Joep Nicolas
glazenier
en schilder
1^/' i J
L i
i f vISH
OLAF 67
juichend blij
bekroonde dichtbundel
mm
eur
68 weer plaat-
Dl St.-Maarten, een van de eerste
ramen van de kunstenaar, is in
utrecht te zien. Een werk, dat thans
nog ongemeen boeiend is. Destijds
was het niets meer of minder dan een
?m?eï,eer. in de glaskunst van ons
is niets meer van de stijve
plechtstatigheid die toen nog hoogtij
vierde. Integendeel, de heiliee te
Paard en de bedelaar worden haaS
v^Vecfei?pen door een bonte stoet
van bt.-Maartenvierende Limburger-
DIE blijmoedige nederigheid van
Joep Nicolas, om eigen werk ge
schikt te maken aan het grotere ge
heel waarvoor het bestemd was, be
tekent overigens allerminst dat hij
geen karakter toont. Integendeel, zou
den we zeggen. Juist de in Utrecht
getoonde keuze laat zien hoe eigen
en vooral hoe sterk dit werk is.
jI-
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 30 DECEMBER 1967
u y h
Is
hebben opgedaan
sen L.T.S.-opleiding
en of de Ulo hebben
:ontinu (4) ploegen-
'J'Kir - "Vo(
lie in het bezit zijn
ichine-bankwerker.
t L.T.S-diploma en
•king. Deze funktie
ploegendienst wor-
.-sterkstroom mon-
hiernog mee bezig'
voor deze funktie.
ig gegeven op het
erk in een schone
lerne machines en
omatenwerk aan-
ne in ons Pensioen-
it.
)llicitaties te richten
it de Nemours (Ne
tel. 01850-41044
4
¥E hebben er verschrikkelijk veel werk door gehad", zei dr.
Elisabeth Houtzager ons. De directrice van het Centraal
Museum te Utrecht sprak over de tentoonstelling „Joep
Nicolas, de glazenier", die wondermooi is ingericht in de turn
zaal van haar museum. Het moet geen sinecure geweest zijn. Eerst
moesten de toezeggingen verkregen worden van de eigenaars, die
voor enkele maanden tegen blank glas zitten aan te kijken waar
normaal de kleurwonderen van Nicolas te zien zijn. Toen moesten
de ramen worden uitgenomen en een noodbeglazing worden aan
gebracht. Vervolgens kwam de opstelling in het museum, waar
nieuwe wanden werden gebouwd met uitgespaarde openingen voor
elk raam afzonderlijk. Voor elk raam werd een aparte belichting
uitgedacht. Veel werk inderdaad. Alleen in de tuinzaal is men er
anderhalve maand mee bezig geweest. Maar het resultaat blijkt
al die moeiten overwaard te zijn. Men wordt geëpateerd als men
de zaal binnenkomt en men daar een en al flonkering van licht en
kleur ziet. Deze expositie heeft iets volkomen unieks, iets wat
men nimmer heeft kunnen zien en waarschijnlijk nooit meer zal
kunnen zien.
J(f\
tjes met him kleurige laimpaonnetjes.
Het is een uitgesproken vrolijk tafe
reel. En het is gemaakt met het enor
me vakmanschap van de man diie toen
al precies wist hoe een krachtige
tekening voor een raam moet zijn,
hoe fel de kleuren mogen worden als
men ze goed tegen elkaar weet te
zetten.
JTE is opgezet als een hulde aan de
kunstenaar die op 6 oktober ze
ventig jaar is geworden. En als ooit
een huldiging welverdiend was dan is
dit hier het geval. Want Nicolas is
niet zo maar een glazenier, hij is dé
glazenier. Het woord glazenier is zelfs
voor hem „uitgevonden". Dat gebeur
de in 1925 toen Albert Plasschaert in
„De Groene" schreef over zijn St.-
Maartenraam, dat met een grand prix
bekroond was op de Exposition Inter
nationale des Arts et Métiers te Pa
rijs. Plasschaert schreef toen:
„Het werd tijd, dat we in Holland
weer eens een werkelijke glas-in-lood-
maker kregen, een kunstenaar, die te
vens de techniek verstond, zoals dat
hoort, van huis-uit. Ik zou zo iemand
een glazenier of glazenaar willen noe
men, we waren dan de omschrijvin
gen met hun omhaal kwijt. Zo'n gla
zenier of glazenaar is Joep Nicolas,
wiens raam te Parijs het beste was".
F|AT vakmanschap haid hij thuis
kunnen afkijken. Al sinds 1855
maakten de Nicolassen glasramen. In
dat jaar stichtte grootvader Frans zijn
bedrijf in Roermond. Er was dus spra
ke van traditie, die door kleinzoon
Joep op gelukkige wijze werd omge
bogen naar modernere vormen. Vak
manschap in de zin van een am
bachtelijke beheersing is misschien
wel wat het meest in het oog springt
als men deze wonderlijke tentoonstel
ling gaat zien. Want een glazenier is
een zeer gebonden kunstenaar. Hij is
gehouden aan de ruimte die hij te
beglazen heeft, aan het licht dat er
gewenst wordt, aan het materiaal (de
heer Nicolas vertelde ons spijtig dat
hij sommige van zijn St.-Maarten-
kleuren rniet meer kan maken, omdat
er geen glas van die kleur meer ge
maakt wordt) en soms zelfs aan de
vorm van dat materiaal. Het komt
namelijk voor dat een stuk glas, bij
voorbeeld van een mooie incarnaat-
kleur, zo gevormd is dat de stand van
een hoofd of een hand iets veranderd
moet worden.
A-i
V
i;?-'
y' V'
v.:y7"
"Mlcolas vindt dat geen bezwaar. „Ik
houd ervan om tijdens het werk
te improviseren, dat houdt mijn werk
levendig", zei hij. Hij vindt het ook
geen bezwaar om zijn stijl aan te pas
sen aan het gebouw waarvoor de
ramen bestemd zijn:„Kijk, die ramen
voor de Oude Kerk te Delft waren
voor grote platte vlakken in een laat-
gotieke omgeving. Die vragen om
een heel andere stijl dan de oud-ro-
maanse kerk in OdÜiënberg, waar de
ramen elk geïsoleerd zijn in een me-
terdikke muur". Voor het stadhuis te
Breda moest hij ramen maken met
voorstellingen van de deugden der ge
meentelijke overheden. Hij maakte
een proefraam van „De Wijsheid".
Het is op de tentoonstelling en het is
mooier, ook de kunstenaar zelf vindt
dit, dat de blekere, meer lichtdoor-
latende, ramen die er uiteindelijk zijn
gekomen. Maar dat fraaiere proef
raam paste niet in de ruimte waar
voor het bestemd was en de glazenier
zocht blijmoedig naar een versie die
het beter zou doen.
Men kan het er zelfs beter zien dan
op de plaatsen waar deze ramen zich
gewoonlijk bevinden, meestal ergens
hoog in een kerkgebouw. Hoogtepun
ten? Moeilijk te zeggen, waar bijna
alleen hoogtepunten te zien zijn. Ze
ker die befaamde St.-Maarten, de
driie glaspanelen van Dr. Klinken-
bergh met hun fraaie lichtwerking,
de Dwaasheid van Philips in een
prachtige grisailletechniek de Odiliën-
berg-glazen. Maar we zijn aan het
opsommen. U kunt beter zelf giaan
zien.
De kunstenaar vertelt in de catalo
gus zelf in kanttekeningen van zijn
werk. Hij noemt lang niet alles, maar
hij noemt al ongelooflijk veel. Het
lijkt een wonder dat één man zoveel
heeft kunnen doen. TientaHen ker
ken heeft hij beglaasd, ook in Ameri
ka, waar hij tijdens de oorlog en nog
enkele jaren nadien verbleef. Het is
ongelooflijk dat hij zoveel opdrachten
heeft kunnen aanvaarden en kunnen
voltooien.
De doop van Christus (1956).
"VTicolas is behalve glazenier ook
schilder. Al in 1923 won hij de
Vigeliusprijs van Pulchri Studio. Ook
hier heeft hij tal van opdrachten
(o.m. portretten en wandschilderin
gen) gekregen Nu zei hij van ons:
„Schilderen is mijn ontspanning: niks
doen kan ik niet". Om ook de schil
der Nicolas te eren is in de Akademie
van Beeldende Kunsten te Amster
dam 'n schilderijententoonstelling in
gericht.
Hier blijkt de versaliteit die de kun-
in Utrecht toont in zijn „ge-
werk in minstens even ster-
i aanwezig te zijn in dit vrije
zijn duidelijk surrealisti-
■ijen, een enkele keer iets
gisch realisme ook in een
:t en veel in heel blij-
kleuren geschilderde werken
heel vaak de sterke lijn-
opvait. In zijn beste werken,
van zijn vader bijvoor-
hij ook als schilder van
belang, al moet men in Amsterdam
niet het wonder gaan zoeken dat
men in Utrecht kan vinden.
Dl Amsterdamse tentoonstelling
duurt tot en met 21 januari en zal
later nog te zien zyn in Nijmegen,
Assen, de vaderstad Roermond en
Breda. Voor de ramen kan men, al
leen in Utrecht, terecht t/m 3 maart.
De tentoonstelling kan ook op de
dinsdagavonden bezocht worden. Kin
deren kunt u rustig meenemen want
die worden dank zij de zorgen van de
museumleiding prettig beziggehou
den. O ja, als u van uw bezoek een
bijzonder evenement wilt maken moet
u op dinsdagavond 9 januari of 6
januari gaan. Dan zijn er rondleidin
gen door de kunstenaar zelf en wij
kunnen u verzekeren, diat dit de moei
te waard is. Maar u moet uw komst
dan wel tijdig melden.
Pm* -■
-rVV' I *4
Wmmmm w-xr/ty/.
I -hmm c i v KT
tÜiR;
-«i
t
U
few »- Éffr' yI
GIRLS COAT-PIECE
TIEN jonge, maar reeds met karrevrachten lauweren be
laden Nederlandse beeldhouwers exposeren in de So
ciëteit Asgard, Academielaan 9 in Tilburg. De commissie
Olaf 67 zet hiermede op waarlijk bewonderenswaardige
wijze een traditie voort, zonder overigens in herhaling te ver
vallen. Zoals ze zelf trots en terecht opmerkt: Olaf 67 is Olaf 66
niet.
Déze expositie is schallend jong en juichend blij en kinderlijk speels. Hel
der en héérlijk en clean en creatief. Wilt u eens lekker lachen bij kunst?
Durft u? Ga er heen, het mag. Ik ben helemaal niet bang dat het de
akelige grinnik van niet-begrijpen zal worden, integendeel: ik garandeer u
de bevrijde lach van een kind dat speelt (schept), of dat gewoon blij is met
vertekenend spiegelende kerstversieringen of vluchtige zeepbellen.
Paul Klee-achtige vakjes en kinderlijke cartoon-tekeningen? Allerminst!
U zult er juist cerebrale, de intelligentie zéér aansprekende plastieken vin
den, een herschapen ruimtelijkheid van een technisch raffinement en am
bachtelijk („meubelmakers"-) kunnen om jaloers op te worden: de spelende
mens op z'n best.
U\e werkstukken van Leon vander Heyden bijvoorbeeld, getiteld objecten
I t.m. V, ingeleid met een catalogustekst die om te gillen en op zichzelf
al de moeite waard en zeer typerend is, laten wel heel duidelijk zien hoe
ver de tijd achter ons ligt dat plastieken en/of schilderijen nog streng ge
scheiden gebieden waren en onherroepelijk eenieder noopten tot de vraag:
ja maar, wat stelt 't vóór -Hier, op deze tentoonstelling, zou zelfs het op
komen van deze vraag een absurditeit zijn. Het zijn allemaal „gewoon fijne
dingen" waar werkelijk niemand moeite mee kan hebben.
Soms wel eens wat al te verstandelijk en daardoor wel eens te weinig
oorspronkelijk, lijkt op het eerste gezicht de inzending van Ad Dekkers.
Maar zijn bas-reliefs „variaties op cirkels" maken de verschoven zoveel-hoe-
ken volmaakt goed.
\Jiet-te-geloven zo knap, voor een leek onbegrijpelijk technisch ook al weer,
A eigenlijk „impeccable", maar toch wel een beetje naar komt autodidact
Mathieu Ficheroux voor de dag met roze-achtige groei-stulpsels, em
bryonale toestanden. Vaag verwant aan latere Rodins zou je zeggen, maar
dan met een dosis softenon (I'm só sorry)
Nee. dan Dries Kreykamp. Die laat zien hoe je zo'n zelfde gedachten-
wereld-toch-eigenlijk, ook kunt maken tot juwelen van klaarheid en tot
een zuiverheid van vorm die van dat soort gewild toeval, tènzij bestuurd
en gevormd door steeds diepergaand keihard werken, geen gebruik wenst te
maken. Hij bewijst dat een stuk abstracte (vooruit dan maar) plastiek buiten
en misschien zelfs ONDANKS alle mogelijke bedoelingen toch een „gewoon
fijn ding" kan zijn, zomaar in je huis. Én de uitgelatenheid waarmee de
beide kleuters van uw correspondent stoeiden (o, dat mochten ze gerust, van
de student-supposten) met zijn „zit-en-speelvormen in rode en blauwe stof'
was voor alle aanwezigen tijdens mijn bezoek, verklarend en tekenend voor
de hele expositie.
A ch, wat zal ik nog uitwijden over al die anderen. Stuk voor stuk verdie-
nen ze de hele lengte van dit artikel. De chic van Pieter Engels bijvoor
beeld, „Engels' products" noemt hij ze, zelf-spottend, en in de catalogus
staat niet zijn portret maar „Engels' golden hand on a lovely summer-
holyday" (NB spelling!) Maar laat u door al die vurrukkulukke dadanon-
sens geen rad voor ogen draaien. Het werk is van een eerlijke voornaamheid,
voordracht en kunde.
Stelt u gerust uw eigen bonte, vrolijke menu samen met ingrediënten van
Jan Spit (mijn notitie „ontzettend mooi; psychodelic?"), en het speelgoed-
voor-grote-mensen van Rob Stultiens („prachtig, prachtig!"), op de tafel van
Frans Zwartjes, de enige in dit gezelschap, al zal het u verwonderen, die
naar Pop zweemt. Met Frans Manders „Communications" misschien als
toetje. En last but, oh dear! not least, de bollende vormen van Frans Peeters.
Pikant is, dat de VPRO kortelings een documentaire aan juist hèm wijdde.
Zou dat misschien tóch komen omdat vele van zijn „dingen" op een bepaalde
steriele manier toch zeer zinneiijk, ik zou zelfs zeggen dubbelzinnig wer
ken
Dent u meer het type dat zich eens graag verdiept in Bedoelingen en Ach-
tergronden, dan geeft deze expositie daar natuurlijk óók alle gelegenheid
toe. In het bestek van dit stukje ben ik daar uiteraard (zij het overigens
van ganser harte in dit geval) aan voorbijgegaan. En mocht u, net als uw die
naar, ook zo'n zin krijgen uw woning of tuin met zo'n feestelijk object te
sieren: er is 25% subsidie. Tot 10 januari is deze opnieuw zeer belangrijke
tentoonstelling te bekijken,
stelling te bekijken.
JAN ASSELBERGS
JJe 25-jarige Antwerpse advo
caat Eddy van Vliet is de
eerste Vlaming, die werd be
kroond met de Reina Prinsen
Geerlingsprijs. De jury koos met
eenparigheid van stemmen zijn
dichtbundel „Duel" uit 65 inzen
dingen. Het boek werd inmid-
del opgenomen in de bekende
reeks „Noorderlicht" van de uit
geverij Desclée de Brouwer te
Brugge-Utrecht. Twintig jaar
geleden werd Simon van het
Reve als eerste met deze prijs
onderscheiden. Vorig jaar werd
hij niet toegekend omdat het ge
halte van het ingezonden werk
te laag was.
Uddy van Vliet is doctor in de rech
ten en licentiaat in zee- en lucht
recht. Als twaalfjarige schooljongen
begon hij al gedichten te schrijven.
Later kreeg hij er geplaatst in tal
van periodieken, eerst in Kentering,
daarna in De Nieuwe Stem, het Nieuw
Vlaams Tijdschrift, en vele andere.
Hij heeft zitting in de werkgroep, die
het tweemaandelijks tijdschrift
„Yang" uitgeeft. Evenals de Duitser
Erich Fried werd hij aangegrepen
door de oorlog in Vietnam. We herin
neren ons zijn bitter gedicht „Na
Vietnam", dat verscheen in Vaandag
12 en dat gevolgd werd door twee
gedichten, die we in „Duel" terug
vinden.
Ma zijn bloemlezing „Pijn en puin
verdwenen" volgde in 1964 zijn
debuutbundel „Het lied van Ik", die
ontvangen werd. Clem
hoorde een verrassend
geluid en Pol Le Roy
ke klank en be-
ijze.
door de dichteres
Elisabeth van der Beek zond Eddy
van Vliet het manuscript van zijn
tweede bundel naar de Nederlandse
jury. In dit verband is het volgend
kort gedicht veelzeggend:
geef mijn reiszak
ik trek de grens over
en ga op speurtocht
langs de straatstenen
op zoek naar de echo's
die mijn stem zullen bevestigen
werkwijze,
edigd doo
titel „Duel" duidt op de inner
lijke strijd, die de dichter heeft
doorgemaakt. Zijn verzen vormen de
neerslag van een jarenlang gevecht
tegen de werkelijkheid van alledag
met haar twijfel, ontgoocheling, angst
en zinloosheid. Hij verzet zich tegen
de vergankelijkheid van schoonheid
en liefde, tegen de onmacht van het
woord, kortom tegen de negatie van
het leven zelf. Gaandeweg ziet men
zijn pessimistische levenshouding evo
lueren naar een aanvaarding van het
leven ondanks Hirosjima, sexslogans
en dagelijkse moord. Het juryrapport
drukte het aldus uit: „De ik-proble-
matiek wordt uitgebreid tot de dra
matiek van een in alle opzichten ge
ëngageerde levensbeschouwing."
In de eerste gedeelten van de bundel
beluisteren we de onvrede, waarin
de hedendaagse mens leeft. Vanuit
een soort nihilisme groeit hij naar
de aanvaarding en de laatste cyclus
heet dan ook „Het overwinningslied".
In het slotvers is iedere twijfel ge
dood, de gordijnen worden openge
trokken, want er is geen angst meer
zich aan het licht te bezeren en de
twijfelaar wordt tegen de muur ge
zet.
Van Vliet® levenshouding heeft niets
met godsdienst te maken: hij is over
tuigd vrijdenker. Wat niet wegneemt,
'AT. OFF* ff.
dat hij vele woorden aan de religie
ontleed. „Biecht" komt herhaaldelijk
in de bundel voor en luistert eens
naar dit gedicht:
de psalmen zoeken de
gekleurde kerkramen
te vluchten langs mijn longen
de nagels ingeplant
op de lederen band
die stilte verbergt
en plots deze mond
die vreugde juicht
uit de stenen predikstoelen
te weten dat ik wijwater ben
de zelfkastijder na vertwijfeling
de zondaar die genade vond
in eigen tong
de dichter
die weerom verzen herkent
in zijn verschaalde stem
Tn een interview heeft Van Vliet
verteld, dat zijn grootmoeder van
moeders kant heel religieus was en
zijn grootvader vrijmetselaar. Zijn
moeder is het compromis uit beiden:
heel neutraal. Aan haar heeft hij zijn
bundel opgedragen. In de volgende
strofe treffen we haar in een jeugd
herinnering:
het fotoalbum
verraadt geen onbekende gebaren
voor moeder
die lacht om mijn eerste stappen
om de kinderwagen die ik
koppig verder duw
De dichter heeft veel gevoel voor de
klank van het woord. Daarom ver
bazen ons de lelijke toonloze e's in
de tweede regel van het openingsge
dicht:
tot duel gedoemd
'rijk ik je ze toe
deze handen
waarbij we de lange ij van rijk maal
ais een zetfout zullen beschouwen.
Ook in een versregel als „het is te
laat om ze te ledigen" staren ons deze
„te" en „ze". Slechts enkele gedich
ten kregen een opschrift Leestekens
komen er niet aan te pas, behoudens
hier en daar een punt, maar ook dat
kunnen zetfouten zijn. Van Vliet
schrijft voortreffelijk Nederlands, al
komt zo nu en dan het Vlaams toch
wei om de hoek kijken. Voor „15 lij
nen in de krant" zouden wij zeggen
„15 regels". Het meermalen gebruik
te makend" kennen wij in de volks
taal, maar dan betekent het iets an
ders! Het statige „dewelke" doet wat
ouderwets aan. Kinderen die „in de
koort springen" zijn blijkbaar bezig
met touwtje springen, waarbij we de
„t" van koort maar weer ais een
zetfout zullen zien.
Val de overwinningsroes, in de slot-
verzen uitgedrukt, lang duren?
We vrezen van niet. „Ik besef het
einde van mijn nutteloze schrijfvin-
gers" uit het gedicht „Endogeen" zal
een fase blijken te zijn. Eddy van
Vliet is ervan overtuigd, dat de pro
blemen zullen terugkeren en dat de
strijd moet worden voortgezet. Zijn
volgend boek zal waarschijnlijk „Het
woord heet Alva" gedoopt worden. De
naam van de beruchte Spaanse
staatsman wijst er al op, dat ook
deze bundel strijdbare poëzie zal be
vatten en dat men de uitspraak „het
woord en ik hebben elkaar niets meer
te vertellen" niet al te ernstig moet
nemen. Een verhalenbundel en een
essay over de ja-poëzie zijn op de
helling gezet. Het staat dus wel vast,
dat we in het komend jaar meer van
hem zullen horen.
WILLEM jr. d. VELDEN