Bethlehem nu maar vergeten Mary van Regteren Alfena poppenmoeder van Weesp Voor wie een vrolijke onbekommerde gezellige Kerstmis wil: t ft Proces Creatief Zelf doen Samenwerking Goede wil... r KERSTMIS 1967 nAGBLAD DE STEM KERSTMIS 1967 haar exclusieve cos- ar, om u, bij u thuis, cosmetica en toilet- 220 stationcar zijn nu uitgerust 5 pk motor. nr.-..A ehalve de 1800 S) zijn nu voorzie" Je stuurkolom, en (behalve n rembekrachtiger. Bovendien erbeteringen ten bate van bracht. ebreid met een complet» Door het luchtruim, waarin de engelen zongen „Vrede op aarde, in de mensen een welbe hagen", gaan mirages en migs als sluipwespen rond. In de ho- ningkleurige heuvels, waar de herders de nachtwacht hielden over hun kudden, loeren pa trouilles op elkaar. Op de stoffi ge wegen, waarlangs Jozef en Maria reisden naar „de stad Da vids, die Bethlehem genaamd wordt" leggen terroristen land mijnen. Op de plek waarover Lukas bericht: „En zij baarde haar eerstgeboren zoon en wond hem in doeken en legde hem neder in de kribbe, omdat voor hen lieden geen plaats was in de herberg" staat een Israëli sche soldaat nietbegrijpend naar de huilende pelgrims te kijken en haalt de schouders op, waarover een schietklare sten- I gun hangt. „Wat mij betreft, mag de regering alle nieuwe gebieden weer teruggeven in ruil voor vrede", zegt hij. Vrede geen beter oord dan de duistere Geboorte-kerk in Bethlehem anno 1967 om te beseffen, hoezeer net daar aan mankeert. Er is altiid wel ergens oorlog, als de mensheid zich opmaakt om de geboorte van haar verlosser te vieren, maar hier op deze heilige plek En waarom? Laat het eens door een Arabier gezegd worden: door de Moef ti van Bethlehem, die ik tijdens mijn verblijf daar gedurende de zesdaagse oorlog leerde kennen als een wijs en waarachtig man. „Men verwijt ons anti-semitisme", zucht hij gelaten. „Waarom wil rnen de feiten niet onder ogen zien? Niet dc moslim, maar het christendom dat daar hij wijst op de blinde, zon geblakerde muur van de kerk gebo ren werd, is verantwoordelijk voor de jodenvervolging door de eeuwen heen. Of durft u zijn wijsvinger priemt ontkennen, dat Hitler-Duit*- land het produkt is geweest van de westerse, christelijke cultuur'' Wat is er vervolgens gebeurd? Eindelijk is het geweten van de christelijke we reld gaan knagen. Laten we goedma ken, wat we de joden hebben aange daan, hebben de christenen gezegd. Laten wij onze collectieve schuld af lossen door de joden een land te ge- yen, waar ze veilig zijn. Dat is prach tig. Geen Arabier, diie daar bezwaar tegen heeft. Alleen: waarom moest dat land uitgerekend in Arabië lig gen? Waarom moesten de Palestijnse Arabieren boeten voor een zonde, die het christendom heeft begaan'. En dan durft het westen nog zeggen dat wij, de Arabieren, sjacheraars zijn" Vrede— nergens killer dan daar, m de Geboorte-kerk, op dit mo ment, doorhuivert je het besef, hoe zeer de boodschap van Bethlehem twintig eeuwen lang is misverstaan, vanaf keizer Constantinus, die, zo no dig met wapengeweld, het christen dom bevoorrechtte boven andere reli gies tot en met Vietnam Je ziet de ^uitgemaakte pamfletten, waarin de m Arabieren oproepen tot moord en vei Krachting. Je ziet de Jordaanse slacht- a 7 verkoold tot op het bot van de Israëlische napalm. Je ziet de Kisten met gifgas, dat gebruikt zou F, zijn, als het langer had geduurd van Amerikaans fabrikaat nota bene Je ziet de heiligschennis van een Da- vid-ster, die gekrast is in de muur van de Omar-moskee in Jerusalem op één na het belangrijkste heilig dom van de Mohammedanen Je ziel de portretten van Hitler, die de Ara bische verbeelding tot ie grootste hoogten van haat en moordlust moes ten opzwepen en je denkt: „Terwijl het mysterie van Bethlehem toch slechts dienstbaar was aan die ene boodschap, waarom het allemaal gaat: hebt uw naaste lief gelijk uzelf Wat hebben we het met z'n allen grandioos verknold". Ja, toeven, daar in de Geboorte-kerk, op diit moment, maakt een nederig, vschuldig mens van je. ,,Ik ben bezigde Arabische schrifttekens te leren", zegt de Israëlische soldaat met de stengvn, die de toegang bewaakt. ,Iiet hin dert me, dat ik de opschriften van hun winkels en hun kranten niet kan lezen. Arabisch leren is trouwens de rage van iedereen. Omgekeerd leren onze nieuwe Ara bische medeburgers ijverig He breeuws. Misschien leidt dat alle maal nog eens tot wederzijds be grip". Avraham Yoffe gokt daar ook op, op dat begrip. De oorlog heeft hem tijdelijk achter zijn bureau vandaan gehaald, waar hij, de vreedzame bo tanicus, de bescherming van natuur en landschap in Israël zat te beharti gen, en generaal gemaakt. In die kwa liteit leidde hij de zuidelijke arm van de tang, die de Egyptenaren in de Sinaï de adem afkneep. Een alleraar digste, beminnelijke man. De blijven de annexatie van de bezette gebieden vindt hij een vanzelfsprekendheid een onaantastbaar recht. Het vluchte lingen-probleem? „Ah, maar dat kan worden opgelost", zegt hij losjes. „Na de Tweede Wereldoorlog zwier ven er 13 miljoen ontheemden door Europa. Hoor je daar ooit nog var? Welnee: die hebben zich allemaal er gens gevestigd en maken zich nuttig voor 1e maatschappij. Ze zijn mis schien niet zo gelukkig, maar ze red den het. Als de Arabieren willen, hoeft er geen vluchtelingenprobleem te zijn". Maar de terroristische aanslagen van de laatste tijd dan? wijzen die in de richting van een joods-Arabische vreedzame co-existentie? Generaal Yoffe tilt er met zwaar aan. „Ik wil u wijzen", zegt hij, „op een opmerke lijk verschijnsel. In de Gaza-strip, waar je toch de grootste concentratie van Arabische vluchtelingen vindt, wordt helemaal niet gesaboteerd. Ster ker: ze geven iemand, die plannen heeft voor een terreurdaad, prompt bij de Israëlische autoriteiten aan Het komt, omdat ze zich realiseren dat er niets anders opzit dan samenwer king. Ze weten onze regering heeft het duidelijk gezegd dat de Gazastrip Israëlisch blijft. Ze hebben geen keus en ze schikken zich er zonder morren in. Waar terreur is, maar rtiinder, dan we hadden verwacht, dat is op de westelijke oever van de Jordaan. De toestand ligt daar oon anders. De mensen weten er niet, wat hun toe komst is, want de regering laat mets los. Dus redeneren ze: waarom zou den we samenwerken? Als we met de Israëli's samen werken en ons gebied wordt straks aan Jordanië teruggegeven, dan is het fini met ons, dan gaan we er alle maal aan. Vandaar het verzet. Als ze weten, waar ze aan loe z'jn, zal het ophouden", aldus generaal Yoffe. Zijn ondergeschikte, die de toegang tot de Geboortekerk bewaakt en Arabisch leert, heeft ondertussen een heel an dere filosofie. „Niemand weet eigenlijk goed, wat we met de nieuwe gebieder, aan moe ten. Extreem nationalistische kringen willen alles houden, maar dat bete kent een miljoen Arabische burgers erbij en het is bekend dat de Ara bieren enorm veel kinderen krijgen In de Arabische dorpen wemelt het van de kinderen, zodat ze op de duur, helemaal legitiem en vreedzaam, toch een meerderheid zouden worden". Hij studeerde, voordat de oorlog hem naar de frontlijn riep, letteren een enorm belezen knaap, die graag en veel met citaten goochelt. „Je kunt de Arabieren voor de voeten werpen", filosofeert hij, „wat de Oostenrijkse staatsman Grün heeft gezegd, name lijk: het leed van een volk door oor log te willen genezen is hetzelfde als Iemand onthoofden, die kiespijn beert. Maar evengoed kun je Israël ver wijten, wat die Anglikaanse deken Inge eens heeft gezegd: men kan zich wel een troon van bajonetten bouwen, maar men kan er niet op gaan zitten". Hetzelfde vraagteken, waarmee de ze jonge joodse soldaat worstelt, kwelt ook de Nederlandse schrijfster Renate Rubinstein in haar bij Meulenbol'f uitgegeven boekje „Jood in Arabm. Goi in Israël". Haar bevindingen van een na-oorlogse reportagereis. zowel naar Jordanië als naar Israël, ziln een schoolvoorbeeld van gewetens volle objectiviteit en haar conclusies zijn zeer zuiver. Ze heeft drie jaar aan de universiteit van Jeruzalem ge studeerd. Lees. wat ze schrijft „Alle echte argumenten pro en- contra in het Arabisch-Israëlische conflict zijn emotioneel en bij bei de partijen komen ze ooorz uit diepe en geenszins denkbeeldige trauma's. Alleen iemand, dis dit begrijpt en niet lijdt aan de mo rele bijziendheiddie moeiteloos het leed van het ene volk zwaarder laat wegen dan dat van het an dere, beseft, waar het eigenlijk om gaat. Ik ken geen Arabier, voor wie in zoveel genegenheid voet ais voor een paar Israëli's, oude vrien den met lieve gezichten. Maar ik zie niet in, hoe ik daaraan het recht mag ontlenen, blind te zijn voor mensen, die ik minder goed ken en van wie ik minder houd. En als het dan werkelijk om een tragedie gaat, als beide partijen dus het recht aan hun zijde heb ben wie moet dan de eerste stap doen? De overwinnaar, want die heeft de meeste bewegingsvrij heid. Het is kil en enghartig en ingegeven door de „arrogance of power" om na de overwinning het onderste uit de kan te eisen. Is raël zal er aan moeten wennen dat het niet langer slachtoffer is, met de morele aanspraken van dien, maar overwinnaar, met de- morele plichten, die daaruit voort vloeien. Israël wil geen agressor zijn en geen bezetter, maar dan mag het ook niet eeuwig doorgaan zich in die rol te laten „dwingen''. Niemand, behalve zijn eigen wil verplicht Israël Arabisch grondge bied met Arabische bewoneis be zet te houden. En als uit die be zetting de noodzaak voortvloeit lot razzia's, huiszoekingen, arrestaties en deportaties, dan heeft lsro,ël dat uitsluitend aan zichzell te wij ten. Het recht op zelfbescherming, heilig als het is, krijgt een holle klank, wanneer die bescherming de inlijving van andermans grond gebied vereist. Het. zou afschuwe lijk zijn, als de Arabische Ir.nden deze oorlog opvatten als een voor beeld voor wat zij in de volgende ronde moeten doen: onverwacht aanvallen en de napalm niet spa ren. Afschuwelijk enlogisch. tenzij het Israël lukt, de vicieuze cirkel te doorbreken door een daad werkelijke politiek van vrede en vriendschap" Ik geef dit citaat zo uitvoerig, om- dat het - na de begrijpelijke roes van medenjutn en verontwaardiging uit de juni-dagen een zeer zuivere kijk op de nudige stand van zaken i.? Een utopistische l<ijk zo men wil. maar wat hebben we tot nu toe ondpt de kerstboom anders gedaan dan uto pistisch zijn? Nog een andere Meutenhoff-uitgave, die onlangs op de markt kwam, aan de verwarrende problematiek van net Midden-Oosten gewijd Het boek heet „Israël en de Aiahi*- ren" met als ondertitel „De dern* slag" en het is een soort dialoog tui sen de Franse journalisten Held en Rouleau, die de zesdaagse oorlog res pectievelijk vanuit Tel Avi; en Cairo verslagen hebben. Twee publicistische tegenvoeters dus, elk beïnvloed door de propagandistische druk, waaronder hij in die kritieke dagen leefde, en daardoor met alle lofwaardige po gingen tot objectiviteit geneigd tot gekleurde interpretaties van de fei ten. Een voorbeeld: Held, die in Tel Aviv zat, verdedigt door dik en dun, dat Israël de eerste klap gat. die een snelle, efficiënte overwinning bleek waard te zijn, want dp Arabieren had den toen maar Dij voortduring laten weten, dat zij de neJe joodse natte zouden uitroeijn en wat moet ie dan? Rouleau, die in Cairo was, is hei daar allerminst mee eens, Arabieren heb ben nu eenmaal 'n bloemrijke spreek trant, stelt hij. Als Arabieren zeg gen: ,Ik roei je uit", bedoelen ze „Ik sla je een bloedneus". Anderzijds ver wijt Rouleau de Israëli's heftig, dat zij met opzet in de Sinaï verslagen Egyptenaren hebben laten omkomen van dorst en daar haait Held weer de schouders bij op. „Wat wil je dan?" werpt hij tegen. „Dat een bedreigt volk zijn succesvolle, verrassende bliksemoffensief afbreekt om water voor de vijand aan te slepen? Kom nou"' Kortom: een pittige dialoog, die op onthutsende manier laat zien, dat de oorlogsmedaille niet twee, maar veel meer keerzijden heeft, dit uiteraard dank zij de letterlijk zwarte magie van de heren wereldpolitici. Curieus is, dat beide journalisten, die experts zijn op het gebied van het Midden-Oosten, in hun conclusies dicht bij elkaar staan en bij RenatP Rubinstein. Allereerst Rouleau met zijn Nasser-indoctrinatie. Hij begint met de mening samen te vatten, ilie meer en meer bij Egyptische intellec tuelen veld wint en die luidt: ,,We moeten iedere militaire op lossing rpoeven. De Arabische we reld zou j.vJt i Uledig uitputten ais zij een oplossing door geweld zou willen opdringen. Wij moeten dus het bestaan van de staat Israël de fado aanvaarden en het waarborgen voor zijn veiligheid verstrekken. Dit door middel van een internationale overeenkomst, die het de Arabieren mogelijk zou makenniet hun gezicht te verlie zen. Gelijktijdig zou Israël moeten evolueren naar wat men ,,dezioni- satie" noemt. Het zou zijn expan sionistische ideeën moeten laten varen. Het zou meer moeten ver wereldlijken, meer pluralistisch moeten wordenzich in de wereld van het Midden-Oosten moeten integreren". Na deze samenvatting waarschuwt Rouleau: „Maar deze realistische en misschien zelfs pacifistische stroming onder de Arabieren loopt gevaar, ge broken en vernietigd te worden. Niet door de Egyptische autoriteiten, die misschien niet geheel tegen deze op vatting gekant zijn. Als de stroming, waarover ik het gehad heb, gevaar loopt te verzanden, dan komt dat eer der door de houding van de Israëli's wanneer zij volhouden, de vrede te willen opdringen op basis van hun mi litaire veroveringen, dan zal iedere neiging tot realisme door de harts tochten worden weggevaagd". Luisteren we vervolgens naar Held, die het allemaal door de Israëlische bril heeft bekeken. Hij zegt: ,,Op het ogenblik ben ik tamelijk pessimistisch wat betreft de kansen van een defini tieve vreedzame oplossing op korte termijn. De ontwikkeling in het den ken, waarvan bijvoorbeeld een man als Dayan getuigt, weerspiegelt het idee, dat Israël op een of andere ma nier vanuit zijn positie van kracht een soort recht moet hantei'en. Men erkent wel, dat de Arabieren bepaalde rechten hebben, maar het is Israël j taak, hierover te beslissen en hieraan te voldoen. Toch, ondanks de obsta kels, ondanks de onverzettelijkheid, ondanks de strakkere houding, die voortkomen uit de zoveelste oorlog na een eeuwigheid van lijden, zou ik het woord aan de besten willen geven, aan hen, die geen genoegen willen ne men met' een kortstondige vrede, die op een overwinning berust. Van hen moeten we de oplossing verwachten, althans: van hun denkbeelden. Laten de Israëli's zich dus moediger en openhartiger tonen dan de murw ge worden Arabieren, die gedoemd zijn nee te zeggen. Laten zij het ja ont rukken door een hoger bod van op nieuw bevestigde goede wil, omdat zij overwinnaars zijn". Goede wil daar zongen de engelen boven Bethlehem al over. Helaas: ter plaatse is de echo door het oorlogsgedruis en het wraak-getier overstemd. Beide partijen bijten zich vast in het eigen gelijk, de eigen wrok, als in een onrijpe appel en zijn nog verbaasd, dat hij zuur is ook. De grote mogend heden, die door hun politieke gekonkel in het verleden recht streeks verantwoordelijk zijn voor het zinloze conflict, kijken toe of helpen een handje met nieuwe wapenleveranties. Bethlehem anno 1967 Voor de Arabieren, die er wo nen, gelden onvrijheden, waar van de avondklok nog de minst erge is. De Israëli's, die het be zet houden, zijn beducht voor iedere stap, want een landmijn is gauw gelegd. Daartussen de pelgrims, met hun erfenis van twintig christe lijke eeuwen vol oorlogen, de een nog meedogenlozer dan de ander. Gekomen om de geboorte te herdenken van Hem, die de meest simpele, meest menselij ke, meest verheven idee predik te, die denkbaar is: heb uw naasten lief gelijk uzelf. Wie een vrolijke, onbekommerde, ge zellige kerst wil laat hij Bethlehem vergeten. NS-J'.-. 'a Dolorosa-straat, Verkoop en winkeltjes bij de vijfde statie „Kerstfeest... dat is voor mij écht een familiefeest. Wij vieren dat dan ook helemaal gezellig onder ons. Geen feesthoedjes en geen kerstdiners buitenshuis die je drie weken van tevoren al besteld moet hebben. Ik heb een kerstboom in huis en daar leg ik wat onder voor de jongens, en we zingen kerstliederen, en ik lees 'n verhaal voor van Selma Lagerlöf en iedere kerstnacht gaan we hier in Weesp naar de kerk. Ik ben luthers, maar ik ga toch vaak naar een katholieke kerst-mis. Die Gregoriaanse lie deren vind ik zó mooi Iedereen in de wijde omtrek van Weesp weet je de weg te wijzen naar het huisje van „poppenmoe der" Mary van Regteren Altena. Voor de brug rechtsaf, langs de kronke lende, soms zilverspattende Vecht en dan kan het niet missen. Er is knapperend, open haardvuur dat weldadige warmte om je koude en kels legt, een onverdroten doorklet- sende papegaai, die acrobatische kunststukjes uithaalt in zijn kooi, een goedmoedige lobbes van een hond, een schaaltje met drie krieu welende moerasschildpadjes, veel planten, veel boeken, veel heerlij ke, gemakkelijke stoelen, en daar midden in de frêle vrouw, die zo helemaal bezeten is van poppen. Zij heeft er al zo'n driehonderd gemaakt, maar werd vooral beroemd door haar kerstgroep, die enkele ja ren geleden op een tentoonstelling in Arles als de beste uit de bus kwam. ,,Pat was in 1963. Ik was helemaal perplex. Ik ben naar de jury gegaan en ik zei: Waarom hebben jullie nou die van mij uit gekozen, er zijn er andere die veel en veel mooier zijn. Een jurylid uit Avignon, ik zal de man nooit meer vergeten, blafte toen tegen me: ..Mevrouw, daar hebt u gelijk in, maar dat blijven poppen. In uw groep herkennen wij de mens, herkennen we onszelf De kerstgroep bestaat uit negen tien poppen. De engel, die er aan vankelijk ook bij was, is inmiddels gedemonteerd. .,Ik kon er niks aan doen", zegt Mary van Regteren Al tena peinzend, „maar ik vond hem ineens veel te pompeus, veel te do minerend. En iets waar ik niet ach ter kan staan dat moet weg." In middels is er een aanvulling geko men op de groep: Judas. Een prach tige schuwe, bange pop, die klaar staat om verbijsterd weg te rennen, het gezicht een en al vrees. „Judas, gek hè? Die wordt altijd voorgesteld als de verrader, als d« grote misdadiger. Maar zo zie ik hem helemaal niet. Ik zie hem als de twijfelende figuur, die steeds een wonder van Jezus heeft willen af dwingen. Ook het wonder, dat hij gered zou worden van de kruisdood. En toen Judas zag, dat dat niet lukte, heeft hij zich opgehangen. Volgens mij moet het zo gegaan zijn. Toen de kerstgroep een keer in Hoogeveen opgesteld stond had ik Judas erbij gezet, om een hoek je. De burgemeester van Hoogeveen, die er ook naar kwam kijken, zei met toen: dat moet u nooit meer scheiden. En dat heb ik ook niet meer gedaan. Sindsdien is Judas een onderdeel van de groep. Ge boorte en dood, weet u, dat hoort bij elkaar." De poppen staan in het heerlijke lichte atelier achter de woning, een ingetogen Maria met prachtige, zwarte haren en een heel blank, heel lief, peinzend gezichtje, een stille Jozef, het kind, de os en de ezel en de herders, de drie koningen, lammetjes en kamelen Morgen gaat hij weg, hij wordt opgesteld in het gemeentehuis van Weesp. Tot na de kerstdagen. Weet u wat ik nou jammer vind? De groep heeft nog nooit in een kerk gestaan. Dat zou ik nou zo fijn vin den. Mijn bedoeling is om hem ooit eens aan een kerk te verkopen: er zijn toch genoeg jonge parochies diG nog geen kerstgroep hebben. En soms kan ik wel huilen als ik zie waar sommige pastoors zo'n vijf duizend gulden voor neertellen en ik knok met hem om hem eruit te krijgen. Ik zou niet kunnen wer ken zoals bijvoorbeeld een Karei Appel. Ik ben niet van „ik-rotzooi- maar-wat-an, dat zou ik afschuwe lijk vinden, dat zou ik niet kunnen. Ik heb een jaar aan de kerstgroep gewerkt. En toen werd hij meteen tentoongesteld, in Breda." Op die tentoonstelling maakte Ma ry van Regteren Altena kennis met monseigneur Bekkers. „Wat een ver rukkelijk mens, zo gewoon, zo een voudig, zo prachtig. Ik was meteen weg van hem. Toen hij de groep gezien had zei hij: „Mevrouw, daar moeten we naar terug. Naar dat hele menselijke." Hij zei ook: „Ik zie dat u protestant bent, aan de groep. Bij ons staan Maria en het kindje centraal, u heelt alle accent gelegd op het kindje en Maria staat in de schaduw." Ieder jaar houdt ze met haar leer lingen een tentoonstelling. Daar staan een stuk of zes poppen van haarzelf, de rest is allemaal leer lingen werk. „Daar werken ze dan ook het hele jaar naar toe. Het is altijd een geweldig succes". Daarom oegon ze enkele jaren geleden ook zelf met een kerstgroep. „Het liep tegen Kerstmis en ik was boodschappen aan het doen in Weesp en toen zag ik in zo'n winkel van religieuze artikelen en zo, u weet wel, zo'n afgrijselijke kitsch, Maria met een gouden kroontje op, nou, dat leek natuurlijk nergens op. En toen dacht ik: ik ga er zelf een ma ken". Een paar weken liep ze vei- dwaasd door het huis, helemaal in gedachten. „Dat heb ik altijd als ik een pop ga maken. Ik denk er eerst een hele poos over na, laat het als het ware helemaal op me afko men. ik luister. Ik zie mezelf als gereedschap in Gods hand, want zonder hem, helemaal alleen, kan ik niets. En dan ineens heb ik het. En dan ga ik ook meteen aan de gang dan hoor ik niets meer. De kinderen zeggen: als mamma werkt kun je over haar roddelen, want ze hoort je toch niet. Soms werk ik dan tot drie, vier uur 's nachts door, in volkomen stilte. Ik moet echt een gevecht leveren met de pop om hem te krijgen zoals ik hem hebben wil, D» po© is als het ware in mij Er verdwijnt nog een stuk schuur in het knappende haardvuur. E11 ik word aangespoord mijn koffie niet koud te laten worden. Dat zou je haast, met zoveel om naar te kij ken. En te luisteren. Mary van Reg teren Altena is een enthousiast ver telster. Ze kan met evenveel plezier praten over de voetbalwedstrijd En- geland-Rusland („ik ben niet voor niets met vijf broers opgegroeid. Mijn kinderen vragen me: mam, waarom fluit de scheidsrechter nou voor buitenspel? Dan zit ik er hele maal in. In het spel. Wat een voet ballers, hè? Die Russen") als over haar leerlingen, die zij een avond per week lesgeeft in het maken van poppen. Ze heeft er momenteel drieëndertig. „En als u ziet wat ze maken, zo leuk. Ik hoor vaak. als ze pas op les komen: nou. ik kan het niet hoor. Ik leer het nooit. En dan zeg ik: hoe weet u dat" Hebt u wel eens iets aan kunst gedaan? Want ik meen, dat ieder mens crea tief vermogen heeft. Velen zijn zich er alleen niet van bewust, zijn op een of andere manier niet geraakt. Als ze bij me komen zeg ik: nou me vrouw want heb meestal huis vrouwen op les u zult zien dat u het kunt. Dat u op het laatst ook de mensen heel anders gaat zien. En dan komen ze later: het klopt. Ik heb nou een pop gezien in de trein die ga ik meteen maken". Mevrouw Van Regteren Altena is blij te constateren dat haar leerlin gen, wanneer ze zo intens creatief bezig zijn, ook een eigen stijl ont wikkelen. „Ze apen me goddank niet na, want dat is natuurlijk niet de bedoeling. Alle poppen zijn totaal vel schillend. In iedere pop zie je dege ne terug die ze gemaakt heeft." Mary van Regteren Altena, m En geland geboren en opgevoed, studeer de aanvankelijk voor beeldende kun sten in Amsterdam. Vijf jaar. „Toen ik er amper af was kreeg ik eigen lijk niet veel gelegenheid meer om te gaan beeldhouwen. Aanvankelijk maakte ik wel veel wandkleden, want je probeert toch Op alle mo gelijke manieren iets aan je kunst te doen. En toen mijn zoon Maar ten geboren moest worden dacht ik: weet je wat, ik ga zelf speel poppen maken. En dat heb ik ge daan. Ik maakte een Pinocchio. Dat werd mijn eersteling. Een vriendin van mij van de academie kwam eens hier en zag die pop en ze zei: wat enig meid. Jij moet meer pop pen gaan maken Dat deed ik ook, maar helemaal niet met de bedoeling om er nou een handeltje van te maken. Maar die vriendin stuurde achter mijn rug om een kunsthandelaar naar me toe, die ook meteen wild enthou siast werd en meteen een heleboel poppen wilde hebban. Daar moest hij natuurlijk wel een jaar later voor terugkomen, want ik kan ze zo niet uit de grond stampen, daar gaat eerst een heel proces aan voor af. Na dat jaar had ik twaalf pop pen. Die heeft hij toen meteen ten toongesteld. Groot succes, ik kreeg van alle kanten telefoontjes en op drachten. Ik wist, niet wat me over kwam gewoon. Toen ben ik ermee doorgegaan. En ik kan er niet meer mee ophouden." Beeldhouwen heeft ze nooit meer gedaan, uitgezonderd enkele kopjes van haar zoons. ..Je bent nooit uitgestudeerd", zegt ze, „er is altijd wel iets waar door je weer geïnspireerd wordt, weer andere ideeën krijgt. Iedere po>p Is het ook nooit helemaal, je jaagt eigenlijk het volmaakte na, terwijl je weet dat je het nooit kunt bereiken. Dat is aan een kant maar gelukkig ook, want dan zou het er voor mij af zijn". De laatste pop die Mary van Reg teren Altena maakte, is er een van Tevje uit de musical Anatevka: een verjongde uitgave van Lex Goud smit. Tevje, terwijl hij praat met God, het is een pracht van een pop. Je ziet hem gewoon zeggen! God, waarom moet u mij nou al tijd hebben?

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 37