ORTING
ORTING
Ouders verenigt u...
HET ONDERWIJS IS TE BELANGRIJK OM
AAN ONDERWIJZERS OVER TE LATEN
SCHOTS GERUITE „HUID"
LEER VINDT
STEEDS MEER
TOEP A SSING
w
door drs. Smit
II Algemeen Fondsenbezit
uüeurs
<1 BEURS"
DAF
U
•SBROECK
Russische en Zweedse
kinderen moeten
leren schoenen dragen
Autobanden Import
18
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 16 DECEMBER 1967
C MOTOR
|re acceleratie
;e kruissnelheid
onze showroom
ïrsonenwagens
1ST TEL. 2600
BANKSTELLEN
st 211,5 x 93
st 201,5 x 93
st 200 x 93
st 205 x 93
3158
n. 350 st.
tel. 01608 - 3201
'5
EXPEDITIEBEDRIJF
nsttredtng
3<gen met aantemgwageR-
Telefoon (H150—3*5!
ndiensttreding:
rvaring met administratie
tot aanbeveling,
og loon
Maan" N.V. of
0—3453 of Steenstraat 5
nelheid 136 km per uur)
Dat de naam „mammoetwet" door het
toenmalige kamerlid Roosjen het eerst ge
bezigd er zo vlot ingegaan is, kon er wel
eens op duiden, dat men zij het onbe
wust deze wet als een bedreiging er
vaart. Aan schokkende veranderingen op
onderwijsgebied zijn wij nu eenmaal niet
gewend. Er gaat zelfs een verhaal ik heb
het een dezer dagen ergens gelezen, maar
weet niet meer waar dat het Erasmus
onlangs was vergund zijn geboortestad
Rotterdam nog eens te bezoeken. Toen hij
daar kwam en al dat lawaai, gegil en ge
rinkel van auto's, trams, fietsen en wat niet
al hoorde, en zag, dat al die mensen zich
met hun wagens zonder paarden als razen-
den in een grot onder de Maas stortten,
greep ontzetting hem aan en vluchtte hjj
in weergaloze angst het eerste het beste ge
bouw binnen. Eenmaal hier binnen kwam
h'(j weldra weer tot rust en bezinning. Wat
was het geval Hjj was in een school te
rechtgekomen en daar ging alles nog net
toe als in zijn jeugd.
Nu kan ik voor de waarheid van dit verhaal
niet instaan, maar hoe het zij, als wij de ont
wikkelingsgang van het onderwijs in vergelij
king met andere maatschappelijke organen zo
als bijvoorbeeld industrie, handel en verkeer
nagaan, valt het ons op, dat het verloop van
de eerste de eeuwen door toch wel erg traag
is geweest. Zal dit met de invoering van de
mammoetwet anders worden?
Op de inhoud van deze wet wil ik niet nader
ingaan. Hier zijn al heel wat brochures en
artikelen over geschreven door personen, die
veel meer ter zake kundig zijn dan ik. Enkele
weken geleden stond er in dit blad van de hand
van dr J. G. L. Theunisse nog een vrij uitvoe
rig overzicht over deze matrie. Ik wou alleen
op enkele consequenties en problemen wijzen,
die wij bij de invoering van de mammoetwet
mogen verwachten.
„Onderwijs is een te belangrijke zaak om
alleen aan onderwijzers over te laten", zegt
professor De Groot. Hij stelt echter ook, dat
er in Nederland letterlijk niets te bespeuren
valt van enige directe invloed van de burgerij
op onderwijszaken. Ouderverenigingen, zegt hij,
houden zich met allerlei kleingoed bezig, maar
niet met zaken van onderwijs. „Het belang
hebbende publiek moet niet alleen worden
voorgelicht over wat er gaande is en te veran
deren staat, het moet ook worden „opgestookt"
tot het kan functioneren in actieve, demo-
cratiseh-effectleve pressiegroepen, die opeisen
waarop zij rechten menen te hebben (bv.: in
spraak)". De Groot roept daarom uit: „Ouders
verenigt u!"
Nu biedt de mammoetwet theoretisch al
thans de mogelijkheid aan de ouders om
meer invloed op het voortgezet onderwijs uit
te oefenen dan voorheen. Aan ouder-organisa-
tles kan nl. een wettelijke erkenning worden
verleend. Maar wat heeft men hier in con
crete aan? In de Sovjet-Unie is dit ook het
geval. Daar heeft elke klas zelfs z'n ouder
commissie en de leden van deze gezamenlijke
commissies kiezen een oudercomité voor de
hele school. Zo'n oudercomité heeft zo op het
oog heel wat in de melk te brokken, maar
moet zich in zijn activiteiten en werkwijze
geheel richten naar de instructies van het mi
nisterie van onderwijs. De Invloed van de ou
dercommissies in Engeland ook niet bijster
groot, al komen hier scholen voor waar de
band met de ouders zeer nauw is. En bij ons
zijn de verwachtingen evenmin hoog gespan
nen. Zo schrijft drs. E. M. Hilgers in „Inter
mediair" van 29 september jl„ dat wat de on-
derderwijskundige inrichting van hun scholen
betreft Nederlandse ouders zich over het alge
meen dusdanig ondeskundig beschouwen, „dat
zij. volmaakt onderdanig en in eerbiedige af
wachting er in dit soort zaken eenvoudig het
zwijgen toe doen Alle in de na-oorlogse jaren
opgerichte oudercomités, -commissies en -ver
enigingen ten spijt. Het ontbreekt in Nederland
aan een goed georganiseerde en effectief wer
kende inspraak bij het onderwijs van de zijde
van het ouderpubliek". De Groot wijst er even
eens op, dat de pressiegroepen (dit zijn o.a.
de ouders) zonder deskundigheid weinig be
langrijks kunnen bereiken.
Aangezien de mammoetwet een zgn. „raam
wet" is, die door algemene maatregelen van be
stuur moet worden opgevuld, wordt het voor
de heren rectoren en leraren, als er elke dag
aanvullende bepalingen verschijnen, al moei
lijk om alles bij te houden en voor de outsider
is het wel zo goed als onmogelijk om zijn kennis
van deze wet op peil te houden. De ouders we
ten zodoende op geen stukken na meer waar
zij aan toe zijn en dit geeft hen een gevoel
van onbehagen. Hier komt nog bij. dat de ver
trouwde afkortingen HBS en ULO vervangen
?iln„ioor een reeks banken, zoals Atheneum.
HAVO, MAVO, HEAO, MEAO, LEAO en wat
dies meer zij, die geen enkele bekende associa
tie oproepen en daardoor het gevoel van on
behagen nog versterken.
^11*;.bedoelingen van de wetgever ten
spijt lijkt liet mij, dat de invloed van de ouders
op het voortgezet onderwijs de eerstvolgende
<'are" eert'el kleiner dan groter zal worden.
Niet het „BEVOEGD GEZAG", zoals het school-
"et bijzonder onderwijs, maar het
„COMPETENT GEZAG" d.i. de rector met zijn
stat, zal hier binnen het raam van de wette-
"Jke mogelijkheden, de gang van zaken bepa-
en. De adviezen, die het college van docenten
aan de ouders geelt met betreking tot de rich-
ingen en specialisaties, die voor hun kinderen
openstaan, zuilen door de ouders meer nog dan
vroeger blindelings worden opgevolgd.
Als de zaken nu zo staan en ik geloof, dat
zj zo staan dat de ouders bij de schoolkeuze
van hun kinderen zij het noodgedwongen
n ol meer buitenspel worden gezet, hebben
wL iieÜ op te weten' dat het „spel" met
™fre", verder VAKKUNDIG gespeeld
nudoï' in klare taal zeggen, dat als
«oh Se »n' dat hun Jantie naar de HAVO-
rt;,mnemet naar het Atheneum kan,
moet wJhÜJ® van,het HAVO overgeheveld
dit is (Toml na„a,r 1 MAVO, zij weten, dat
-aten diTT staan op grond van resul
taten, die verkregen zijn met behulp van alle
middelen, die het onderwijs hiertoe heden ten goede vakken moet overdoen, voegde een ver-
dage ten dienste staan en dat men naarstig
bezig is aantal en gehalte van deze middelen
gedurig te vermeerderen en te verbeteren.
Nu weten wij wel, dat een ouider maar al te
gauw geneigd is in zijn uil een valk te zien.
maar het is evenzeer waar, dat geen enkele
leraar van zijn leerlingen weet, wat de oor
zaken van het falen zijn. En eerst als men dat
weet, kan men verantwoorde beslissingen ne
men.
Hier komt nog bij, dat verschillende factoren,
die het slagen c.q. falen van een leerling be
palen, niet onafhankelijk van elkaar werken,
maar elkaar wederzijds beïnvloeden. Intelli
gentie, doorzettingsvermogen, geestelijke sta
biliteit, concentratievermogen, milieu-omstan
digheden, leeftijd, rijpheid, lichamelijke ge
zondheid kunnen leder voor zich of in combi
natie verantwoordelijk zijn voor het slagen of
falen van een leerling. Het komt er in feite
op aan zo zuiver mogelijk vast te stellen welke
factoren de oorzaak van het falen zijn en na
te gaan in hoeverre deze belemmerende facto
ren geëlimineerd kunnen worden en in hoe
verre men zich bij de feiten zal moeten neer
leggen.
Wil men dit kunnen doen, dan zal men eerst
nauwkeurig omschreven doelstellingen moeten
hebben, daar het anders onmogelijk is uit te
maken of iemand al of niet te kort schiet. Zo
zal het voorbereidend wetenschappelijk onder
wijs ais uiteindelijke doelstelling moeten heb
ben, dat de leerlingen, die geslaagd zijn voor
het eindexamen voor wat hun intellectuele
capaciteiten betreft geschikt zijn om het
wetenschappelijk onderwijs met succes te vol
gen en dat degenen, die afgewezen zijn, deze
geschiktheid niet bezitten De nonnen hiervoor
zullen moeten worden vastgesteld door het we
tenschappelijk onderwijs.
Zo zouden ook de doelstellingen van het
HAVO en MAVO in feite vastgelegd moeten
worden door de opnemende instanties en niet
door de scholen, die de leerlingen afleveren. Of
dit de eerstkomende jaren realiseerbaar is, is
een andere vraag. Hilgers stelt, dat de mam
moetwet weliswaar beoogt van de HAVO een
„maatschappijschool" (hiermee wordt bedoeld
een school, die opleidt voor het vervullen van
maatschappelijke functies, zoals oorspronkelijk
het geval was met de HBS van Thorbecke) te
maken, maar dat de realisering van deze doel
stelling het kernprobleem is, waarvoor het
HAVO zich gesteld ziet. Hilgers memoreert nog
even, dat het voorontwerp van de mammoet
wet voorzag in de mogelijkheid, dat zgn. „maat-
iiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
docent pedagogie,
psychologie en didactiek
aan de KMA te Breda.
ïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiimiii immuun mm
schappelijke organen" de onderwijsbelangen
van „onderaf" zouden behartigen, om zodoende
tegenspel te geven bij het proces van onderwijs
ontwikkeling, maar, dat dit feest niet is door
gegaan, omdat de Kamer zich hiermee niet kon
verenigen. Voor Hilgers is dan ook „de inte
ressante vraag of overheid en onderwijs zelf
er samen in kunnen slagen waar te maken wat
de mammoetwet beoogt, zonder daarbij repre
sentatieve maatschappelijke groeperingen te
betrekken". De Groot schrijft ook, dat bij ons
een duidelijke omschrijving en specificatie van
onderwijsdoelstellingen uiterst zeldzaam is; dit
in tegenstelling tot Amerika, waar hierover
vele publikaties bestaan.
Nu zijn dit prealabele kwesties, die de wet
gever moet regelen en in het leerplan concreet
moeten worden uitgewerkt. Hier zullen de ou
ders wel niet direct bij betrokken worden en
Hilgers kon wel eens gelijk hebben: „dat de
functionele gestalte, die het voortgezet onder
wijs krachtens de mammoetwet zal krijgen in
hoofdzaak een kwestie zal zijn van intern
krachtenspel, waarbij de centrale overheid als
voornaamste richting gevende factor zal op
treden".
De vraag', die opdoemt, nadat de prealabele
kwestie omtrent de doelstellingen waar wij
ons nu verder niet mee bezig zullen houden
beantwoord is, luidt: hoe bepaalt men objectief
het criterium voor toelating tot het Gymnasium,
Atheneum, HAVO, MAVO enz. en voor de
overgang van de ene naar de andere klasse
van dezelfde of van een andere school?
De toelatingsexamens en ook de verklarin
gen van het hoofd der lagere school blijken
slechts een geringe voorspellingswaarde te be
zitten. Zelfs de prediktie met betrekking tot de
overgang van de eerste naar de tweede klas
van de HBS en ULO stelt reeds teleur en hoe
hoger men klimt, hoe slechter de voorspelling
klopt. Van elke 10 leerlingen, die toegelaten
worden tot de huidige HBS, zijn er slechts 2,
die het einddiploma in de daarvoor gestelde
tijd behalen, 2 doen er zes jaar over, 1 langer
dan zes jaar en 5 komen nooit in het bezit van
het zo begeerde papiertje. De naam 5-jarige
HBS is derhalve misleidend. Het percentage
zittenblijvers is hier in elke klas gemiddeld
zo'n 25 en voor het ULO is het niet veel beter.
Dit doubleren en voortijdig afbreken van de
schoolloopbaan is niet alleen economisch on-
produktief, maar het gaat en dit is veel
ernstiger gepaard met veel leed. Men heeft
zich dan ook telkens weer terecht afgevraagd,
of het toebrengen van zoveel leed wel noodza
kelijk en derhalve verantwoord was. De opstel
lers van de mammoetwet hebben deze vraag
duidelijk ontkennend beantwoord en bij hen
leefde dan ook de gedachte aan dit vele dou
bleren een einde te maken. Mede met het oog
hierop heeft Aren gemeend de 5-jarige HBS
om te moeten zetten in een 6-jarig Atheneum,
heeft men voor alle scholen voor voortgezet
onderwijs een brugklas ingesteld en heeft men
naast de verplichte vakken een aantal keuze
vakken ingevoerd Het bevorderen c.q double
ren per leervak durft men blijkbaar om organi.
satorische redenen nog niet aan, hoewel dit
systeem toch veel logischer en tevens minder
wreed is. Men laat een kleermaker, die broek
en jas passend maakt, maar het vest verknoeit,
toch ook het hele pak niet overmaken! Toen
oud-minister Bolkestein indertijd in Amerika
over ons onderwijsstelsel sprak en daar had
uitgelegd, dat een doubieerder bij ons ook zijn
baasde Amerikaan hem toe: „You are crimi
nals!" De logische consequentie van het be
vorderen per leervak is uiteraard, dat voor al
gehele bevordering tot een volgende klas en
voor het verkrijgen van het einddiploma alle
vakken met tenminste voldoende zouden moe
ten worden gewaardeerd. En het gevolg hier
van zou weer moeten zijn, dat er meerdere ma
len per jaar gelegenheid zou moeten zijn voor
het afleggen van examens. Voor schriftelijke
examens en men zou waar mogelijk uitslui
tend schriftelijk moeten examineren! met
objectieve, deugdelijke normen zou dit geen
onoverkomelijk bezwaar zijn. Het samenstellen
van zulke examens is evenwel niet eenvoudig
en bovendien zouden de leerlingen een groot
deel van de tijd zelfstandig moeten werken en
daar zijn de meeste van onze onderwijsmetho
den (nog) niet op ingesteld.
De Groot is er voorstander van het double
ren radikaal af te schaffen (selectievrij onder
wijs). Hij zou een leerling, die in het brugjaar
een eindresultaat „voldoende" voor voor
bereidend wetenschappelijk onderwijs behaalt
voor de volgende tweejarige selectievrij e perio
de willen aanvaarden. Dit betekent, dat zo'n
kind gegarandeerd wordt, dat het onder nor
male omstandigheden na 2 jaar bevorderd
wordt naar de vierde klas van de school, waar
voor het is aangenomen (in dit geval dus Gym
nasium of Atheneum). Als enige voorwaarde
stelt De Groot, dat het kind zijn best moet
doen. Dit selectievrij e onderwijs heeft men ook
in Zweden ingevoerd, maar het schijnt dat
politieke dogma's het onderwijsbeleid aldaar
evenals trouwens in alle Skandinavische lan
den in sterke mate bepalen, hetgeen een een
stemmige waardering over dit beleid nou weer
niet ten goede komt. Met name klaagt men
over gebrek aan discipline bij de leerlingen.
In Oost-Duitsland schijnt het percentage zit
tenblijvers ook maar zeer gering te zijn. In ons
land heeft dr. J. N. van den Ende in de jaren
1953 - 1961 aan het Thorbecke Lyceum te
's-Gravenhage een systeem ingevoerd, waarbij
de automatische bevordering min of meer re
gel was. De verleende machtiging van de ge
meente 's-Gravenhage tot dat experiment werd
echter met ingang van 1 september 1961 Inge
trokken, omdat men dit experiment als mis
lukt beschouwde. De Groot is evenwel van me
ning, dat men slechts van een gedeeltelijke
mislukking kan spreken en dat deze gedeelte
lijke mislukking niet te wijten was aan het
systeem.
Nu moeten wij één ding goed voor ogen hou
den: ALS HET ZITTEN BLIJVEN NIET ZEER
DRASTISCH VERMINDERT, BRENGT DE
MAMMOETWET ONS IN VELE OPZICHTEN
EERDER ACHTERUIT DAN VOORUIT. Laten
wij daartoe even de omzetting van de HBS in
het Atheneum bezien.
Nu is er in elk geval nog zo'n 20% der leer
lingen, die na 5 jaar middelbaar onderwijs tot
de universiteit toegelaten kan worden. Met de
invoering van de mammoetwet moet men er
zeker 6 jaar over doen, hetgeen zeggen wil,
dat 20% er wat tijdsduur betreft beslist op
achteruit gaat Nog eens 20% deed er vroeger
6 jaar over eri voor deze is er dus ook geen
winst bij. De winst komt dus van de 60%, die
er nu langer dan 6 jaar over doet of nooit het
diploma haalt. En dat moet een flinke winst
zijn, wil deze opwegen tegen de schade, die de
eerstgenoemde 20% nu oploopt, doordat het
gedwongen wordt er nu een jaar langer over
te doen. Als bv. het percentage zittenblijvers
terug zou lopen tot gemiddeld 10 en ditzelfde
percentage zou zakken voor het eindexamen,
zou nog slechts 53% van de leerlingen het eind
diploma Atheneum in 6 jaar halen, hetgeen
dus nog maar een winst van 13% zou zijn in
vergelijking met de huidige toestand, terwijl
dan de 20%, die nu in 5 jaar hun einddiploma
HBS behalen er dan ook 6 jaar over zouden
doen. Alleen als het percentage zittenblijvers
teruggebracht werd op 5 of lager, zou ten
minste zo'n 73 a 74% zonder doubleren z'n eind.
diploma halen en dan zou men van een merk
bare verbetering mogen spreken.
Dat het doubleren helemaal afgeschaft zou
kunnen worden, en dat de leerling de school,
die hem na het brugjaar toelaat, ook in alle
gevallen in de daarvoor bestemde tijd met suc
ces zal aflopen, lijkt mij een utopie. Maar ook
als men een marge van 5% zittenblijvers toe
laatbaar acht, zal het terugbrengen van het
aantal doubleurs tot dit percentage wel eens
de grootste en moeilijkste opgave voor het
nieuwe onderwijsbestel kunnen blijken te zijn.
Immers zullen de leerlingen, als zij de weten
schap bezitten, dat de kans op doubleren mini
maal is, nog even hard blijven werken? De
Groot neemt wel als restrictie „mits de leer
ling zijn best doet", maar in het „z'n best
doen" bestaan nog vele variaties en gradaties.
Men praat wel veel over het vrii tijdsprobleem
bij de jeugd, maar dit probleem valt voor een
groot deel van de leerlingen van het voortge
zet onderwijs best mee, om de eenvoudige re
den, dat dit grote deel buiten de vakanties
helemaal geen vrije tijd heeft! En als dit
deel zich zegge 10% minder inspande, zou men
nog moeilijk kunnen beweren, dat deze leer
lingen hun best niet doen, maar dat deze
mindere inspanning de resultaten van het werk
in ongustige zin zou beïnvloeden, is wel waar
schijnlijk.
De taak van ouders en leerlingen zal dus zijn
daar. waar de intrinsieke motivatie ontbreekt
en het plichtsbesef van de leerling nog te wei
nig is ontwikkeld, de kinderen er toe te brengen
toch behoorlijk hun best te doen. Dat dit ge
makkelijker gezegd is dan gedaan, begrijpt ie
der. Hierbij is uiteraard wel van belang of een
kind onderwijs volgt, dat met zijn aanleg
strookt en om dit uit te zoeken en daaraan te
gemoet te komen, heeft men de brugklasse in
gesteld en in de hogere klassen het instituut
van keuzevaken gecreëerd. Daarmee is even
wel de zaak nog niet opgelost, want geen enkele
richting zal geheel en al met de aanleg van
een bepaalde leerling stroken en hij zal dan
ook voor de vakken, die hij uit vrije wil nim
mer zou kiezen, maar die men voor hem ver
plicht heeft gesteld, z'n best moeten doen. Ja,
hij zal voor deze vakken, waarvoor hij niets
voelt zeer waarschijnlijk omdat hij er wei
nig aanleg voor heeft juist zijn uiterste best
moeten doen om mee te kunnen komen. En
dat liefst vrijwillig, zonder een imponerende
stok achter de deur!
(Drs. Smit zal volgende week in een tweede
artikel zijn beschouwing over de mam
moetwet afsluiten).
RIJEN Ook al stappen ze gemakshalve wel eens in een auto, de
twee grote mannen van de decembermaand - Sinterklaas en de kerst
man rijden officieel nog steeds zoals HEREN altijd gereden hebben:
ze laten zich dragen of trekken door edele dieren. Hebt u ditmaal op
de schimmel gelet? Kijkt u morgen het rendierspan dat voor de slede
draaft eens aan? Ze zijn allerfraaist opgetuigd en wij wedden dat het
tuigleer komt van de Nederlandse leerindustrie, die ook de zolen van
Sints paarse schoenen van Santa Claus' laarzen heeft vervaardigd.
Eerst was er de zool. Zelfs tn de
geschiedenis van de mensen.
Etnologen noemen de zool het eerste
„transportmiddel" Archeologen vonden
rotstekeningen uit het jaar 15.000 voor
Chr., waarop de zool staat afgebeeld
naast de zon, beide als magische gevers
van warmte.
Uit de zooi ontwikkelden zich de eer
ste schoenen; en hoe nieuw het aller
laatst ontworpen model ook wezen mag,
het staat nog steeds op een zool. Wel
heeft nu, na 170 eeuwen, de natuurlijke
zool van leer (of hout) zijn monopolie
verloren.
Het is vooi de zoolleerindustrie een
klap geweest toen de rubberzooi zijn
entree maakte. Talloze fabrieken in
onze leer-stieken schakelden om naar
het vervaardigen van bovenleer. Enkele
bleven bij hun leest, er moest toch
iémand leren zolen blijven maken!
Maar de niet te stuiten opmars van
vervangingsartikelen was begonnen en
het zoeken naar nieuwe mogelijkheden
voor de zoolleerindustrie leidde tot het
vervaardigen van „tuigleder" in de
ruimste zin, uit hetzelfde leer.
Twintig procent van het Nederlandse
zool- en tuigleer wordt geproduceerd
door de 60-jarige iederfabriek Gebrs.
Theeuwes te Rijen, een modern bedrijf,
dat werd herbouwd op de puinhopen,
die overbleven na een trap van de
Duitse laars op „dolle dinsdag". Van
de huiden die worden ingevoerd uit
Amerika, Frankrijk en Duitsland (Ne
derlandse huiden zijn niet zo heel ge
schikt voor deze doeleinden) verlaat
90 procent ons land weer als export
artikel, met praktisch alle landen ter
wereld als bestemming.
De helft van G.T.'s productie bestaat
nog uit het oeroude en welbekende
zoolleer, maar de vervaardiging is op
moderne leest geschoeid. Vroeger nam
het looiproces 5 tot 7 weken in beslag,
nu nog maar 2. Van de belangrijke
handelingen: ontharen, ontvlesen, strij
ken, splitten, looien, walsen, verven,
gebeurt nu veel machinaal. Desondanks
zegt de fabrikant bij een splitmachine:
„Dit is een gevoelige machine en hij
kan alleen bediend worden door ge
voelige "handen". (Tuigleer wordt ge
split op 0,1 millimeter nauwkeurig, al
naar gelang de orders vragen).
Voor schoenen bestaat er momenteel
kunstleer, waarvan twee soorten het
meest bekend zijn: corfam (Ameri
kaans) en Clarino (Japans). Kunstleer
fabrikanten zeggen dat er niet genoeg
natuurlijk leer bestaat om de mensheid
van schoenen te voorzien. Zolang ech
ter niet alle mensen schoenen dragen
(en zover zijn we voorlopig niet) is er
echt-leer volop. Het kunstleer dat de
prijs van fijn kalfsleer heeft, blijft
nog te duur om hen die barrevoets
gaan, te schoeien.
De beste eigenschappen van de leren
schoen ontbreken aan de schoen van
synthetisch materiaal: de leervezel is
I Handgeschilderd Schots geruit des
sin, op leer voor hondetuig. Snoezig
of stoer, al naar gelang de aard van
de hond.
(ADVERTENTIES)
Bandenspecialist
Middellaan 4, Breda-Tel. 34297
hydrofiel, de kunstvezel neemt geen
water op.
Na vier uur lopen heeft de voet 4
tot 6 cc (een borrelglas vol) vocht
afgescheiden. De helft hiervan ver
dampt bij het lopen (binnenzolen zijn
dan ook belangrijk); van de resterende
50 procent wordt 10 procent opgenomen
door de zool, terwijl 40 procent door de
leren schoen omhooggetrokken en door
het leer uitgeademd wordt. Hierom is
het raadzaam nooit twee dagen achter
een dezelfde schoenen te dragen. De
zolen zijn zó gelooid dat de buitenkant
van de huid, die naar buiten wordt
gedragen, géén water van onder af
doorlaat. Het van de voet opgenomen
vocht verdampt dan ook niet door de
zool naar beneden, maar door de zool
naar de zijkanten. In Rusland en Zwe
den is men zo overtuigd van het belang
van leren zolen, dat het wettelijk voor
geschreven is, dat kinderschoenen voor
zien moeten zijn van echte leren bin
nen- en buitenzolen.
In ons land is hei T.N.O. momenteel
bezig kindervoeten en -schoenen te
onderzoeken, waarbij de kinderen ge
durende een aantal jaren worden be
geleid en wekelijks gecontroleerd.
„Tuig" past bij „paard'', niet alleen
bij de beroemde schimmel, maar bij de
hele paardesport en elk gespan. Ook
bij hondesport! (Hondesport is het hou
den van honden)
In de westerse landen, waarheen zulk
een groot deel van G.T.'s tuigleer wordt
geëxporteerd, lopen 1,2 miljard gere
gistreerde honden rond aan de lijn en
1,6 miljard katten die dikwijls hals
bandjes dragen. Het is geen uitzonde
ring dat een hondje beschikt over een
„garderobe" van drie, vier tuigjes.
Daartoe de standaardkleuren geel, groen
en rood. Ongetwijfeld zullen honne-
ponnetjes bovendien wel haute couture
dragen: op maat gemaakte creaties in
unieke kleuren! Voor die beestjes ook
de garneringen van pareltjes en hartjes.
Theeuwes komt aan bijzondere wensen
tegemoet met Schots geruit leer, waar
van het dessin met de hand is geschil
derd.
Andere grote artikelen van tuigleer:
broekriemen en vooral ceintuurs, die
jui9t dit seizoen door Parijs zo krachtig
zijn gelanceerd. De tas van tuigleer in
naturel, bruin, zwart of donkerblauw,
meestal fors van formaat (soms ook
rtaliaans-klein en zeer geliefd bij tie
ners); hun rustiek en gedistingeerd ka
rakter wordt bijzonder fraai geaccen
tueerd door de zadelsteek.
Uit deze ontwikkeling is het sterke,
glanzend gepolijste meubelleer voort
gekomen, de huid die, naar moderne
stijl, hangt in een stalen frame, zoals
o.a. de beroemae stoel van de Frans
man Poulenc. Maar ook zittingen van
meer conservatieve stoelen worden met
dit leer overtrokken.
Het nieuwste produkt is dun, soepel
bekledingsleer voor gepolsterde fau
teuils en bankstellen. Tot voor kort
werd dit soort meubels voornamelijk
uit Engeland betrokken maar de be
langstelling van de Nederlandse meu
belindustrie (èn van de consument)
voor dit Nederlands produkt groeit met
de dag.
A. Mac Gillavry
(ADVERTENTIE)
ZET NIET ALLES OP EEN KAART
beleg in:
Breedgespreide, gemeenschappelijke belegging in geselec
teerde nederlandse en amerikaanse aandelen.
f|§ Inlichtingen bij commissionairs en bankiers;
ook via Postbus 3700, Amsterdam
JEUGD
In het weekeinde van 4 en 5 november
werd ta Eindhoven een toernooi voor
jeugdspelers (onder 35 jaar) gehouden
waaraan door 4 Britse en 10 Nederlandse
paren werd deelgenomen. In deze zeer
geanimeerde wedstrijd, die door de aan
wezigheid van de spiksplinternieuwe Vue-
Graph door velen met belangstelling
werd gevolgd behaalden de Britse spelers
in de viertallenwedstrijd een éclatant
succes. Het viertal P. D. Jourdain-A. Bar
nes (Wales) met D. Deery (bekend uit da
wereldkampioenschappen parenbridge)-
M. Coppel (Ierland) won met 106 punten,
terwijl R. J. Rowlands-A. J. Philpott
(Engeland) met W. Coyle-V. Silverstona
(Schotland) met 100 punten de tweede
plaats opeisten.
In de parenwedstrijd waren de Neder
landers succesrijker. De eerste plaats waa
voor de heren V. Bisht-dr. J. v. d. Voort,
die dank zij een formidalebe eindsprint
met 58 punten wonnen, gevolgd door de
Engelsen Coyle-Silverstone met 55 pun
ten. Ook de derde plaats was voor een
Nederlands paar de heren Rebattu jr-
6int, die daarmee de in hen gestelde ver
wachtingen niet beschaamden.
Een van de opvallendste aspecten van
deze wedstrijd was wel de bijzonder
vriendschapelijke sfeer waarin werd ge-
ïpeeld. Hoewel gezorgd was voor een
teer competente staf van arbiters behoef
den deze geen enkele maal in het geweer
te komen gedurende de 84 spellen die
deze strijd telde.
Een belangwekkend spd uit deze wed
strijd volgt hier:
10 9
O A B 10 9 2
O B 9 4
B 9 3
A 6 5 4
O 843
O V 10 2
A85
H V 8 2
O H 5
O A H 8 6
V 7 2
Tegen het door zuid (Philpott) te
spelen 3 SA-contract startte west (Rebat
tu) met e 4( noord de 9, oost de Boer en
zuid de Vrouw. Zuid telt nu drie 4-siagen
en twee O-slagen, zodat hij moet
proberen er vier in O thuis te brengen.
Hij slaagde niet. 7? Heer werd gespeeld
gevolgd door een kleine O. In noord werd
de Boer gelegd en oost won met de Vrouw.
O werd vervolgd, door zuid genomen, die
hierna speelde. West nam de slag en
speelde terug. In noord verdween een O
en zuid nam nu zijn enige kans ln noord
aan slag te komen. Hij speelde de laatste
(oost O weg) en vervolgde met Vrouw.
Oost won de slag met de Heer en speelde
weer 6 na. Het contract ging nu twes
down. hetgeen een zeer goede score voor
het Nederlandse paar betekende.
De Britse teamcaptain, die dit spel op
de Vue-Graph volgde suggereerde dat
zuid er beter aan had gedaan de Boer te
leggen Hij kan na het verliezen van de
Vrouw dan later O Heer ln noord over
nemen en het contract winnen.
Ongetwijfeld is dat in praktisch bridge
een kansrijker speelwijze, maar als oost
de moed opbrengt de eerste O-slag niet
te nemen (het bijspelen van O 2 dool
west wijst op een drlekaart in de kleur)
zit zuid voor een onoplosbaar probleem.
Hij kan de Heer dan niet overnemen om
dat de Vrouw blijft zitten. Bovendien
voelt zuid zich hoogst ongelukkig als
west. de driekaart. O met de Vrouw blijkt
te bezitten. De vijf mogelijke slagen
worden dan tot twee gereduceerd.