pons vervolgd
wordt door het lot wordt dat Don
Ramon. Men zou Ramons klein
zoon Luisito Cadalso met een van
de vele vernederden in de romans
van Dostojevski kunnen vergelijken
Hij wordt door Galdos met niet min
der trefzekerheid en met een min
stens even groot inlevingsvermogen
weergegeven. Hij geeft ook aan de
ze roman, die voor het eerst in
1888 verscheen, de titel.
Dij de aanvang wordt hij door zijn
medescholieren bij het uitgaan van
de school in een Madrileense volks
wijk uitgescholden voor Miau en een
van die medescholieren legt hem uit
hoe hij die scheldnaam gekregen
heeft. De grootmoeder van Luisito.
Donja Pura. haar zuster Milagros
en Milgros' dochter Abeiarda lijken
net katten ais ze samen met elkaar
aan het overleggen zijn waar zij nu
weer naar toe zullen gaan, want ze
houden van een uitje, al kan de
kostwinner van het gezin, die im
mers Cesante is, uitjes niet beta
len.
We vestigen de aandacht op de ro
man Miau, omdat vertalingen van
deze Spaanse auteur op het ogenblik
zeldzaam zijn, omdat er vrijwel niets
van hem, bij ons weten, in het Ne
derlands werd vertaald en omdat hij
inderdaad naast Honoré de Balzac
en Dostojevski tot de allergrootste
romanschrijvers van de negentiende
eeuw moet worden gerekend, de
grootste romanschrijver van Spanje
naar veler mening. Bovendien werd
deze pocket van de Penguin Books
Ltd. Harmondsworth, vertaald door
de schrijver van A history of wes
tern literature J. M. Cohen, die al
vertalingen van Cervantes don Qui-
chot, van Rousseau's Confessions,
van Rabelais' Gargantua et Panta-
gruel en van Teresia van Avila's
autobiografie op zijn naam heeft
staan. De vertaling wordt voorafge
gaan door een korte excellente inlei
ding van Cohen en ook hij laat uit
komen welk een bijzonder werk Miau
is en welk een voorname plaats
het niet alleen in de Spaanse ro
manliteratuur, maai- in de roman
literatuur van de hele wereld in
neemt.
Galdos heeft op Honoré de Balzac
voor dat hij minder romantisch is,
zakelijk bovendien niet minder goed
geïnformeerd. Hij heeft op Dostojevs
ki voor, dat hij in zijn beschrijvin
gen van bet afwijkende, van het psy
chopathische niet zo direct gebon
den is aan zichzelf.
JTij was vrijgezel en niettemin een
van de beste beschrijvers van het
gezinsleven, die de wereld ooit ge
kend heeft. Dat kan men nagaan in
zijn grootste Madrileense roman For-
tunta y Jacinta en ook in Miau.
Men heeft zich wel eens afgevraagd
hoe deze vrijgezel aan de vertrouwd
heid met het familieleven kwam. Hij
moet meerdere minnaressen hebben
gehad en door die minnaressen kwam
hij ook in kennis met hun familie
en het gezinsleven. Hij kreeg daar
toe dus meer gelegenheid dan een
monogaam gehuwd man.
In Miau ziet men het gezin van
B. P. Galdos
Don Ramon Villamil, van de drie
vrouwen die er vooral op uit zijn
zo vaak mogelijk naar het theater
te gaan waar ze dan in el Paraiso,
het paradijs of de engelenbak zitten.
Victor Cadalso verschijnt er en
maakt er de zuster van Luisa, zijn
gestorven vrouw, het hof. Het is een
louche figuur deze vader van Lui
sito en Galdo toont hem ons onver
biddelijk in zijn ware gedaante.
Galdos is het steeds om de juist
heid te doen. Hij is zelden of nooit
sentimenteel tenzij het om een be
paald soort minnaressen gaat, maar
hij is, zoals Federico Carlos Sainz
de Robles heeft opgemerkt, geen pes
simist. Men zou hem erger dan
dat met Sainz de Robles een
ontgoochelde kunnen noemen, maar
hij is niet zo ontgoocheld dat hij de
schittering van de menselijke ge
voelens óndanks alles, ons niet tonen
kans.
Hij doet dat in het epileptische
jongetje Luisito die visioenen krijgt
en dan gesprekken met God voert.
Zijn grootvader Don Ramon ver
schijnt telkens weer op het ministerie
van financiën om een baantje te krij
gen. Hij vernedert zich daarbij bo
ven mate en hij wordt daar ver
nederd. ook door eigen schuld zoals
Galdos waarheidsgetrouw zien laat.
In een van zijn sublieme, door en
door kinderlijke gesprekken, vraagt
Luisito nu aan God, om de arme,
oude wachtgelder weer aan een baan
te helpen. God antwoordt: „Je groot
vader zal op deze aarde geen geluk
innen". „Waar dan?", vraagt Lui
sito. „Je lijkt wel gek", zegt God.
„Hier, aan mijn zij. Denk je dat ik
niet over de macht beschik hein
hier naar me toe te trekken?"
rjod draagt Luisito op dit aan
zijn grootvader te zeggen en dit
brengt Don Ramon Villamil er toe
van dit leven afscheid te nemen. In
de laatste hoofdstukken wordt dit af
scheid beschreven. Don Ramon zwerft
die laatste dag door Madrid en hij
ziet hoe lief hij Madrid heeft, hij
ontdekt de stad opnieuw. Hij heeft
te weinig gelet op die stad, maar
nu ziet hij haar in al haar schoon
heid. „Ik ben de gelukkigste der
mensen", bekent hij zichzelf. Men
zwerft met hem mee door de stad
die Galdos zelf zo lief heeft gehad
en die hier dan ook prachtig wordt
opgeroepen. Het einde is kort, niet
langer dan nodig is om: „Jazeker
jate zeggen, de laatste woor
den van de gelukkigste der mensen.
Het omvangrijke werk van Benito Pe
rez Galdos is nogal verschillend van
waarde evenals het werk van Bal
zac en Dostojevski. Miau behoort tot
het allerbeste wat Galdos schreef.
Joi Pauhuüsen.
In het Nederlands Goud-, Zilver- en
Klokkenmuseum aan de Lange
Nieuwstraat te Utrecht wordt tot
en met 11 februari een expositie ge
houden van „Twee eeuwen uurwer
ken". De tentoonstelling omvat 67
klokken, die gemaakt zijn tussen 1657
en 1857. Dat uurwerkmakers kunst
zinnige ambachtslieden waren, is te
zien aan de bijzonder fraaie en rijke
afwerking van de staande klokken,
die vroeger „horloges" werden ge
noemd. Er zijn exemplaren van bijna
drie meter hoogte.
Komt men het museum binnen dan
is het rond het hele of halve uur
een getingel, gebel en geratel dat
het een lieve lust is om ernaar te
luisteren. Veel van de twee tot drie
eeuwen oude klokken werken nog
vrij nauwkeurig. De expositie om
vat voornamelijk uurwerken uit par
ticulier bezit. Uit het feit dat er
vooral in de Nederlanden gemaakte
klokken staan en hangen, mag men
rustig afleiden dat er in ons land in
en na de gouden eeuw wereldberoem
de klokkenmakers werkten. Dat
Christiaan Huygens de werking van
de slinger voor uurwerken wist toe
te passen, zal daar niet vreemd aan
zijn. In tegenstelling met wat velen
menen, was hij echter geen klokken
maker maar een theoreticus, die aan
klokkenmakers zijn ideeën voorlegde.
Van één klokkenmaker die met
Huygens samenwerkte is nog een
exemplaar op de expositie aanwezig.
Dat is tevens de oudste klok die er
te bezichtigen is. Op een klein plaatje
onder de wijzerplaat staat vermeldt:
Salomon Coster Haghe met privilege
1657. Later pasten andere uurwerk
makers ook de slinger in hun werk
stukken toe, maar zij deden dat zon
der toestemming van Huygens.
De staande en hangende klokken
die er zijn te zien en te horen,
worden onderscheiden in stoel-
tjesklokken, Zaanse klokken, lan
taarn- en kapklokken, schippertjes,
horloges en zogenaamde religieuses.
Voor kenner, liefhebber en leek op
het gebied van uurwerken en antiek,
valt er op deze tentoonstelling
verzekerde waarde driekwart mil
joen gulden veel te genieten.
De uitgebreide catalogus, waar
ieder uurwerk met foto en beschrij
ving in staat vermeld, is een goede
handleiding bij de bezichtiging en een
waardevol naslagwerk.