e wens Vurig kort geleden in vervulling gegaan Ouders verenigt u „WET VAN POSTEMA" MAG IN BRUGKLASSEN G EEN NORM ZIJN K.N, Ik we 1 Ld kasi in 1 door drs. R. Smit In Hemmen staat protestants retraitehuis GUERLAIN Meer parallel W aarde ringssy stee m. Belangrijke factoren Hoog rendement n.a.c. n.a.c. j 16 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 23 DECEMBER 1967 17 Promotor Ritme Toekomst de snelle en zekere pijnverdrijver docent pedagogie, psychologie en didactiek aan de KMA te Breda ERNST BEE' BIJ SCHAAT Sterker De heer Adr. A. van Bemmel, in leven voorloper van het re- traitewerk in Hemmen. Als je juist bent teruggekeerd van een retraite, uitgeschreven door Neerlands eerste protes tantse retraitehuis, waarover hierna meer, krijg je met min stens twee reacties te maken, als 'je er thuis iets van vertelt, reacties die met elkaar verband houden. Enerzijds is daar de goeie vriend, die tegen je zegt „Ik kan me voorstellen, dat je het daar goed hebt gehad. Een retraite behoeft ons protestan ten niet af te schrikken. Elke vorm van zelfinkeer, bezinning en concentratie op wat „des geestes" is, kan zijn nut afwer pen, als de betrokkenen er daad werkelijk bij „betrokken" zijn. Je bent bezig het „Nader tot God" op jezelf te betrekken, in persoonlijk contact te treden met God, natuurlijk met schroom en. overgave, maar in afwachting en berusting, in alles stellig als een daad van geloof". Dat is dus de ene reactie; voor waar geen teleurstellende evaluatie, je beluistert daarin een zekere hun kering, omdat mee te beleven. Dit willen mee-beleven van rust, stilte openheid naar „boven", is ook in protestantse kring wellicht mede door de nieuw-liturgische beweging in toenemende mate symptomatisch. Zouden daar het gejaagde leven en de vermaterialisering van een post christelijke samenleving niet mede de oorzaak van zijn? D - andere reactie, die tegenge steld lijkt, maar bij nader inzien verbonden is met de eerste, is de ze: „Ik zou dat niet kunnen. Mijn geloofsbeleving is niet sterk genoeg en ik heb er geen behoefte aan Ais mensen zijn we nu eenmaal van verschillende geestelijke struc tuur, religieuze inslag en persoon lijke behoeften in de verhouding tot God". Al zullen er. ook in het katho lieke kamp, wel altijd voor- en te genstanders zijn van retraites, het valt niet te ontkennen, dat de eer ste groep, zowel in protestantse als in katholieke kringen, groeiende is. De promotor van de protestantse retraites in Nederland is ds. A.F. L. van Dijk. tot voor kort hervormd predikant te Purmerend. Hij is het, die ieder jaar met anderen samen retraites heeft geleid op alle mo gelijke conferentieoorden in ons land. Maar zijn wens en die van vele honderden mèt hem was, dat er ooit een echt retraitehuis zou komen, een oord van stilte en be zinning, van persoonlijke inkeer in de rust van de eigen kamer of de natuur rondom, door het dagelijks getijdengebed. Maar ook: een plaats waar gewerkt zou worden om de heroriëntering van het eigen li chaam te bevorderen in buitenar- beid, lichte huishoudelijke bezighe den, creatief expressiewerk; her oriëntering ook niet in de laat ste plaats van geest en verstand door het leven van een boek, het schrijven van de brieven, waar je niet aan toekwam en verder: bepaal de vormen van zelfstudie. Maar naast gebed en werk zou er ook gelegenheid moeten zijn voor het gesprek, waarin het zou gaan om de heroriëntering tot de medemens, het gesprek met de zielzorger, met andere gasten, individueel of in de groep. En zie: enige tijd geleden is de ze wens in vervulling gegaan. Er staan nu een huls voor ruhn twin tig gasten en een boerderij voor een nog groter aantal jongeren in Hemmen, een dorp van nauwelijks zestig gezinnen, in het hart van de Betuwe. Als men het de stoer-strenge cal vinisten uit de Betuwe zou vertel len dat er in het centrum van hun gebied een oord is, waar ritmische oefeningen worden gehouden, zou den ze zich vergramd afkeren. Toch is het niets anders, wat daar in het Adr ia an van Bemmelhuis ge beurt. Het ritme wordt bepaald door de dagorde, die gegroepeerd is om het ochtendgebed, het middaggebed en het avondgebed. Ds. Van Dijk en zijn staf hopen eerlang ook in het zeldzaam mooie en stemmige kerkje, dat aan de overkant van het Adr. van Bemmelhuis st---\ de getijdengebeden te mogen houden. Ir het ritme is ook opgenomen de volledige stilte tijdens ontbijt, middagmaaltijd en avondeten, af en toe onderbroken door een noodzake lijke opmerking, die er niet zelden als een practical joke uitkomt en dan bijdraagt in de innerlijke ont spanning; mevrouw Van Dijk leest tussen de gangen nogal eens voor uit een eigentijds boek. Buiten de maaltijden, bij koffie en thee, vindt men de gelegenheid voor allerlei vormen van ontspan ning: zangdienst, grammof oonmu- ziek (wij hoorden de nieuwste com posities van de psalmen, zoals de broeders van de communiteit Taizé ze zingen), onderling gesprek of als de groep groot genoeg is een medi tatie, gevolgd door persoonlijke be zinning. Dat is de ritmiek. De oefeningen worden gevormd door de zelfdisci pline, om dit alles niet als een krachttoer of iets onwezenlijks te ondergaan, maar om te komen tot die lichamelijke en geestelijke ont spanning, waarin God de kans krijgt door zijn Heilige Geest de mens te brengen tot een daad, een beslissing, een bereidheid om alles, wat hij aan problemen of ook aan vreugden heeft meegebracht aan de voet van het Kruis te leggen. Door deze oefeningen hervindt de mens de rust, waar hij naar ver langd heeft, een nieuw uitgangspunt een doel om voor te leven. Ds. Van Dijk en zijn «taf ope reren natuurlijk niet zomaar in hun eentje. Daar is de verantwoorde lijkheid, de pastorale leiding, de nieuwe doordenking van het moder ne groepswerk te zwaar en te veel omvattend voor. Achter hem staat de Raad voor Herderlijke Zorg van de Hervormde Synode, die hem heeft bevestigd als predikant met bijzon dere opdracht; voorts de Oecume nische Raad van Kerken in Neder land en dan natuurlijk een stich tingsbestuur, waarin leidinggevende personen uit verschillende kerken zit ting hebben en tenslotte ook een oe cumenische werkgroep, waarin men zelfs enkele katholieken, onder wie een pastoor, maar ook een gerefor meerd, doopsgezind en hervormd predikant aantreft. Afzonderlijk verdient de vertegen woordiger van de DOK-gemeenschap uit Utrecht genoemd te worden. Deze gemeenschap bestaat uit een aantal Utrechtse studenten, van wie er één vrijwillig het celibaat gekozen heeft. DOK is de afkorting van: Diakonaal Oekumenisch Kontakt. We zouden nog meer plaatselijke en landelijke gemeenschappen kunnen noemen, die achter het werk van ds. Van Dijk staan en de verwach ting is gewettigd dat het aantal nog groeien zal. Het Kerkplein te Hemmen; links het A. A. van Bem melhuis. Eigenlijk is de keuze van Hem men als centrum op zichzelf iets, dat voor de hand lag, achteraf be zien. De arbeid van het retraitehuis kan in zekere zin beschouwd wor den als de voortzetting van het Lijn- dense Fonds (wie Hemmen zegt, zegt Lijnden, het geslacht dat zijn stem pel op Hemmen heeft gedrukt), ei genaar van het helaas door oorlogs geweld vernielde slot, die een ,,re- fugium" wilde scheppen, een toe vluchtsoord voor hen die rust zoe ken. Midden in dit door boomgaar den en bos omgeven dorpje staat de oude pastorie, nu A. A. van Bem melhuis, prachtig hersteld door wij len de heer A. A. van Bemmel, in leven directeur van de h.b.s. te Zetten. Deze h.b.s. behoort, even als de andere Zettense inrichtingen van onderwijs, tot de Ds. O. G. Heldringstichting. Daar zou een af zonderlijk verhaal over te vertellen zijn. Het middelpunt van dit huis is de kapel, waar de morgen-, middag- en avondgebeden worden gehouden. Het is een sober vertrek, de vroegere studeerkamer van ds. Otto Gerhardt Heldring, die veertig jaar de ge meente Hemmen heeft gediend en de grondlegger is van de Inwendige Zending in Nederland. Het liturgi sche centrum is een tafel, waarop Kruis en Bijbel de centrale plaats innemen, geflankeerd door twee kaarsen, die aan het begin van ie dere gebedssamenkomst door de dienaar zelf ontstoken worden. De gebeden worden knielend gezegd. In Schriftlezing, zang en voorbeden klopt het hart van het werk. Het is ontroerend om er getuige van te zijn, maar meer nog om er ook aan te mogen deelnemen. Bij iedere re traite wordt bij het avondgebed ook eenmaal het Heilig Avondmaal ge vierd om tot de diepste belevenis van christelijke eenheid te komen, vooral als de dienaar rondgaat met brood ,,Het Lichaam van Christus" en met wijn: ,,Het Bloed van Chris tus", zoals hij tot iedere commu nicant zegt. In de nabije toekomst hoopt men in het kerkje het Heilig Avondmaal met de gasten te mogen vieren. Het kerkje was in de voor-reforma torische tijden bekend als ,,Onze Lieve Vrouw bij de Brug", de ka pel, die bij de Linge-overgang tot rusten noodde, zoals mevrouw A.M. C. van Lijnden-van den Bosch, zus ter van Ginnekens dominee, in een boekje over deze kerk het zegt. „Hemmen", roept op tot retrai te. Het huis wil een oecumenisch- pastoraal centrum zijn en staat voor iedereen open, of het in groepsver band is dan wel individueel. Nu is er een weekend voor gasten, die naar een verinnerlijking va" het kerstgebeuren zoeken. M MEELDIJK (ADVERTENTIES) VOOR UW GESCHENKEN PARFUMEUR A PARIS adviseert U VOOR HAAR CHANT D'ARÖMES VOOR HEM HABIT ROUGE ii De vorige kritische beschouwing over de mammoetwet werd geplaatst in onze krant van 16 december. De instelling van een brugklasse mogen wij zeker toejuichen, maar de problemen, die deze met zich mee brengt, moeten wij toch niet onder schatten. Hoe zal de brugklas zich ontwikkelen Stel een scholengemeenschap begint en dat zal toch wel regel zijn met meerdere brugklassen. Worden de leerlingen nu volgens de toevalsfactor bijv. alfabetisch over de verschillende klassen verdeeld, of gaat men op grond van de gegevens, die men al heeft, met een reeds een voorlopige indeling maken: Gym_ nasium, Atheneum, H.A.V.O., M.A.V.O. enz In het eerste geval zal het oorspronkelijke idee van de brugklasse beter tot z'n recht komen, maar wordt het een hele toer een potentiële gymnasiast en een toekomstige M.A.V.O.-3-leer- ling gelijkelijk een heel jaar lang te boeien. In het tweede geval zullen de leerlingen van de hoger geclassificeerde brugklasse zulke snel le vorderingen maken, dat na bijv. 6 maanden een overgang van een leerling van een lager geclassificeerde brugklasse naar een hogere in de meeste gevallen wel niet meer mogelijk zal zijn, waarmee het idee „brugjaar" geweld aan gedaan wordt. Doordat de leerplannen der verschillende scho len ook in de hogere jaren meer parallel aan elkaar zullen lopen dan tegenwoordig het ge val is, zal de overgang van de ene school naar de andere niet zo vaak tijdverlies met zich meebrengen als heden ten dage het geval is. Maar dit zal in hoofdzaak toch wel betrekking hebben op de overgang van een hoger geclassi ficeerde school naar een lagere, want, dat een leerling aan het einde van bijv. de tweede c.q. derde klas van de H.A.V.O.-school bevor derd zou worden naar de derde respectievelijk vierde klas van het Atheneum lijkt mij toch wel zeer onwaarschijnlijk. Maakt men trou wens een veelvuldig gebruik van de mogelijk heid tot omschakelen van leerlingen van de ene school naar de andere, dan heeft het brug jaar zijn doel gemist, want het doel van het brugjaar is immers om zo mogelijk elke leer ling na dat jaar meteen op het voor hem ge schikte spoor te zetten. Elke omschakeling in een hogere klasse wijst dus op een verkeerde beslissing aan het einde van het brugjaar ge nomen. Niet alleen het doubleren ook het om schakelen zal tot de uitzonderingen moeten behoren, als eenmaal de brugklasse gepasseerd is, wil de mammoetwet zowel naar letter als naar geest tot haar recht komen. De beslissin gen, die in het brugjaar worden genomen, zijn dus uitermate belangrijk. De vraag, die opdoemt, vóór men het besluit neemt, dat Jan niet naar het Atheneum kan en Piet alleen geschikt is voor M.A.V.O. 3. maar Wim zonder bezwaar mag worden inge schreven als leerling van de tweede klasse van het Gymnasium, is, welke normen moet men hiervoor aanleggen Heeft men hiervoor een objectief en deugdelijk criterium tot zijn beschikking of spelen noodzakelijkerwijs ook subjectieve en ondeugdelijke factoren hierin een rol Nu is het een bekend feit, dat ook bij de meest consciëntieuze en integere leraren de waarde ringssystemen onderling grote verschillen ver tonen. De ene leraar cijfert hoog, de andere laag, de een gebruikt een grote spreiding d.w.z. hü geeft zowel enen en tweeën als ne gens en tienen terwijl de ander zich in bij na alle gevallen bepaalt tot de cijfers 4, 5, 6 en 7 en bij hoge uitzondering misschien eens een uitstekende leerling een 8 toekent. Dat het waarderingssysteem, dat een leraar er op na houdt, voor een bepaalde leerling wel eens nare gevolgen kan hebben, begrijpt leder. (Hij boft er natuurlijk ook wel eens bij). Maar er is nog iets anders. Alle beste bedoelingen ten spijt blijkt tel kens weer, dat elke leraar ongeacht het ni veau van de klas een vast normenpatroon heeft: of een klas goed Is of slecht, het ge middelde cijfer blijft praktisch onveranderd en het percentages onvoldoendes ook. Dit ver schijnsel noemt men de wet. van Posthumus naar aanleiding van een artikel over dit feno meen in „De Gids" van 1940 van de hand van Dr. Posthumus, toentertijd rector van het Chr. Lyceum te Bandoeng. Het komt er dus op neer, dat een zwakke leerling in een slechte klas be paald meer kans van slagen heeft dan in een goede klas. Ik kan hier niet verder ingaan op de wijze waarop cijfers zoal tot stanid plegen te komen, maar zou iedere ouder en iedere leraar willen aanraden het boekje van dr. A. D. de Groot „Vijven en Zessen" te lezen, waarin dit pro bleem duidelijk en uitvoerig besproken wordt. Het zal de lezer ondertussen wel duidelijk zijn, dat het voor een leerling en speciaal als hij met sterk is lang niet onverschillig is, welke docent hem beoordeelt. In hét bijzonder tij dens de brugklasperiode waarin een scholen gemeenschap meerdere brugklassen onder haar hoede heeft, zal het regel zijn, dat niet alle leerlingen van dezelfde docent hetzelfde vak onderwezen krijgen. Hierbij springen meteen al twee problemen naar voren. Het eerste pro bleem ziet er als volgt uit: de leerlingen van klas a krijgen les in vak y van docent A. die uitermate bekwaam en ijverig is en klas b krijgt les in vak y van de leraar B die minder bekwaam en minder ijverig is. Aangenomen dat ide leerlingen van beide klassen gelijke in tellectuele capaciteiten bezitten en overigens ook vergelijkbaar zijn, dan zullen de leerlin gen van klas a na het brugjaar meer vorderin gen gemaakt hebben dan die van klas b. Het andere probleem volgt uit hetgeen ik reeds eerder stelde: verschillende leraren houden er een verschillend waarderingssysteem op na. In ons geval zal docent A dus wellicht anders cij fers geven dan docent B, waaruit dan volgt, dat gelijke prestaties van twee leerlingen de ene uit klas a en de andere uit klas b ver schillend gewaardeerd zullen worden. Deze problemen kan men alleen oplossen door bij de psychometrie in de leer te gaan. Met behulp van aanleg- en prestatietests kun nen hierbij waardevolle vorderingen gemaakt worden. In het gebruik van persoonlijkheids tests zie ik voor dit doel voorlopig nog weinig heil. Het afnemen en interpreteren van deze laatst genoemde tests is over het algemeen zeer tijdrovend, terwijl de validiteit niet groot is. Een aanlegtest is ontworpen om een zekere voorspelling te kunnen geven t.a.v. de moge lijkheden van verdere ontwikkeling van het individu. Daar men bij de aanleg zowel een algemene factor als ook speciale factoren en groepsfactoren onderscheidt, is een aanlegtest meestal samengesteld uit een aantal afzonder lijke tests vaak wel 10 die tot een batte rij verenigd zijn. Een moeilijkheid is, dat de aanleg „an sich" niet te testen is, maar dat men deze min of meer moet afleiden uit het geen op een bepaald moment gepresteerd wordt. Prestatietests kan men vergelijken met exa mens en schoolvorderingentests. Deze tests moeten uitwijzen of men voldoende heeft opge stoken van hetgeen onderwezen is, of waarin men zich geoefend heeft. Het eerste door ons gesignaleerde probleem zal men moeten aan- IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMlIlllllllllllllllll: iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii vatten door nauwkeurig de scores te bestude ren, die de betrokken proefpersoon op de ver schillende onderdelen van de aanlegtest be haald heeft en het hieruit verkregen oordeel ln juiste verhouding te laten meespreken bij de eindbeslissing. Het tweede probleem zal men moeten benade ren door tests te ontwerpen, die objectief meet baar zijn, zodat de waardering van de presta ties onafhankelijk is van de beoordelaar. (Dit geldt eveneens voor aanlegtests) De eisen, die men aan een test behoort te stel len, zijn, dat deze „valide" of „geldig" en „consis tent" of „betrouwbaar" is. Een test is valide of geldig, als zj) meet, wat zj) pretendeert te meten. Zo mag een rekentest geen taalmoeilijkheden bevatten, wil zij aanspraak ma ken op het predikaat „geldig". Bij intelligentietests spelen snelheid en nauwkeurigheid vaak een rol, die de validiteit van de test nadelig beïnvloedt. Wordt de kennis van een vreemde taal van een leerling gemeten aan het resultaat van een vertaling uit deze vreemde taal in de moeder taal, dan zal zonder meer duidelijk zijn, dat de validiteit van zo'n test mede afhankelijk is van de kennis, die de leerling van zijn moe dertaal bezit. Als de uitslag van de resultaten, die een proefpersoon behaald heeft bij een test (batterij) dus luidt: „geschikt voor die en die school", dan is zo'n test valide, als de be trokken kandidaat het onderwijs aan die be paalde school normaal kan volgen, terwijl als het oordeel luidt „niet geschikt" de betrokken leerling ook inderdaad het onderwijs niet althans niet op normale wijze kan volgen. Een test is uiteraard nimmer voor 100 valide. De mate van validiteit drukt men uit in een correlatie-coëfficient. Men noemt een test consistent af betrouwbaar als bij deze test bij herhaling dezelfde nage noeg dezelfde uitkomsten geregistreerd worden. Zo zijn opstellen als taaltest onbetrouwbaar, zolang men hiervoor geen vaste beoordelings normen heeft en men ziet dan ook, dat een er varen docent, die een aantal opstellen voor de tweede keer moet beoordelen, de tweede keer als hij zich de cijfers van de eerste keer niet meer herinnert niet dezelfde cijfers zal ge ven als de eerste keer. Op een puntenschaal van 1 tot 10 zijn verschillen van 2 punten niet zeldzaam. Zo moet ook een test een zekere lengte hebben om betrouwbaar te zijn. De ma te van betrouwbaarheid wordt eveneens in een correlatie-coëfficient uitgedrukt. Nu is het samenstellen van objectieve tests, die tevens geldig en betrouwbaar zijn, een uitermate moeizame en tijdrovende bezigheid. Dit geldt ook voor sehoolbevorderingstests, die in teamverband van testdeskundigen en lera ren dienen te worden opgesteld. Zo'n test moet dan nog een paar keer beproefd en herzien worden, waarna „ijking" met behulp van een groot aantal proefpersonen kan volgen. De voordelen van zo'n test zijn: a. men heeft er jarenlang plezier van (maat men moet dan wel hetzelfde leerboek blij. ven gebruiken); b. de correctie vereist hoegenaamd geen tijd; c. men beleeft voldoening aan het zuiver ob jectief beoordelen Dat bij het in gebruik nemen van zo'n test de vaststelling van de grens „voldoende-onvol doende" van alles overheersende betekenis is, behoeft geen nader betoog. De resultaten van de aanleg, en schoolvor. deringentests zullen naast en in verband met de eerstgenoemde factoren: doorzettingsver mogen, geestelijke stabiliteit, concentratiever mogen, milieu, leeftijd, rijpheid, gezondheid e.d., die mede verantwoordelijk zijn voor het slagen of falen van een leerling in ogenschouw moeten worden genomen. Hierbij doet zich dan weer de vraag voor: hoe zwaar moet elk van deze factoren wegen? Dit is voorlopig nog bij benadering niet te zeggen. Het is zelfs zeer vraag of men deze wel ooit alle in getallen kan uitdrukken. Daarom zullen een goede mensenkennis en levenswijsheid met daarnaast een ruime ervaring op onderwijsgebied bij de beoordelaars node gemist kunnen worden. Zul ke beoordelaars liggen evenwel niet voor het oprapen, waar nog bij komt, dat speciaal le venswijsheid en mensenkennis niet overdraag, baar zijn, zodat wil men vooruitgang boeken, men de lange en moeizame weg van weten schappelijke „research" en „follow-up" met zijn statistische methoden op moet en hiervoor heeft men wetenschappelijke onderwijsbureaus nodig. Een levend mens is weliswaar nimmer in een getal te vatten, maar als men kans ziet, om, daar waar mogelijk, leer. en overig gedrag van kinderen in maat en getal weer te geven, mag men op goede ontwikkelingsmogelijkhe den bij het onderwijs hopen. Dat men bij het onderwijsbeleid in het a meen en meer in het bijzonder bij de in voering van de mammoetwet de hulp van het empirisch-wetenschappelijk onderzoek niet kan missen, wordt langzamerhand wel begre pen. al verloopt de concretisering van deze ge dachte nog traag. Zo is in 1965 de Stichting voor Onderzoek van Onderwijs (S.V.O.) in het leven geroepen. Dit is evenwel een landelijke organisatie. Zo zijn er ook wel grote ste waar men een wetenschappelijk onderwijsbu reau heeft (de gemeente Rotterdam b.v.) en in Nijmegen is pas in samenwerking met faculteit der sociale wetenschappen van d# R.K. Universiteit aldaar het Nijmeegse Insti tuut voor Onderwijsresearch opgericht. Het li er echter nog ver vanaf, dat elke grote stad over een wetenschappelijk onderwijsbureau be schikt, waar psychometrisch geschoolde chologen, pedagogen en sociologen in te: verband samenwerken en waarbij uiteraard nauw en gedurig contact onderhouden en over. leg gepleegd wordt met de desbetreffende scho len Wellicht zouden de bestaande schoolpsy chologische diensten en de medisoh-opvoed- kundige bureaus in het geheel geïntegreerd kunnen worden, want alleen teamwork, waar bij verscheidene specialisten zijn betrokkel kan hier iets tot stand brengen. Het ware mt dan ook te betreuren als elke scholengemeen schap of gemeenschap van scholen straks ieder een schoolpsycholoog aantrok, want dit zou on- herroepelijk tot versnippering van krachten leiden. Ook uit een levensbeschouwelijk oog punt, acht ik zulks niet noodzakelijk, want de schoolpsycholoog verleent slechts hulpdiensten en laat inhoud en doelstellingen van het onder wijs onverlet. Zo'n bureau zal veel geld kosten en men wag de eerste 10 jaren nog niet veel resultaten vaa het empirisch-wetenschappelijk onderzoek van zo'n bureau verwachten, maar laat ons wel be denken, dat de grote sommen gelds, die de uit voering van de mammoetwet zal vergen, alleen dan verantwoord zijn. als al hetgeen in ons vermogen ligt, gedaan wordt om een zo hoog mogelijk rendement van het voortgezet onder wijs te verzekeren. Dit nu kan m.i. slechts gerealiseerd worden, indien alle betrokken partijen: gemeentebestu ren, schoolbesturen, docenten en ouders hier in met behulp van een wetenschappelijk on derwijsbureau eendrachtig samenwerken om er met alle kracht naar te streven, dat de mam moetwet naar haar geest wordt uitgevoerd- Als wij daar niet in slagen, zal de uitvoering van deze wet slechts tot onnodige geldverspü- ling leiden en wordt om een uitdrukking van prof. Langeveld te gebruiken Het k'1"'' het kind van de rekening. Laat ons dat ver hoeden I (Van onze sportr, DEN HAAG De dopi na de Nederlandse sch schappen vodr heren if werd gehouden, heeft ééi actie opgeleverd. In het van de 20-jarige Amsteri Beets werden sporen var middelen ontdekt. De KN! een schorsing opgelegd vo één jaar, tenzij hy een v overleggen, waarin hjj kan bewijzen. Wat dit laatste betreft, schaatskringen weinig 1 trainer Gerard Maarse, di dit seizoen onder zijn lid had, zei zich volledig te tieren van deze affaire, atleten heb ik liever i groep." Onmiddellijk na worden van de uitslag vai (Van onze sportred STEENBERGEN. Wal Nijnatten presteerde in nale titelstrijd anker kader paar weken geleden in was een sensationele verri 40-jarige boekhouder uit gen griste daar bijna de eer weg voor de neus van Hen kadrist met een gevestigd tie. Door een onverwachte tegen de carotte spelende Sundquest ontging hem pioenschap, waar Van zich serieuzer dan ooit op bereid. De voorbereiding ojl de kostten hem namelijk c snipperdagen. Een weeldej zich. in de voorgaande tier de ereklasse nog niet ee\ veroorloofd. En ineens was doorbraak naar de top. Alt Van Nijnatten in de mia meegedraaidIn Kerkrade Van Nijnatien gerijpt tien jaar. Zijn moyenne onderstreepte dat. Zo hoog nog nooit geëindigd. Bert van Nijnatten: ,,Ik l verzekerder geworden. Mor ker. Namen van groothe Scholte en Wijnen, mensen en nacht" achter het biljar zeggen me zoveel niet meer. dat ze bijzonder sterk zijn," weet ook dat ik tegen hen et kans heb. Ik kan net zo g een sterke partij te voorscl ®®rt,van Nijnatten in trainii Wende kampioenschap in Helmi N.A.C.-STADION BREDA Zondag 24 december a.s., aanv: Gerrie Kattestaarï speelt zijn oude vereniging. Dinsdag 26 december (2e Kers met 0 a- Charlie Bosveld - Mad

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 16