I!!!!*1
Insecten van Ferdi
BEANGSTIGENDE FIGUREN EN SENSUELE WREEDHEID
August Rodin, 50 jaar na zijn dood, herdacht
Beelden van Tajiri
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 16 DECEMBER 1967
Je detailhandel)
i-7, tel. 08800-28456.
28-30, tel. 04700-16841
„War was
always
the history
of man"
H
Dlr.t
Ad van Dongan
Het betoverde kasteel van een alchimist. Als ik de
wenteltrap van Tajiri's kasteel te Baarlo (Limburg)
opklim, bekruipt mij een vreemde onrust. De wentel
trap is smal en kronkelt omhoog eindeloos. Het is er
schemerdonkerMaar overal als onrustbarende signa
len hangen zwarte dozen, versierd met grillige door
zichtige vormenVernuftige lampen van Tajiri, waar
bij alleen de randen 'van de uit de zwarte kastjes steken
de decoratief geknipte plastic platen giftig rose op
lichten
Tajiri
De man, die in de achttiende
eeuw dit kasteel liet bouwen,
moet een romanticus geweest zijn,
mogelijk met spiritistische neigin
gen. Het is een doolhof van trappen
en smalle gangen en kabinetjes. Tien
jaar lag het kasteel leeg. Toen trok
in 1962 de inmiddels wereldberoem
de Japanse beeldhouwer Shinkicho
Tajiri (44) met zijn Nederlandse
vrouw Ferdi (40) en hun twee doch
tertjes Giotta (10) en Ryu (8) in
het kasteel. Alleen de bovenverdie
ping van het kasteel wordt bewoond.
Beneden zijn de werkplaatsen. Plot
seling sta ik in de huiskamer, hoog
onder het dak. De wanden zijn pik
zwart, gestut door twee zware zil
veren balken. Hoog langs de wand
kijken een lange rij kleine houten
Japanse poppen met hun ondoor
grondelijke gladde glimlach mij aan.
Achter de kamer is een doorgang
afgesloten met een gordijn van uit
riet gevlochten vreemdsoortige plant-
vormen: werk van de vrouw van
Rolf Jehrling. Jehrling met zijn
vrouw, was vroeger de leider van
een kunstgalerie in Wuppertal. ver
trok twee jaar geleden naar Nai
robi in Kenj€.- Hij is architect en
bouwde daar^en museum. Hij zit
met zijn vroi\ nu in dit kasteel,
voortdurend bevolkt door kunstenaars
uit aller heren landen.
'Tajiri, kleine Japanner, rond ge-
zicht, lakzwart haar, onbewogen
donkere ogen, is vriendelijk. Zijn
blonde vrouw Ferdi eveneens zij het
met een afwerende reserve. De twee
kleine dochtertjes met hun donkere
zijde-achtige haren zijn ongedwongen.
De Duitse architect en zijn vrouw
mj blijft deze winter de gast van
Tajiri om een boek over de na-oor-
logse Europese kunstontwikkeling
te schrijven is ondanks zijn uiter
lijk van Britse globetrotter, breed-
joviaal zoals Duitsers kunnen zijn.
Het gesprek verloopt internationaal:
Dngels, Duits, Nederlands. Boven de
zilveren balken hangen wolken ge
droogde bloemen.
A ls Shinkicho Tajiri even het ver-
trek verlaat, vertelt Ferdi van
haar werk. Hoe ontmoette zij Shin-
kichi? „In Parijs bij Zadkine", zegt
zij, „Ik ben afkomstig uit Arnhem,
volgde daar het lyceum. Maar reeds
vroeg voelde ik mij aangetrokken tot
de kunst. Ik ging naar Parijs naar
Zadkine. Tajiri werkte daar toen als
zelfstandig beeldhouwer. Ik maakte
aanvankelijk gelaste sieraden van
ijzer. Maar opeens was ik dat moe-
Sinds 1948 zijn Tajiri en ik onaf
scheidelijk. Ik trouwde met hem in
1957 in Amsterdam. In 1956 waren
wij van Parijs naar Amsterdam ver
trokken. Maar we hadden ruimte no
dig om te werken. Goede vrienden
in Limburg zoals Joep, Suzanne, Syl
via Nicolas en René Wong vonden
dit kasteel voor ons. Ik dacht: ik
ga bloemen maken. Ik houd van
bloemen. U hebt dat in onze tuin en
park kunnen zien. De eerste keer
speelde ik wat met materiaal, ik
maakte een enkele bloem. Een ijzer
frame, bekleed met schuimrubber, en
stoffen: zijde-achtige stoffen, langha
rig, kleurig namaakbont
et atelier van Ferdi. Twee gro
te zalen acher elkaar gelegen
De ene propvol met haar werk. De
andere nog nagenoeg leeg. Er staan
metershoge stoffen en fluwelen bloe
men, bomen, planten, bont en vreemd
als van een andere planeet. De kleu
ren zijn vrolijk en teder, de vormen
dierlijk. Toch gaat er een dreiging
vanuit. Een stralende sluipende gif
tige wereld, even liefelijk en wreed
als de natuur zelf. Het geva on
der het tot aaien verleidende zachte
bekleedsel is hier echter onverhuld.
„Purple people eater" heet een de
zer hoge stof sculpturen. Waar komt
toch die merkwaardige combinatie
vandaan in Ferdi's werk van zwoele
zinnelijkheid en de wreedheid van
het oerwoud? Op de vloer ligt een
vijf meter lang fluwelig insekt met
gazen vleugels in zacht stralende
kleuren. „Damsel dragon-fly". Je
kunt erop zitten, het is een kost
baar, zeer weelderig en luxeding.
Maar er gaat een beklemming van
uit, die mij dat ding doet haten.
„Het is een combinatie van water
juffer en een libelle", zegt Ferdi
nuchter, „waterjuffers vreten libel
len op, weet u".
Tajiri begeleidt me naar zijn twee
grote werkplaatsen beneden- Hier
geen vrouwelijke esthetische sfeer,
maar de bedrijvigheid, de snerpen
de zaag- en slijpgeluiden er de ma
chines van een moderne fabriek. Als
ik niet wist dat Tajiri een wereld
beroemd en vele malen internatio
naal bekroond beeldhouwer is, zou ik
menen in een elektrotechnisch con
structiebedrijf te staan. De twee as
sistenten werken door, na een korte
groet haast zonder opzien. Er staan
zaagmachines, slijpmachines, ma
chines voor autogeen en elektrisch
lassen. Spiegelgladde spookachtige
metalen voertuigen op metershoge po
ten. Tajiri 1, Tajiri 2, Tajiri 3, Ta
jiri 4, Tajiri 15. Alle genummerd,
allemaal gestroomlijnd. Maar telkens
steken ingenieus geconstrueerde lo
pen eruit. Een cleane wereld van de
toekomst. Cleane killing-machines.
Monumenten van onze eeuw van
technische perfectie. Een soort
science fiction. En zelfs de motoren
zijn perfect geconstrueerd. Tajiri
heeft niet voor niets in 1941 een
jaar luchtvaarttechniek gestudeerd.
Het is een beangstigend toekomst
visioen, een robotwereld gericht op
doden. Maar er is meer. Want die
lopen associëren onwillekeurig met
fallussymbolen. Tajiri zegt het zelf.
Zijn drie hoofdthema's zijn snelheid,
erotiek, geweld. Hij staat midden in
de huidige technologische realiteit.
Geweld is ook 'n aspect daarvan. Zo
zijn zijn sculpturen ook een protest
tegen de onmenselijkheid van onze
mogelijkheden. Hij zegt: „Ik ben be
zorgd over de angstaanjagende tech
nologische ontwikkeling, die de mens
in staat stelt tot het ontwikkelen
en perfectioneren van de methoden
en machines om gelegaliseerde moor
denaars te doden onder de dekman
tel van de oorlog".
Tajiri gaat te werk als een inge
nieur. Maar dan een ingenieur,
die geen gebruikdingen ontwerpt,
doch „tekens": technisch perfect,
en daardoor zo vreesaanjagend. Een
wereld van ruimtevaart, van race
wagens, jetvliegtuigen, ook van
schiettuig. „Ik zou ook graag een
mooi naakt hebben", zegt Tajiri en
voor het eerst is er iets driftigs in
zijn ogen. „Maar ik kan mijn ogen
niet sluiten voor Wat er in onze
wereld gebeurt. Ik wil niet, dat de
mensen de ogen sluiten voor het ge
vaar. Vergeet niet, foen de bommen
op Hiroshima en Nagasaki vielen,
woonde ik met mijn moeder, twee
broers en mijn zusters in Amerika.
Wij werden in een concentratiekamp
geïnterneerd. Van het ene kamp naar
het andere gesleept. Ik ontkwam
aan dat lot door me in 1943 op te
geven als Amerikaans oorlogsvrijwil
liger. hi 1944 werd ik gewond bij
Napels. In 1946 werd ik gedemo
biliseerd in Chicago. Vertrok in 1948
naar Parijs. Studies bij Zadkine en
Léger. Ik weet wat oorlog is.
Tajiri protesteert door zijn kunst.
Maar zijn constructies zijn meer
dan een protest alleen. Soms roepen
zij herinneringen op aan fantastische
beestenrobot-insekten. De wreed
heid der natuur. Maar niet als bij
Ferdi in fluweel verpakt. Hier in
gladglanzend metaal, in de taal van
een technische wereld. ,,De wereld
is wreed", zegt hij. „Je hebt bid
sprinkhanen waarbij zo gauw ze ge
paard hebben, het vrouwtje het man
netje opvreet, snelheid, erotiek,
geweld. That's our time". „Verwacht
je een nieuwe oorlog vraag ik
„Een nieuw Hiroshima, Nagasaki?"
„Ik hoop het niet", zegt hij, en na
even broeiend voor zich uit gezien
te nebben: ,,War was always the
history of men
JULES KOCKELKOREN.
Ferdi
denker (1880) - fragment gipsfiguur
%v7TE met de komende feestdagen
Wnaar Parijs komt, moet niet
verzuimen een uurtje vrij te maken
voor een bezoek aan het museum
Rodin, in de binnenstad, dus gemak
kelijk met metro of bus te bereiken.
Niet alleen de kunstwerken van Ro
din versieren het museum, maar
ook de man zelf verdient een be
zoek. Wij herdenken in Parijs nl.
zijn vijftigste sterfdag.
AUGUSTE RODIN werd in een
■l*- Parijse volkswijk op 14 novem
ber 1840 geboren. Zijn doopakte in
de Saint-Médard draagt de handte
keningen van zijn vader, Jean-Bap-
tiste loopknecht en van zijn
moeder, Marie Cheffer, werkster.
Jean-Baptiste was voor de tweede
maal getrouwd. Clotilde was een
dochter uit het eerste huwelijk, maar
haar naam werd in het gezin nooit
genoemd. Naar alle waarschijnlijk
heid werd zij prostituee. Uit het
tweede huwelijk sproten twee kin
deren voort: Auguste, de zoon en
Marie, de dochter. Van zijn zuster
Marie heeft Auguste bijzonder veel
gehouden. Zij was bij vader Jean-
Baptiste zijn voorspraak en pleitbe
zorgster.
Zou men alleen maar afgaan op
de schoolrapporten van Auguste, dan
was hij weggelegd om voor galg en
rad op te groeien. Toen hij van de
lagere school kwam kon hij nau
welijks lezen, schrijven of rekenen.
Maar in tekenen was hij een bolle
boos. Alles tekende hij na, zelfs
de plaatjes op de boodschappenzak-
ken van de kruidenier.
TI77AT moest Jean-Baptiste met die
W jongen? Met tekenen viel volgens
de vader geen droog brood te ver
dienen. En om óók loopknecht te
worden moest Auguste toch minstens
het verschil tussen een a en een
b weten. Met alle geweld wilde de
koppige jongen naar een tekenschool
Marie pleitte net zo lang, tot Au
guste naar een gratis tekenschool
mocht, waar jongens werden opge
leid tot helper van ornamentisten,
beeldhouwers of goud-zilversmeden.
Auguste keek de zaal van de beeld
houwers in. Zijn besluit stond toen
onherroepelijk vast: Hij zou beeld
houwer worden.
Na schooltijd zwerft hij door Pa
rijs, stapt het Louvre binnen en leert
op de „Manufacture des Gobelins
naakttekenen. 's Nachts, onder pro
test van zijn moeder, werkt hij in
schoolschriften uit, wat hij overdag
gezien heeft. Dan mag hij, wéér na
veel gesoebat van zijn zuster, naar
de Beaux Arts- Voor zijn toelatings
examen laten de oude heren academi
ci hem driemaal zakken.
70 dik zit vader Jean-Baptiste
niet in zijn duiten dat hij Au
guste voor niets de kost kan geven.
De jongen komt in dienst bij orna
mentisten. Aan gevels in Parijs mag
hij versieringen aanbrengen, natuur
lijk niet onder zijn eigen naam,
want wie kende toen nog Rodin? Hij
begrijpt wel dat hij op school zijn
elementaire kennis verlummeld heeft.
Hij gaat die snel inhalen en pro
beert in volksbcekerijen te begrijpen
wat hij leest. Hij begint aan Lamar-
tine en Victor Hugo, die een nieu
we wereld voor hem openen. Van
zijn vader maakt hij een eerste
borstbeeld. Als Marie, zijn zuster,
sterft is Auguste op zijn 22e jaar
zo wanhopig dat hij priester wil wor
den bij père Eynard, die voor jon
gens van de straat een kleine ge
meenschap had gesticht van geeste
lijken van het heilig sacrament.
Twee jaar is Auguste er noviet ge
weest. Voor geestelijke was hij niet
in de wieg gelegd. Van zijn geeste
lijke vader, door Pius XI heilig ver
klaard en door Joannes XXIII ge
canoniseerd, heeft Rodin een prach
tig borstbeeld gemaakt.
rpiJDENS het ornamenteren in
Parijs ontmoet hij Rose Beuret,
een simpel boerenmeisje van twin
tig jaar. Rose is haar levenlang bij
Rodin gebleven, minder als vrouw
dan als huishoudster. Uit de begin
jaren van die verhouding werd een
zoon geboren, die Rodin pas later
heeft willen erkennen. De jongen
kreeg de voornaam van zijn vader
en de achternaam van zijn moeder.
Hij is in zijn latere leven door drank
misbruik slecht terechtgekomen. Ro
se heeft aanvankelijk veel voor Ro
din geposeerd. Hij maakte van haar
„Mignon" en later „La femme au
chapeau fleuré", twee bijzonder
mooie koppen. Samen, met het
kind, leefden zij in een vervallen
stal, Rodins eerste atelier.
Vrouw en kind laat Rodin bij het
begin van de Frans-Duitse oorlog
van 1870 in Parijs achter om naar
Brussel te gaan. Hij is dan dertig.
De militaire dienst heeft hem af
gekeurd. Uit Brussel schrijft hij ve
le brieven aan Rose, ondertekend
met „Je vriend", waarin hij belooft
gel', te zullen sturen, ofschoon hij
in de Belgische hoofdstad bijna niets
verdient. In die Brusselse tijd sterft
zijn moeder tijdens een pokkenepi
demie. Zij is ter aarde besteld in
een massagraf, waarvan niemand de
plaats weet. Rose komt tijdelijk naar
Brussel. Lang zien zij elkaar daar
niet, want Rodin trekt met weinig
geld op zak naar Florence en Rome.
Grote afstanden legt hij te voet af.
In Italië boeien hem Michel Angelo
en de fresco's in de Sixtijnse kapel.
Als hij in Parijs terugkomt weet
hij precies wat hij wil en kan. De
schaduw op zijn weg is de zoon, die
tekenen van zv/akzinnigheid begint te
vertonen.
TDOSE krijgt het hard te verdu-
•*-*- ren. Van Rodins werk begrijpt
HET is prettig om even de Bredase
Trapkes binnen te lopen, waar
een aardige en pretentieloze
expositie gehouden wordt te midden,
van een leuke omgeving. Pretentie*
loos, maar niet waardeloos. Integen
deel; het werk van drie jonge kun
stenaars is ambachtelijk goed en in
spirerend om te bekijken. Het is een
sprookjeswereld. GERDA KEIZER,
lerares aan de rijks-hbs te Breda,
maakte een serie ondefinieerbare en
grappige pentekeningen", zwart
wit. De combinatie van vrouw en
monster schijnt haar te inspireren.
We weten niet of ze bepaalde sym
bolieken daarbij voor ogen heeft.
Evenmin bij de dunne lijntjes met
zwarte vlekken, die onder meer uit
bottende bomen en gedrochten op pa
pier zetten. Het is leuk gedaan.
EEN „oude" bekende is RUUD NE-
LISSEN, die nog steeds de sprook
jeswereld als enige inspiratie
bron kent. Het past hem. Technisch
perfect heeft hij die wereld van Tol
kien in enkele aquarellen vastge
legd. Echt prenten voor dure sprook
jesboeken- Hij is erg traditioneel in
zijn vormgeving en wat frisse teken-
kundige technieken zouden hem goed
doen. Maar het zijn nu al prenten,
die je doen zeggen: „Wat jammer
dat hij (nog) geen kansen kreeg can
zijn prenten in breder verband ge
publiceerd te krijgen". Velen zullen
er plezier aan beleven.
TENSLOTTE hangt er wat grafisch
werk van VINCENT VAN OOS
TERHOUT. 'n Inventieve geest met
gevoel voor de speling en de kracht
van het vlak. De duidelijkheid wordt
daarbij echter wel eens opgeofferd
aan het grafische spel. Bovendien
hangen er van hem een serie geinige
trekpoppen, waarin het lugubere en
het komische in Meur en mecha
niek ,,aan hun trekken komen".
Een plezierige tentoonstelling. Bo
vendien zijn de werken te koop.
H. E-
ze niets, maar voor haar man. die
zij altijd „monsieur Rodin" heeft
genoemd, heeft ze alles over. Moet
Rodin buiten in slecht weer schil
deren of tekenen, dan staat zij uren
lang geduldig met een paraplu bo
ven zijn hoofd. Zelfs als het Rodin
beter gaat, als hij staatsopdrachten
krijgt en tot salons wordt toegela
ten, houdt zij zich volkomen op de
achtergrond. Nooit vertoont zij zich
in het openbaar met Rodin. Zij
weet 's morgens niet, waar hij heen
gaat en 's avonds niet wanneer hij
thuis- of waar hij vandaan komt.
Rodin werkt met een koortsachtige
haast, aan alles tegelijk,want hij
heeft eindelijk meer dan één atelier.
In het ene werkt hij aan zijn be
roemd geworden Hellepoort naar in
spiratie van Dante's Inferno uit de
Divina Commedia, in het andere
aan beelden van Victor Hugo die niet
wilde poseren, Balzac, Le penseur,
La pensee, Venus, Aurore, in een
ander aan de beeldengroep „Les bour
geois de Calais", in zijn ateliers be
spiedt hij alle naakten, het zij in rust
hetzij in beweging, want iedere spier-
trekking verraadt een roersel van
de ziel, dat hij wil vasthouden in
marmer.
ALS hij oud geworden is, op het
toppunt van zijn roem, trouwt hij
Rose. Het jawoord voor de burge
meester moet hij tweemaal herha
len, afgeleid door een doek van
Van Gogh. Ontroerend zegt Rose
tot de burgemeester: ,,Oui, monsieur,
de tout mon coeur". Als ze kort
daarna op haar doodsbed ligt, buigt
Rodin zich over haar heen en mom
pelt: „Wat is ze schoon, zo schoon
als een beeld".
Zelf sterft hij 12 november van
hetzelfde jaar. Buiten is het oorlog.
Een simpele driekleur bedekte zijn
baar.
LUCAS KLEIJN
De verkoop-expositie die de
Brabantse Kunstinrichting in
haar sfeervolle tentoonstel
lingsruimten aan de Til-
burgse Spoorlaan (nummer 426) tot
zeven januari onder de naam
„Kunstcoop '67" heeft ingericht, pre
senteert veelzijdig werk van een keur
van Brabantse en enkele Antwerpse
kunstenaars. Uiteenlopende technie
ken en een zeer variabele scala van
opvattingen vragen de aandacht. Het
zou te ver voeren aan de ongeveer
150 nummers afzonderlijk aandacht
te wijden. De gehele expositie over
ziend, stemt het tot voldoening dat
men mag concluderen dat de inzen
dingen op hoog peil staan.
De bronzen van HENRY UB INK
uit Vught trekken in de beneden
zaal onmiddellijk de aandacht. Ze
getuigen van het sterke plastische
vormgevoel van de kunstenaar. Dat
geldt voor het ontroerende „moeder
en dochter", maar niet minder voor
zijn „figuur", die herinneringen op
riep aan Zadkine's clown die sinds
een aantal jaren de pui van een
Haarlems Medingbedrijf siert. Tref
fend vonden wij ook de bronzen „Ma
donna" van JAN VAES uit Breda,
aandoenlijk van spanning, duideKjk
geënt op de primitieve middeleeuw
se houtsculpturen. Het was een
merkwaardige ervaring onmiddellijk
na het aanschouwen van deze plas
tiek, geconfronteerd te worden met
de wereld vol mythische droomfi
guren van WILL VAES, eveneens uit
Breda. Hij slaagde er volkomen in
met Japans krijt treffend picturaal
werk te leveren. Ons trof bijzonder
zijn „Lusthof". THEO KUYPERS
uit Bladel bereikte opvallend ruim
telijke effecten door op boardlagen
olieverf vlakken te leggen om zijn
„muur", „poort" en „deur" te ver
beelden. In deze drie-dimensionale
techniek is hij een meester. De gou
aches van GERARD PRINCEE uit
Helmond getuigen tot in de Meinste
details van de worsteling die de
kunstenaar met zijn onderwerpen
heeft gevoerd. Vooral zijn „H. Fa
milie" werd, ook daardoor een door
leefde schepping van innige vroom
heid en rijpe technische vaardigheid.
Boomstronken zjjn het met veel
liefde en duidelijk urenlang scherp
geobserveerde object van de Bossche
kunstenaar JAN VAN DEN THIL-
LART, wiens sterke voorkeur voor
de groenen in de drie inzendingen
op deze expositie de nadruk krijgt-
Knap, suggestief werk dat geluk
kig maakt, omdat een herkenning
van wat man vaak zelf zag stille
vreugde geeft. AKKe SINS uit Bre
da is adnwezig met een aantal li
nosneden. Haar visie op Venetië,
koepelende kerkmassleven en de
leeuw van St.-Marcus, is een getui
genis voor zijn liefde voor de historie
van de dogenstad. Zonder meer fijn
werk. door zijn eenvoud en zijn be
heersing van de moeilijke techniek.
Het emaillewerk van P. BUYS uit
Breda, ingetogen van Meur en rijk
aan compositie, paart een voldragen
beheersing van de techniek aan een
waarlijk subliem vormgevend ver
mogen. Zijn, Meuren zijn opvallend
dooi de contrastwerking en de wijze
waarop hij de figuren in het vlak
plaatst en eruit laat springen.
l\/ret deze, uiteraard subjectieve
keuze, uit een keur van inzen
dingen, moeten wij volstaan. Als ze
de indruk geeft dat een gang naar
deze verkoop-expositie alleszins de
moeite waard is, heeft ze haar doel
bereikt.
J. W. LEVIJ