t
m
m
OP 64
VELDEN
NYLON
ellendig
surrogaat
ketters
brabant
rmr
V
m
t
I
s
■i
m
I
m
SI
11I#P
#p p
m i&
n
jü
ENE N.V.
W. J. MUHRING
r
BREDA
OONHUIZEN
„Het „experiment" begon aldus, dat de bewoners van
Azië in aanraking kwamen met het uitschot der Neder
landse natie, dat hen met bijna ondraaglijke minachting
bejegende- en welks taak het was alle pogingen in het werk
te stellen om een groep aandeelhouders in het vaderland
te verrijken. De dienaren van deze van hogerhand bevoor
rechte Compagnie, door hun meesters maar al te kort ge
houden, maar niet minder op rijkdom belust dan zij,
voerden daar een schouwspel van corruptie op dat alles,
waarvan de oosterse volken in dit opzicht worden beschul
digd, verre in de schaduw stelt."
Deze niet malse beschrijving van het „eerste bedrijf" van Nederlands optreden in Indië, de periode van
de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.) is van de negentiende-eeuwse geleerde en Islamkenner,
prof. Snouck Hurgronje.
De ontluisterende feiten, zeker in het licht van „het roemruchte epos" onzer voorouders, dat de jonge
Nederlander nog heden ten dage in de schoolbanken wordt bijgebracht, rijgen zich aaneen in de studie
van de Engelse historicus C. R. Boxer „Zeevarend Nederland en zijn wereldrijk 1600-1800" Gelukkig
weet hij ook nog wat positieve punten te vinden.
De Engelsman, hoogleraar aan het
King's College te Londen, doet in dit
werk een poging om een verklaring te
vinden voor de fabelachtige groei van
Nederland tot militaire en economische
macht in de loop der zeventiende eeuw
en de wat zielige terugval van „De He-
publiek" tot een tweederangs natie in
de loop van de achttiende eeuw.
Het lezen van Boxers studie is een
sensatie. Door zijn moderne methode
van geschiedschrijving brengt hij de
betrokken periode tot een aansprekende
actualiteit. De mens en zijn gedrag uit
deze eeuw worden „tastbaar" en appel
leren aan ons normbesef Zeker is, dat
vele Nederlanders en hun instellingen in
deze jaren de wereldbeschaving, of zo
men wil cultuur, verschillende schre
den voorwaarts hebben geholpen. Dat
kan helaas niet verhelen, dat onze voor
vaderen het er in het menselijke vlak
maar matig van hebben afgebracht.
De heren der compagnie, hun kapi
teins en ambtenaren in oost en w t,
de kooplieden in de Nederlanden, ja
zelfs de regenten die de „administratie"
uitoefenden, lieten zich door niets weer
houden in hun streven naar macht en
rijkdom De meedogenloosheid gold. in
dien nodig, vriend of vijand.
Pijler van het welzijn was de scheep
vaart en in feite dus de zeeman. Met
nu lachwekkende technische en nau
tische middelen werden de meest drieste
reizen ondernomen De tol, die aan men
selijk leed daarvoor moest worden be
taald, was schrikbarend hoog.
(ADVERTENTIE)
EEN KEIJZER TAPIJT
Vervaardigd met de beroemde
tapijt-computer. Sterk, veer- 1
krachtig, kleurecht. Gemak
kelijk in onderhoud. (390 cm)
v.a
PER METER2
op de Molukken gehele eilandbevolkin
gen uitgeroeid cmdat men beducht was,
dat het specerijenmonopolie van de
maatschappij door vrije cultures zou
worden aangetast.
Tot in onze dagen wordt de idee aan
gehangen, dat bedrijf, handel en zelfs
oorlog in ieder geval tegen mensen van
een ander ras in die dagen door de „op
rechte calvinistische gedachte" bezield
was en dat ook daarnaar werd gehan
deld.
Maar ook dat wordt gelogenstraft
door hetgeen uit rapporten, brieven en
reisbeschrijvingen, uit die tijd nog ter
beschikking staat.
Boxer schrijft daar o m. over: uit
de overvloedige reisliteratuur van de
zeventiende en achttiende eeuw zal het
wel duidelijk zijn dat het leven van
een Nederlandse zeeman moeilijk an
ders dan ellenoig. rauw en kort kon
zijn vooral voor hen, die voor de
mast naar Oost- en West-Indië zeilden."
De heren zeventien van de Oostindi
sche Compagnie stelden zekere regels
voor de handelwijze van hun onderge
schikten vast doch daar werd op alle
mogelijke manieren de hand mee ge
licht. Achteraf bezien was dat niet zo
verwonderlijk want de doorsnee Ne
derlander voelde er weinig voor in
dienst te treden van een monopolistische
handelsmaatschappij Daardoor konden
de bestuurders het zich maar zelden
veroorloven om te kiezen, men moest
zich in het algemeen maar tevreden
stellen met wat men kori krijgen. Daar
komt nog bij, dat de compagnieën zwaar
onderbetaalden, zodat de ambtenaren,
soldaten en zeelieden eigenlijk door bij
verdiensten moesten zien „rond te ko
men". Dat laatste ging op een onzacht
zinnige manier ten koste van de even
naaste. De belangen van de kleurling
waren aan de hebzucht van de Hollan
ders totaal onderworpen. De compagnie
gaf trouwens zelf weinig illustere voor
beelden. Onder haar bevei en met haar
schepen en wapens werden bijvoorbeeld
Het godsdienstige peil was bedroe
vend. Daar werd en kon eigenlijk ook
weinig aan worden gedaan. De protes
tantse geestelijken voelden er weinig
voor met dat ruwe volk om te gaan. Ze
ondervonden trouwens bedroevend wei
nig respect. De compagnie nam als
„surrogaat" meestal zogenaamde zieken
troosters in dienst die het „heilswerk"
voor hun rekening namen Deze figuren
waren dikwijls van het merkwaardigste
allooi.
De leiding was in de regel niet veel
beter. Boxer herinnert aan het schan
delijke gedrag van een Zeeuwse regen-
tenzoon, Pieter Nuyts, die openlijk
toegaf, dat hij ,met naar Azië was ge-
komep om hooi te vreten en die, na te
Batavia oneervol te zijn ontslagen we
gens zijn wangedrag in Japan en op
Formosa, toch een bedrag van 18.000
gulden van de compagnie ontving. Daar
mee bleek, dat iemand die invloedrijke
familiebetrekkingen had, zowat alles
ongestraft kon uithalen.
Ofschoon het hier om details gaat en
niet om de grote lijnen van de geschied
kundige ontwikkeling van die periode
komt het ons toch voor dat juist in deze
bijzonderheden de bijzondere waarde
van Boxers studie is gelegen. Zeker, de
driftige expansie 'van eeü paar onoog
lijke zeeprovincies, Holland, Zeeland en
Friesland, imponeert ons ook nu nog,
maar de mens daarachter bleef dikwijls
verscholen.
De studie van Boxer begint met, hoe
kan het eigenlijk anders, een uitvoerige
behandeling van de tachtigjarige oor
log en zijn gevolgen. Deze strijd veran
derde de Lage Landen aan de Noord
zee in een smeltkroes waaruit een nieu
we, overigens brokkelige, natie ontstond.
De in en door deze oorlog opgewekte
krachten zijn volgens Boxer de voor
naamste impulsen voor de weergaloze
expansie van de Nederlanden:
„De Verenigde Provinciën hadden hun
onstaan aan de oorlog te danken: oor
log had hun grenzen bepaald, werkte
er toe mee de maatschappelijke struc
tuur van hun steden te bepalen en ver
schafte hun veel van de stootkracht tot
commerciële expansie. De opstand te
gen het Spaanse bewind, ofschoon be
gonnen ter wille van de traditionele ste
delijke en klasse-'vrijheden', waarvoor
de mensen der middeleeuwen zozeer be
reid waren te vechten, verkreeg al spoe
dig het karakter van een historische
kruistocht. De bitterste haters van
Spanje waren natuurlijk de onverzoen
lijke calvinisten, die in de noordelijke
Nederlanden al spoedig de leiding na
men ten einde het verzet te verstevigen.
En zij vochten met bekwaamheid, niet
slechts met de kracht van wapenen,
maar ook met het wapen der agres
sieve commerciële expansie. Zij sloten
als zij dat konden de Schelde af en
monopoliseerden de handel met de Bal-
tische landen."
zou noemen. Daaronder was Middel
burg, dat een belangrijke rol in de West-
indische Compagnie zou gaan spelen,
maar Amsterdam haalde toch dé grote
buit binnen.
Boxer noemt in dit verband zeer in
teressante cijfers. Tussen 1Ö85 en 1622
nam de bevolking van Amsterdam toe
met 75.000 zielen. Van het totaal van
105.000 inwuners in dat laatste jaar be
stond een derde uit immigranten uit de
zuidelijke Nederlanden. Vooral Antwer
pen moest hierdoor een aderlating on
dergaan, die het wellicht nooit meer te
boven is gekomen.
Het opgehoopte geld in de Nederlan
den kon niet in grond worden ^geïnves
teerd, daar was het te klein voor.
Dus werd het de zee. Met als leidraad
de cadeau gekregen Vlaamse en Waal
se handelsrelaties, vooral in de Mid
dellandse Zee en geruggesteund door
een snel groeiende industrie onder
de immigranten waren vele kundige
ambachtslieden begon het handels
imperium Amsterdam zich in snel tem
po te vormen. Het is daarna eigenlijk
steeds in hoofdzaak om Amsterdam blij
ven draaien. Amsterdam was nu een
maal het rijkste, ontplooide de meeste
initiatieven voor nieuwe ondernemin
gen, commercieel en militair, legde het
meeste geld op tafel en had ipso facto
het meest in de melk te brokkelen. Een
geluk is eigenlijk, dat deze superiori
teit vrijwel onbetwist was, zodat de
jonge republiek voor een fatale binnen
landse strijd behoed bleef.
Aan het einde van de zestiende en
het begin van de volgende eeuw begon
de werkelijk grote vaart zich te ont
plooien. Eerst ontstond een „lijn" op
Brazilië en kort daarna in 1594, werd
in Amsterdam een „Compagnie van
Verre" gesticht, die de eerste Holland
se vloot naar Oost-Indië uitstuurde. Uit
dit initiatief zou na een aantal jaren de
almachtige Oostindische Compagnie
groeien. Aantrekkelijk was deze eerste
reis trouwens al alleszins Boxer geeft
aan dat deze eerste ondernemers een
winst van 400 procent boekten. Zowel
in de „Generale Geoctroyeerde Oost-In
dische Compagnie' (1602) als de West-
indische (1621) had Zeeland een stem in
het kapittel, doordat Middelburg tot de
regionale kamei? behoorde. Antwerpen
moest in deze en volgende jaren hele
maal het loodje leggen, doordat de
Schelde werd gesloten. Daarbij lachten
Vlissingen, Middelburg en Rotterdam
natuurlijk in hun vuistje.
De Oranjes speelden, naast de mach
tige kooplieden een belangrijke rol
doordat zij de Nederlanden territoriaal
meer „lucht" gaven. Vooral Maurits en
Frederik Hendrik, die men eigenlijk de
beroepsmilitairen van de nieuwe na
tie zou kunnen noemen zorgden met
hun veroveringen voor de Generaliteits
landen, die in feite bufferzones voor
aanvallen over land vormden.
Aan dat reformatorische geloof is in
grote mate de snel toenemende macht
te danken. Boxer gaat hier, terecht
dunkt ons, uitgebreid op in. Het steile
calvinisme der noordelijke Nederlan
den trok als eer magneet gelijkgezin
den uit de zuidelgke Nederlanden aan,
omdat het Spaanse bewind hen daar tot
ketters verklaarde Onder hen behoor
den velen tot de meest welgestelden, er
waren mannen onder met grote onder
nemingsgeest. Zij brachten zakenrelaties
mee waardoor geheel Europa, van de
Oostzee tot aan de Levant, zich op de
Nederlanden ging oriënteren.
Vrijwel alle steden in de provincies
profiteerden van deze toevloed van ka
pitaal en van wat men nu „know how"
De rede van Middelburg aan het eind van de zeventiende eeuw.
Het is genoegzaam bekend, dat deze
in hoofdzaak katholieke landen het in
die jaren niet best hebben gehad. Ze
werden met minachting en harde hand
geregeerd. Het leed zou eeuwen duren.
Na een militair-gouvernementele uit
buiting, volgde tegen het einde van de
achttiende eeuw een industriële. De ar
beidskrachten waren er voor praktisch
ni^is te krijgen.
Boxer citeert een ooggetuige uit 1785:
„Mensen die de boeren in Brabant ken
nen zullen moeten toegeven, dat zij alle
gerieflijkheden des levens waarop men
selijke wezens recht hebben, volkomen
ontberen. Zij drinken zure karnemelk
of water, eten aardappels en brood zon
der boter of kaas, zijn allerellendigst ge
kleed, slapen op stroo. Een gevangene
in Holland heeft nog een beter leven
dan een Brabantse boer".
De vorstenhuizen, die de omliggende
landen min of meer despotisch regeer
den, keken met argusogen naar de door
burgers geregeerde Nederlanden, die
hun „vrijheden" met hand en tand ver
dedigden. Nu moet men niet denken,
dat het er hier erg democratisch toe
ging. De provincies en steden werden
in al him geledingen geregeerd door
een oligarchisch bewind, waarvoor de
leden werden geleverd door een kaste
van patriciërs.
De eigenste Johan de Witt formu
leerde dat categorisch: „Onbevoegde en
geringe personen behoren zich niet te
bemoeien met bestuur en administratie,
die uitsluitend voorbehouden dienen te
blijven aan lieden uit de hogere stand".
Deze hooghartige houding van tot re
genten geëvolueerde kooplieden wekte
natuurlijk haat bij die „geringe klasse".
Johan de Witt heeft die haat zoals be
kend, aan den lijve ondervonden.
Tegenslagen en verslapping in de on
dernemingsgeest hebben de gouden
eeuw snel doen verbleken. Professor
Boxer haalt voor de terugval van de
eens zo machtige republiek een treffend
citaat aan uit de Nederlandse krant
„De Borger" van 19 oktober 1778. Daar.
in wordt vastgesteld, da* de economi
sche achteruitgang van het land nu
zulk een kritiek stadium heeft bereikt,
dat het er op ging lijken, dat ..het
grootste deel van het gemenebest bin
nenkort uit weinig meer dan renteniers
en bedelaars zou bestaan de twee lie
den die voor het land het minst nuttig
zijn!"
Uit Boxers lijvig werk „Zeevarend
Nederland en zijn wereldrijk 1600/1800'
blijkt dat veel gewonnen is en ook weer
verloren gegaan maar ook, dat veel kon
worden behouden. Genoeg om de Ne
derlandse staat met zijn typische fou
ten maar ook met zijn zoveel goede
eigenschappen op de been te houden,
Dat is dunkt ons toch iets om dankbaar
voor te zijn.
CHARLES SCHETS
(x) Professor dr. C. R. Boxer: „Zee
varend Nederland en zijn wereldrijk
1600-1800", uitgeverij A. W. Sijt-
hoff/Leiden.
In het toernooi te Polanica Zdroj (Po
len) speelden 4 grootmeesters, 5 mees
ters en 7 kandidaat-meesters.
Uiteraard heerste de verwachting, dat
een der grootmeesters met de eer zou
gaan streken en daarom was het wel
een verrassing, dat in de eerste ronde
twee van de vier grootmeesters een
goed staande partij verblunderden, nog
wel tegen mindere goden.
Het toernooi was gewijd aan de na
gedachtenis van Rubinstein en het was
reeds de vijfde keer dat deze wedstrijd
né de oorlog plaatsvond. Naspeuringen
hebben aangetoond, dat reeds in 1925
een wedstrijd in Polanica werd gehou
den, welke plaats toentertijd Duits was
en de naam Altheide droeg. Dit toer
nooi werd gewonnen door Foerder een
jeugdig student uit Breslau, die ook
later van zich deed spreken en o.m.
deelnam aan het zonetoernooi te Hil
versum 1947.
Toen de Poolse Fide-afgevaardigde
Witkowsky in 1964 het congres te Tel
Aviv bezocht, ontmoette hij daar de Is
raëlische kampioen Porath, die zo op
vallend goed Duits sprak, dat Wit
kowsky de veronderstelling uitte dat
Porath vroeger in Duitsland gewoond
moest hebben. „Inderdaad", zei Po
rath, „ik heb in de twintiger jaren in
Breslau gestudeerd". „Dan moet u Foer
der wel gekend hebben". „Tot grote
verbazing van Witkowsky zei toen Po
rath: „dat ben ikzelf!"
Bij zijn emigratie naar Israël was
Foerder - evenals zovelen vóór hem en
na hem van naam veranderd.
Hier volgen de kritische stellingen
van de twee hierboven aangekondigde
grootmeester-partijen.
Stand na de 35ste zet van zwart
Zwart: S. Furman (Rusland)
Gezicht op de rede van Vlissingen aan het begin van de achttiende eeuw (anoniem meester).
Wit: R. Ortega (Cubaj
Zwart heeft een pluspion, maar hij
heeft enkele zetten tevoren zijn ko
ningsstelling verzwakt en is nu plotse
ling in een kritieke positie beland. Wit
overweegt 36, Td7, maar laat dit na,
4$ DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 7 OKTOBER 1967
Het nijvere
Middelburg in 1613.
De Schelde, zoals
Bonaren a Pee.ers
(16M- 6:2)
die tekende.
omdat zwart daarop met 36Tcl-f
kan voortzetten. Toch zou 37. Lel, Tel:
4- 38. Kf2 niet zo eenvoudig voor
zwart zijn. Zwart antwoordt daarom
op 36. Td7 beter 36. De6! bijv. 37.
h3, Tcl en nu is 38. Tdl gedwongen,
waarvan zwart belangrijk voordeel
handhaaft. Wit speelde derhalve:
36. h2-h3, Df7xc4??
(Een vreselijke misslag. Met 36
Tc3! had zwart althans remise kunnen
maken: 37. Td7, Th3: 38. Ld4, Thl-f
39. Kf2, Th2+ 40. Kei, - Kg3?, Tg2-f
41. Kh3, De6 of 40. Ke3, Th3+ 41. Ke4:?,
De6-f- enz. - 40. Thl+ 41. Kd2
Th2+ en wit kan het eeuwig schaak
niet ontlopen, daar 42. Kc3 op 42.
Tc2-f faalt en 42. Kcl op 42Dc4:-f-)
37. Dd8-e8+, Kg6-h6
Op 37Df7 volgt natuurlijk 38.
De4:4-
38. De8-h5+, Kh6-g7 39. Tdl-d7-j-.
zwart geeft het op, zijn koning loopt
mat.
Aldus boekte Furman zijn eerste nul; de
andere grootmeester Uhlmann verging
het iets beter, maar dit kwam alleen
doordat de partij op het kritieke
ogenblik werd afgebroken.
Stand na de 38ste zet van zwart
Zwart: Z. Doda (Polen)
ia
V,
Iglff
Wit: W. Ulilmann (Oost-Duitsland)
Wit heeft een pion meer en het ziet
ern&ar uit dat hij op den duur de winst
moet behalen. Hij gaat evenwel iets te
snel te werk:
39. Pel-d3(?)
(Beter eerst 39. Kg2)
39. Tb2-b3 40. Pd3-c5(?)
(Het begin van een combinatie, die nier
helemaal klopt)
40. Ld6xc5 41. d4xc5, d5-d4! 42
Tcl-dl??
(Dit is een blunder. Met 42. Tc4 had wi
zijn voordeel kunnen handhaven. Oj
42. Pc3 volgt dan eenvoudig 4'
Ld2. Tot wits geluk werd hier de par
tij afgebroken zodat hij zijn foutiev<
combinatie niet kon voltooien. Dez<
luidt: 42. Pc3 43. Td2?, Tbb8! me
stukwinst. Pogingen om compensatie t<
krijgen, zijn tot mislukking gedoemd
bijv. 44. c6, de3: 45. Td8: Td8: 46
Td7, e2! 47. Td8:+, Kf7 enz.)
Na het afbreken volgde:
42. Pe4-c3! 43. Tdl-el, en toer
werd de partij remise gegeven. Zwar
had nog wel kunnen doorspelen, maa*
winst zit er niet in: 43: de3: 44
Te3:, Tbl4- (öm aan de penning te ont
komen)
45. Kh2, Pd5 (anders volgt 46. Tee7)
46. Td3! (een nieuwe penning)
46. Tbb8 (of 46. Tc2 47. Taf
benevens 48. c6)
47. 6, Pb4 48. Td8:+, Td8: 49. c7, Tc.'
50. Tb7, Pa6 51. Tb6, Pc7: 52. TcÖ (De
ze analyse staat wel in het teken de
penningen
52. Kf7 53. a5, Ke7 54 a6. Kd7 5'
Tf6: en remise is onvermijdelijk.
aid- to N.-Btveteotf
elijke uitbreidingsplan
inneken). in de directe
recreatie-gebied, zijn
armlngsinstallatie en
hal, toilet, woon-eetka-
rgplaats; le verdieping:
met Ugbad. vaste trap
zolder.
.950,— kosten koper,
makelaar in onroerende
B.M., Julianalaan 3 tf
alle prijzen
af fabriek