ISTERS Ann Burton: Nederlands enige echteballad-singer' Onderwijsmogelijkheden zijn miniem LINKS RECHTS UIT DE MAAT de chef lersoneel ministratieve er(sfer) fdeling Ossendrecht NEMER UITENDIENST Stichting voor sscholen te mabiliswerk 18 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 6 JANUARI 1968 432 -S-GRAVENHAGE Igen een personeel is belast het toezicht op het rsoneel. d van de huishoude- in de dagelijkse uit- inerende taak. ;ewenst het diploma 'varing in een soort- jn zelfstandig en lei- te zijn, kunnen wij tring bieden. Salaris en ervaring. an de afdeling Perso- kenhuis, postbus 432, ns huwelijk van enkele 1 februari 1968 t lieten sollicitanten met of bevoegdheid in het c. olgens landelijke richt- ;e woonruimte kan wor- m het secretariaat van onstraat 7, Uden. nodige uitbreiding van i kunnen worden ge- ouwelijke)! ive der personalia te fdeling Personeelszaken. ouders van Ossendrecht voor de betrekking van E is vereist; ir beneden 40 jaar. iaf 25 jaar sr maand vermeerderd ige, eventuele kinder- jwieltoelage, exclusief |1 januari 1968. worden ingewacht tot en dienen te worden lester van Ossendrecht. BREDA Nederland beschikt maar over één ballad singer", een vrouw voor wie gevoel, stem mingen en teksten belangrijker zijn dan zangtechniek. Het is Ann Burton, de kleine, knappe, don kere en wat melancholische zan geres voor wie Billie Holiday het grote voorbeeld is geweest. Even als deze te vroeg overleden blues-zangeres heeft Ann Burton haar zang ondergeschikt gemaakt aan haar gevoelsleven. Resul taat: een tristesse, die alle songs beheerst, want miss Burton heeft het leven leren kennen als een dikwijls triest instituut, waarin voor haar een mislukt huwelijk en uitzichtloze liefdes waren gere serveerd. Degenen, die haar op de televisie hebben gezien, konden constateren dat zij ook een tikkeltje mismoedigd is door het gebrek aan waardering, dat zij in ons land heeft ondervon den. Artone heeft Ann Burton alle eer aangedaan door een langspeel plaat uit te brengen met een aantal door haar op heel eigen wijze ge zongen bekende jazz-songs: „Blue Burton". Zij wordt .bijzonder fijn be geleid, door het trio van pianist Louis van Dijk (Van Dyke op de hoes vanwege de afname in angelsak- slsche landen). Deze hoes heeft een indrukwekkende cover-foto van Ca- rel de Vogel, die mysterieus blauw achtig is getint. Blue Burton, de titel dekt de lading volkomen, want we krijgen haar te horen als de vrouw met de melancholieke, wat monoto ne stem, die raad weet met beken de songs welke dikwijls te vrolijk werden gezongen. Als Burton zingt „The're writing songs of love but not for me", meent ze ook wat ze zingt. Ze leeft zich helemaal in de tekst in en projecteert haar eigen, dikwijls wee moedige stemming in haar songs. Zij eist van de haar begeleidende musici ook, dat deze de teksten van de baliads kennen. Songs als die op de ze Stereo-l.p. (ook mono-afspeel baar) voorkomen zijn dikwijls vir- tuozer en muzikaler door andere jazz-zangeressen gebracht, maar Ann Burton geeft er een extra menselijk accent aan. waardoor zij meer wor den dan aangenaam klinkende lied jes- „Go away little boy", ,,He was too good for me". „The good life", „But not for me". „Sunny" en nog 5on aantal andere songs krijgen een gevoelvolle, sobere interpretatie door een stem, die niet bepaald rijk is aan melodieuze effecten of techni sche mogelijkheden, maar die effect sorteert door diep doorleefde mense lijkheid. „Blue Burton" Is voor ie dere liefhebber van de onopgesmukt gezongen jazz-ballad een aanwinst. Ann begon haar muzikale loopbaan in 1955. In dat jaar zong ze dixie land en D"ris Day-liedjes voor za len vol soldaten en in Luxemburg. Kort daarop liet de bassist Eddie de Haas (O'Hare) haar een plaat van Billie Holiday horen. Ze was op slag verrukt van deze stijl. Hoewel ze aardig verdiende met het zingen van toppers, richtte zij zich op de jazz. Ze maakte een tournee langs leger- en luchtmachtofficierenclubs in West-Europa en besloot pas enke le jaren geleden om alleen nog maar te zingen waar zij van houdt: de Amerikaanse jazz-ballad. Rijk zal ze er niet van worden, maar haar artistiek zelfbehoud weegt zwaarder dan het financiële voordeel. Zij houdt het liever bij haar kléine Haagse bovenhuis, waar vier Siamese poe sen rondscharrelen, dan dat zij ter- wille van meer luxe, toegeeft aan de smaak van het grote publiek. M.M. [_INKS, rechts, uit de maat. leuk gevonden. Bovendien een, wat je kunt noemen, forse kreet, die nog hout lijkt te snijden ook, als men weet dat L. Mullenders hier mee in „Jij en ik onderweg" wil zeggen dat we het oude vertrouw de ritme, waarin we in Nederland en elders politiek hebben be dreven, zijn kwijtgeraakt. „Links" is links niet meer en „rechts" rechts niet. „Links en rechts", aldus Mul lenders, „werden sociale bewegin- Sen, misschien wei het sterkst gistend in de samenleving tussen 1850 en 1925. Rechts was behou dend en accepteerde de bestaan de maatschappij; links was voort varend en had fundamentele maat- schappijkritiek". Dat wès het dan. Maar wat is het nü? „Links, ?echts" is uit de maat geraakt. Het is zegt Mullenders en hij is met de enige een waardeloze onderscheiding. Dit heeft veel weg van onheilsprofetie, ware het niet dat m één adem een scheiding der geesten in twee nieuwe fronten wordt gesignaleerd. „De scheiding vatt niet tussen partijen, tussen mensen die wel of niet maatschap- PJl-kntiek hebben, tussen mensen me wel en niet veranderingen wil- oldus Mullenders. „De scheiding, zegt hij, „valt nu tus- Ho "!ensen die niet geraakt wor- nll-i F het proces van anders- den in onze wereld en de men- die aangeraakt zijn door dat oderlijke besef van mens zijn in -J!il dat we voor het eerst we reldburgers gaan worden". heel wat, gaat de kant iVjan mondiaal verantwoordelijk- ne dsbewustzijn en zo. Of van ;raa(r°m niet?) meer of minder onnstehjk, maar in ieder geval geïnspireerde politiek. Het wordt allemaal heel anders in politiek en samenleving. Hier gaat het naar toe, zegt Mullenders even verder op; „De scheiding is: handhaven, afdekken, behouden en behoeden öf: luisteren, openstaan, ontwer pen en opnieuw zoeken". Maar in gemoede, wat is nu het immense verschil tussen die nieuwe soort mensen, die „luiste ren, openstaan, ontwerpen en op nieuw zoeken" en hen die (zie bo ven) „maatschappij-kritiek heb ben" en „wel veranderingen wil len"? En is, concreet en partij-po litiek bekeken, hij die wil handha ven, afdekken, behouden en behoe den" niet uit precies hetzelfde hout gesneden als degene, die „geen maatschappij kritiek" heeft en „niet veranderingen" wil? Wordt hier, maar heus niet al leen hier, niet wat al te slordig met kreten rondgeslingerd? Mul lenders en hy waarlijk niet al leen handhaaft in feite dezelfde maatschappelijk-politieke scheiding in rechts en links. Wat volmondige instemming in zijn betoog verdient, is de gedach te dat we het ook in de politiek nu al en straks moeten hebben van mensen die, zoals hij zegt „ogen hebben om te zien en oren om te horen", „bewogenen", „aan geraakten", mensen dus met visie. Dit beantwoordt meer aan wat in hetzelfde nummer van „Jij en ik" drs. Mens kort en bondig for muleert: „Links rechts, confessio neel of humanistisch doen hier niet meer ter zake. Hygiëne, des kundige functionaliteit en een waarlijk hoge morele standaard zijn veeleer de vereisten die hier gesteld worden". Het vervelende is, althans mo menteel nog, dat de mensen die aan deze eisen beantwoorden, moei lijk voor politiek te vangen zijn en nog moeilijker in één partij. J.L. Dezer dagen zal het gebeuren! Dan zal er een plaatje op de markt komen van de uit Dongen af komstige „Rhythm and bluesgroup SOFF". Dit en semble bestaat momenteel iets minder dan een jaar. Vier maanden 'geleden werd de bezetting van de groep gewijzigd en thans spelen er in mee zanger Norman David, bassist J. de Wit, gitarist J. Weterings, organist H. v. d. Kerkhof en drummer Albert Aarts. De vijf jongelui hebben zich speciaal toegelegd op het spelen van blues, rhythm-, blues- en soul-muziek. Zij zijn al talloze malen met veel succes in verschil lende plaatsen opgetreden. Op hun eerste plaat staan de nummers „My Place" en „Soff and Soul". Het ligt in de bedoeling al in maart van dit jaar'een tweede plaat van deze Dongense band uit te brengen. DE JEUGD VAN VANDAAG IS VERLIEFD OP DE FILM Een uiting van het feit dat de jeugd zich steeds meer met film gaat bezig houden is in Nederland, dat er steeds meer jonge filmers opstaan die zich aan het maken van een speel film wagen. Frans Weisz, Nicolai van der Heyde, Adriaan Ditvoorst en na tuurlijk Pim de la Paara en Wim Verstappen en nog niet zo lang ge leden ook Eric Terpstra hebben het aangedurfd. Deze foto laat een scène zien uit de film „De Verloedering van de Swieps" van Eric Terpstra. Nederlands film-boy Ramses Shaffy en Wies Andersen spelen er hoofd rollen in. In Amerika is Audrey Hepburn nog altijd een van de meest geliefde filmsterren bij de jeugd. De meisjes die het teenerblad Seventeen Maga zine lezen, lieten weten dat bij hun Audrey nog altijd op de tweede plaats komt. ledereen in Nederland en ook daarbuiten weet het zo langzamerhand wel:-het bio scoopbezoek vermindert elk jaar weer. De enorme opkomst van de televisie wordt daarbij als een van de voornaamste oorzaken genoemd. Toch is er op deze vrij algemeen gelden de regel één uitzondering. Het bioscoopbezoek door de jeugd vermindert niet. Integendeel zelfs. Steeds meer jongeren gaan regel matig naar de film. Dat is niet verwonderlijk. De he dendaagse jeugd is, om welke redenen dan ook, al bij voorbaat min of meer geneigd bepaalde toestan den en situaties, anders te beoordelen dan de oude ren. Daar komt bij dat de film, het enig kunstmedium is dat in deze eeuw werd geboren. De jeugd ziet de film dan ook eigenlijk als de literatuur van deze ge neratie. Het is het medium, waarin zij zichzelf terug vindt. Het is ook het medi um waarin de jeugd zich het meest hartstochtelijk en rechtstreeks kan uiten. Zon der overdrijven kan dan ook gesteld worden dat de jeugd van tegenwoordig min of meer verliefd is op de film. Met name in Amerika, door ve len nog steeds gezien als het Wal halla van alles wat met film te maken heeft, is dat het geval. Maar ook in Nederland, dat op het gebied van film eigenlijk nog niet eens in de kinderschoenen staat is dat hetzelfde. Enige vergelijkende cijfers maken dat al heel snel dui delijk. Een door de Motion Picture Association of America ingesteld onderzoek heeft aangetoond dat ongeveer vijftig procent van alle bioscoopbezoekers in „The States" jonger is dan 25 jaar. Een enquête van het tienerblad „Seventeen Magazine" gaf aan dat van de 12,5 miljoen meisjes tussen de 10 en twintig jaar 41,6 procent min stens eenmaal per week naar de film gaat. In Nederland liggen deze percentages nog hoger. Vol gens gegevens van de Nederlandse Bioscoopbond is 75 procent van de vaderlandse bioscoopbezoekers niet ouder dan dertig jaar. Ook de heer Gerard Kruger, di recteur van het Instituut Film en Jeugd in Amsterdam, laat een soortgelijk geluid horen. „Wij heb ben op ons instituut geen exacte ^gegevens," vertelt hij, „en daarom is, wat ik zeg, gebaseerd op enigs zins vage indrukken. Ik geloof echter wel zonder meer te kunnen stellen dat van alle leeftijdsgroe pen, die de bioscoop bezoeken, de groep tussen 13 en 25 jaar het grootst is. Bovendien is deze groep het meest constant in het bezoek en ook het meest frequent." De heer Kruger gelooft dan ook ■dat de film in deze tijd, vooral voor de rijpere jeugd, absoluut een functie heeft. Hij zegt; „Er is momenteel een heel nieuw film publiek aan het groeien. Wij heb ben te maken met een nieuwe ge neratie, die de film echt ziet als het uitdrukkingsmiddel van deze tijd. Bovendien is er iets anders merkbaar, dat in deze hele affaire bijzonder belangrijk is. Onder de jongeren is duidelijk de tendens te voelen van het niet meer bevoogd willen worden met betrekking tot de film. De jeugd wil niet meer van hogerhand opgelegd krijgen welke films ze goed moeten vin den en welke niet. Ook willen ze niet meer door anderen, en mis schien kun je nog beter zeggen ouderen, laten bepalen naar welke films ze wel en naar welke ze niet kunnen gaan kijken. De jeugd wil zelf uitzoeken welke films zij waardeert en een gevolg van die onttrekking aan de vj§#;ere be voogding is misschien wel een groot enthousiasme dat in Neder land te merken is onder de aan wezige jeugdige filmers en film liefhebbers." De grote belangstelling van de jeugd voor haar „eigen" kunst vorm heeft ertoe geleid dat in Amerika op een steeds toenemend aantal scholen een leergang In filmkunde wordt gegeven. In het schooljaar 1952-1953 werden op de honderd grootste colleges en uni versiteiten van het land In totaal 575 filmcursussen gegeven. In het schooljaar 1964-1965 was het totale aantal filmcursussen op diezelfde scholen toegenomen tot 825. Dat betekent een stijging .van liefst 43 procent. Toch is volgens Arthur Mayer, een van de bekendste Amerikaanse filmkunde-docenten, de ontwik keling van het filmon/derwijs pas op gang gekomen. Men ondervindt veel moeilijkheden. Op de eerste plaats zijn de financiën namelijk niet toereikend en bovendien heeft men te maken met een bijna tra ditionele minachting voor de film kunst door het onderwijzend per soneel. Die afwijzende houding en het snobisme waar men mee te kampen heeft, weerhoudt de Ame rikaanse jeugd er echter niet van steeds meer film-minded te worden. In vergelijking met Amerika, waar men nog de overtuiging heeft slechts in een zeer pril be ginstadium te verkeren ten aan zien van het filmonderwijs, is Nederland helemaal nergens. De opleidings. en studie mogelijkhe den op het gebied van de film zijn uiterst miniem. In Amsterdam heeft prof. J. M. L. Peters een leerstoel in dé filmkunde en ook in Nijmegen wordt er aan de uni versiteit „iets" gedaan. Daarnaast bestaat in Amsterdam de Neder landse Filmacademie en in Breda op St. Joost een afdeling „film". Daarmee heeft men het eigenlijk gehad. Op de middelbare scholen werd tot voor kort helemaal niets gedaan, maar momenteel schijnt daar enige kentering in te komen. Wanneer op 1 augustus van dit jaar de Mammoetwet in werking zal treden zal de mogelijkheid be staan om facultatief het vak „film" te kiezen. Toch zal er in Nederland op dit gebied nooit werkelijk iets bereikt worden wanneer men niet op korte termijn kan afrekenen met een zeer grote moeilijkheid: het tekort aan docenten. Gerard Kruger: „Er is in Nederland zoveel belangstel ling voor film, dat we voor diege ne, die filmer of Iets dergelijk» wil worden een goede opleidings mogelijkheid zullen moeten schep pen. We kennen in Nederland alle mogelijke soorten van vakop leidingen, behalve voor filmdocent. Die bestaat niet. Toch moet dat ko men: een scholing waaruit leraren voorkomen die een soort m.o.-be- voegdheid hebben. Dan kunnen we wat gaan doen. Want talent is er meer dan voldoende". Hoe een en 'ander ook zij, een feit is en blijft het dat de jeugd zich steeds meer tot de film aan getrokken voelt. Hoe komt dat? Men weet het niet precies. Er wor den alle mogelijke theorieën ont worpen en onderzoeken ingesteld om daar achter te komen. Mis schien is het gedeeltelijk te ver klaren, wanneer de televisie als achtergrond genomen wordt. De hedendaagse jeugd groeit op met de televisie. Het bewegende beeld neemt een belangrijke plaats in, in het leven van iedere jongen en van ieder meisje. Iedere dag op nieuw worden zij met die bewe ging geconfronteerd. Zij worden er als het ware door geïnfecteerd en zij gaan er helemaal in op. Is het dan verwonderlijk dat zij meer 'dan gewone belangstelling krijgen voor die beweging, in casu de film? Nee. De film zal dan ook niet ondanks de teruggang in belangstelling van de kant van de ouderen verloren gaan. Immers, wie de jeugd heeft, heeft de toe komst, zegt een bekende cliché- uitdrukking. En die jeugd heeft de film, dus de film heeft de toekomst. H. VAN REIJSEN

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1968 | | pagina 15