Hella S. Haasse speelt open kaart
Nederlanders in Amerika
NOFRETETE
in nieuw huis
Herlezen
Opruimen
Hans Citroen
opvolger
Max Tak
in Hew-York
Hoekman
"N
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 25 NOVEMBER 1967
In de reeks „Open Kaart"
van de uitgeverij Desclée de
Brouwer te Brugge-Utrecht ko
men niet alleen Vlamingen aan
het woord. Na Marnix Gijsen,
André Demedts, Stijn Streuvels
en Hubert Lampo was Hella S.
Haasse aan de beurt om een
beeld van haar leven en werken
te ontwerpen. Zij heeft het ge
noemd „Persoonsbewijs" naar
een minder sympathiek legiti
matiemiddel uit de oorlogs
jaren. Al eerder schreef zij auto
biografische notities in haar
boek „Zelfportret als legkaart",
dat naast memoires beschou
wingen over haar geestelijke
rijping bevat.
In „Persoonsbewijs" heet het eer
ste hoofdstuk „Omkijken". Het is
dus gewijd aan het verleden. Aan de
nand van papieren, gevonden in de
nalatenschap van haar vader, ver-
1 ?veï haar afstamming met
ais oudste voorouder Johannes Haas-
se, geboren in 1700 te Rheimsberg in
Hessen Grootvader en vader Haas-
se werder m Rotterdam geboren. De
iqirS1fce» Wu£m Hendrik, trouwde in
niJL w- Bat»vja met Katharina
niehm Wnoenhohler en uit dit hu
welijk werd op 2 februari 1918 te
Weltevreden Hella Serafia geboren.
Tussen de talrijke familieleden, die
mer opdraven, zal vooral vader
Haasse de belangstelling van de le
zer hebben, omdat ook hij in zijn
laatste levensjaren als auteur grote
bekendheid heeft genoten. Hij was
immers de schrijver van niet minder
dan. zestien detective-romans onder
de schuilnaam W. H. van Eem-
landt. Dat zij de laatste belevenissen
van commissaris Van Southern in
,,De vijfde trede" voltooid heeft,
laat dochter Hella onvermeld. Wel
wijdt "ij een ontroerende bladzijde
aan het kalme overlijden van haar
vader-
In het tweede hoofdstuk, „Herle
zen" getiteld, houdt zij zich met haar
geschriften bezig. Zij heeft zich op
allerlei terrein bewogen. Op een en
kele .gel na laat zij haar toneel
werk onbesproken. Ook de verzen
worden slechts even aangeroerd. Zij
debuteerde er mee jn het mei-num
mer van het tijdschrift „Werk".
Vooral het gedicht „Virgo" trok toen
sterk de aandacht. Ed Hoornik nam
het op in zijn bloemlezing „Twee
Lentes". Men kan het uiteraard ook
vinden in haar bundel „Stroomver
snelling". Na 1944 ig echter de ro
man voor haar de uitdrukkingsvorm
bij voorkeur geworden.
De novelle „Oeroeg" werd in 1948
haar proza-debuut. Het sloeg gewel
dig in en kwam als boekenweekge
schenk in duizenden handen. Dit suc
ces gaf haar het nodige zelfvertrou
wen. In de romans, die volgden,
verwerkte zij graag historisch mate
riaal. Met behulp daarvan meende
zij een „model" te kunnen maken
van de compacte veelkantigheid en
heette „Dat weet ik zelf niet" en be
vatte enkele essays over jonge men
sen In boek en verhaal van Michel
de Montaigne tot en met Simon van
het Reve. Deze zevenmijlslaarzen-
tocht door de literaturen was uitne
mend geïllustreerd met reproduk-
ties, o.a. van Van Gogh, Modigliani,
Picasso. Noch op de flap, noch in het
boek zelf wordt over dit werkje ge-
ept. Heeft de schrijfster het inmid-
iels verloochend?
Nadat zU in „Klein reismozaiek"
taliaanse impressies had vastge
legd, maakte zij in de zomer van
1950 een vakantietrip naar Grieken
land. De indrukken, daar opgedaan,
werden verwerkt in de roman „De
ingewijden". Op een reis naar Bre-
(agne werd zij geïnspireerd door de
bereiding van appelwijn. In „Cider
voor arme mensen" smelten zin
tuiglijke waarnemingen en het besef
van sociale problematiek tot één
'Oheel samen. Hella S. Haasse
naakt van de gelegenheid gebruik
nkele recensenten uitvoert'' van re
liek te dienen, maar we vragen ons
f of dat hier wel op zijn plaats is.
HELLA S. HAASSE
veelvoudigheid van het bestaande,
die men in het dagelijks leven voort
durend ervaart.
Ook in 1959 heeft zij het geschenk
van de boekenweek verzorgd» Het
Het derde hoofdstuk „Opruimen"
s wat heterogeen van inhoud. Er is
van alles bijeen gescharreld, wel
licht om het boekje enige omvang te
geven. Aan de vooravond van de
verhuizing van Amsterdam naar Den
Haag geett de schrijfster weemoedige
indrukken van het huls, dat zti zo
lang bewoond heeft. Er zijn voorts
antwoorden op vragen; fragmenten
uit al vroeger gepubliceerde tek
sten; gedeelten uit brieven.
Evenals in de vorige vinden we
oofe in dit hoofdstuk tal van uitlatin
gen, waarin de schrijfster zichzelf
aardig karakteriseert. Tegenover het
geromantiseerde beeld, dat een in
terviewer van haar gaf, zet zij dit
als de werkelijkheid:
H. H. bijt op haar pen, wrijft
over haar gezicht, krabt in haar
haren, staat op, loopt rond, bla
dert in een boek, gaat een appel
eten, schrijft weer drie regels,
heeft last van tocht, begeeft zich
naar slaapkamer om raam te slui
ten, maakt en passant bed op, her
haalt halfluid de zojuist geschre
ven zinnen in een poging het in
nerlijke beeld vast te houden,
mompelt verwensingen als de tele
foon rinkelt, staat echter de opbel
ler (oude bekende!) met onge
veinsde opgewektheid te woord,
zegt „ja" op verzoek om een (als
genre door haar gehaat en gewan
trouwd) vraaggesprek.
Volgens haar vervullen schrijvers
hun functie door goed te schrijven.
Van iemand, die dit het eerste en
het laatste en het enig belangrijke
vindt mogen we nog veel goeds ver
wachten. In de nazomer van haar
leven zal deze intelligente schrijfster
haar trouwe lezers, hopen we, niet
in de steek laten.
Deze vijfde „Open Kaart" is met
een aantal nog onbekende foto's ver
lucht. Een fragmentje uit „De inge
wijden", in facsimile afgedrukt,
geeft ons geen hoge dunk van haar
handschrift.
De tw.ee volgende deeltjes in de
serie zullen Karei Jonckheere en
Jan Engelman voor hun rekening
nemen.
WILLEM v-d. VELDEN
De meest prominente bewoonster van Westberlyn heeft een nieuw huis
gekregen. Tegenover het prachtige barokke bouwwerk van het slot Charlotten-
burg in de vroegere Duitse hoofdstad wacht Nofretete in de Egyptische afdeling,
op belangstellende bezoekers. De nieuwe museumvertrekken, waarin de be
schilderde buste van de echtgenote van Amenophis (zie foto) weliswaar de
bekendste, maar niet de enige attractie is, werden de afgelopen maanden vol
tooid. In haar nieuwe domicilie zijn nu tenminste 1000 objecten van de West-
berlijnsc inventaris deze omvat ongeveer 10.000 nummers te zien. Daartoe
behoren het door zijn bijzondere schoonheid wereldberoemde „Groene Hoofd'
en het hoofd van Teje, de schoonmoeder van Nofretete. ïn het bezit van het
Westberlijnse museum kwam ook een grafkamer uit de buurt van Assioet
Trots wijst men er in West-Berlijn op, dat thans de voorhistorische tijd (tot
3000 v. Chr.) met vondsten uit bijna alle tot nu toe bekende culturen vertegen
woordigd is. De verzameling van werken uit de Amarnatijd wordt volgens
experts alleen door het Egyptische Museum in Cairo overtroffen.
(Van een onzer redacteuren)
DEN HAAG Hans Citroen,
45 jaar, sinds 1949 artistiek se
cretaris van het Residentie Or
kest, heeft deze functie neerge
legd. Per 1 november is hij be
noemd tot opvolger van wijlen
Max Tak, bij het Nederlands
Informatie Centrum te New
York, waar hij onder meer de
betrekkingen van het Nederlands
muziekleven met de Verenigde
Staten zal onderhouden.
De heer Citroen zal in New
York tevens optreden als cor
respondent van ons blad. Tevens
zal hij uitzendingen gaan ver
zorgen voor radio en televisie in
ons land.
Hans Citroen kwam na de
laatste oorlog in de journalis
tiek. Behalve zijn functie bü het
Residentie Orkest vervulde hij
tal van andere taken. Zo was hij
van 1948 tot 1965 perschef van
het Holland Festival, sinds 1961
leraar muziek aan het Gymna
sium Haganum in Den Haag en
de laatste anderhalf jaar een
der presentators van de NTS-
kunstrubriek „Beweging". Ook
aan tal van andere televisie
programma's verleende hij als
inleider medewerking, terwijl hij
als musicoloog ook vaak voor de
radio sprak.
In Amerika heeft hij al vele
contacten. Hü bezocht het land
driemaal. In 1963 en 1965 samen
met het Residentie Orkest, waar
hij dan tevens tijd vond om in
de zalen of voor de radio lezin
gen te houden over de Neder
landse muziek. In 1965 gebeurde
dat niet minder dan 59 maal. In
1966 maakte hij de reis als „lec
turer" op een studentenschip.
Ook in dat najaar heeft hij op
tal van plaatsen lezingen ge
houden.
Wij vroegen Hans Citroen hoe
hij zijn nieuwe taak ziet. Hij zag
die op de eerste plaats in het
bevorderen van de mogelijkheid
voor Nederlandse orkesten en
individuele musici om in de Ver
enigde Staten op te treden, maar
wilde bij voorbaat een verrui
ming van die werkzaamheden
tot andere terreinen van de
kunst niet uitsluiten. „Max Tak
heeft aan zijn werk een eigen
gezicht gegeven, ik hoop tezijner.
tijd mijn eigen gezicht aan mijn
nieuwe functie te geven", zei hij.
Fragment uit „Monument voor een gestorven jongen",
waarmee Rudi van Dantzig in New York veel succes
heeft gehad.
ERNA
(Van onze correspondent
Hans Citroen)
NEW YORK Het zou bij
zonder overdreven zijn van uw
correspondent in New York -
waar het leven bruist, de zon
regelmatig schijnt en het be
paald wel fris is - om na een
verblijf van tien dagen een ge
degen onderwerp te schrijven.
Maar er zijn bepaald wel enige
zaken te melden: activiteiten
van Nederlandse kunstenaars
bijvoorbeeld. Erna Spoorenberg
maakte haar debuut in Amerika
op 3 november, Guus Hoekman
trad op in New York en Boston,
Paul Steenbergen was een klei
ne week in New York, Rudi van
Dantzig oogstte succes met zijn
ballet „Monument voor een ge
storven jongen".
Erna Spourenberg zong met het ka
merorkest „Virtuosi van New York"
onder leiding van Gene Forrell in
Philharmonic Hall, de zaal, die deel
uitmaakt van het grandioze complex
Lincoln Center. Philharmonic Hall is
een zorgenkind geweest door alle
mogelijke en onmogelijke factoren
van eenieder, die zich met muziek in
New York bezighoudt. De akoestiek
was ronduit slecht, is door vele voor
zieningen verbeterd, maar is nog niet
om er over naar Den Haag te schrij
ven, althans niet m uiterst opgewek
te toon. Gene Forrell heeft met zijn
orkest een serie van vijf concerten
in dit seizoen hier geprojecteerd., 5
concerten, die zich in een grote be
langstelling kunnen verheugen er
waren op 3 november toch wel een
2300 luisteraars en die zeker niet
the eenvoudige zijde van de muziek
kiezen: Oq ieder concert staan sym
fonieën van Haydn en een suite van
Bach op het programma. Ik geloof
niet dat men met de Bach, die For
rell als ideaal heeft, in Nederland
zou moeten komen, want men zou
ver in de geschiedenis van het Ne
derlandse muziekleven moeten terug
gaan om een dergelijke „romanti
sche" Baeh te vinden. Maar het zij
zo: Spoorenberg zong helder en zui
ver, zoals wij zulks gewend zijn. A-
ria's van Handel en Mozart, zij werd
nadrukkelijk en enthousiast van ap
plaus voorzien en kreeg een zeer re
delijke kritiek in de New York Ti
mes.
Guus Hoekman zong in New York
in de „Turandot" van niemand min
der dan het vrijwel vergeten feno
meen Busoni en trad in Boston op
met een voor hem gecomponeerd
werk van El-Dahl. Een werk voor
zangstem, pianQ en slagweiik, geba
seerd op de Horus-legende- Hij liet
mij uit Boston weten dat door alle
mogelijke misverstanden de pers
niet bij zijn optreden aanwezig was
geweest en ik kan derhalve niets van
de reacties van de kunstrechters me
dedelen Hoekman heeft in Boston 'n
goede reputatie. Ik herinner mij nog
van enige jaren geleden een allerple
zierigst radio-interview, mij afgeno
men door de microfoon van de Har
vard universiteit, waarin de inter
viewer mij vroeg naar Hoekman en
vertelde hoe gelukkig zij met zijn op
treden in Boston waren geweest.
Rudi van Dantzigs ballet „Monu
ment voor een gestorven jongen"
in Nederland zeer goed beoordeeld
ging in première bij het Hark-
ness Ballet in het Broadway Thea
ter. De New York Times, graadme
ter bij uitstek, schreef werkelijk zeer
lovend, bracht een foto van het bal
let boven de kritiek, noemde Van
Dantzigs choreografie meesterlijk en
Jan Boermans muziek en Toer
van Schayks kostuums-decors volko
men gelijkwaardig. Een aanzienlijk
succes van Nederlandse kunstenaars
in een zeer verwende stad, die op
balletgebied wel iets gewend is.
Paul Steenbergen was enige dagen
in New York om het een en ander
te zien, te beoordelen, eventueel voor
opvoering te kopen en kennis te ma
ken met de lieden, die ook voor het
Nederlandse toneel van belang kun
nen zijn. Men kan natuurlijk verlan
gen iets exacter nieuws van Steen
bergens bezoek aan New York te ho
ren, maar Paul Steenbergen is er de
man en de kunstenaar niet naar om
snelle communiqués uit te geven over
zijn ervaringen, die hij graag zorg
vuldig wil la*en bezinken. Steenber
gen is er ook de man niet naar om
met veel drukte van de grote kun
stenaar —die hij natuurlijk ongetwij
feld is zijn entree in de New-
Yorkse toneelwereld te maken. Hij
heeft wel met zeer veel zorg de si
tuatie van zijn ©roep hier aan de
orde gesteld, hij heeft belangstelling
genoeg weten te krijgen en ook op
het toneel zal men binnen afzien
bare tijd zeker het resultaat van
zijn speurtocht kunnen zien.
Laat ik vooral niet vergeten te
melden dat Ik eindelijk in staat ben
geweest ons fenomeen Jan Cremer
te ontmoeten op een cocktail ten
liuize van het Nederlandse Informa
tie Bureau, Jeff van den Bogaert.
Cremer toonde zich een zeer rustige
jongen, die wat treurig was over de
vaak onjuiste mededelingen, die hem
in de mond worden gelegd. Ik zal,
als het gaat zoals ik wil, meer doen
weten over onze onverbiddellijk© Jan,
die zich dan toch maar de gunsten
van Jayne Mansfield heeft weten te
veroveren en welke man kan dat
naar waarheid melden?
New York blijft een fascinerende
stad, waarover de meeste Nederlan
ders bijzonder slecht geïnformeerd
zijn, zoals mij weer in de weken voor
mijn vertrek bleek- De stad is on
getwijfeld groot en luidruchtig, maar
minder benauwend dan men denikt
en met meer „groen" dan men
denkt. De Amerikaan is vriendelijk,
behulpzaam en tolerant, al zal hij
weinig woorden aan zijn handelingen
koppelen. Het wonderlijke voor de
ze uiteraard nog oppervlakkige toe
schouwer is, dat er niets van een
oorlog te bemerken is in het gewo
ne dagelijkse stadsbeeld van New
York. Men koppelt aan oorlog, toch
beelden van soldaten, rantsoeneringen
etc. etc.
Daar is geen sprake van, vanzelf
sprekend geen sprake van en ik ken
uiteraard alle argumenten die kun
nen aantonen waarom er geen spra
ke van is. Maar het blijft opmerke
lijk, dat een land in een levens
grote oorlog gewikkeld kan zijn zon
der dat de bezoeker er iets van
merkt. Zelfs het nieuws over de
oorlog is kleiner in opmaak en ge-
distantieerder gébracht dan wij in
Nederland gewend zijn. JHet valt wel
op dat de voor- en tegenstanders van
de oorlog in staat zijn een werkelijke
discussie over de oorlog te voeren
zonder elkaar onmiddellijk naar het
leven te staan. Ik zag op de tele
visie een gesprek tussen generaal
Gavin, in vele opzichten een tegen
stander van de huidige koers, en een
aantal journalisten. Een zeer rustig,
degelijk, zeer direct, maar zeer hof
felijk gesprek, waarin men elkaar
liet uitpraten, waarin men luisterde
naar eikaars argumenten en waarin
men in staat was zijn argumenten
helder en kort ter tafel te brengen.
SPOORENBERG
PAUL STEENBERGEN