zen
Mooi zijn eeuwig ideaal
steden
;t precies
erneuzen
ng nu, gaf
d dames-
n om dit
ren, maar
ant naast
zaterdag
klant het
gerekend,
Tienermode
koelt niet
ordinair
te zijn
ln de praktijk
komt er niets
van terecht
1952
3965
TWIENERSPIEGEl
DAGBLAD DE STEM, OKTOBER 1967
Vrouwen zijn zoals de traditie
wil eeuwig veranderend. Vele
dichters bezongen de schoonheid
van de vrouw door de eeuwen
heen, veie schilders waren op
hun best, wanneer zij een vrouw
schilderden. Vrouwen willen ook
altijd mooi zijn; niet omdat ze
dat zelf zo belangrijk vinden,
maar omdat het mannelijke deel
van de mensheid zulks appre
cieert. Eist, zo men wil. En hoe
is de vrouw dan? Juist, zij legt
zich bij die eis neer. En voelt zich
dan ook nog gevleid, wanneer
haar wordt toegevoegd: „IJdel
heid, uw naam is vrouw".
Zoals de vrouwen zijn, zo ls
de mode. Eeuwig veranderend en
toch telkens van dezelfde prin
cipes uitgaand: de vrouw zo mooi
mogelijk laten lijken. Hier nog
meer dan in het schoonheids
ideaal speelt de invloed van de
man een voorname rol: zijn niet
alle grote mode-ontwerpers man
nen? En zijn de mannen niet op
hun best, wanneer zij de vrouw
zo sierlijk mogelijk aankleden?
Ene Engelse Henri die rond 1500
regeerde zag zich het liefst omringd
door vrouwen, die zo gekleed wa
ren.
Anderhalve eeuw later was de
mode capricieuzer geworden, maar
niet veel anders.
Tegen het einde van de achttiende
eeuw hadden de dames zich van de
overtollige ballast ontdaan en lie
pen zij er veel hupser bij, evenals
de mannen trouwens.
„Een heleboel mensen die
dachten dat ze tienermode
konden brengen door maar
zo'n beetje te rotzooien krij
gen nu de terugslag daarvan
te verwerken". Deze uitspraak
van een bekende Amsterdam
se ontwerper en tienerkle
dingfabrikant tekent de ver
andering, die de laatste tijd
duidelijk merkbaar wordt in
de tienermode. De hippe kle
ding, die haar aantrekkings
kracht voor de tieners ont
leende aan schelle kleu
ren en bizarre, soms nauwe
lijks draagbare modellen, is
niet meer zo in tel. Nu de
aardigheid van het nieuwtje
eraf is zoekt de jeugd het
duidelijk meer in wat een
voudiger kleren.
Ze gaat bovendien weer
meer en meer letten op kwa
liteit. Jongelui, die onder in
vloed van de verhalen over
het succes van de Engelse boe
tiekjes zelf in ons land zo'n
modewinkeltje zijn begonnen
en geloofden slechtafgewerk-
te, soms niet eens voordelige
maar wel hippe kleren aan de
Nederlandse jongeren kwijt
te kunnen hebben inmiddels
al gemerkt, dat deze gedachte
nu beslist niet meer opgaat.
Dat is ook een van de (be
langrijke) redenen, dat ver
schillende-tienerboetiekjes het
niet gehaald hebben. Sommi
ge, veelal in de grote provin-
Meer specialisten op het ge
bied van tienerkleding is ook
de wens van de eigenaar van
een populaire Jugenstill-boe-
tiek in 's Hertogenbosch. „De
industrie", zegt hij „is niet in
gesteld op snelle modewisse
lingen. In de praktijk komt er
in ieder geval niets van te
recht. Voor ons is op deze ma
nier elke inkoop een grote
gok. Dat proberen we te on
dervangen door zo gespreid
mogelijk te kopen.
Dus geen honderd stuks
van elk model. Als een be
paald type loopt dat gaan we
daar op door. Voor een boe
tiekje ligt de risico-afschrij
ving wat hoger dan voor een
gewone modezaak. We wer
ken immers met kleinere se
ries, moeten sneller wisselen
en dat alles toch tegen een
redelijke prijs.
Die kleding moet er ook
zijn! Daarom zou ik in de
richting willen denken van
boetiekfabrikanten, die een
bepaald genre helemaal om
vatten. Als we bij een be-
ciesteden, moesten na enkele
maanden al weer sluiten.
Vaak speelde ook het tekort
aan zakelijk inzicht een be
langrijke rol bij het misluk
ken.
De Amsterdamse tienercon
fectionair zegt: „Al die boe
tiekjes zijn geweldig leuk. Ik
zou er meteen een willen be
ginnen. Maar ik zou het al
leen aandurven omdat ik zo
veel jaar ervaring heb in de
tienermode. Bij elk model dat
je maakt moet je meteen den
ken: hoe breng je dit in pro-
duktie. Boetiekjes komen de
laatste tijd als paddestoelen
uit de grond. Dat kan nou
eenmaal niet blijven duren.
De meeste boetiekjes worden
verkeerd opgezet. Ik heb een
broer, die met vijftien jaar
ervaring als confectionair een
boetiek is begonnen. Hij heeft
zijn hele organisatie toch op
gezet als een groot concern.
Ook de boetiekmode is im
mers handelswaar. En het
gaat om je omzet".
Voor ontwerpers en fabri
kanten brengt de tienermode
geen erg grote problemen met
zich mee. Het probleem zit
jeugd tussen 15 en 25 jaar.
Het is dan ook voor waren
huizen, grote modezaken en
de zelfstandige boetieks, die'
hun collecties niet speciaal la
ten maken maar inkopen, een
hele toer om bij te blijven.
Inkoopafdelingen werden uit
gebreid met mensen, die zich
uitsluitend met de jonge mode
bezighouden. De inkoopda-
tums worden steeds meer
naar achteren verschoven. Bij
de dames- en herenmode wor
den in het najaar al de nieu
we lente- en zomercollecties
ingekocht. Bij de tienermode
wachten de inkopers liefst zo
lang mogelijk. Er is natuurlijk
een grens. Die wordt getrok
ken door de fabrikanten, die
bepalen wanneer hun kleding
geleverd kan worden. Alleen
in tienerkleding gespeciali
seerde fabrikanten zijn in
staat hun collecties even snel
te wisselen als ze te verkopen
en af te leveren.
De ontwerper-fabrikant, met
wie wij in de hoofdstad een
gesprek hadden, en die le
vert aan een groot aantal be
langrijke Nederlandse mode
huizen, grootwinkelbedrijven
hem meer in de distributie.
Geen enkele mode wisselt
sneller dan de mode voor de
en zelfstandige modezaken in
binnen- en buitenland, is een
van die gespecialiseerden.
„Ik maak ge encollecties. Ik
ben dagelijks bezig. Dat heb
ik altijd gedaan. Er zijn nu
meer fabrikanten die hele
maal up-to-date willen wer
ken. Voor hen is het ver
schrikkelijk moeilijk om stof
fen e.d. te krijgen. Maar voor
mij niet. Ik heb nooit anders
gewerkt. Onmiddellijk na de
augustusvakantie zijn we
„winter" gaan doen. En er is
hier geen enkele jurk, die
binnen veertien dagen niet
voor negentig procent ver
kocht is. Omdat er zo'n korte
tijd ligt tussen de creatie en
de levering is er natuurlijk
geen tijd om als er geen
behoefte is aan bepaalde mo
dellen die behoefte te cre-
eren.
Om het risico zo klein mo
gelijk te houden borduur ik
met mijn ontwerpen vaak
voort op een model, waarvan
ik voel dat het een succes is".
In zijn luxueuze werkkamer
Tiener- en twenmode dateert pas uit de laatste jaren.
Daarvoor was de categorie 15- tot 25-jarigen een wel grote,
maar voor fabrikanten toch vrij onbelangrijke groep. Pas
toen een kleine groep jongeren begon eigen revolutionaire
ideeën op het gebied van kleding en kunst naar voren te
brengen, en die ideeën binnen korte tijd een enorme aan
hang vonden, werden de fabrikanten en zakenmensen wak
ker geschud. Plotseling zagen zij een nieuwe, geweldig grote
markt voor hun produkten. En dank zij reclame wisten zij
ook bü de rest van de jongeren een behoefte te kweken.
Maar nu de jeugd weer wat gewend is aan deze omwente
ling is een kleine teruggang merkbaar. In verschillende
steden moesten boetiekjes al weer na enkele maanden de
felgekleurde deuren sluiten. De jeugd kwam wel kijken
maar niet kopen. Het super-hippe gedoe was wel leuk maar
praktisch nauwelijks verkoopbaar. Bovendien stelde de
jeugd zich langzamerhand niet meer tevreden met wat
voorgeschreven werd. Ze ging zelf eisen stellen, o.a. aan
kwaliteit. De huidige tendens in de tienermode is gericht
op een grotere eenvoud. Wat niet wil zeggen dat het zeer
eigen tienerkarakter verloren moet gaan. Deze nieuwe ei
sen brengen zowel voor de confectionairs als voor de inko
pers en verkopers nieuwe problemen met zich mee. Een
bekende Amsterdamse ontwerper-confectionair en een Bos
sche boetiekhouder geven hieronder hun visie hierop.
paald jurkje gekke kousen
willen hebben, dan moeten ze
die kousen erbij kunnen le
veren. Het zou iets moeten
worden in de geest van het
Mary Quantconcern, dat alles
omvat van foundations, linge
rie, kleding en schoenen tot
cosmetica. Alleen is Mary
Quant nogal duur". De Bos
sche boetiek bestaat sinds half
april. Het is een zelfstandig
tienerfiliaal van een bestaand
modehuis. Waarom richtte dit
modehuis een tienerboetiek
in?
„Wjj meenden dat de jeugd
groep tussen 15 en 25 jaar er
prijs op stelt een eigen type
confectie te kopen. De jeugd
koopt makkelijker in een ei
gen, vertrouwde omgeving. In
de boetieksfeer komt de kle
ding nu eenmaal veel beter
uit.
We brengen geen schreeu
wende kleuren. De provincie-
jeugd en daarmee bedoel ik
dan de jeugd buiten steden
als Amsterdam wil wel
graag een eigen stijl hebben,
maar die moet niet direct
schreeuwend of super-avant-
gardistisch zijn. Hun mode
moet vooral draagbaar zijn.
Ik koop kleding in Neder
land, Engeland, Amerika,
Frankrijk en Duitsland. Daar
naast hebben we ook eigen
ontwerpers. Een boetiek vergt
een totaal andere aanpak dan
een confectiezaak. Het slagen
of mislukken is afhankelijk
van de opzet. Je kunt aan de
fabrikanten een heleboel ei
sen stellen, maar dat betekent
meestal dat de kleding ook
duurder wordt. Ik zoek naar
de middenweg. Daarom heb
ben we twee soorten kleding:
kwaliteitskleding en mode-
kleding, die goedkoper is,
maar die je maar een paar
keer kunt dragen.
Je kunt in de tienermode
geen haute-couture brengen.
Tienermode is heel anders
dan wat Parijs brengt. Ze
kunnen wei eens met elkaar
overeenkomen, maar in we
zen blijven het twee aparte
zaken.
Op het ogenblik zijn er be
trekkelijk weinig nieuwe din
gen. Wel apart zijn de fluwe
len smoking-pakken van Yves
Saint Laurent, die we vertaald
hebben en proberen aan te
passen aan de Nederlandse
prijs.
Er zijn wel enkele grote ver
schillen met vroeger. Nog niet
zo heel lang geleden moesten
de jonge meisjes met moeder
mee als ze iets nieuws moes
ten hebben. En het was be
slist geen zeldzaamheid als
ze iets tegen hun zin moesten
nemen. Nu komen de meis
jes alleen en beschikken over
eigen geld. Ik geloof dat de
hi de negentiende eeuw varieerden
de japonnen niet veel met die van
de eeuw daarvoor. Men zocht hel
In de ruches.
«3
hangen de nieuwste herfst-
en wintermodellen in rekken.
Eenvoudige zwarte en donker
bruine jurkjes, sommige van
fluweel, gegarneerd met wit
te jabots en satijnen strikken.
Er is een duidelijk streven
naar eenvoud merkbaar. „De
tienermode wisselt wel steeds
van gezicht, maar verandert
in wezen niet, omdat het ten
slotte mode blijft voor een
bepaalde leeftijdscategorie.
Er is bij de jeugd wel een
verandering in smaak te con
stateren. Van fel en grof naar
gedistingeerd. Dat is een lo
gische ontwikkeling. De mees
te mensen denken bij tiener
mode alleen aan mini. Maar
laten we asjeblieft niet zeg
gen, dat tienermode een „blo-
te-billen-mode" moet zijn. Mi
ni staat niet iedereen. Dat
hebben we wel gezien. De
meest afschuwelijke figuren
droegen te korte en te strak
ke rokken. Gewoon ordinair.
Ze dachten mini is eenvoudig
te maken. Maar het is juist
een hele kunst een goed pas
send minijurkje of rokje te
vervaardigen.
Jeugdige mode hoeft beslist
niet ordinair te zijn. Ik hou
altijd het gezegde „less is
more" in gedachten. Opvallen
door eenvoud. Daar streef ik
naar. Ik heb zelfs geprobeerd
dat bij de op-art mode in
praktijk te brengen.
Nu is het het model zelf,
dat de expressie geeft en niet
meer het wilde dessin of de
extravagante garneringen. Om
jonge, moderne kleren te dra
gen hoef je geen type meer
te zijn met lange haren en
een bleek smoeltje. Tieners
mogen ook best sophisticated
zijn! Het is een goed teken
dat die franje in de tiener
mode verdwijnt en dat de es
sentie weer ligt bij vakman
schap en specialisme op het
gebied van tienerkleding.
meeste jongeren een boetiekje
ideaal vinden. Ze zijn volko
men vrij om rond te kijken
en te passen. Zonder dwang.
Dat is belangrijk. Want nie
mand zegt graag „nee". En in
een gewone zaak moet je
„nee" zeggen, want als je „ja"
zegt krijg je het gevoel dat
je het moet kopen.
We werken in onze boetiek
ook uitsluitend met jonge
mensen. De jongste verkoop
ster is 15, de oudste 22. Het
publiek is nogal gemêleerd,
maar wisselt vrijwel niet. De
leeftijd varieert van 15 tot 25
jaar. De grootste groep is ech
ter die van de 18-, 19-, 20-
jarigen.
Ik ben ervan overtuigd, dat
mits je haar voldoende ka
rakter geeft iedere boetiek
bestaansrecht heeft. Ze moet
natuurlijk wel aan bepaalde
eisen voldoen. Dan is er altijd
een afzetmogelijkheid. De
leeftijdsgroep blijft. Zo is er
altijd een markt om die men
sen te bedienen. Maar je moet
wel de soepelheid hebben je
aan te passen en te evolueren
met de eisen die ze stellen.
Vandaag is onze boetiek in
jugendstill ingericht. Er zal
zeker een moment komen dat
het publiek een andere omge
ving verlangt. Daar zullen we
zeker aan tegemoet komen."
In Engeland is het schoonheidsideaal altijd wat minder
geprononceerd geweest dan op het vasteland. Niet al
leen nu, maar ook in de zeventiende eeuw.
Bond was de boezem in de negentiende eeuw
en P'at die van het begin van de twintigste eeuw.
Zij waren beiden schoonheden, die in hun tjjd mannen
ln vervoering brachten.