e wens
Vurig
kort geleden
in vervulling
gegaan
Ouders verenigt u
„WET VAN POSTEMA" MAG IN
BRUGKLASSEN G EEN NORM ZIJN
K.N,
Ik we
1
Ld
kasi
in 1
door drs. R. Smit
In Hemmen staat protestants retraitehuis
GUERLAIN
Meer parallel
W aarde ringssy stee m.
Belangrijke factoren
Hoog rendement
n.a.c.
n.a.c.
j
16
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 23 DECEMBER 1967
17
Promotor
Ritme
Toekomst
de snelle en zekere pijnverdrijver
docent pedagogie,
psychologie en didactiek
aan de KMA te Breda
ERNST BEE'
BIJ SCHAAT
Sterker
De heer Adr. A. van Bemmel,
in leven voorloper van het re-
traitewerk in Hemmen.
Als je juist bent teruggekeerd
van een retraite, uitgeschreven
door Neerlands eerste protes
tantse retraitehuis, waarover
hierna meer, krijg je met min
stens twee reacties te maken,
als 'je er thuis iets van vertelt,
reacties die met elkaar verband
houden. Enerzijds is daar de
goeie vriend, die tegen je zegt
„Ik kan me voorstellen, dat je
het daar goed hebt gehad. Een
retraite behoeft ons protestan
ten niet af te schrikken. Elke
vorm van zelfinkeer, bezinning
en concentratie op wat „des
geestes" is, kan zijn nut afwer
pen, als de betrokkenen er daad
werkelijk bij „betrokken" zijn.
Je bent bezig het „Nader tot
God" op jezelf te betrekken, in
persoonlijk contact te treden
met God, natuurlijk met
schroom en. overgave, maar in
afwachting en berusting, in alles
stellig als een daad van geloof".
Dat is dus de ene reactie; voor
waar geen teleurstellende evaluatie,
je beluistert daarin een zekere hun
kering, omdat mee te beleven. Dit
willen mee-beleven van rust, stilte
openheid naar „boven", is ook in
protestantse kring wellicht mede
door de nieuw-liturgische beweging
in toenemende mate symptomatisch.
Zouden daar het gejaagde leven en
de vermaterialisering van een post
christelijke samenleving niet mede
de oorzaak van zijn?
D - andere reactie, die tegenge
steld lijkt, maar bij nader inzien
verbonden is met de eerste, is de
ze: „Ik zou dat niet kunnen. Mijn
geloofsbeleving is niet sterk genoeg
en ik heb er geen behoefte aan
Ais mensen zijn we nu eenmaal
van verschillende geestelijke struc
tuur, religieuze inslag en persoon
lijke behoeften in de verhouding tot
God".
Al zullen er. ook in het katho
lieke kamp, wel altijd voor- en te
genstanders zijn van retraites, het
valt niet te ontkennen, dat de eer
ste groep, zowel in protestantse als
in katholieke kringen, groeiende is.
De promotor van de protestantse
retraites in Nederland is ds. A.F.
L. van Dijk. tot voor kort hervormd
predikant te Purmerend. Hij is het,
die ieder jaar met anderen samen
retraites heeft geleid op alle mo
gelijke conferentieoorden in ons land.
Maar zijn wens en die van vele
honderden mèt hem was, dat
er ooit een echt retraitehuis zou
komen, een oord van stilte en be
zinning, van persoonlijke inkeer in
de rust van de eigen kamer of de
natuur rondom, door het dagelijks
getijdengebed. Maar ook: een
plaats waar gewerkt zou worden om
de heroriëntering van het eigen li
chaam te bevorderen in buitenar-
beid, lichte huishoudelijke bezighe
den, creatief expressiewerk; her
oriëntering ook niet in de laat
ste plaats van geest en verstand
door het leven van een boek, het
schrijven van de brieven, waar je
niet aan toekwam en verder: bepaal
de vormen van zelfstudie. Maar
naast gebed en werk zou er ook
gelegenheid moeten zijn voor het
gesprek, waarin het zou gaan om
de heroriëntering tot de medemens,
het gesprek met de zielzorger, met
andere gasten, individueel of in de
groep.
En zie: enige tijd geleden is de
ze wens in vervulling gegaan. Er
staan nu een huls voor ruhn twin
tig gasten en een boerderij voor
een nog groter aantal jongeren in
Hemmen, een dorp van nauwelijks
zestig gezinnen, in het hart van de
Betuwe.
Als men het de stoer-strenge cal
vinisten uit de Betuwe zou vertel
len dat er in het centrum van hun
gebied een oord is, waar ritmische
oefeningen worden gehouden, zou
den ze zich vergramd afkeren. Toch
is het niets anders, wat daar in
het Adr ia an van Bemmelhuis ge
beurt. Het ritme wordt bepaald door
de dagorde, die gegroepeerd is om
het ochtendgebed, het middaggebed
en het avondgebed. Ds. Van Dijk
en zijn staf hopen eerlang ook in
het zeldzaam mooie en stemmige
kerkje, dat aan de overkant van
het Adr. van Bemmelhuis st---\ de
getijdengebeden te mogen houden.
Ir het ritme is ook opgenomen
de volledige stilte tijdens ontbijt,
middagmaaltijd en avondeten, af en
toe onderbroken door een noodzake
lijke opmerking, die er niet zelden
als een practical joke uitkomt en
dan bijdraagt in de innerlijke ont
spanning; mevrouw Van Dijk leest
tussen de gangen nogal eens voor
uit een eigentijds boek.
Buiten de maaltijden, bij koffie
en thee, vindt men de gelegenheid
voor allerlei vormen van ontspan
ning: zangdienst, grammof oonmu-
ziek (wij hoorden de nieuwste com
posities van de psalmen, zoals de
broeders van de communiteit Taizé
ze zingen), onderling gesprek of als
de groep groot genoeg is een medi
tatie, gevolgd door persoonlijke be
zinning.
Dat is de ritmiek. De oefeningen
worden gevormd door de zelfdisci
pline, om dit alles niet als een
krachttoer of iets onwezenlijks te
ondergaan, maar om te komen tot
die lichamelijke en geestelijke ont
spanning, waarin God de kans
krijgt door zijn Heilige Geest de
mens te brengen tot een daad, een
beslissing, een bereidheid om alles,
wat hij aan problemen of ook aan
vreugden heeft meegebracht aan
de voet van het Kruis te leggen.
Door deze oefeningen hervindt de
mens de rust, waar hij naar ver
langd heeft, een nieuw uitgangspunt
een doel om voor te leven.
Ds. Van Dijk en zijn «taf ope
reren natuurlijk niet zomaar in hun
eentje. Daar is de verantwoorde
lijkheid, de pastorale leiding, de
nieuwe doordenking van het moder
ne groepswerk te zwaar en te veel
omvattend voor. Achter hem staat
de Raad voor Herderlijke Zorg van
de Hervormde Synode, die hem heeft
bevestigd als predikant met bijzon
dere opdracht; voorts de Oecume
nische Raad van Kerken in Neder
land en dan natuurlijk een stich
tingsbestuur, waarin leidinggevende
personen uit verschillende kerken zit
ting hebben en tenslotte ook een oe
cumenische werkgroep, waarin men
zelfs enkele katholieken, onder wie
een pastoor, maar ook een gerefor
meerd, doopsgezind en hervormd
predikant aantreft.
Afzonderlijk verdient de vertegen
woordiger van de DOK-gemeenschap
uit Utrecht genoemd te worden.
Deze gemeenschap bestaat uit een
aantal Utrechtse studenten, van wie
er één vrijwillig het celibaat gekozen
heeft. DOK is de afkorting van:
Diakonaal Oekumenisch Kontakt. We
zouden nog meer plaatselijke en
landelijke gemeenschappen kunnen
noemen, die achter het werk van
ds. Van Dijk staan en de verwach
ting is gewettigd dat het aantal nog
groeien zal.
Het Kerkplein te
Hemmen; links
het A. A. van Bem
melhuis.
Eigenlijk is de keuze van Hem
men als centrum op zichzelf iets,
dat voor de hand lag, achteraf be
zien. De arbeid van het retraitehuis
kan in zekere zin beschouwd wor
den als de voortzetting van het Lijn-
dense Fonds (wie Hemmen zegt, zegt
Lijnden, het geslacht dat zijn stem
pel op Hemmen heeft gedrukt), ei
genaar van het helaas door oorlogs
geweld vernielde slot, die een ,,re-
fugium" wilde scheppen, een toe
vluchtsoord voor hen die rust zoe
ken. Midden in dit door boomgaar
den en bos omgeven dorpje staat
de oude pastorie, nu A. A. van Bem
melhuis, prachtig hersteld door wij
len de heer A. A. van Bemmel, in
leven directeur van de h.b.s. te
Zetten. Deze h.b.s. behoort, even
als de andere Zettense inrichtingen
van onderwijs, tot de Ds. O. G.
Heldringstichting. Daar zou een af
zonderlijk verhaal over te vertellen
zijn.
Het middelpunt van dit huis is de
kapel, waar de morgen-, middag- en
avondgebeden worden gehouden. Het
is een sober vertrek, de vroegere
studeerkamer van ds. Otto Gerhardt
Heldring, die veertig jaar de ge
meente Hemmen heeft gediend en
de grondlegger is van de Inwendige
Zending in Nederland. Het liturgi
sche centrum is een tafel, waarop
Kruis en Bijbel de centrale plaats
innemen, geflankeerd door twee
kaarsen, die aan het begin van ie
dere gebedssamenkomst door de
dienaar zelf ontstoken worden. De
gebeden worden knielend gezegd. In
Schriftlezing, zang en voorbeden
klopt het hart van het werk. Het
is ontroerend om er getuige van te
zijn, maar meer nog om er ook aan
te mogen deelnemen. Bij iedere re
traite wordt bij het avondgebed ook
eenmaal het Heilig Avondmaal ge
vierd om tot de diepste belevenis
van christelijke eenheid te komen,
vooral als de dienaar rondgaat met
brood ,,Het Lichaam van Christus"
en met wijn: ,,Het Bloed van Chris
tus", zoals hij tot iedere commu
nicant zegt.
In de nabije toekomst hoopt men
in het kerkje het Heilig Avondmaal
met de gasten te mogen vieren.
Het kerkje was in de voor-reforma
torische tijden bekend als ,,Onze
Lieve Vrouw bij de Brug", de ka
pel, die bij de Linge-overgang tot
rusten noodde, zoals mevrouw A.M.
C. van Lijnden-van den Bosch, zus
ter van Ginnekens dominee, in een
boekje over deze kerk het zegt.
„Hemmen", roept op tot retrai
te. Het huis wil een oecumenisch-
pastoraal centrum zijn en staat voor
iedereen open, of het in groepsver
band is dan wel individueel. Nu
is er een weekend voor gasten, die
naar een verinnerlijking va" het
kerstgebeuren zoeken.
M MEELDIJK
(ADVERTENTIES)
VOOR UW GESCHENKEN
PARFUMEUR A PARIS
adviseert U
VOOR HAAR CHANT D'ARÖMES
VOOR HEM HABIT ROUGE
ii
De vorige kritische beschouwing over de
mammoetwet werd geplaatst in onze krant
van 16 december.
De instelling van een brugklasse
mogen wij zeker toejuichen, maar de
problemen, die deze met zich mee
brengt, moeten wij toch niet onder
schatten. Hoe zal de brugklas zich
ontwikkelen
Stel een scholengemeenschap begint en
dat zal toch wel regel zijn met meerdere
brugklassen. Worden de leerlingen nu volgens
de toevalsfactor bijv. alfabetisch over de
verschillende klassen verdeeld, of gaat men op
grond van de gegevens, die men al heeft, met
een reeds een voorlopige indeling maken: Gym_
nasium, Atheneum, H.A.V.O., M.A.V.O. enz In
het eerste geval zal het oorspronkelijke idee
van de brugklasse beter tot z'n recht komen,
maar wordt het een hele toer een potentiële
gymnasiast en een toekomstige M.A.V.O.-3-leer-
ling gelijkelijk een heel jaar lang te boeien.
In het tweede geval zullen de leerlingen van
de hoger geclassificeerde brugklasse zulke snel
le vorderingen maken, dat na bijv. 6 maanden
een overgang van een leerling van een lager
geclassificeerde brugklasse naar een hogere in
de meeste gevallen wel niet meer mogelijk zal
zijn, waarmee het idee „brugjaar" geweld aan
gedaan wordt.
Doordat de leerplannen der verschillende scho
len ook in de hogere jaren meer parallel aan
elkaar zullen lopen dan tegenwoordig het ge
val is, zal de overgang van de ene school naar
de andere niet zo vaak tijdverlies met zich
meebrengen als heden ten dage het geval is.
Maar dit zal in hoofdzaak toch wel betrekking
hebben op de overgang van een hoger geclassi
ficeerde school naar een lagere, want, dat een
leerling aan het einde van bijv. de tweede
c.q. derde klas van de H.A.V.O.-school bevor
derd zou worden naar de derde respectievelijk
vierde klas van het Atheneum lijkt mij toch
wel zeer onwaarschijnlijk. Maakt men trou
wens een veelvuldig gebruik van de mogelijk
heid tot omschakelen van leerlingen van de
ene school naar de andere, dan heeft het brug
jaar zijn doel gemist, want het doel van het
brugjaar is immers om zo mogelijk elke leer
ling na dat jaar meteen op het voor hem ge
schikte spoor te zetten. Elke omschakeling in
een hogere klasse wijst dus op een verkeerde
beslissing aan het einde van het brugjaar ge
nomen. Niet alleen het doubleren ook het om
schakelen zal tot de uitzonderingen moeten
behoren, als eenmaal de brugklasse gepasseerd
is, wil de mammoetwet zowel naar letter als
naar geest tot haar recht komen. De beslissin
gen, die in het brugjaar worden genomen, zijn
dus uitermate belangrijk.
De vraag, die opdoemt, vóór men het besluit
neemt, dat Jan niet naar het Atheneum kan
en Piet alleen geschikt is voor M.A.V.O. 3.
maar Wim zonder bezwaar mag worden inge
schreven als leerling van de tweede klasse
van het Gymnasium, is, welke normen moet
men hiervoor aanleggen Heeft men hiervoor
een objectief en deugdelijk criterium tot zijn
beschikking of spelen noodzakelijkerwijs ook
subjectieve en ondeugdelijke factoren hierin
een rol
Nu is het een bekend feit, dat ook bij de meest
consciëntieuze en integere leraren de waarde
ringssystemen onderling grote verschillen ver
tonen. De ene leraar cijfert hoog, de andere
laag, de een gebruikt een grote spreiding
d.w.z. hü geeft zowel enen en tweeën als ne
gens en tienen terwijl de ander zich in bij
na alle gevallen bepaalt tot de cijfers 4, 5, 6 en
7 en bij hoge uitzondering misschien eens een
uitstekende leerling een 8 toekent. Dat het
waarderingssysteem, dat een leraar er op na
houdt, voor een bepaalde leerling wel eens
nare gevolgen kan hebben, begrijpt leder. (Hij
boft er natuurlijk ook wel eens bij). Maar er
is nog iets anders.
Alle beste bedoelingen ten spijt blijkt tel
kens weer, dat elke leraar ongeacht het ni
veau van de klas een vast normenpatroon
heeft: of een klas goed Is of slecht, het ge
middelde cijfer blijft praktisch onveranderd en
het percentages onvoldoendes ook. Dit ver
schijnsel noemt men de wet. van Posthumus
naar aanleiding van een artikel over dit feno
meen in „De Gids" van 1940 van de hand van
Dr. Posthumus, toentertijd rector van het Chr.
Lyceum te Bandoeng. Het komt er dus op neer,
dat een zwakke leerling in een slechte klas be
paald meer kans van slagen heeft dan in een
goede klas.
Ik kan hier niet verder ingaan op de wijze
waarop cijfers zoal tot stanid plegen te komen,
maar zou iedere ouder en iedere leraar willen
aanraden het boekje van dr. A. D. de Groot
„Vijven en Zessen" te lezen, waarin dit pro
bleem duidelijk en uitvoerig besproken wordt.
Het zal de lezer ondertussen wel duidelijk zijn,
dat het voor een leerling en speciaal als hij
met sterk is lang niet onverschillig is, welke
docent hem beoordeelt. In hét bijzonder tij
dens de brugklasperiode waarin een scholen
gemeenschap meerdere brugklassen onder haar
hoede heeft, zal het regel zijn, dat niet alle
leerlingen van dezelfde docent hetzelfde vak
onderwezen krijgen. Hierbij springen meteen
al twee problemen naar voren. Het eerste pro
bleem ziet er als volgt uit: de leerlingen van
klas a krijgen les in vak y van docent A. die
uitermate bekwaam en ijverig is en klas b
krijgt les in vak y van de leraar B die minder
bekwaam en minder ijverig is. Aangenomen
dat ide leerlingen van beide klassen gelijke in
tellectuele capaciteiten bezitten en overigens
ook vergelijkbaar zijn, dan zullen de leerlin
gen van klas a na het brugjaar meer vorderin
gen gemaakt hebben dan die van klas b. Het
andere probleem volgt uit hetgeen ik reeds
eerder stelde: verschillende leraren houden er
een verschillend waarderingssysteem op na. In
ons geval zal docent A dus wellicht anders cij
fers geven dan docent B, waaruit dan volgt,
dat gelijke prestaties van twee leerlingen de
ene uit klas a en de andere uit klas b ver
schillend gewaardeerd zullen worden.
Deze problemen kan men alleen oplossen
door bij de psychometrie in de leer te gaan.
Met behulp van aanleg- en prestatietests kun
nen hierbij waardevolle vorderingen gemaakt
worden. In het gebruik van persoonlijkheids
tests zie ik voor dit doel voorlopig nog weinig
heil. Het afnemen en interpreteren van deze
laatst genoemde tests is over het algemeen
zeer tijdrovend, terwijl de validiteit niet groot
is.
Een aanlegtest is ontworpen om een zekere
voorspelling te kunnen geven t.a.v. de moge
lijkheden van verdere ontwikkeling van het
individu. Daar men bij de aanleg zowel een
algemene factor als ook speciale factoren en
groepsfactoren onderscheidt, is een aanlegtest
meestal samengesteld uit een aantal afzonder
lijke tests vaak wel 10 die tot een batte
rij verenigd zijn. Een moeilijkheid is, dat de
aanleg „an sich" niet te testen is, maar dat
men deze min of meer moet afleiden uit het
geen op een bepaald moment gepresteerd
wordt.
Prestatietests kan men vergelijken met exa
mens en schoolvorderingentests. Deze tests
moeten uitwijzen of men voldoende heeft opge
stoken van hetgeen onderwezen is, of waarin
men zich geoefend heeft. Het eerste door ons
gesignaleerde probleem zal men moeten aan-
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMlIlllllllllllllllll:
iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
vatten door nauwkeurig de scores te bestude
ren, die de betrokken proefpersoon op de ver
schillende onderdelen van de aanlegtest be
haald heeft en het hieruit verkregen oordeel ln
juiste verhouding te laten meespreken bij de
eindbeslissing.
Het tweede probleem zal men moeten benade
ren door tests te ontwerpen, die objectief meet
baar zijn, zodat de waardering van de presta
ties onafhankelijk is van de beoordelaar. (Dit
geldt eveneens voor aanlegtests)
De eisen, die men aan een test behoort te stel
len, zijn, dat deze „valide" of „geldig" en „consis
tent" of „betrouwbaar" is.
Een test is valide of geldig, als zj) meet, wat zj)
pretendeert te meten. Zo mag een rekentest geen
taalmoeilijkheden bevatten, wil zij aanspraak ma
ken op het predikaat „geldig". Bij intelligentietests
spelen snelheid en nauwkeurigheid vaak een rol,
die de validiteit van de test nadelig beïnvloedt.
Wordt de kennis van een vreemde taal van
een leerling gemeten aan het resultaat van een
vertaling uit deze vreemde taal in de moeder
taal, dan zal zonder meer duidelijk zijn, dat de
validiteit van zo'n test mede afhankelijk is
van de kennis, die de leerling van zijn moe
dertaal bezit. Als de uitslag van de resultaten,
die een proefpersoon behaald heeft bij een
test (batterij) dus luidt: „geschikt voor die en
die school", dan is zo'n test valide, als de be
trokken kandidaat het onderwijs aan die be
paalde school normaal kan volgen, terwijl als
het oordeel luidt „niet geschikt" de betrokken
leerling ook inderdaad het onderwijs niet
althans niet op normale wijze kan volgen.
Een test is uiteraard nimmer voor 100 valide.
De mate van validiteit drukt men uit in een
correlatie-coëfficient.
Men noemt een test consistent af betrouwbaar
als bij deze test bij herhaling dezelfde nage
noeg dezelfde uitkomsten geregistreerd worden.
Zo zijn opstellen als taaltest onbetrouwbaar,
zolang men hiervoor geen vaste beoordelings
normen heeft en men ziet dan ook, dat een er
varen docent, die een aantal opstellen voor de
tweede keer moet beoordelen, de tweede keer
als hij zich de cijfers van de eerste keer niet
meer herinnert niet dezelfde cijfers zal ge
ven als de eerste keer. Op een puntenschaal
van 1 tot 10 zijn verschillen van 2 punten niet
zeldzaam. Zo moet ook een test een zekere
lengte hebben om betrouwbaar te zijn. De ma
te van betrouwbaarheid wordt eveneens in een
correlatie-coëfficient uitgedrukt.
Nu is het samenstellen van objectieve tests,
die tevens geldig en betrouwbaar zijn, een
uitermate moeizame en tijdrovende bezigheid.
Dit geldt ook voor sehoolbevorderingstests, die
in teamverband van testdeskundigen en lera
ren dienen te worden opgesteld. Zo'n test moet
dan nog een paar keer beproefd en herzien
worden, waarna „ijking" met behulp van een
groot aantal proefpersonen kan volgen. De
voordelen van zo'n test zijn:
a. men heeft er jarenlang plezier van (maat
men moet dan wel hetzelfde leerboek blij.
ven gebruiken);
b. de correctie vereist hoegenaamd geen tijd;
c. men beleeft voldoening aan het zuiver ob
jectief beoordelen
Dat bij het in gebruik nemen van zo'n test de
vaststelling van de grens „voldoende-onvol
doende" van alles overheersende betekenis is,
behoeft geen nader betoog.
De resultaten van de aanleg, en schoolvor.
deringentests zullen naast en in verband met
de eerstgenoemde factoren: doorzettingsver
mogen, geestelijke stabiliteit, concentratiever
mogen, milieu, leeftijd, rijpheid, gezondheid
e.d., die mede verantwoordelijk zijn voor het
slagen of falen van een leerling in ogenschouw
moeten worden genomen. Hierbij doet zich dan
weer de vraag voor: hoe zwaar moet elk van
deze factoren wegen? Dit is voorlopig nog bij
benadering niet te zeggen. Het is zelfs zeer
vraag of men deze wel ooit alle in getallen kan
uitdrukken. Daarom zullen een goede
mensenkennis en levenswijsheid met daarnaast
een ruime ervaring op onderwijsgebied bij de
beoordelaars node gemist kunnen worden. Zul
ke beoordelaars liggen evenwel niet voor het
oprapen, waar nog bij komt, dat speciaal le
venswijsheid en mensenkennis niet overdraag,
baar zijn, zodat wil men vooruitgang boeken,
men de lange en moeizame weg van weten
schappelijke „research" en „follow-up" met zijn
statistische methoden op moet en hiervoor
heeft men wetenschappelijke onderwijsbureaus
nodig. Een levend mens is weliswaar nimmer
in een getal te vatten, maar als men kans ziet,
om, daar waar mogelijk, leer. en overig gedrag
van kinderen in maat en getal weer te geven,
mag men op goede ontwikkelingsmogelijkhe
den bij het onderwijs hopen.
Dat men bij het onderwijsbeleid in het a
meen en meer in het bijzonder bij de in
voering van de mammoetwet de hulp van
het empirisch-wetenschappelijk onderzoek niet
kan missen, wordt langzamerhand wel begre
pen. al verloopt de concretisering van deze ge
dachte nog traag. Zo is in 1965 de Stichting
voor Onderzoek van Onderwijs (S.V.O.) in het
leven geroepen. Dit is evenwel een landelijke
organisatie. Zo zijn er ook wel grote ste
waar men een wetenschappelijk onderwijsbu
reau heeft (de gemeente Rotterdam b.v.) en
in Nijmegen is pas in samenwerking met
faculteit der sociale wetenschappen van d#
R.K. Universiteit aldaar het Nijmeegse Insti
tuut voor Onderwijsresearch opgericht. Het li
er echter nog ver vanaf, dat elke grote stad
over een wetenschappelijk onderwijsbureau be
schikt, waar psychometrisch geschoolde
chologen, pedagogen en sociologen in te:
verband samenwerken en waarbij uiteraard
nauw en gedurig contact onderhouden en over.
leg gepleegd wordt met de desbetreffende scho
len Wellicht zouden de bestaande schoolpsy
chologische diensten en de medisoh-opvoed-
kundige bureaus in het geheel geïntegreerd
kunnen worden, want alleen teamwork, waar
bij verscheidene specialisten zijn betrokkel
kan hier iets tot stand brengen. Het ware mt
dan ook te betreuren als elke scholengemeen
schap of gemeenschap van scholen straks ieder
een schoolpsycholoog aantrok, want dit zou on-
herroepelijk tot versnippering van krachten
leiden. Ook uit een levensbeschouwelijk oog
punt, acht ik zulks niet noodzakelijk, want de
schoolpsycholoog verleent slechts hulpdiensten
en laat inhoud en doelstellingen van het onder
wijs onverlet.
Zo'n bureau zal veel geld kosten en men wag
de eerste 10 jaren nog niet veel resultaten vaa
het empirisch-wetenschappelijk onderzoek van
zo'n bureau verwachten, maar laat ons wel be
denken, dat de grote sommen gelds, die de uit
voering van de mammoetwet zal vergen, alleen
dan verantwoord zijn. als al hetgeen in ons
vermogen ligt, gedaan wordt om een zo hoog
mogelijk rendement van het voortgezet onder
wijs te verzekeren.
Dit nu kan m.i. slechts gerealiseerd worden,
indien alle betrokken partijen: gemeentebestu
ren, schoolbesturen, docenten en ouders hier
in met behulp van een wetenschappelijk on
derwijsbureau eendrachtig samenwerken om
er met alle kracht naar te streven, dat de mam
moetwet naar haar geest wordt uitgevoerd-
Als wij daar niet in slagen, zal de uitvoering
van deze wet slechts tot onnodige geldverspü-
ling leiden en wordt om een uitdrukking
van prof. Langeveld te gebruiken Het k'1"''
het kind van de rekening. Laat ons dat ver
hoeden I
(Van onze sportr,
DEN HAAG De dopi
na de Nederlandse sch
schappen vodr heren if
werd gehouden, heeft ééi
actie opgeleverd. In het
van de 20-jarige Amsteri
Beets werden sporen var
middelen ontdekt. De KN!
een schorsing opgelegd vo
één jaar, tenzij hy een v
overleggen, waarin hjj
kan bewijzen.
Wat dit laatste betreft,
schaatskringen weinig 1
trainer Gerard Maarse, di
dit seizoen onder zijn lid
had, zei zich volledig te
tieren van deze affaire,
atleten heb ik liever i
groep." Onmiddellijk na
worden van de uitslag vai
(Van onze sportred
STEENBERGEN. Wal
Nijnatten presteerde in
nale titelstrijd anker kader
paar weken geleden in
was een sensationele verri
40-jarige boekhouder uit
gen griste daar bijna de eer
weg voor de neus van Hen
kadrist met een gevestigd
tie. Door een onverwachte
tegen de carotte spelende
Sundquest ontging hem
pioenschap, waar Van
zich serieuzer dan ooit op
bereid. De voorbereiding ojl
de kostten hem namelijk c
snipperdagen. Een weeldej
zich. in de voorgaande tier
de ereklasse nog niet ee\
veroorloofd. En ineens was
doorbraak naar de top. Alt
Van Nijnatten in de mia
meegedraaidIn Kerkrade
Van Nijnatien gerijpt
tien jaar. Zijn moyenne
onderstreepte dat. Zo hoog
nog nooit geëindigd.
Bert van Nijnatten: ,,Ik l
verzekerder geworden. Mor
ker. Namen van groothe
Scholte en Wijnen, mensen
en nacht" achter het biljar
zeggen me zoveel niet meer.
dat ze bijzonder sterk zijn,"
weet ook dat ik tegen hen et
kans heb. Ik kan net zo g
een sterke partij te voorscl
®®rt,van Nijnatten in trainii
Wende kampioenschap in Helmi
N.A.C.-STADION BREDA
Zondag 24 december a.s., aanv:
Gerrie Kattestaarï speelt zijn
oude vereniging.
Dinsdag 26 december (2e Kers
met 0 a- Charlie Bosveld - Mad