Bethlehem nu maar vergeten
Mary van Regteren Alfena
poppenmoeder van Weesp
Voor wie een vrolijke onbekommerde
gezellige Kerstmis wil:
t
ft
Proces
Creatief
Zelf doen
Samenwerking
Goede wil...
r
KERSTMIS 1967
nAGBLAD DE STEM
KERSTMIS 1967
haar exclusieve cos-
ar, om u, bij u thuis,
cosmetica en toilet-
220 stationcar zijn nu uitgerust
5 pk motor. nr.-..A
ehalve de 1800 S) zijn nu voorzie"
Je stuurkolom, en (behalve
n rembekrachtiger. Bovendien
erbeteringen ten bate van
bracht.
ebreid met een complet»
Door het luchtruim, waarin
de engelen zongen „Vrede op
aarde, in de mensen een welbe
hagen", gaan mirages en migs
als sluipwespen rond. In de ho-
ningkleurige heuvels, waar de
herders de nachtwacht hielden
over hun kudden, loeren pa
trouilles op elkaar. Op de stoffi
ge wegen, waarlangs Jozef en
Maria reisden naar „de stad Da
vids, die Bethlehem genaamd
wordt" leggen terroristen land
mijnen. Op de plek waarover
Lukas bericht: „En zij baarde
haar eerstgeboren zoon en wond
hem in doeken en legde hem
neder in de kribbe, omdat voor
hen lieden geen plaats was in
de herberg" staat een Israëli
sche soldaat nietbegrijpend
naar de huilende pelgrims te
kijken en haalt de schouders op,
waarover een schietklare sten-
I gun hangt. „Wat mij betreft,
mag de regering alle nieuwe
gebieden weer teruggeven in
ruil voor vrede", zegt hij.
Vrede geen beter oord dan de
duistere Geboorte-kerk in Bethlehem
anno 1967 om te beseffen, hoezeer net
daar aan mankeert. Er is altiid wel
ergens oorlog, als de mensheid zich
opmaakt om de geboorte van haar
verlosser te vieren, maar hier op
deze heilige plek
En waarom? Laat het eens door een
Arabier gezegd worden: door de Moef
ti van Bethlehem, die ik tijdens mijn
verblijf daar gedurende de zesdaagse
oorlog leerde kennen als een wijs en
waarachtig man.
„Men verwijt ons anti-semitisme",
zucht hij gelaten. „Waarom wil rnen
de feiten niet onder ogen zien? Niet
dc moslim, maar het christendom dat
daar hij wijst op de blinde, zon
geblakerde muur van de kerk gebo
ren werd, is verantwoordelijk voor
de jodenvervolging door de eeuwen
heen. Of durft u zijn wijsvinger
priemt ontkennen, dat Hitler-Duit*-
land het produkt is geweest van de
westerse, christelijke cultuur'' Wat is
er vervolgens gebeurd? Eindelijk is
het geweten van de christelijke we
reld gaan knagen. Laten we goedma
ken, wat we de joden hebben aange
daan, hebben de christenen gezegd.
Laten wij onze collectieve schuld af
lossen door de joden een land te ge-
yen, waar ze veilig zijn. Dat is prach
tig. Geen Arabier, diie daar bezwaar
tegen heeft. Alleen: waarom moest
dat land uitgerekend in Arabië lig
gen? Waarom moesten de Palestijnse
Arabieren boeten voor een zonde, die
het christendom heeft begaan'. En dan
durft het westen nog zeggen dat wij,
de Arabieren, sjacheraars zijn"
Vrede— nergens killer dan
daar, m de Geboorte-kerk, op dit mo
ment, doorhuivert je het besef, hoe
zeer de boodschap van Bethlehem
twintig eeuwen lang is misverstaan,
vanaf keizer Constantinus, die, zo no
dig met wapengeweld, het christen
dom bevoorrechtte boven andere reli
gies tot en met Vietnam Je ziet de
^uitgemaakte pamfletten, waarin de
m Arabieren oproepen tot moord en vei
Krachting. Je ziet de Jordaanse slacht-
a 7 verkoold tot op het bot
van de Israëlische napalm. Je ziet de
Kisten met gifgas, dat gebruikt zou
F,
zijn, als het langer had geduurd
van Amerikaans fabrikaat nota bene
Je ziet de heiligschennis van een Da-
vid-ster, die gekrast is in de muur
van de Omar-moskee in Jerusalem
op één na het belangrijkste heilig
dom van de Mohammedanen Je ziel
de portretten van Hitler, die de Ara
bische verbeelding tot ie grootste
hoogten van haat en moordlust moes
ten opzwepen en je denkt: „Terwijl
het mysterie van Bethlehem toch
slechts dienstbaar was aan die ene
boodschap, waarom het allemaal
gaat: hebt uw naaste lief gelijk uzelf
Wat hebben we het met z'n allen
grandioos verknold". Ja, toeven, daar
in de Geboorte-kerk, op diit moment,
maakt een nederig, vschuldig mens van
je.
,,Ik ben bezigde Arabische
schrifttekens te leren", zegt de
Israëlische soldaat met de stengvn,
die de toegang bewaakt. ,Iiet hin
dert me, dat ik de opschriften
van hun winkels en hun kranten
niet kan lezen. Arabisch leren is
trouwens de rage van iedereen.
Omgekeerd leren onze nieuwe Ara
bische medeburgers ijverig He
breeuws. Misschien leidt dat alle
maal nog eens tot wederzijds be
grip".
Avraham Yoffe gokt daar ook op,
op dat begrip. De oorlog heeft hem
tijdelijk achter zijn bureau vandaan
gehaald, waar hij, de vreedzame bo
tanicus, de bescherming van natuur
en landschap in Israël zat te beharti
gen, en generaal gemaakt. In die kwa
liteit leidde hij de zuidelijke arm van
de tang, die de Egyptenaren in de
Sinaï de adem afkneep. Een alleraar
digste, beminnelijke man. De blijven
de annexatie van de bezette gebieden
vindt hij een vanzelfsprekendheid
een onaantastbaar recht. Het vluchte
lingen-probleem? „Ah, maar dat kan
worden opgelost", zegt hij losjes.
„Na de Tweede Wereldoorlog zwier
ven er 13 miljoen ontheemden door
Europa. Hoor je daar ooit nog var?
Welnee: die hebben zich allemaal er
gens gevestigd en maken zich nuttig
voor 1e maatschappij. Ze zijn mis
schien niet zo gelukkig, maar ze red
den het. Als de Arabieren willen, hoeft
er geen vluchtelingenprobleem te
zijn".
Maar de terroristische aanslagen
van de laatste tijd dan? wijzen die in
de richting van een joods-Arabische
vreedzame co-existentie? Generaal
Yoffe tilt er met zwaar aan. „Ik wil
u wijzen", zegt hij, „op een opmerke
lijk verschijnsel. In de Gaza-strip,
waar je toch de grootste concentratie
van Arabische vluchtelingen vindt,
wordt helemaal niet gesaboteerd. Ster
ker: ze geven iemand, die plannen
heeft voor een terreurdaad, prompt
bij de Israëlische autoriteiten aan Het
komt, omdat ze zich realiseren dat
er niets anders opzit dan samenwer
king.
Ze weten onze regering heeft het
duidelijk gezegd dat de Gazastrip
Israëlisch blijft. Ze hebben geen keus
en ze schikken zich er zonder morren
in. Waar terreur is, maar rtiinder,
dan we hadden verwacht, dat is op
de westelijke oever van de Jordaan.
De toestand ligt daar oon anders. De
mensen weten er niet, wat hun toe
komst is, want de regering laat mets
los. Dus redeneren ze: waarom zou
den we samenwerken?
Als we met de Israëli's samen
werken en ons gebied wordt straks
aan Jordanië teruggegeven, dan is het
fini met ons, dan gaan we er alle
maal aan. Vandaar het verzet. Als ze
weten, waar ze aan loe z'jn, zal het
ophouden", aldus generaal Yoffe. Zijn
ondergeschikte, die de toegang tot de
Geboortekerk bewaakt en Arabisch
leert, heeft ondertussen een heel an
dere filosofie.
„Niemand weet eigenlijk goed, wat
we met de nieuwe gebieder, aan moe
ten. Extreem nationalistische kringen
willen alles houden, maar dat bete
kent een miljoen Arabische burgers
erbij en het is bekend dat de Ara
bieren enorm veel kinderen krijgen
In de Arabische dorpen wemelt het
van de kinderen, zodat ze op de duur,
helemaal legitiem en vreedzaam, toch
een meerderheid zouden worden". Hij
studeerde, voordat de oorlog hem naar
de frontlijn riep, letteren een
enorm belezen knaap, die graag en
veel met citaten goochelt. „Je kunt
de Arabieren voor de voeten werpen",
filosofeert hij, „wat de Oostenrijkse
staatsman Grün heeft gezegd, name
lijk: het leed van een volk door oor
log te willen genezen is hetzelfde als
Iemand onthoofden, die kiespijn beert.
Maar evengoed kun je Israël ver
wijten, wat die Anglikaanse deken
Inge eens heeft gezegd: men kan zich
wel een troon van bajonetten bouwen,
maar men kan er niet op gaan zitten".
Hetzelfde vraagteken, waarmee de
ze jonge joodse soldaat worstelt, kwelt
ook de Nederlandse schrijfster Renate
Rubinstein in haar bij Meulenbol'f
uitgegeven boekje „Jood in Arabm.
Goi in Israël". Haar bevindingen van
een na-oorlogse reportagereis. zowel
naar Jordanië als naar Israël, ziln
een schoolvoorbeeld van gewetens
volle objectiviteit en haar conclusies
zijn zeer zuiver. Ze heeft drie jaar
aan de universiteit van Jeruzalem ge
studeerd. Lees. wat ze schrijft
„Alle echte argumenten pro en-
contra in het Arabisch-Israëlische
conflict zijn emotioneel en bij bei
de partijen komen ze ooorz uit
diepe en geenszins denkbeeldige
trauma's. Alleen iemand, dis dit
begrijpt en niet lijdt aan de mo
rele bijziendheiddie moeiteloos
het leed van het ene volk zwaarder
laat wegen dan dat van het an
dere, beseft, waar het eigenlijk om
gaat. Ik ken geen Arabier, voor
wie in zoveel genegenheid voet ais
voor een paar Israëli's, oude vrien
den met lieve gezichten. Maar ik
zie niet in, hoe ik daaraan het
recht mag ontlenen, blind te zijn
voor mensen, die ik minder goed
ken en van wie ik minder houd.
En als het dan werkelijk om een
tragedie gaat, als beide partijen
dus het recht aan hun zijde heb
ben wie moet dan de eerste
stap doen? De overwinnaar, want
die heeft de meeste bewegingsvrij
heid. Het is kil en enghartig en
ingegeven door de „arrogance of
power" om na de overwinning het
onderste uit de kan te eisen. Is
raël zal er aan moeten wennen
dat het niet langer slachtoffer is,
met de morele aanspraken van
dien, maar overwinnaar, met de-
morele plichten, die daaruit voort
vloeien. Israël wil geen agressor
zijn en geen bezetter, maar dan
mag het ook niet eeuwig doorgaan
zich in die rol te laten „dwingen''.
Niemand, behalve zijn eigen wil
verplicht Israël Arabisch grondge
bied met Arabische bewoneis be
zet te houden. En als uit die be
zetting de noodzaak voortvloeit lot
razzia's, huiszoekingen, arrestaties
en deportaties, dan heeft lsro,ël
dat uitsluitend aan zichzell te wij
ten. Het recht op zelfbescherming,
heilig als het is, krijgt een holle
klank, wanneer die bescherming
de inlijving van andermans grond
gebied vereist. Het. zou afschuwe
lijk zijn, als de Arabische Ir.nden
deze oorlog opvatten als een voor
beeld voor wat zij in de volgende
ronde moeten doen: onverwacht
aanvallen en de napalm niet spa
ren. Afschuwelijk enlogisch.
tenzij het Israël lukt, de vicieuze
cirkel te doorbreken door een daad
werkelijke politiek van vrede en
vriendschap"
Ik geef dit citaat zo uitvoerig, om-
dat het - na de begrijpelijke roes van
medenjutn en verontwaardiging uit
de juni-dagen een zeer zuivere kijk
op de nudige stand van zaken i.?
Een utopistische l<ijk zo men wil.
maar wat hebben we tot nu toe ondpt
de kerstboom anders gedaan dan uto
pistisch zijn?
Nog een andere Meutenhoff-uitgave,
die onlangs op de markt kwam,
aan de verwarrende problematiek van
net Midden-Oosten gewijd
Het boek heet „Israël en de Aiahi*-
ren" met als ondertitel „De dern*
slag" en het is een soort dialoog tui
sen de Franse journalisten Held en
Rouleau, die de zesdaagse oorlog res
pectievelijk vanuit Tel Avi; en Cairo
verslagen hebben. Twee publicistische
tegenvoeters dus, elk beïnvloed door
de propagandistische druk, waaronder
hij in die kritieke dagen leefde, en
daardoor met alle lofwaardige po
gingen tot objectiviteit geneigd tot
gekleurde interpretaties van de fei
ten. Een voorbeeld: Held, die in Tel
Aviv zat, verdedigt door dik en dun,
dat Israël de eerste klap gat. die een
snelle, efficiënte overwinning bleek
waard te zijn, want dp Arabieren had
den toen maar Dij voortduring laten
weten, dat zij de neJe joodse natte
zouden uitroeijn en wat moet ie dan?
Rouleau, die in Cairo was, is hei daar
allerminst mee eens, Arabieren heb
ben nu eenmaal 'n bloemrijke spreek
trant, stelt hij. Als Arabieren zeg
gen: ,Ik roei je uit", bedoelen ze „Ik
sla je een bloedneus". Anderzijds ver
wijt Rouleau de Israëli's heftig, dat
zij met opzet in de Sinaï verslagen
Egyptenaren hebben laten omkomen
van dorst en daar haait Held weer de
schouders bij op. „Wat wil je dan?"
werpt hij tegen. „Dat een bedreigt
volk zijn succesvolle, verrassende
bliksemoffensief afbreekt om water
voor de vijand aan te slepen? Kom
nou"'
Kortom: een pittige dialoog, die op
onthutsende manier laat zien, dat de
oorlogsmedaille niet twee, maar veel
meer keerzijden heeft, dit uiteraard
dank zij de letterlijk zwarte magie
van de heren wereldpolitici.
Curieus is, dat beide journalisten,
die experts zijn op het gebied van
het Midden-Oosten, in hun conclusies
dicht bij elkaar staan en bij RenatP
Rubinstein. Allereerst Rouleau met
zijn Nasser-indoctrinatie. Hij begint
met de mening samen te vatten, ilie
meer en meer bij Egyptische intellec
tuelen veld wint en die luidt:
,,We moeten iedere militaire op
lossing rpoeven. De Arabische we
reld zou j.vJt i Uledig uitputten ais
zij een oplossing door geweld zou
willen opdringen. Wij moeten dus
het bestaan van de staat Israël
de fado aanvaarden en het
waarborgen voor zijn veiligheid
verstrekken. Dit door middel van
een internationale overeenkomst,
die het de Arabieren mogelijk zou
makenniet hun gezicht te verlie
zen.
Gelijktijdig zou Israël moeten
evolueren naar wat men ,,dezioni-
satie" noemt. Het zou zijn expan
sionistische ideeën moeten laten
varen. Het zou meer moeten ver
wereldlijken, meer pluralistisch
moeten wordenzich in de wereld
van het Midden-Oosten moeten
integreren".
Na deze samenvatting waarschuwt
Rouleau: „Maar deze realistische en
misschien zelfs pacifistische stroming
onder de Arabieren loopt gevaar, ge
broken en vernietigd te worden. Niet
door de Egyptische autoriteiten, die
misschien niet geheel tegen deze op
vatting gekant zijn. Als de stroming,
waarover ik het gehad heb, gevaar
loopt te verzanden, dan komt dat eer
der door de houding van de Israëli's
wanneer zij volhouden, de vrede te
willen opdringen op basis van hun mi
litaire veroveringen, dan zal iedere
neiging tot realisme door de harts
tochten worden weggevaagd".
Luisteren we vervolgens naar Held,
die het allemaal door de Israëlische
bril heeft bekeken. Hij zegt: ,,Op het
ogenblik ben ik tamelijk pessimistisch
wat betreft de kansen van een defini
tieve vreedzame oplossing op korte
termijn. De ontwikkeling in het den
ken, waarvan bijvoorbeeld een man
als Dayan getuigt, weerspiegelt het
idee, dat Israël op een of andere ma
nier vanuit zijn positie van kracht
een soort recht moet hantei'en. Men
erkent wel, dat de Arabieren bepaalde
rechten hebben, maar het is Israël j
taak, hierover te beslissen en hieraan
te voldoen. Toch, ondanks de obsta
kels, ondanks de onverzettelijkheid,
ondanks de strakkere houding, die
voortkomen uit de zoveelste oorlog na
een eeuwigheid van lijden, zou ik het
woord aan de besten willen geven,
aan hen, die geen genoegen willen ne
men met' een kortstondige vrede, die
op een overwinning berust. Van hen
moeten we de oplossing verwachten,
althans: van hun denkbeelden. Laten
de Israëli's zich dus moediger en
openhartiger tonen dan de murw ge
worden Arabieren, die gedoemd zijn
nee te zeggen. Laten zij het ja ont
rukken door een hoger bod van op
nieuw bevestigde goede wil, omdat
zij overwinnaars zijn".
Goede wil daar zongen
de engelen boven Bethlehem
al over. Helaas: ter plaatse is
de echo door het oorlogsgedruis
en het wraak-getier overstemd.
Beide partijen bijten zich vast
in het eigen gelijk, de eigen
wrok, als in een onrijpe appel
en zijn nog verbaasd, dat hij
zuur is ook. De grote mogend
heden, die door hun politieke
gekonkel in het verleden recht
streeks verantwoordelijk zijn
voor het zinloze conflict, kijken
toe of helpen een handje met
nieuwe wapenleveranties.
Bethlehem anno 1967
Voor de Arabieren, die er wo
nen, gelden onvrijheden, waar
van de avondklok nog de minst
erge is. De Israëli's, die het be
zet houden, zijn beducht voor
iedere stap, want een landmijn
is gauw gelegd.
Daartussen de pelgrims, met
hun erfenis van twintig christe
lijke eeuwen vol oorlogen, de
een nog meedogenlozer dan de
ander. Gekomen om de geboorte
te herdenken van Hem, die de
meest simpele, meest menselij
ke, meest verheven idee predik
te, die denkbaar is: heb uw
naasten lief gelijk uzelf. Wie
een vrolijke, onbekommerde, ge
zellige kerst wil laat hij
Bethlehem vergeten.
NS-J'.-.
'a Dolorosa-straat, Verkoop en winkeltjes bij de vijfde statie
„Kerstfeest... dat is voor mij
écht een familiefeest. Wij vieren
dat dan ook helemaal gezellig
onder ons. Geen feesthoedjes en
geen kerstdiners buitenshuis die
je drie weken van tevoren al
besteld moet hebben. Ik heb een
kerstboom in huis en daar leg ik
wat onder voor de jongens, en
we zingen kerstliederen, en ik
lees 'n verhaal voor van Selma
Lagerlöf en iedere kerstnacht
gaan we hier in Weesp naar de
kerk. Ik ben luthers, maar ik ga
toch vaak naar een katholieke
kerst-mis. Die Gregoriaanse lie
deren vind ik zó mooi
Iedereen in de wijde omtrek van
Weesp weet je de weg te wijzen
naar het huisje van „poppenmoe
der" Mary van Regteren Altena. Voor
de brug rechtsaf, langs de kronke
lende, soms zilverspattende Vecht
en dan kan het niet missen. Er is
knapperend, open haardvuur dat
weldadige warmte om je koude en
kels legt, een onverdroten doorklet-
sende papegaai, die acrobatische
kunststukjes uithaalt in zijn kooi,
een goedmoedige lobbes van een
hond, een schaaltje met drie krieu
welende moerasschildpadjes, veel
planten, veel boeken, veel heerlij
ke, gemakkelijke stoelen, en daar
midden in de frêle vrouw, die zo
helemaal bezeten is van poppen.
Zij heeft er al zo'n driehonderd
gemaakt, maar werd vooral beroemd
door haar kerstgroep, die enkele ja
ren geleden op een tentoonstelling
in Arles als de beste uit de bus
kwam. ,,Pat was in 1963. Ik was
helemaal perplex. Ik ben naar de
jury gegaan en ik zei: Waarom
hebben jullie nou die van mij uit
gekozen, er zijn er andere die veel
en veel mooier zijn. Een jurylid
uit Avignon, ik zal de man nooit
meer vergeten, blafte toen tegen
me: ..Mevrouw, daar hebt u gelijk
in, maar dat blijven poppen. In
uw groep herkennen wij de mens,
herkennen we onszelf
De kerstgroep bestaat uit negen
tien poppen. De engel, die er aan
vankelijk ook bij was, is inmiddels
gedemonteerd. .,Ik kon er niks aan
doen", zegt Mary van Regteren Al
tena peinzend, „maar ik vond hem
ineens veel te pompeus, veel te do
minerend. En iets waar ik niet ach
ter kan staan dat moet weg." In
middels is er een aanvulling geko
men op de groep: Judas. Een prach
tige schuwe, bange pop, die klaar
staat om verbijsterd weg te rennen,
het gezicht een en al vrees.
„Judas, gek hè? Die wordt altijd
voorgesteld als de verrader, als d«
grote misdadiger. Maar zo zie ik
hem helemaal niet. Ik zie hem als
de twijfelende figuur, die steeds een
wonder van Jezus heeft willen af
dwingen. Ook het wonder, dat hij
gered zou worden van de kruisdood.
En toen Judas zag, dat dat niet
lukte, heeft hij zich opgehangen.
Volgens mij moet het zo gegaan
zijn. Toen de kerstgroep een keer
in Hoogeveen opgesteld stond had
ik Judas erbij gezet, om een hoek
je. De burgemeester van Hoogeveen,
die er ook naar kwam kijken, zei
met toen: dat moet u nooit meer
scheiden. En dat heb ik ook niet
meer gedaan. Sindsdien is Judas
een onderdeel van de groep. Ge
boorte en dood, weet u, dat hoort
bij elkaar."
De poppen staan in het heerlijke
lichte atelier achter de woning,
een ingetogen Maria met prachtige,
zwarte haren en een heel blank, heel
lief, peinzend gezichtje, een stille
Jozef, het kind, de os en de ezel
en de herders, de drie koningen,
lammetjes en kamelen
Morgen gaat hij weg, hij wordt
opgesteld in het gemeentehuis van
Weesp. Tot na de kerstdagen. Weet
u wat ik nou jammer vind? De
groep heeft nog nooit in een kerk
gestaan. Dat zou ik nou zo fijn vin
den. Mijn bedoeling is om hem
ooit eens aan een kerk te verkopen:
er zijn toch genoeg jonge parochies
diG nog geen kerstgroep hebben.
En soms kan ik wel huilen als ik
zie waar sommige pastoors zo'n vijf
duizend gulden voor neertellen
en ik knok met hem om hem eruit
te krijgen. Ik zou niet kunnen wer
ken zoals bijvoorbeeld een Karei
Appel. Ik ben niet van „ik-rotzooi-
maar-wat-an, dat zou ik afschuwe
lijk vinden, dat zou ik niet kunnen.
Ik heb een jaar aan de kerstgroep
gewerkt. En toen werd hij meteen
tentoongesteld, in Breda."
Op die tentoonstelling maakte Ma
ry van Regteren Altena kennis met
monseigneur Bekkers. „Wat een ver
rukkelijk mens, zo gewoon, zo een
voudig, zo prachtig. Ik was meteen
weg van hem. Toen hij de groep
gezien had zei hij: „Mevrouw, daar
moeten we naar terug. Naar dat
hele menselijke." Hij zei ook: „Ik
zie dat u protestant bent, aan de
groep. Bij ons staan Maria en het
kindje centraal, u heelt alle accent
gelegd op het kindje en Maria staat
in de schaduw."
Ieder jaar houdt ze met haar leer
lingen een tentoonstelling. Daar
staan een stuk of zes poppen van
haarzelf, de rest is allemaal leer
lingen werk. „Daar werken ze dan
ook het hele jaar naar toe. Het is
altijd een geweldig succes".
Daarom oegon ze enkele jaren
geleden ook zelf met een kerstgroep.
„Het liep tegen Kerstmis en ik was
boodschappen aan het doen in Weesp
en toen zag ik in zo'n winkel van
religieuze artikelen en zo, u weet
wel, zo'n afgrijselijke kitsch, Maria
met een gouden kroontje op, nou,
dat leek natuurlijk nergens op. En
toen dacht ik: ik ga er zelf een ma
ken".
Een paar weken liep ze vei-
dwaasd door het huis, helemaal in
gedachten. „Dat heb ik altijd als ik
een pop ga maken. Ik denk er eerst
een hele poos over na, laat het als
het ware helemaal op me afko
men. ik luister. Ik zie mezelf als
gereedschap in Gods hand, want
zonder hem, helemaal alleen, kan
ik niets. En dan ineens heb ik het.
En dan ga ik ook meteen aan de
gang dan hoor ik niets meer. De
kinderen zeggen: als mamma werkt
kun je over haar roddelen, want
ze hoort je toch niet. Soms werk ik
dan tot drie, vier uur 's nachts door,
in volkomen stilte. Ik moet echt
een gevecht leveren met de pop om
hem te krijgen zoals ik hem hebben
wil, D» po© is als het ware in mij
Er verdwijnt nog een stuk schuur
in het knappende haardvuur. E11 ik
word aangespoord mijn koffie niet
koud te laten worden. Dat zou je
haast, met zoveel om naar te kij
ken. En te luisteren. Mary van Reg
teren Altena is een enthousiast ver
telster. Ze kan met evenveel plezier
praten over de voetbalwedstrijd En-
geland-Rusland („ik ben niet voor
niets met vijf broers opgegroeid.
Mijn kinderen vragen me: mam,
waarom fluit de scheidsrechter nou
voor buitenspel? Dan zit ik er hele
maal in. In het spel. Wat een voet
ballers, hè? Die Russen") als over
haar leerlingen, die zij een avond
per week lesgeeft in het maken van
poppen. Ze heeft er momenteel
drieëndertig. „En als u ziet wat ze
maken, zo leuk. Ik hoor vaak. als
ze pas op les komen: nou. ik kan
het niet hoor. Ik leer het nooit. En
dan zeg ik: hoe weet u dat" Hebt
u wel eens iets aan kunst gedaan?
Want ik meen, dat ieder mens crea
tief vermogen heeft. Velen zijn zich
er alleen niet van bewust, zijn op een
of andere manier niet geraakt. Als
ze bij me komen zeg ik: nou me
vrouw want heb meestal huis
vrouwen op les u zult zien dat
u het kunt. Dat u op het laatst ook
de mensen heel anders gaat zien.
En dan komen ze later: het klopt.
Ik heb nou een pop gezien in de
trein die ga ik meteen maken".
Mevrouw Van Regteren Altena is
blij te constateren dat haar leerlin
gen, wanneer ze zo intens creatief
bezig zijn, ook een eigen stijl ont
wikkelen. „Ze apen me goddank niet
na, want dat is natuurlijk niet de
bedoeling. Alle poppen zijn totaal vel
schillend. In iedere pop zie je dege
ne terug die ze gemaakt heeft."
Mary van Regteren Altena, m En
geland geboren en opgevoed, studeer
de aanvankelijk voor beeldende kun
sten in Amsterdam. Vijf jaar. „Toen
ik er amper af was kreeg ik eigen
lijk niet veel gelegenheid meer om
te gaan beeldhouwen. Aanvankelijk
maakte ik wel veel wandkleden,
want je probeert toch Op alle mo
gelijke manieren iets aan je kunst
te doen. En toen mijn zoon Maar
ten geboren moest worden dacht
ik: weet je wat, ik ga zelf speel
poppen maken. En dat heb ik ge
daan. Ik maakte een Pinocchio. Dat
werd mijn eersteling. Een vriendin
van mij van de academie kwam
eens hier en zag die pop en ze zei:
wat enig meid. Jij moet meer pop
pen gaan maken
Dat deed ik ook, maar helemaal
niet met de bedoeling om er nou
een handeltje van te maken. Maar
die vriendin stuurde achter mijn
rug om een kunsthandelaar naar
me toe, die ook meteen wild enthou
siast werd en meteen een heleboel
poppen wilde hebban. Daar moest
hij natuurlijk wel een jaar later
voor terugkomen, want ik kan ze
zo niet uit de grond stampen, daar
gaat eerst een heel proces aan voor
af. Na dat jaar had ik twaalf pop
pen. Die heeft hij toen meteen ten
toongesteld. Groot succes, ik kreeg
van alle kanten telefoontjes en op
drachten. Ik wist, niet wat me over
kwam gewoon. Toen ben ik ermee
doorgegaan. En ik kan er niet meer
mee ophouden."
Beeldhouwen heeft ze nooit meer
gedaan, uitgezonderd enkele kopjes
van haar zoons.
..Je bent nooit uitgestudeerd",
zegt ze, „er is altijd wel iets waar
door je weer geïnspireerd wordt,
weer andere ideeën krijgt. Iedere
po>p Is het ook nooit helemaal, je
jaagt eigenlijk het volmaakte na,
terwijl je weet dat je het nooit kunt
bereiken. Dat is aan een kant maar
gelukkig ook, want dan zou het er
voor mij af zijn".
De laatste pop die Mary van Reg
teren Altena maakte, is er een van
Tevje uit de musical Anatevka: een
verjongde uitgave van Lex Goud
smit. Tevje, terwijl hij praat met
God, het is een pracht van een
pop. Je ziet hem gewoon zeggen!
God, waarom moet u mij nou al
tijd hebben?