EMMY v. LEERSUM: GIJS BAKKER: mm Jk' Ér ff I j li DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 16 DECEMBER 1967 Kragen, armbanden, nek- en schouderstukken. Glanzende metalen vor men. Makkelijk te volgen en toch spannend. En vooral metaalachtig. Materie uitgebuit door vorm, vorm uitgebuit door materie. Een zó nieu we sieradencultuur dat de collectie van het kunstenaarsechtpaar Emmy van Leersum en Gijs Bakker die nu ook in Londen grote waardering krijgt, in de wandeling namen heeft gekregen als „het sieraad van 2000". Gijs Bakker moet er mild om lachen. Zowel hijzelf als zijn vrouw, Emmy van Leersum, zijn vertegenwoordigd op de expositie „Sieraad 67een tentoonstelling van dertig Nederlandse edelsmeden, die tot 31 december in het Amersfoortse Kapelhuis wordt gehouden. Jets banaals toepassen als edelsmid DAT is pikant" 55 W11 Jj „Ik werk direct en spontaan en ben DUS onbevangen" - 'y.a NIEUWE VORMEN ZIJN EEN EIS w gedacht is. maakt ais AT mij opgevallen is, dat er vanaf het eer ste begin, vanaf de oudste sieraden, nog nooit aan de vrouw Sieraden werden ge- beeldhouwwerkjes op zichzelf. Weet je, en het „Ding an sieh" had dan meestal een onbe langrijke vorm. En het werd ook gebruikt als iets onbelangrijks. Iets bijkomstigs. Stel je maar voor: een vrouw trekt een jurk aan, bekijkt zich in de spiegel, vindt dat de „jurk zonder meer" er leeg uitziet en rommelt dan snel even in het doosje met bijous om iets te vin den dat ze kan opspelden. En al3 ze het dan eenmaal draagt valt het niemand op. De vrouw zelf ook niet. Maar de mensen dragen onze sieraden anders en gedragen zich zelf ook anders. Ze zijn zich hun sieraad voortdurend bewust. Het eist de mens op. (Gijs Bakker. „Dat is dan ook de reden waarom we zo slecht verko pen"). Een ring of een armband is niet een ding dat je aan de wastob be draagt. Dat doe je met je mooie jurk ook niet. Jk geloof dat Gijs en ik vanuit ver schillende richtingen tot visies op een stijl zijn gekomen die toch wel met elkaar verwant zijn. Bij mij is het werk van vandaag ontstaan doordat ik er gewoon van hield om groot te gaan werken. Ik ben daar mee gewoon begonnen. Maar hij heeft zijn visie ontwikkeld vanuit de industriële vormgeving. Ik heb daarvoor wel bewondering en ik kan een industriële vorm ook wel waarderen. Maar ik houd er niet van om me in mijn werk met de technische uitvoerbaarheid van een massaprodukt, met de gebonden heid dus aan de machines, bezig te houden. Volledig het tegenovergestelde van industriële vormgeving in sie raden die dus ook wel mogelijk is (Emmy schuift hierbij de armband die haar man te voorschijn heeft gehaald, over haar hand) is de aan gepaste vormgeving. Aangepast aan de vrouw die je werkstuk gaat dra gen. Zo heb ik laatst een glanzen de metalen kraag gemaakt voor Adèle Bloemendaal die ermee op treedt in een film. Zuiver op haar ontworpen. Een ronde grote vorm voor een vrouwelijk type. Wat op staand, zodat haar hoofd min of meer omsloten wordt en alle licht stralen naar binnen worden weer kaatst. Dat gaf een surrealistisch effect en leidde bovendien alle aan dacht naar haar kopje dat nogal klein is in verhouding tot haar heupen. Dat viel nu met die kap °m niet meer zo op. Het was dan ook voor mij een enorme klap in m n snuit toen ik mensen sprak die bij de opnamen waren geweest en hadden gezien dat de filmers de kraag met matte zilververf hadden bespoten. En dat terwiil ik gezegd had dat er niets meer aan veran derd mocht worden. Maar het zal wel moeilijk zijn geweest om te fil men met die spiegelende kap. Het hele effect is daardoor verloren ge gaan. IVjaar dat was dus een volledig aangepast sieraad, tegengesteld aan het massaprodukt. Dat maak je met vaak omdat je maar weinig od- drachten krijgt. Meestal ben je be zig met het maken van een collec tie waaruit de mensen kunnen kie- Zf,nj ?,aruit draag ik soms zelf een j (Met lichte ironie). Ik krijg er dan ook wel voldoende gelegen- neid toe want het duurde bijvoor beeld anderhalf, ik geloof zelfs twee jaar, voordat mijn eerste echte collectie was uitverkocht. (Gijs: „Dat werkt nogal frustrerend. Je Smi Z°'n ?ollectie eigenlijk vlot kunnen verkopen om geld te ver enen. We hebben exposities die ,iT\stei'inSen vragen. Je Eeld hebben om dóór te kun nen werken. En het mag niet te lang duren voordat het eruit komt). We hadden het dus over de keus van de mensen, Ik geloof dat het erg belangrijk is als ze maar een maal durven kiezen. Want de meeste vrouwen doen dat onbewust héél goed. Zowel het materiaal van het sieraad als de vorm". JTr ontstaat nu spontaan een dis cussie tussen Emmy en Gijs Bakker over het verband tussen vorm en materie. De conclusie wordt door Gijs geformuleerd: „Er bestaat een duidelijke wisselwer king tussen. En dat is ook een van de redenen waarom we 't zo belang rijk vinden dat er behalve in goud en zilver ook nog in andere metalen als staal en aluminium wordt ge werkt. Het zijn andere metalen die vragen om andere vormen. Je krijgt er nieuwe mogelijkheden bij. Want je kunt niet van elk gouden sieraad een kopie maken in aluminium. Net zomin kan je van elke stalen arm band of ring een zilveren exem plaar namaken. Méér vormen dus met méér materialen Dat punt weegt voor ons nog zwaarder dan het feit dat je goedkoper kunt wer ken als je niet aan edelmetalen ge bonden bent". Na dit intermezzo neemt Emmy de draad van haar verhaal weer op. „Zoals niet elk materiaal bij elke vorm past, past het ook niet bij alle vrouwen. Ikzelf bijvoorbeeld zou niet zo gauw staal dragen. Ik heb liever aluminium. Een gevoels matige keus en daarna komt de aanpassing van kleding en schoenen aan het sieraad. Voor Emmy een nogal sterk oriëntatiepunt. Ze heeft bijvoorbeeld een jurk ontworpen die door het halssieraad wordt op gehouden. En je kunt behalve door de persoon van de opdrachtgeef ster, ook door een jurk geïnspireerd worden. J^/Jaar er moet in elk geval een harmonisch geheel ontstaan. Ik was zelf vroeger soms maanden bezig om kleren te zoeken bij een sieraad en iets op te bouwen. En ik geloof dat heël veel vrouwen daar toe de behoefte voelen. In Londen kocht een meisje een armband van ons. Ze had een hip streepjesjurkje aan met zilveren kousen. Een paar dagen later kwam ze terug omdat ze het bijbehorende collier toch ook wilde hebben." Toen zei ze: ik heb het gevoel dat dat streepjesjurkje er niet bij past. Ze zou ze kon een beetje tekenen zelf proberen om een andere jurk te ontwerpen. (Gijs: „Ik denk dat ze de volgende keer die zilveren kousen ook wel uitge trokken zal hebben.") £mmy was het ook die een vraag beantwoordde over verschillen en overeenkomsten in het werk van haar en van haar man. „Het is vooral een kwestie van verschillen de karakters. Ik geloof dat daaruit de verschillen in de benadering van het werk voortkomen. Ik werk vrij direct en spontaan Ik doe dan ook veel hopeloze dingen en toch ook wel veel dingen die goed zijn. Maar dan hijhij is soms maanden lang bezig om iets te ontwerpen en op te zetten. En door die lange voorbereiding is hij niet meer zo onbevangen als ik als hij met de uitwerking wil beginnen. Dan durft hij niet meer of dan kan hij het gewoon niet. En als ik hem sti muleer om er toch maar aan te be ginnen dan lukt het meestal heel goed. Maar ik begin spontaan zon der alle moeilijkheden te overzien. Die bemerk ik onderweg pas. En dan zegt hij weer dat ik het heel goed doe". -ET sieraad", zegt hij, „is nog zo zwaar be last met tradities, vooral met barokke. Wij hebben gewoon geprobeerd om dat kwijt te raken, getracht om tot het nulpunt terug te keren. En als je de tradities weglaat, blijft er niets over. Dan kan je opnieuw begin nen. Je probeert iets te maken dat aantrekkelijk is door vorm en lij nenspel in relatie met het lichaam dat het draagt. Het moet een func tioneler deel van de vrouw worden. Een broche mag niet meer onwil lekeurig op een jurk gespeld wor den als iets van een vogel idat toe vallig op de revers van je jas valt. Weet je, ide agressie die is voor mij heel belangrijk om te kunnen wer ken. Een drijfveer. Ze hebben onze tentoonstelling in Londen „sculp ture to wear" genoemd. Maar dat kun je niet vertalen om het hier te gebruiken. Dat is link. SOMMIGE mensen reageren een beetje vervelend op wat we maken en doen. Omdat we niet commercieel werken, denken ze dat we alleen nog maar bizarre ondraagbare grote dingen maken. Zoals ze Rietveld ook verweten hebben dat zijn bekende stoel niet was te gebruiken. Ik haal Rietveld even als voorbeeld aan waarmee ik niet wil zeggen idat ik me met hem wil vergelijken. Maar toen hij het ding ontwierp was er geen en kele cultuur of bewuste vormge ving meer in de fabrikatie van zit meubelen. En toen kwam er plot seling een man die zich afvroeg: waarop zitten we eigenlijk? En hij ontwierp een nieuwe vorm voor een nieuwe stoel waarvan de men sen zeiden: Jezus Christus wat een koud kreng, daar ga je toch niet op zitten. Het zou onzin zijn om het ding nu nog te gebruiken. We zijn nu op het gebied van stoelen al weer veel verder. Maar de ont wikkeling van sieraden is achter gebleven. Nu begint er iets te ver anderen. Zo'n grote kap of een kraag die maak ik misschien over tien jaar ook niet meer. Maar nu wel. Nu vind ik hem nodig. DAARBIJ komt ook nog het feit dat sieraden altijd gekocht zijn door mensen die wat konden fourneren. Die ze zagen als geldbelegging en statussymbolen. Ik heb wel eens gezegd: „Als je geen ring maakt maar een ordi nair ijzeren bandje met een bril jant erin, dan kopen ze het ook nog". Ik heb ook beelden gemaakt maar dat is iets heel anders. Weet je: het is ook wel vormgeving, maar wij begeven ons ook op het scherp van een mes. Wij zijn veel beperk ter dan een beeldhouwer omdat onze creaties gedragen moeten worden. Als een sieraad mislukt dan is het vaak een stukje beeld geworden. Wat er dan precies ver keerd is gegaan weet ik niet. Ik heb daarvoor nog geen formule gevon den. Maar gevoelsmatig weet ik precies of een vorm een sieraad is of een stuk beeldhouwwerk. Ja, die industriële vormgeving. Die boeit me juist. Al gaat het om knoppen voor theepotten. Het moeten zinvolle dingen zijn: goed van vorm en tegelijk zo dat je ze uit een machine kunt laten komen die vaak net 'dat bepaalde hoekje dat Je er graag aan zou willen heb ben, niet kan maken. Je bent enorm beperkt. En om dan toch iets goeds te ontwerpen, dat is zin vol. Je moet met simpele vormen werken, ook al omdat een massa produkt principieel iets anders is dan een stuk handwerk Het is natuurlijk wel knap, maar ook enorm onzinnig als mensen een machine ontwerpen idie in één klap uit een stuk metaal een ingewik keld barok vaasje maakt. Belache lijk om machines te construeren die zo'n ouderwets parelrandje op een tafelmes kunnen maken. II111 - j" B -- s l -*tl IPS! sHB „Mijn eerste collectie kwijtraken vergde anderhalf jaar...." „Wat een onzin, een machine die een barokvaasje maakt DE industrie moet het gewoon niet willen proberen om een massaprodukt te maken van iets dat een smid als een stuk handwerk heeft vervaardigd. Het omgekeerde komt ook niet voor. (Gijs Bakker staat op, zoekt even op een tafel tegen een der kamer wanden en komt dan terug met een armband). Kijk, dat is nou een sieraad dat geschikt is om in mas sa vervaardigd te worden. Ja, aan welke voorwaarden een sieraad nu moet voldoen om het geschikt en veratnwoord te ma ken voor vermenigvuldiging dat is ontzettend moeilijk te zeggen (tot Emmy). Hoe was het ook al weer. Ik heb er laatst een heel goeie uitleg van gegeven. Toeval lig in een gesprek gevonden. (Pein zend). Maar daar kan ik nu na tuurlijk niet meer opkomen. Laat ik gewoon beginnen te praten. Mis schien schiet 't me dan weer te binnen. Als ik een sieraad maak ga ik er zelf nooit van uit dat het geschikt moet worden voor massa- produktie. Ik doe geen concessies aan de machines. Maar je bent met iets bezig en plotseling herken je er iets in. Behalve een simpele vorm die niet strijdig is met het wezenlijke van het ding uit een machine is er nog iets belangrij- kers: je ziet dat het door veel méér mensen gedragen kan wor den dan door één man of vrouw. IK geloof niet dat we erin zullen slagen om veel armbanden te ontwerpen die in massa's ge produceerd kunnen wonden. Daar om zullen we ook nooit rijk wor den. Weet je wie wel? De handige jongens die onze ontwerpen pre cies zo veranderen dat ze in da machines geduwd kunnen worden. Zonder zich daarbij af te vragen of de vorm dan nog wel verant woord is. Kijk, dat zijn concessies waartoe wij nooit bereid zouden zijn en dan zullen de geweldige produkties ook niet haalbaar zijn. Maar dat vind ik niet zo belang rijk. Evenmin als het feit dat Je nu plotseling andere edelsmeden ziet opstaan die eensklaps vormen presenteren die duidelijk verwant zijn aan de onze. Terwijl zij toch niet die ontwikkeling hebben door gemaakt die wij hebben gehad. Weliswaar was driekwart op deze manier bezig maar daarvoor heb ben we al zo lang in deze richting geëxperimenteerd en met de din gen gestoeid. En steeds weer nieu we dingen ontdekt ook. Soms na lang proberen en soms plotseling. T.TIER, toen ik deze kachel plaat- ste, zag ik plotseling zo'n stuk kachelpijp dat een hoek maakt, „een elleboog", met al die ribbels. En ik kreeg het idee om er iets mee te doen. Ik kon natuurlijk pro beren om zelf de vorm na te boot sen. maar waarom eigenlijk? Ik vond de fabriek van die dingen, we hebben er geloof ik maar één in Nederland, in Maastricht. Ik heb er naar toe geschreven om te vra gen in welke verschillende door sneden die pijpen worden gemaakt en of er ook andere materialen dan dit staalplaat in hun machi nes verwerkt kunnen worden. Ik kreeg een fijn antwoord en een zending „elleboogstukken" van de kleinste doorsnede (5 centimeter). Die heb ik lila laten anodiseren dat gaf een heel fijn en tegelijk een beetje 'n gemeen effect en vervolgens heb ik de ronde hoek stukken met elkaar verbonden tot armbanden en halsversieringen. Ik zie iets pikants in de plotselinge toepassing van iets banaals als ka chelpijpen in de edelsmeedkunst. Het windt me op om gewoon het zelfde ding een volstrekt ander© bestemming te geven. Ik wil nu nog elleboogstukken van zilver plaat hebben".

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 31