ORTING ORTING Ouders verenigt u... HET ONDERWIJS IS TE BELANGRIJK OM AAN ONDERWIJZERS OVER TE LATEN SCHOTS GERUITE „HUID" LEER VINDT STEEDS MEER TOEP A SSING w door drs. Smit II Algemeen Fondsenbezit uüeurs <1 BEURS" DAF U •SBROECK Russische en Zweedse kinderen moeten leren schoenen dragen Autobanden Import 18 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 16 DECEMBER 1967 C MOTOR |re acceleratie ;e kruissnelheid onze showroom ïrsonenwagens 1ST TEL. 2600 BANKSTELLEN st 211,5 x 93 st 201,5 x 93 st 200 x 93 st 205 x 93 3158 n. 350 st. tel. 01608 - 3201 '5 EXPEDITIEBEDRIJF nsttredtng 3<gen met aantemgwageR- Telefoon (H150—3*5! ndiensttreding: rvaring met administratie tot aanbeveling, og loon Maan" N.V. of 0—3453 of Steenstraat 5 nelheid 136 km per uur) Dat de naam „mammoetwet" door het toenmalige kamerlid Roosjen het eerst ge bezigd er zo vlot ingegaan is, kon er wel eens op duiden, dat men zij het onbe wust deze wet als een bedreiging er vaart. Aan schokkende veranderingen op onderwijsgebied zijn wij nu eenmaal niet gewend. Er gaat zelfs een verhaal ik heb het een dezer dagen ergens gelezen, maar weet niet meer waar dat het Erasmus onlangs was vergund zijn geboortestad Rotterdam nog eens te bezoeken. Toen hij daar kwam en al dat lawaai, gegil en ge rinkel van auto's, trams, fietsen en wat niet al hoorde, en zag, dat al die mensen zich met hun wagens zonder paarden als razen- den in een grot onder de Maas stortten, greep ontzetting hem aan en vluchtte hjj in weergaloze angst het eerste het beste ge bouw binnen. Eenmaal hier binnen kwam h'(j weldra weer tot rust en bezinning. Wat was het geval Hjj was in een school te rechtgekomen en daar ging alles nog net toe als in zijn jeugd. Nu kan ik voor de waarheid van dit verhaal niet instaan, maar hoe het zij, als wij de ont wikkelingsgang van het onderwijs in vergelij king met andere maatschappelijke organen zo als bijvoorbeeld industrie, handel en verkeer nagaan, valt het ons op, dat het verloop van de eerste de eeuwen door toch wel erg traag is geweest. Zal dit met de invoering van de mammoetwet anders worden? Op de inhoud van deze wet wil ik niet nader ingaan. Hier zijn al heel wat brochures en artikelen over geschreven door personen, die veel meer ter zake kundig zijn dan ik. Enkele weken geleden stond er in dit blad van de hand van dr J. G. L. Theunisse nog een vrij uitvoe rig overzicht over deze matrie. Ik wou alleen op enkele consequenties en problemen wijzen, die wij bij de invoering van de mammoetwet mogen verwachten. „Onderwijs is een te belangrijke zaak om alleen aan onderwijzers over te laten", zegt professor De Groot. Hij stelt echter ook, dat er in Nederland letterlijk niets te bespeuren valt van enige directe invloed van de burgerij op onderwijszaken. Ouderverenigingen, zegt hij, houden zich met allerlei kleingoed bezig, maar niet met zaken van onderwijs. „Het belang hebbende publiek moet niet alleen worden voorgelicht over wat er gaande is en te veran deren staat, het moet ook worden „opgestookt" tot het kan functioneren in actieve, demo- cratiseh-effectleve pressiegroepen, die opeisen waarop zij rechten menen te hebben (bv.: in spraak)". De Groot roept daarom uit: „Ouders verenigt u!" Nu biedt de mammoetwet theoretisch al thans de mogelijkheid aan de ouders om meer invloed op het voortgezet onderwijs uit te oefenen dan voorheen. Aan ouder-organisa- tles kan nl. een wettelijke erkenning worden verleend. Maar wat heeft men hier in con crete aan? In de Sovjet-Unie is dit ook het geval. Daar heeft elke klas zelfs z'n ouder commissie en de leden van deze gezamenlijke commissies kiezen een oudercomité voor de hele school. Zo'n oudercomité heeft zo op het oog heel wat in de melk te brokken, maar moet zich in zijn activiteiten en werkwijze geheel richten naar de instructies van het mi nisterie van onderwijs. De Invloed van de ou dercommissies in Engeland ook niet bijster groot, al komen hier scholen voor waar de band met de ouders zeer nauw is. En bij ons zijn de verwachtingen evenmin hoog gespan nen. Zo schrijft drs. E. M. Hilgers in „Inter mediair" van 29 september jl„ dat wat de on- derderwijskundige inrichting van hun scholen betreft Nederlandse ouders zich over het alge meen dusdanig ondeskundig beschouwen, „dat zij. volmaakt onderdanig en in eerbiedige af wachting er in dit soort zaken eenvoudig het zwijgen toe doen Alle in de na-oorlogse jaren opgerichte oudercomités, -commissies en -ver enigingen ten spijt. Het ontbreekt in Nederland aan een goed georganiseerde en effectief wer kende inspraak bij het onderwijs van de zijde van het ouderpubliek". De Groot wijst er even eens op, dat de pressiegroepen (dit zijn o.a. de ouders) zonder deskundigheid weinig be langrijks kunnen bereiken. Aangezien de mammoetwet een zgn. „raam wet" is, die door algemene maatregelen van be stuur moet worden opgevuld, wordt het voor de heren rectoren en leraren, als er elke dag aanvullende bepalingen verschijnen, al moei lijk om alles bij te houden en voor de outsider is het wel zo goed als onmogelijk om zijn kennis van deze wet op peil te houden. De ouders we ten zodoende op geen stukken na meer waar zij aan toe zijn en dit geeft hen een gevoel van onbehagen. Hier komt nog bij. dat de ver trouwde afkortingen HBS en ULO vervangen ?iln„ioor een reeks banken, zoals Atheneum. HAVO, MAVO, HEAO, MEAO, LEAO en wat dies meer zij, die geen enkele bekende associa tie oproepen en daardoor het gevoel van on behagen nog versterken. ^11*;.bedoelingen van de wetgever ten spijt lijkt liet mij, dat de invloed van de ouders op het voortgezet onderwijs de eerstvolgende <'are" eert'el kleiner dan groter zal worden. Niet het „BEVOEGD GEZAG", zoals het school- "et bijzonder onderwijs, maar het „COMPETENT GEZAG" d.i. de rector met zijn stat, zal hier binnen het raam van de wette- "Jke mogelijkheden, de gang van zaken bepa- en. De adviezen, die het college van docenten aan de ouders geelt met betreking tot de rich- ingen en specialisaties, die voor hun kinderen openstaan, zuilen door de ouders meer nog dan vroeger blindelings worden opgevolgd. Als de zaken nu zo staan en ik geloof, dat zj zo staan dat de ouders bij de schoolkeuze van hun kinderen zij het noodgedwongen n ol meer buitenspel worden gezet, hebben wL iieÜ op te weten' dat het „spel" met ™fre", verder VAKKUNDIG gespeeld nudoï' in klare taal zeggen, dat als «oh Se »n' dat hun Jantie naar de HAVO- rt;,mnemet naar het Atheneum kan, moet wJhÜJ® van,het HAVO overgeheveld dit is (Toml na„a,r 1 MAVO, zij weten, dat -aten diTT staan op grond van resul taten, die verkregen zijn met behulp van alle middelen, die het onderwijs hiertoe heden ten goede vakken moet overdoen, voegde een ver- dage ten dienste staan en dat men naarstig bezig is aantal en gehalte van deze middelen gedurig te vermeerderen en te verbeteren. Nu weten wij wel, dat een ouider maar al te gauw geneigd is in zijn uil een valk te zien. maar het is evenzeer waar, dat geen enkele leraar van zijn leerlingen weet, wat de oor zaken van het falen zijn. En eerst als men dat weet, kan men verantwoorde beslissingen ne men. Hier komt nog bij, dat verschillende factoren, die het slagen c.q. falen van een leerling be palen, niet onafhankelijk van elkaar werken, maar elkaar wederzijds beïnvloeden. Intelli gentie, doorzettingsvermogen, geestelijke sta biliteit, concentratievermogen, milieu-omstan digheden, leeftijd, rijpheid, lichamelijke ge zondheid kunnen leder voor zich of in combi natie verantwoordelijk zijn voor het slagen of falen van een leerling. Het komt er in feite op aan zo zuiver mogelijk vast te stellen welke factoren de oorzaak van het falen zijn en na te gaan in hoeverre deze belemmerende facto ren geëlimineerd kunnen worden en in hoe verre men zich bij de feiten zal moeten neer leggen. Wil men dit kunnen doen, dan zal men eerst nauwkeurig omschreven doelstellingen moeten hebben, daar het anders onmogelijk is uit te maken of iemand al of niet te kort schiet. Zo zal het voorbereidend wetenschappelijk onder wijs ais uiteindelijke doelstelling moeten heb ben, dat de leerlingen, die geslaagd zijn voor het eindexamen voor wat hun intellectuele capaciteiten betreft geschikt zijn om het wetenschappelijk onderwijs met succes te vol gen en dat degenen, die afgewezen zijn, deze geschiktheid niet bezitten De nonnen hiervoor zullen moeten worden vastgesteld door het we tenschappelijk onderwijs. Zo zouden ook de doelstellingen van het HAVO en MAVO in feite vastgelegd moeten worden door de opnemende instanties en niet door de scholen, die de leerlingen afleveren. Of dit de eerstkomende jaren realiseerbaar is, is een andere vraag. Hilgers stelt, dat de mam moetwet weliswaar beoogt van de HAVO een „maatschappijschool" (hiermee wordt bedoeld een school, die opleidt voor het vervullen van maatschappelijke functies, zoals oorspronkelijk het geval was met de HBS van Thorbecke) te maken, maar dat de realisering van deze doel stelling het kernprobleem is, waarvoor het HAVO zich gesteld ziet. Hilgers memoreert nog even, dat het voorontwerp van de mammoet wet voorzag in de mogelijkheid, dat zgn. „maat- iiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii docent pedagogie, psychologie en didactiek aan de KMA te Breda. ïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiimiii immuun mm schappelijke organen" de onderwijsbelangen van „onderaf" zouden behartigen, om zodoende tegenspel te geven bij het proces van onderwijs ontwikkeling, maar, dat dit feest niet is door gegaan, omdat de Kamer zich hiermee niet kon verenigen. Voor Hilgers is dan ook „de inte ressante vraag of overheid en onderwijs zelf er samen in kunnen slagen waar te maken wat de mammoetwet beoogt, zonder daarbij repre sentatieve maatschappelijke groeperingen te betrekken". De Groot schrijft ook, dat bij ons een duidelijke omschrijving en specificatie van onderwijsdoelstellingen uiterst zeldzaam is; dit in tegenstelling tot Amerika, waar hierover vele publikaties bestaan. Nu zijn dit prealabele kwesties, die de wet gever moet regelen en in het leerplan concreet moeten worden uitgewerkt. Hier zullen de ou ders wel niet direct bij betrokken worden en Hilgers kon wel eens gelijk hebben: „dat de functionele gestalte, die het voortgezet onder wijs krachtens de mammoetwet zal krijgen in hoofdzaak een kwestie zal zijn van intern krachtenspel, waarbij de centrale overheid als voornaamste richting gevende factor zal op treden". De vraag', die opdoemt, nadat de prealabele kwestie omtrent de doelstellingen waar wij ons nu verder niet mee bezig zullen houden beantwoord is, luidt: hoe bepaalt men objectief het criterium voor toelating tot het Gymnasium, Atheneum, HAVO, MAVO enz. en voor de overgang van de ene naar de andere klasse van dezelfde of van een andere school? De toelatingsexamens en ook de verklarin gen van het hoofd der lagere school blijken slechts een geringe voorspellingswaarde te be zitten. Zelfs de prediktie met betrekking tot de overgang van de eerste naar de tweede klas van de HBS en ULO stelt reeds teleur en hoe hoger men klimt, hoe slechter de voorspelling klopt. Van elke 10 leerlingen, die toegelaten worden tot de huidige HBS, zijn er slechts 2, die het einddiploma in de daarvoor gestelde tijd behalen, 2 doen er zes jaar over, 1 langer dan zes jaar en 5 komen nooit in het bezit van het zo begeerde papiertje. De naam 5-jarige HBS is derhalve misleidend. Het percentage zittenblijvers is hier in elke klas gemiddeld zo'n 25 en voor het ULO is het niet veel beter. Dit doubleren en voortijdig afbreken van de schoolloopbaan is niet alleen economisch on- produktief, maar het gaat en dit is veel ernstiger gepaard met veel leed. Men heeft zich dan ook telkens weer terecht afgevraagd, of het toebrengen van zoveel leed wel noodza kelijk en derhalve verantwoord was. De opstel lers van de mammoetwet hebben deze vraag duidelijk ontkennend beantwoord en bij hen leefde dan ook de gedachte aan dit vele dou bleren een einde te maken. Mede met het oog hierop heeft Aren gemeend de 5-jarige HBS om te moeten zetten in een 6-jarig Atheneum, heeft men voor alle scholen voor voortgezet onderwijs een brugklas ingesteld en heeft men naast de verplichte vakken een aantal keuze vakken ingevoerd Het bevorderen c.q double ren per leervak durft men blijkbaar om organi. satorische redenen nog niet aan, hoewel dit systeem toch veel logischer en tevens minder wreed is. Men laat een kleermaker, die broek en jas passend maakt, maar het vest verknoeit, toch ook het hele pak niet overmaken! Toen oud-minister Bolkestein indertijd in Amerika over ons onderwijsstelsel sprak en daar had uitgelegd, dat een doubieerder bij ons ook zijn baasde Amerikaan hem toe: „You are crimi nals!" De logische consequentie van het be vorderen per leervak is uiteraard, dat voor al gehele bevordering tot een volgende klas en voor het verkrijgen van het einddiploma alle vakken met tenminste voldoende zouden moe ten worden gewaardeerd. En het gevolg hier van zou weer moeten zijn, dat er meerdere ma len per jaar gelegenheid zou moeten zijn voor het afleggen van examens. Voor schriftelijke examens en men zou waar mogelijk uitslui tend schriftelijk moeten examineren! met objectieve, deugdelijke normen zou dit geen onoverkomelijk bezwaar zijn. Het samenstellen van zulke examens is evenwel niet eenvoudig en bovendien zouden de leerlingen een groot deel van de tijd zelfstandig moeten werken en daar zijn de meeste van onze onderwijsmetho den (nog) niet op ingesteld. De Groot is er voorstander van het double ren radikaal af te schaffen (selectievrij onder wijs). Hij zou een leerling, die in het brugjaar een eindresultaat „voldoende" voor voor bereidend wetenschappelijk onderwijs behaalt voor de volgende tweejarige selectievrij e perio de willen aanvaarden. Dit betekent, dat zo'n kind gegarandeerd wordt, dat het onder nor male omstandigheden na 2 jaar bevorderd wordt naar de vierde klas van de school, waar voor het is aangenomen (in dit geval dus Gym nasium of Atheneum). Als enige voorwaarde stelt De Groot, dat het kind zijn best moet doen. Dit selectievrij e onderwijs heeft men ook in Zweden ingevoerd, maar het schijnt dat politieke dogma's het onderwijsbeleid aldaar evenals trouwens in alle Skandinavische lan den in sterke mate bepalen, hetgeen een een stemmige waardering over dit beleid nou weer niet ten goede komt. Met name klaagt men over gebrek aan discipline bij de leerlingen. In Oost-Duitsland schijnt het percentage zit tenblijvers ook maar zeer gering te zijn. In ons land heeft dr. J. N. van den Ende in de jaren 1953 - 1961 aan het Thorbecke Lyceum te 's-Gravenhage een systeem ingevoerd, waarbij de automatische bevordering min of meer re gel was. De verleende machtiging van de ge meente 's-Gravenhage tot dat experiment werd echter met ingang van 1 september 1961 Inge trokken, omdat men dit experiment als mis lukt beschouwde. De Groot is evenwel van me ning, dat men slechts van een gedeeltelijke mislukking kan spreken en dat deze gedeelte lijke mislukking niet te wijten was aan het systeem. Nu moeten wij één ding goed voor ogen hou den: ALS HET ZITTEN BLIJVEN NIET ZEER DRASTISCH VERMINDERT, BRENGT DE MAMMOETWET ONS IN VELE OPZICHTEN EERDER ACHTERUIT DAN VOORUIT. Laten wij daartoe even de omzetting van de HBS in het Atheneum bezien. Nu is er in elk geval nog zo'n 20% der leer lingen, die na 5 jaar middelbaar onderwijs tot de universiteit toegelaten kan worden. Met de invoering van de mammoetwet moet men er zeker 6 jaar over doen, hetgeen zeggen wil, dat 20% er wat tijdsduur betreft beslist op achteruit gaat Nog eens 20% deed er vroeger 6 jaar over eri voor deze is er dus ook geen winst bij. De winst komt dus van de 60%, die er nu langer dan 6 jaar over doet of nooit het diploma haalt. En dat moet een flinke winst zijn, wil deze opwegen tegen de schade, die de eerstgenoemde 20% nu oploopt, doordat het gedwongen wordt er nu een jaar langer over te doen. Als bv. het percentage zittenblijvers terug zou lopen tot gemiddeld 10 en ditzelfde percentage zou zakken voor het eindexamen, zou nog slechts 53% van de leerlingen het eind diploma Atheneum in 6 jaar halen, hetgeen dus nog maar een winst van 13% zou zijn in vergelijking met de huidige toestand, terwijl dan de 20%, die nu in 5 jaar hun einddiploma HBS behalen er dan ook 6 jaar over zouden doen. Alleen als het percentage zittenblijvers teruggebracht werd op 5 of lager, zou ten minste zo'n 73 a 74% zonder doubleren z'n eind. diploma halen en dan zou men van een merk bare verbetering mogen spreken. Dat het doubleren helemaal afgeschaft zou kunnen worden, en dat de leerling de school, die hem na het brugjaar toelaat, ook in alle gevallen in de daarvoor bestemde tijd met suc ces zal aflopen, lijkt mij een utopie. Maar ook als men een marge van 5% zittenblijvers toe laatbaar acht, zal het terugbrengen van het aantal doubleurs tot dit percentage wel eens de grootste en moeilijkste opgave voor het nieuwe onderwijsbestel kunnen blijken te zijn. Immers zullen de leerlingen, als zij de weten schap bezitten, dat de kans op doubleren mini maal is, nog even hard blijven werken? De Groot neemt wel als restrictie „mits de leer ling zijn best doet", maar in het „z'n best doen" bestaan nog vele variaties en gradaties. Men praat wel veel over het vrii tijdsprobleem bij de jeugd, maar dit probleem valt voor een groot deel van de leerlingen van het voortge zet onderwijs best mee, om de eenvoudige re den, dat dit grote deel buiten de vakanties helemaal geen vrije tijd heeft! En als dit deel zich zegge 10% minder inspande, zou men nog moeilijk kunnen beweren, dat deze leer lingen hun best niet doen, maar dat deze mindere inspanning de resultaten van het werk in ongustige zin zou beïnvloeden, is wel waar schijnlijk. De taak van ouders en leerlingen zal dus zijn daar. waar de intrinsieke motivatie ontbreekt en het plichtsbesef van de leerling nog te wei nig is ontwikkeld, de kinderen er toe te brengen toch behoorlijk hun best te doen. Dat dit ge makkelijker gezegd is dan gedaan, begrijpt ie der. Hierbij is uiteraard wel van belang of een kind onderwijs volgt, dat met zijn aanleg strookt en om dit uit te zoeken en daaraan te gemoet te komen, heeft men de brugklasse in gesteld en in de hogere klassen het instituut van keuzevaken gecreëerd. Daarmee is even wel de zaak nog niet opgelost, want geen enkele richting zal geheel en al met de aanleg van een bepaalde leerling stroken en hij zal dan ook voor de vakken, die hij uit vrije wil nim mer zou kiezen, maar die men voor hem ver plicht heeft gesteld, z'n best moeten doen. Ja, hij zal voor deze vakken, waarvoor hij niets voelt zeer waarschijnlijk omdat hij er wei nig aanleg voor heeft juist zijn uiterste best moeten doen om mee te kunnen komen. En dat liefst vrijwillig, zonder een imponerende stok achter de deur! (Drs. Smit zal volgende week in een tweede artikel zijn beschouwing over de mam moetwet afsluiten). RIJEN Ook al stappen ze gemakshalve wel eens in een auto, de twee grote mannen van de decembermaand - Sinterklaas en de kerst man rijden officieel nog steeds zoals HEREN altijd gereden hebben: ze laten zich dragen of trekken door edele dieren. Hebt u ditmaal op de schimmel gelet? Kijkt u morgen het rendierspan dat voor de slede draaft eens aan? Ze zijn allerfraaist opgetuigd en wij wedden dat het tuigleer komt van de Nederlandse leerindustrie, die ook de zolen van Sints paarse schoenen van Santa Claus' laarzen heeft vervaardigd. Eerst was er de zool. Zelfs tn de geschiedenis van de mensen. Etnologen noemen de zool het eerste „transportmiddel" Archeologen vonden rotstekeningen uit het jaar 15.000 voor Chr., waarop de zool staat afgebeeld naast de zon, beide als magische gevers van warmte. Uit de zooi ontwikkelden zich de eer ste schoenen; en hoe nieuw het aller laatst ontworpen model ook wezen mag, het staat nog steeds op een zool. Wel heeft nu, na 170 eeuwen, de natuurlijke zool van leer (of hout) zijn monopolie verloren. Het is vooi de zoolleerindustrie een klap geweest toen de rubberzooi zijn entree maakte. Talloze fabrieken in onze leer-stieken schakelden om naar het vervaardigen van bovenleer. Enkele bleven bij hun leest, er moest toch iémand leren zolen blijven maken! Maar de niet te stuiten opmars van vervangingsartikelen was begonnen en het zoeken naar nieuwe mogelijkheden voor de zoolleerindustrie leidde tot het vervaardigen van „tuigleder" in de ruimste zin, uit hetzelfde leer. Twintig procent van het Nederlandse zool- en tuigleer wordt geproduceerd door de 60-jarige iederfabriek Gebrs. Theeuwes te Rijen, een modern bedrijf, dat werd herbouwd op de puinhopen, die overbleven na een trap van de Duitse laars op „dolle dinsdag". Van de huiden die worden ingevoerd uit Amerika, Frankrijk en Duitsland (Ne derlandse huiden zijn niet zo heel ge schikt voor deze doeleinden) verlaat 90 procent ons land weer als export artikel, met praktisch alle landen ter wereld als bestemming. De helft van G.T.'s productie bestaat nog uit het oeroude en welbekende zoolleer, maar de vervaardiging is op moderne leest geschoeid. Vroeger nam het looiproces 5 tot 7 weken in beslag, nu nog maar 2. Van de belangrijke handelingen: ontharen, ontvlesen, strij ken, splitten, looien, walsen, verven, gebeurt nu veel machinaal. Desondanks zegt de fabrikant bij een splitmachine: „Dit is een gevoelige machine en hij kan alleen bediend worden door ge voelige "handen". (Tuigleer wordt ge split op 0,1 millimeter nauwkeurig, al naar gelang de orders vragen). Voor schoenen bestaat er momenteel kunstleer, waarvan twee soorten het meest bekend zijn: corfam (Ameri kaans) en Clarino (Japans). Kunstleer fabrikanten zeggen dat er niet genoeg natuurlijk leer bestaat om de mensheid van schoenen te voorzien. Zolang ech ter niet alle mensen schoenen dragen (en zover zijn we voorlopig niet) is er echt-leer volop. Het kunstleer dat de prijs van fijn kalfsleer heeft, blijft nog te duur om hen die barrevoets gaan, te schoeien. De beste eigenschappen van de leren schoen ontbreken aan de schoen van synthetisch materiaal: de leervezel is I Handgeschilderd Schots geruit des sin, op leer voor hondetuig. Snoezig of stoer, al naar gelang de aard van de hond. (ADVERTENTIES) Bandenspecialist Middellaan 4, Breda-Tel. 34297 hydrofiel, de kunstvezel neemt geen water op. Na vier uur lopen heeft de voet 4 tot 6 cc (een borrelglas vol) vocht afgescheiden. De helft hiervan ver dampt bij het lopen (binnenzolen zijn dan ook belangrijk); van de resterende 50 procent wordt 10 procent opgenomen door de zool, terwijl 40 procent door de leren schoen omhooggetrokken en door het leer uitgeademd wordt. Hierom is het raadzaam nooit twee dagen achter een dezelfde schoenen te dragen. De zolen zijn zó gelooid dat de buitenkant van de huid, die naar buiten wordt gedragen, géén water van onder af doorlaat. Het van de voet opgenomen vocht verdampt dan ook niet door de zool naar beneden, maar door de zool naar de zijkanten. In Rusland en Zwe den is men zo overtuigd van het belang van leren zolen, dat het wettelijk voor geschreven is, dat kinderschoenen voor zien moeten zijn van echte leren bin nen- en buitenzolen. In ons land is hei T.N.O. momenteel bezig kindervoeten en -schoenen te onderzoeken, waarbij de kinderen ge durende een aantal jaren worden be geleid en wekelijks gecontroleerd. „Tuig" past bij „paard'', niet alleen bij de beroemde schimmel, maar bij de hele paardesport en elk gespan. Ook bij hondesport! (Hondesport is het hou den van honden) In de westerse landen, waarheen zulk een groot deel van G.T.'s tuigleer wordt geëxporteerd, lopen 1,2 miljard gere gistreerde honden rond aan de lijn en 1,6 miljard katten die dikwijls hals bandjes dragen. Het is geen uitzonde ring dat een hondje beschikt over een „garderobe" van drie, vier tuigjes. Daartoe de standaardkleuren geel, groen en rood. Ongetwijfeld zullen honne- ponnetjes bovendien wel haute couture dragen: op maat gemaakte creaties in unieke kleuren! Voor die beestjes ook de garneringen van pareltjes en hartjes. Theeuwes komt aan bijzondere wensen tegemoet met Schots geruit leer, waar van het dessin met de hand is geschil derd. Andere grote artikelen van tuigleer: broekriemen en vooral ceintuurs, die jui9t dit seizoen door Parijs zo krachtig zijn gelanceerd. De tas van tuigleer in naturel, bruin, zwart of donkerblauw, meestal fors van formaat (soms ook rtaliaans-klein en zeer geliefd bij tie ners); hun rustiek en gedistingeerd ka rakter wordt bijzonder fraai geaccen tueerd door de zadelsteek. Uit deze ontwikkeling is het sterke, glanzend gepolijste meubelleer voort gekomen, de huid die, naar moderne stijl, hangt in een stalen frame, zoals o.a. de beroemae stoel van de Frans man Poulenc. Maar ook zittingen van meer conservatieve stoelen worden met dit leer overtrokken. Het nieuwste produkt is dun, soepel bekledingsleer voor gepolsterde fau teuils en bankstellen. Tot voor kort werd dit soort meubels voornamelijk uit Engeland betrokken maar de be langstelling van de Nederlandse meu belindustrie (èn van de consument) voor dit Nederlands produkt groeit met de dag. A. Mac Gillavry (ADVERTENTIE) ZET NIET ALLES OP EEN KAART beleg in: Breedgespreide, gemeenschappelijke belegging in geselec teerde nederlandse en amerikaanse aandelen. f|§ Inlichtingen bij commissionairs en bankiers; ook via Postbus 3700, Amsterdam JEUGD In het weekeinde van 4 en 5 november werd ta Eindhoven een toernooi voor jeugdspelers (onder 35 jaar) gehouden waaraan door 4 Britse en 10 Nederlandse paren werd deelgenomen. In deze zeer geanimeerde wedstrijd, die door de aan wezigheid van de spiksplinternieuwe Vue- Graph door velen met belangstelling werd gevolgd behaalden de Britse spelers in de viertallenwedstrijd een éclatant succes. Het viertal P. D. Jourdain-A. Bar nes (Wales) met D. Deery (bekend uit da wereldkampioenschappen parenbridge)- M. Coppel (Ierland) won met 106 punten, terwijl R. J. Rowlands-A. J. Philpott (Engeland) met W. Coyle-V. Silverstona (Schotland) met 100 punten de tweede plaats opeisten. In de parenwedstrijd waren de Neder landers succesrijker. De eerste plaats waa voor de heren V. Bisht-dr. J. v. d. Voort, die dank zij een formidalebe eindsprint met 58 punten wonnen, gevolgd door de Engelsen Coyle-Silverstone met 55 pun ten. Ook de derde plaats was voor een Nederlands paar de heren Rebattu jr- 6int, die daarmee de in hen gestelde ver wachtingen niet beschaamden. Een van de opvallendste aspecten van deze wedstrijd was wel de bijzonder vriendschapelijke sfeer waarin werd ge- ïpeeld. Hoewel gezorgd was voor een teer competente staf van arbiters behoef den deze geen enkele maal in het geweer te komen gedurende de 84 spellen die deze strijd telde. Een belangwekkend spd uit deze wed strijd volgt hier: 10 9 O A B 10 9 2 O B 9 4 B 9 3 A 6 5 4 O 843 O V 10 2 A85 H V 8 2 O H 5 O A H 8 6 V 7 2 Tegen het door zuid (Philpott) te spelen 3 SA-contract startte west (Rebat tu) met e 4( noord de 9, oost de Boer en zuid de Vrouw. Zuid telt nu drie 4-siagen en twee O-slagen, zodat hij moet proberen er vier in O thuis te brengen. Hij slaagde niet. 7? Heer werd gespeeld gevolgd door een kleine O. In noord werd de Boer gelegd en oost won met de Vrouw. O werd vervolgd, door zuid genomen, die hierna speelde. West nam de slag en speelde terug. In noord verdween een O en zuid nam nu zijn enige kans ln noord aan slag te komen. Hij speelde de laatste (oost O weg) en vervolgde met Vrouw. Oost won de slag met de Heer en speelde weer 6 na. Het contract ging nu twes down. hetgeen een zeer goede score voor het Nederlandse paar betekende. De Britse teamcaptain, die dit spel op de Vue-Graph volgde suggereerde dat zuid er beter aan had gedaan de Boer te leggen Hij kan na het verliezen van de Vrouw dan later O Heer ln noord over nemen en het contract winnen. Ongetwijfeld is dat in praktisch bridge een kansrijker speelwijze, maar als oost de moed opbrengt de eerste O-slag niet te nemen (het bijspelen van O 2 dool west wijst op een drlekaart in de kleur) zit zuid voor een onoplosbaar probleem. Hij kan de Heer dan niet overnemen om dat de Vrouw blijft zitten. Bovendien voelt zuid zich hoogst ongelukkig als west. de driekaart. O met de Vrouw blijkt te bezitten. De vijf mogelijke slagen worden dan tot twee gereduceerd.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 19