IAART COMMENTAAR De bittere pil van dr. Terruwe FLINK WORDEN n GEHEIMZINNIGHEID FUNEST VOOR „ENSEMBLE" IS We leren het nooit Onaanvaardbaar Geen onderscheid maken VREEMD ELEMENT IN EEN ACTUELE DISCUSSIE Waarom doet u het dan niet vaker? DR. CORN. VERHOEVEN 11 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 25 NOVEMBER 1967 Varossieau ië N.V. ZAAKBEHEERDER Contant gel</ per brief SCALDIS KRIJGBAAR BIJ: tel. 2265 Ontslag Niets ongewoons Te ver Fout Overwonnen WEERZIEN DUISTER DEFECTEN GEEN REIKWIJDTE DOOR ELKAAR DE meest efficiënte manier om met iemand ruzie te krijgen is een discussie beginnen over de vrede. Iedereen wordt dan zo ze nuwachtig, dat hij al bijna onmid dellijk de ruzietoon aanslaat. Een vreemd verschijnsel, dat juist het thema „vrede" zo explosief is. Je zou zeggen: wat we allemaal wil len, dat ontstaat eenvoudig alleen al door de gezamenlijke wil. Het tegendeel schijnt het geval te zijn. Of willen we het alleen omdat het onmogelijk is? Hoe dan ook: er zijn legio middelen om het explosieve karakter van een thema af te dek ken. Bijvoorbeeld: wie vanuit de overtuiging dat de vrede recht streeks bevorderd moet worden en niet door voorbereidingen op een oorlog, kritiek uitoefent op leger en dienstplicht, kan er voor hon derd procent zeker van zijn, dat iemand uit het gezelschap in alle kalmte en met grote, wijze over tuiging zal gaan uitleggen dat de dienstplicht nog zo gek niet is, om dat ze de jongens leert met ande ren samen te werken en flink te worden. Kijk maar naar onze Jan; die is in dienst enorm veranderd. Het is dus pedagogisch helemaal nog zo gek niet, dat de jonge mens een jaartje dienst doet. 28 11 V TEL. 33875 vraagt voor één van haar speciaalzaken in verf en be hang. gevestigd in de Ant werpse Kempen 'België) eer. VEREISTEN zelfstandig een- winkel kunnen beheren kennis van de doe-het-zelt branche (o.a. verf en be hang) goede verkoop-ervaring beschaafd voorkomen. Uw sollicitatiebrief met ten levensloopbeschrijving en een opgave van het gewenste salaris kunt u richten aan: Varossieau België N.V., Broustinlaan 36 - Brussel-9 Schrijf of telefoneer Gravenstraat 240 Clinge (Z.) Telef. 01140 - 3479 natuur het beste allang van en weeft van zacht MA GEZONDHEIDSON- ire gevolgen beschermd ;hten en spieren. N-VERDWIJN! Daarom. NDHEIDSONDERGOED. N PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NGEN PEIUNGEN PEIUINGEN EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILMGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIMGEN PEILINGEN PEILINGEN..PEILINGEN PEILINGEN PEIU ;EN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL NGEN .PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL Ay/ie op het ogenblik een momentopname maakt van de internationale politieke situatie krijgt een weinig opwekkend beeld. Behalve de „normale" spanningen tussen Oost en West, de oorlog in Vietnam en het conflict in het Midden-Oosten zitten we nu ook met Griekenland en Turkije. Die NAVO-bondgenoten dreigen elkaar vanwege Cyprus in de haren te vliegen. Enorme bedragen worden aan dit soort conflicten verspild, miljarden die zoveel beter besteed zouden kunnen worden. Ze leren het daar nooit, zeggen we en we gaan weer over tot de orde van de dag. Maar wat kunnen wij eigenlijk aan Turken en Grieken, Israëli's en Arabieren verwijten? Geven wij dan in Europa zo'n fijn voorbeeld van eenheid en samenwerking? We kunnen zelfs nog dichter bij huis blijven: in het eigen land vallen we in groepen en groepjes uiteen. Wij voeren in politicis een papieren oorlog met elkaar. Wat een tijd kost dat, waf een energie. De jaren '40-'45 zijn een harde les geweest. We zijn die blijkbaar al weer vergeten. circuleren al enige tijd geruchten, dat Vietcong-strijders, die door Zuidvietnamezen of Amerikanen gevangen genomen zijn, gemar teld worden als zij weigeren bepaalde inlichtingen te geven. Deze week heeft 'n Amerikaanse ex-sergeant in Zweden verklaard, dat die geruchten juist zijn. De man heeft in Vietnam dienst gedaan bij de Amerikaanse inlichtingendienst. Volgens zijn zeggen zouden er nogal wat gevange nen onder de martelingen bezweken zijn. Dit is een ernstige zaak. Wij hebben daarom commentaar gevraagd aan de Amerikaanse ambassade in Den Haag. Het antwoord van de woordvoerder van de ambassade luidde: „geen commentaar." Dit ant woord is onbegrijpelijk. En onaanvaardbaar. J}e Nederlandse Studenten Raad (N.S.R.) houdt aan het eind van deze maand een soiidariteitsdag. Dan zal geprotesteerd worden tegen de gang van zaken in Griekenland, Spanje en Portugal, waar zoals dat in een communique van de N.S.R. heet, van „een vrije universiteit in een vrije maatschappij geen sprake is." De vrijheid is een groot goed. Actie is ons geboden tegen landen, waar de Rechten aan de Mens niet erkend worden. Dat is inderdaad het geval in Griekenland, Spanje en Portugal. Maar dat niet alleen. Een veel groter deel van de wereld leeft onder de dictatuur van het commu nisme. Keer op keer wordt dit vergeten door degenen, die ageren tegen het facisme. Een dictatuur is echter altijd verwerpelijk, van linkse zowel als van rechtse signatuur. Daarom behoort hier geen onderscheid ge maakt te worden. Wie dit toch doet roept twijfel op aan zijn bedoelingen en geeft daardoor aan de machthebbers in landen als Griekenland de mogeli|kheid protesten te negeren. (Van onze kunstredactie) He' rommelt bÜ de toneelgroep Ensemble. En niet zo zuinig ook. Sinds de „v„a°i,7r'Veü.-aCtrl.Ce) van de groep hun ongerustheid hebben geuit tegen over het stichtingsbestuur over het feit, dat - naar zij veronderstelden - d'rec,teur Kar' Guttmann te weinig tijd zou hebben om daadwerkelijk leiding aan het gezelschap te geven, is de onrust bij verschillende gelegenheden naar buiten gebarsten. En momenteel is het eind helemaal zoek. Het bestuur van de stichting Zui delijk Toneel Ensemble heeft aan vankelijk van deze ongerustheid ken nis genomen, maar er verder geen consequenties aan verbonden. Gutt- mann had immers met zijn bestuur overleg gepleegd over zijn gast-hoog- leraarschap in Stuttgart en toestem ming gekregen dit te aanvaarden? Het bestuur bleef echter niet bij zijn aanvankelijke 9tandpunt en bezweek onder de aandrang van de artiesten en van een deel van de publieke opinie, zonder te onderzoeken of Guttmann wérkelijk niet in staat zou zijn om aan Ensemble leiding te ge ven. Dat was niet consequent. Toen het bestuur bezweken was moest daaruit natuurlijk wel de on vermijdelijke gevolgtrekking worden getrokken. Dat hield in, dat Gutt mann per 1 september 1968 zijn ont slag kreeg en dat een nieuwe artis tiek leider voor Ensemble moest worden gezocht. Men vond Ton Lutz bereid. En laat ons eerlijk zijn: hij 6mg graag in op het verzoek van net stichtingsbestuur. Niemand zal de artistieke kwaliteiten van Lutz in twijfel trekken. Desondanks heeft hij in .Amsterdam (te) weinig gelegen heid gekregen deze te etaleren. Wat is dan aangenamer dan het leider schap op zich te nemen van een to neelgezelschap, waarmee hij alle ge legenheid krijgt om zijn artistieke inzichten uit te leven. Tegelijkertijd met zijn benoeming gaf het stichtings bestuur Ton Lutz de vrije hand voor net nemen van de hem noodzakelijk dunkende maatregelen. Volgens velen wat dit eveneens on juist. Wij zijn het daarmee niet eens. Het is niets ongewoons, dat een nieuwe leider van een toneelgezelschap zijn stempel op dit gezelschap wil druk- £Üni.?e.Itie,fwe leider van Ensemble eeft tot taak deze groep een nieuwe ■mage te geven, een grotere popula riteit te bezorgen, een injectie, die hÓLÜt tÓ-? mveau op hoger plan nm a ,1J moet de vrijheid hebben tedoen' volledig naar zijn eigen inzichten. Zou dat niet kunnen, dan zou Ton Lutz er niet aan be nnen zijn. Het is aangenaam om een goede erfenis over te nemen, maar men ka„ Ensemble toch moei- njk deze betiteling geven. laltttekr-itiek Ensembl« heeft de Srotore vormen on w ^lf"' i J ,™as geen kritiek i ia'e beleid, maar op het dóet rich merkwaardige feit L Óif iL 0a°ï' ?u cr een ma" •iL i aan dit artistiek niveau gaat •kwelen cle kritiek zich een niluw doelwit heeft geschapen- dat er nl geen rekening wordt gehouden met TON LUTZ nieuwe leider het „menselijk aspect". Dit gaat ons te ver. Een toneelgezelschap is geen liefdadigheidsinstelling en er zou te recht bezwaar gemaakt kunnen wor den tegen het handhaven op de loon lijst van acteurs of actrices, die niet passen in het nieuwe beleid van Lutz. Men mag van Ensemble terecht eisen, dat er een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan de culturele ont wikkeling van laat ons zeggen Zuid- Nederland. Het zou toch te dwaas zijn om nu reeds een kritische hou ding in te nemen tegenover de man, die weet, wat hij met Ensemble wil gaan doen en dit dan op grond van het feit, dat hij een aantal leden van Ensemble van de lijst afvoert en niet op grond van zijn artistiek credo. Wanneer Zuid-Nederland in casu Noord-Brabant een eigen toneel gezelschap nodig vindt, dan zal men dat moeten tonen. Niet alleen door (veel) geld beschikbaar te stellen, maar door zich positief op te stellen tegenover dit gezelschap Diezelfde positieve houding zou men ook graag wat nadrukkelijker zien van het stichtingsbestuur. Het houdt zich nu zozeer achtei de schermen, dat men zich eenvoudig geen beeld kan vor men van de motieven, die het stich tingsbestuur drijven tot zijn beslis singen. Al eerder hebben we er op gewezen, dat geheimzinnigheid juist in deze affaire allerminst geboden is. Deze geheimzinnigheid leidt immers to-t de meest oncontroleerbare ver onderstellingen: zelfs wordt gefluis terd, dat de kritiek in de hand wordt gewerkt, omdat men Ensemble een stille dood wil laten sterven. Als men deze gewichtigdoeneriige geheimzinnigheid van het bestuur een fout wil noemen, dan zijn we het er roerend mee eens, HANS LUTZ (Var? een onzer redacteuren) U\R. Anna Terruwe, die door haar progressieve ideeën op het gebied van de psychotherapie indertijd last met Rome kreeg, is de laatste dagen opnieuw in de publiciteit geweest. Ze heeft namelyk uitdrukkelijk stel ling genomen in het actuele debat over de vraag of het gebruik van voorbehoedmiddelen geoorloofd moet worden geacht en of deze middelen al dan niet schadelik voor de ge zondheid zijn. In een boekje over de liefde wijst de schrijfster alle voorbehoedmidde len (inclusief de pil) zonder voor behoud af. Veel mensen, zegt ze en ze spreekt dan uit haar praktijk als psychiater worden er psychisch door gestoord. Zij verklaart dit uit „de natuurlijke afkeer" die iedereen tegen voorbehoedmiddelen zou heb ben. Bij gevoelige mensen zou deze afkeer zelfs tot ernstige stoornissen kunnen leiden. We willen deze uitspraak even la ten rusten. Ze is namelijk niet los te maken van wat dr. Terruwe in dit boekje nog meer beweert. In haar inleiding zegt ze, dat ze al lang de gedachte had gekoesterd over de lief de te gaan schrijven en wel omdat „alle echt menselijke vreugde een noodzakelijke voorwaarde is voor een volledig menselijk bestaan en een waar menselijk geluk." Alle psychi sche depressies wortelen volgens de schrijfster in een gestoorde liefdes ervaring. Ze voegt daaraan toe dat ze in haar praktijk alleen met de ernstige gevallen te maken heeft ge had. waar als gevolg van een ge voelige aanleg de gevolgen van een onjuiste instelling ten opzichte van de liefde tot een echte psychische ziekte leidden. Dr. Terruwe geeft dan en we moeten zeggen met een grote vrou welijke gevoeligheid en fijnzinnig heid haar zienswijze op de liefde en op de manier waarop die moet worden beleefd. De liefde in het al gemeen, de liefde tussen man en vrouw, de priesterlijke liefde Bij deze beschouwingen echter gaat ze maar ten dele uit van haar eigen ervaringen. Ze tracht, integen deel, vanuit haar levensbeschouwing naar die ervaringen toe te redeneren en ze op die wijze te verantwoorden. Dat gebeurt dan o.a. met uitspraken als deze Seksualiteit en liefde zijn twee geheel onderscheidene zaken. De menselijke liefde kan in de sek sualiteit beleefd worden, maar dat is slechts één uitingswijze ervan. Ze omvat heel het menselijk we zen en gaat aan de seksualiteit vooraf. De leer dat in het seksuele alles goed is wat uit liefde, gevoels- liefde, gebeurt, is in strijd met de meest elementaire menselijke ver houdingen. Alleen de verstande lijke liefde kan een norm schen ken en de beleving van deze norm, die weerhouding vraagt, is ade quaat aan de menselijke natuur. Redelijke weerhouding van de liefde is even goed mogelijk als iedere andere redelijke leiding van het gevoel en zal de liefde slechte meer waarachtig mense lijk maken. De weerhoudende lief de is de meest volledig menselijke liefde. Men moet in het huwelijk eerst een tweeëenheid in liefde in het mens zijn verwezenlijken; de een heid in het geslachtelijke is hier aan gevolgelijk en ondergeschikt en niet omgekeerd. Wanneer men zegt dat de liefde het geslachtelijke huwelijksleven regelen moet, is dit waar wanneer men de liefde in haar volheid neemt, maar het is onwaar en een omkering van waarden als men er alleen de sensitieve liefdesgevoe lens onder verstaat, die in waar heid bijkomstig zijn en de kern van de liefde niet raken. Men krijgt by het lezen van deze uitspraken de merkwaardige indruk dat de schrijfster meningen verkon digt die naast de discussie van het ogenblik staan. Als zij bijvoorbeeld zegt dat de liefde het hele mense lijke wezen omvat en aan de seksuali teit voorafgaat, dan roept dit toch op zyn minst de verbaasde vraag op wat zy met het menselijke wezen bedoelt en of zy onder seksualiteit niet ten onrechte de louter seksuele handeling verstaat. De schrijfster scheidt hier bovendien zaken die men in de werkelijke levenssituatie niet kan scheiden. Hetzelfde geldt voor een groot aantal andere uitspraken in dit hoekje. Standpunten die in de discussie van het ogenblik al lang overwonnen zijn legt dr. Terruwe opnieuw ten grond slag aan uiterst principiële beschou wingen over huwelijk en celibaat, waarbij ze zich duidelijk en aantoon baar laat inspireren door de oude verouderde opvatting, dat lichaam en ziel, geest en stof, natuur en bo vennatuur telkens twee geheel ver schillende zaken zyn. Omdat wy deze zaak uiterst belang rijk vinden, laten wij hieronder de zenuwarts, dr. M. Nevejan, staflid van de Katholieke Centrale Vereni ging van Geestelijke Volksgezondheid te Utrecht aan het woord. Dr. A. A. A. Terruwe: Lief de zoekt een woning. Uitgave J. J. Romen en Zonen, Roer mond. Dr. M. Nevejan. Een dezer dagen verscheen van de hand van de bekende Nijmeegse zenuwarts dr. A. A. A. Terruwe het boek „De Liefde Bouwt Een Woning" (uitgeverij Komen en Zonen). De uitgave werd direct door de pers vermeld in dag- en weekbladen, omdat Terruwe stelt dat het gebruik van voorbehoedsmiddelen (inclusief de pil) psychisch verkeerd is en neurotiserende gevolgen moet hebben. Zij beroept zich voor deze opvatting op twee gronden. Ten eerste op een theoretische beschouwing over wat liefde is en ten tweede op haar ervaring als zenuwarts in een psychotherapeutische praktijk. Omdat deze publikatie heel wat gemoederen in beroering kanm brengen wellicht bij sommigen tot vertwijfeling toe, wil ik niet nalaten hierop te reageren. Dit vooral omdat ik eveneens jarenlang werkzaam ben als zenuw arts in een gelijk-aardige psychotherapeutische praktijk als die van collega Terruwe. Ik kan dus haar ervaring vergelijken met mijn eigen indruk, die gebaseerd is op kennisname van gelijksoortige patiënten en problemen. Nu wat de inhoud van het boek be treft. Het blijkt dat Terruwe een psy chologische benadering van de mens geeft die stoelt op de middeleeuwse scholastieke filosofie. In navolging hiervan ordent Terruwe de mens hiër archiek naar rede, wil en gevoel en doet zij op praktisch elke bladzijde een beroep op „de menselijke natuur" om een en ander onomstotelijk vast te stellen. Van daaruit komt de schrijf ster tot em hoog gestemde en ideaal typische visie, die stichtende litaretuur vormt (te meer daar Terruwe elk hoofd stuk besluit met een geloofsbelijde nis), maar waarvan het de vraag is of zij de psychologische werkelijkheid goed weergeeft. Was 't hierbij gebleven dan zou Terruwe een fijnzinnig en hier en daar fenomenologisch verdienstelij ke beschrijving hebben gegeven van het verschijnsel liefde. DOOR DR. M. A. J. M. NEVEJAN Zenuwarts voor psychiatrie en psycho-therapie, staflid van de Katholieke Centrale Vereniging voor Geestelijke Volksgezond heid te Utrecht. Maar de pretentie van de auteur gaat verder. Zij suggereert, dat handelen in strijd met haar opvatting noodzake lijk slechts psychische gevolgen moet hebben. Dit laatste zou met name het geval zijn b1') gebruik van voorbehoed middelen, omdat men daarbij volgens Terruwe een natuurlijke weerzin zou moeten overwinnen. Zij schrijft: „De ze natuurlijke afwijzing heeft noodza kelijk slechts psychische gevolgen. Bij gevoelige mensen leidt zij tot ernstige neurotische symptomen. Herhaaldelijk heb ik bij vrouwen een plotseling op treden van anorgasmie kunnen dia- gnoticeren, en bij mannen impotentie. Tijdens de psychiatrische behandeling bleek dat de oorzaak van de seksuele stoornis in het gebruik van deze anti- conceptionalia gelegen was. Bij veran dering ten dezen verdwenen de ziekelij ke symptomen en de andere daarme de. gepaard gaande somatische en psy chisch abnormale verschijnselen. Dit zijn ernstige gevallen, maar het is on twijfelbaar dat het voortdurend terzij de schuiven van een zelfs lichte na tuurlijke weerzin psychisch verkeerd moet werken en neurotiserende gevol gen moet hebben. Wat dan wel? Terru we geeft het antwoord: ,,De enige psychisch juiste methode ter beperking van het kindertal is de methode van de onthouding, eventueel de periodie ke onthouding De intussen ontstelde lezer vraagt zich dan af waarom de periodieke ont houding niet tegen de „natuurlijke or dening tot de bevruchting" is. Omdat volgens Terruwe men daarbij „de eigen natuur geeft en de natuur van de partner ontvangt zoals zij op dat ogenblik is, en daarom is de meest fundamentele liefdesuiting, die aan de daad eigen is, inderdaad aanwezig". Het spijt mij dat ik deze redenatie niet begrijp, zodat ik deze niet helder der kan weergeven dan uitgedrukt wordt in het citaat. Ik voel mij echter m zoverre geëxcuseerd dat ik bij Ter ruwe lees, dat zij indertijd even mij de theologische argumenten kon ont houden waarom het kerkelijk verbod van anti-conc-eptionalia juist was- Zij han dat nu wel omdat zij nu gezien heeft „dat juist het goed van de mens, zyn natuurlijk goed, hierin wordt be- noed Laat het dan voor ons intussen nog steeds duister zijn wat „de men selijke natuur" is, de ervaring van Terruwe zegt dat echtgenoten de pe riodieke onthouding zo kunnen beleven dat „zijzelf dieper gelukkig worden ge maakt". Zij voegt hieraan de opmer king toe van een vrouw die in perio dieke onthouding moest leven: „Wij zijn zo gelukkig dat mijn man met zo weinig tevreden is, dan is hij zo blij, als ik zo diep in zijn liefde kan gelo ven". Overigens als Terruwe afkeer (van het gebruik van voorbehoedmid delen) onderdrukken zo ongezond vindt, wat moet zij het dan wel niet vinden van het onderdrukken van een positief verlangen (n. seksuele omgang) zoals dit plaatsheeft bij totale op periodieke onthouding? Op deze wijze redeneert collega Ter ruwe verder. Persoonlijke opvattingen worden veralgemeniseerd, voorzien van 'n theoretische onderbouw en op grond van eigen praktijkervaring als alge meen geldend aangediend. En passant wordt nog even in een voetnoot de ho mofilie terzijde geschoven. Het heet daar: „Het is daarom (bedoeld wordt: het gemiis van een „natuurlijke geor dendheid van de een tot de ander) ge heel onjuist en in strijd met het na tuurlijk gevoelsleven, om de homofiele liefde gelijk te stellen met heterosek suele liefde". En verder wordt opge merkt, dat zij die zich niet aan perio dieke onthouding of het celibaat kun nen houden, geen voldoende weerstand tegen hun gevoel hebben en defecten vertonen. Zo worden al degenen die niet volgens de richtlijnen van collega Terruwe kunnen leven, ziek verklaard. Wanneer men als arts of specialist publiceert, moet men er zich terdege van bewust zijn, dat van de leek niet verwacht hoeft te worden, dat bij de medische beweringen op hun waarde vastheid kan beoordelen. De leek is eerder vanuit het ontzag voor en het vertrouwen in de medische stand en wetenschap geneigd aan te nemen wat er door welke arts ook met enig beroep op diens ervaring beweerd wordt. Daarom dient de publicerende medi cus zoals «lke wetenschapsbeoefe naar naast zijn eigen beweringen ook de meningen van anderen metbron- v-ermelding weer te geven. Daarnaast dient de reikwijdte van de uitspraken aangegeven te worden aan de hand van de methoden, gebruikt bij de bewerking van het materiaal. Geen van beide is door Terruwe geschied. Hierdoor ont staat het gevaar dat haar persoonlij ke opvattingen worden aangezien als de mening van de psychiater in het al gemeen- En juist hier, waar het zulk een be langrijk en algemeen menselijk terrein betreft als de beleving van de seksuali teit en de geboorteregeling, behoort men zich hiervan eens te meer reken schap te geven. Welnu, een argument als „ervaring uit eigen psychothera peutische praktijk" heeft geen verdere reikwijdte dan de persoon van Terruwe zelf. Ik kan daar direct vanuit mijn eigen praktijk een tegengestelde indruk tegenover stellen en zeggen dat voor- behoedmiddeln voor de meeste van mijn patiënten 'een mogelijkheid bood om hun liefde op een volwaardige wij ze seksuejel te beleven, diit zonder daar van nadelige psychische gevolgen te ondervinden maar integendeel daar door een opbloei van hun psychisch en seksueeel leven te bewerkstelligen. Des noods- kan ik ook naar een soortgelij ke indruk van een aantal collega's verwijzen en naar een artikel in het dagblad De Tijd van 17 november j.l„ waarin uitspraken van katholieke art sen over geboortenbeperking worden geciteerd. Maar onbewezen privé-in- drukken zeggen in dit opzicht even wei nig als die van Terruwe. Alleen een goed wetenschappelijk onderzoek over de psychische beleving bij het gebruik van voorbehoedmiddelen kan hierover betrouwbare en geldige resultaten op leveren. Het is echter waarschijnlijk dat een dergelijk onderzoek zal aan tonen dat dit gebruik psychisch geen ongezonde gevolgen heeft, gezien het feit dat anti-conceptionalia in enorme aantallen over heel de wereld gebruik worden (1) en men niet gefrappeerd is geworden door een evenredig grote hoeveelheid klachten en ziekteverschijn selen- Het is daarom vooralsnog aan Terruwe het bewijs van het tegendeel te leveren, maar dan gefundeerd. Zoals zij een en ander nu gepresen teerd heeft worden psychologie en filo sofie, eigen ervaring en psychiatrische wetenschap zozeer door elkaar gehaald, dat dit voor menige lezer, meegesleept door de vlotte wijze waarop een en ander geschreven is, slechts tot een heilloze verwarring kan leiden. Deze zaken lijken tegenwoordig wat meer in beweging en gecompliceerder dan Terruwe veronderstelt. Moderne theo logen betwijfelen in het licht van de cultuur de absolute geldigheid van het leerstuk der natuurwet en psychiaters en pastores hebben de grootste moeite om de mensen te verlossen van schuld- gevoelens over het niet behalen van het ideaal en hen te leren leven met de realiteit. Bij gebrek aan waardevast heid van Terruwes betoog, zeggen in tussen de persoonlijke beleving van de seksualiteit met of zonder voorbe hoedmiddelen en 't eigen psychisch welbevinden daarbij vai wie ook even veel als de mening van dr- A.A.A. Ter ruwe. 1) P.A. van K?ep, „Anticonceptie in ontwikkeling". Katholiek artsenblad, oktober 1967, waarin staat vermeld op bladzijde 289 „orale anticonceptie is nu ruim tien jaar oud. Op dit mo ment wordt het aantal gebruiksters van deze kennelijk zeer attractieve methode in de wereld geschat op 15 miljoen, in Nederland op 300.000". (ADVERTENTIE) Nu is het om te beginnen de vraag of die constatering zakelijk nietigen of afschrikken van de „vijand" kan een rechtvaardiging zijn voor het voortbestaan ervan, niet een toevallig effect. Blijkt het leger iets slechts te zijn, dan moet het niet gehandhaafd worden om een bijkomstig en gemakkelijk te vervangen goed. Dat is absurd. Het is dus dwaasheid een toevallig pedagogisch effect te beschouwen als bestaansgrond. Als dat toch ge beurt, is dat een uiterst onzinde lijke manier van denken en rede neren of liever: een manier van niet denken, maar domweg aan vaarden en napraten. Daar komt nog iets bij. Wat is nu precies die flinkheid die onze jongens in dienst bijgebracht wordt en die door ouders en verloofden zo positief wordt gewaardeerd? Als ik weer een ogenblik mag aan nemen dat deze constatering juist is en dat de militaire dienst de enige manier is om deze flinkheid bij te brengen wani dat is toch de strekking van het argument volgt daar dan niet uit dat deze gewaardeerde en alleen in militair verband te leren flinkheid alleen maar een militaire flinkheid is? De redenering dat de dienst goed is omdat hij een gunstig pedago gisch effect zou hebben, ontpopt zich dan als de dankbare aanvaar ding van de dienst op grond van het feit dat hij flinke soldaten juist is. Doet het inderdaad alle of de meeste jongens goed een jaartje in dienst te zijn of profiteert maar een minderheid van dit heilzame effect? Wie heeft dat onderzocht? Zijn de prettige herinheringen aan de diensttijd, waarmee men telkens weer voor de dag komt, een er kenning van het waardevolle ka rakter daarvan of misschien uitin gen van dankbaarheid dat men die onzin redelijk overleefd heeft? Dat laatste is heel goed mogelijk; denk maar aan al die mensen die zulke „prettige" herinneringen aan de oorlog hebben. Voorbije ellende kan in de herinnering tot een ge not worden. Maar dat is geen re den om de ellende te bevorderen. Ik betwijfel dus de juistheid van die pedagogische constatering; het lijkt mij een waarneming die ge kleurd is door de bereidheid te aanvaarden en er het beste van te maken. Misschien een nobele be reidheid, maar een slecht argument, want de aanvaarding waartoe ik bereid ben, mag ik niet gebruiken als argument voor het voortbestaan van wat ik wil aanvaarden. Maar laten we een ogenblik aan nemen dat de constatering juist is: in onze cultuur blijkt de militaire dienst de jonge mens pedagogisch goed te doen. Is dat dan een argu ment voor het voortbestaan van een leger? Allerminst. Want op de eerste plaats is het pedagogische aspect zeer bijkomstig Het leger is geen opvoedingsinstituut en als het toevallig een pedagogisch neven effect heeft op de nu eenmaal jonge mensen die het oproept, dan mo gen we nog niet doen, alsof het speciaal daarvoor in het leven ge roepen is. Het is een slechte aan beveling voor een vulpen, dat je er ook nog vogelpik mee kan ..pe len. Alleen het oorspronkelijke doel van het leger, het verdedigen van het „vaderland" door het ver vormt, zo flink, dat de afzwaaiende militair nog een stuk specifiek militaire flinkheid uit de dienst meeneemt naar de burgermaat schappij die niet nalaat zijn moeder en zijn meisje te imponeren. Zelfs aanpassingsmoeilijkheden kunnen op die manier tot deugden verhe ven worden. Door het argument van het pe dagogisch effect wordt dus niet eens bewezen, dat de dienst ook in het gewone leven een gunstige invloed heeft, maar alleen dat ook de burgermaatschappij in haar pedagogische idealen is geïnfec teerd door de militaire fraseologie van flinkheid en moed. Want die eigenschappen worden alleen po sitief gewaardeerd omdat zij de krijgsman sieren; zij zijn het in het pedagogische getrokken ver lengde van een militaire mentali teit. Men moet die mentaliteit mot heel zijn ideologische en psycho logische uitwerkingen al massief aanvaard hebben dus: van me ning zijn dat een vulpen op de eerste plaats dient om vogelpik mee te spelen om het pedago gisch effect van flink worden aan te grijpen als rechtvaardiging voor de militaire dienst. Dat effect is dan inmiddels niet eens zo bij komstig meer. Maar des te minder kan het als rechtvaardiging ge bruikt worden. Het zo vaak ge bruikte argument blijkt dus hele maal niets te zeggen: het valt im mers volkomen samen met de aan vaarding van militaire dienst en militaire mentaliteit. Die aanvaar ding blijkt volkomen willekeurig en niet logisch te rechtvaardigen. Zij is daardoor niet minder sterk; er is alleen niet over te debatteren met de middelen van de logica. Er is alleen over te ruziën. Logica is in onze communicatie maar een dunne richel, bijna niets; dat is het irriterende. J

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 11