61 Proces in het oerwoud CONFLICTEN ROND MAATSCHAPPELIJKE VERNIEUWING land niet vrij Afscheid van reaentenland KLEUREN OP DE BUIS 1 fijnen) MINI INEST I] Meer wederzijds begrip nodig kapot maken- Langhariger, van school verwijderd Lissone Lindeman Pas achteraf ontdekt VmiS#*' v, 7jz willen alles Vrouwen eisen pastorale inspraak JNTVivo DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1967 11 1ENREIZEN CE Altist r ivith/etpen lil a wMfLI idnataMS'- ••••.- Rijp Geen grappen Consequenties Achtergrond Botsingen Dr. Corn. Verhoeven: li H OOK ZATERDAGS GEOPEND NEERLANDS EERSTE REISBUREAU onze kantoren voor U s TREINREIZEN verlenging Is altijd mogelijk) v.a. ƒ309.- v.a. 255.- ?i(!e v.a. ƒ495.. JiX v.a. ƒ543.- (aantrekkelijke reizen naar puitsland en Italië. lises, emigratie- en arzekeringen, [tel. (01600) 24421/2 LAAN COPES VAN j cattenöürch lygensstraat 13 Ter Hoogestr. 53 -/Cl. ,'5- N PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIUNGEN PEILINGEN PEILINGEN PE'jJNG|^iUNGÉN^PEILINGERNGpEILWEI^PÊ!LINGEN^^EILINGÈ!^ EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILI1GEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIUNGEN PEIUNv»fcN KflUlNOtN rciLirvw PEILINGEN PEILIWGEN ;EN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN 1K PEILING EN ^PEIUNGEN PE'LINGEN PEILIIJGEN PEILINGEN PjmNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIUNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIlLlNGtN rtiLiNvjtN rciuiNvcn r«. Gebrek aan visie is de algemene klacht ten aanzien van de Troonrede van dit jaar. De kritiek richt zich met name op de (weinig zeggende) passages over de werkgelegenheid en de ontwikkelingshulp. Ook heeft het velen onaangenaam getroffen, dat er in de Troonrede met geen woord is gerept over Griekenland. Het kabinet-De Jong is blijkbaar geschrokken van deze kritiek. Een paar dagen na Prinsjesdag laat minister Witteveen (Financiën) tijdens een con ferentie in Rio de Janeiro ineens een heel ander, veel aansprekender ge luid horen over de ontwikkelingshulp en wordt in Straatsburg (ook ver van huis) bekend gemaakt, dat Nederland een klacht heeft gedeponeerd tegen het dictatoriale bewind in Griekenland. Het is goed, dat deze correcties zijn aangebracht, maar het zou beter zijn geweest als de regering zich eigener beweging in de Troonrede reeds duidelijker had uitgesproken over de ontwikkelingshulp in Griekenland. Nu is de indruk gewekt, dat het kabinet pas achteraf (voor de kritiek op de Troonrede) heeft ontdekt welke belangrijke zaken er bij de kwestie-Grie kenland en de ontwikkelingshulp in het geding zijn. Hopelijk zal het kabinet nu ook nog tot het inzicht komen, dat het werkgelegenheidsbeleid al evenmin van grote visie getuigt. De kritiek hierop neemt met de dag toe. De drie vakcentrales zijn zelfs al tot de conclusie gekomen, dat de maatregelen tot bestrijding van de werkgelegenheid als „waardeloos" bestempeld kunnen worden. Het gaat ons wat ver om uitgaven tot een bedrag van 400 miljoen gul den als „waardeloos" aan te merken. Wel betwijfelen wij met de vakbe weging of van deze bedragen het grootst mogelijke rendement is verkre gen. Financiële injecties ter bevordering van de werkgelegenheid blijven min of meer lapmiddelen als de beleidslijnen ontbreken voor een actieve werkgelegenheidspolitiek op middellange termijn. En die beleidslijnen zijn er op het ogenblik niet. Om daarin te voorzien bepleit de vakbeweging de oprichting van Ra den (nationaal en regionaal) voor de Arbeidsmarkt. In deze raden zouden dan de overheid en de werkgevers- en werknemersorganisaties gezamen lijk moeten gaan werken aan een meer actief werkgelegenheidsbeleid. Op deze plaats is al zo herhaaldelijk de noodzaak van een dergelijk gezamen lijk optreden beklemtoond, dat het duidelijk zal zijn, dat wij dit voorstel van de vakcentrales van harte onderschrijven. De door de vakcentrales beoogde samenwerking zal te sneller tot stand komen en effectiever werken naarmate er over en weer meer begrip bestaat voor eikaars problemen. Aan dit begrip ontbreekt op dit moment nog wel het een en ander. Bij de overheid en bij de werknemers bestaat niet altijd voldoende be grip voor de positie van de ondernemer, voor diens zorgen en problemen. De affaire-Van Heijst veroorzaakt begrijpelijk enorm tumult maar er wordl nauwelijks enige aandacht besteed aan de talloze ondernemers, die van de vroege morgen tot de late avond in de weer zijn voor hun bedrijf; niet alleen omwille van zich zelf maar ook en zeer bewust voor de gezin nen, die van hun bedrijf afhankelijk zijn. Van de andere kant mag betwijfeld worden of iedereen wel voldoende beseft wat het betekent werkloos te zijn. We denken wat dit betreft nog te veel in getallen en kunnen ons nog te weinig verplaatsen in de zorgen van een werkloos gezin. Af en toe heeft er zelfs de schijn van dat men in het geheel geen belangstelling heeft van die zorgen. Ze willen werkloos zijn, ze zijn te lui om te werken, zijn kreten, die meermalen worden ge hoord. Soms terecht. Maar zoals het onrechtvaardig is de ondernemersstand te beoordelen naar een affaire Van Heijst zo is het ook onrechtvaardig werkloosheid te bagatelliseren, omdat er lieden zijn, die inderdaad niet willen werken. Tegen deze mensen zal moeten worden opgetreden evenals tegen on dernemers van het slag van Van Heijst. Als de bereidheid om dat te doen over en weer aanwezig is kan de samenwerking tussen overheid, werkge vers en werknemers op het gebied van de werkgelegenheid tot goede re sultaten leiden. JJiep in het Boliviaanse oerwoud, in het plaatsje Camiri, is tegen de jonge Franse filosoof-schrijver-journalist Jules Régis Debray de stal geëist, die hijzelf had voorspeld; dertig jaar cel De affaire Debray heeft de wereldopinie sinds eind april in beroering ge houden. De Fransman werd toen gearresteerd in Bolivia op beschuldiging van aansporing tot guerrilla-activiteiten. Hij bevond zich in verdacht gezel schap: vier guerrilla's, 'n duistere Engelse fotograaf ep 'n linkse Argentijnse journalist. Debray verklaarde (behalve onschuldig te zijn) dat hij een boek voorbereidde over de activiteiten van de guerrilla's in Latijns-Amerika en dat hij op zoek was naar Che Guevara, op het Latijns-Amerikaanse con tinent de meest gehate apostel van de geweldadige revolutie. De rechtse dictator van Bolivia, Barrientos, heeft waarschijnlijk de zaak-Debray tot overdreven proporties opgeblazen om aan te tonen dat Latijns-Amerika niet gediend is van een revolutie a la Fidel Castro. Barrientos kreeg daarvoor een dankbaar slachtof fer in handen; Debray is niet alleen een vriend en bewonderaar van de Cubaanse dictator, maar hij schreef ook een soort hand leiding („De revolutie in de revo lutie") voor de (gewelddadige) sociale revolutie in Latijns- Amerika. Men kan er in komen. Régis Debray dat Barrientos zo'n man in zijn land liever kwijt dan rijk is. Welen geloven, dat Barrientos zelf niet zo stevig in het zadel sinds hij in 1966 de presidents verkiezingen won het proces ook heeft aangegrepen om de aandacht van de binnenlandse politiek af te leiden Enige achtergronden: In 1966 rebelleerden de mijnwerkers in de tinmijnen, de hoeksteen van Bolivia's economie. Castro's evan gelie bleek grote aantrekkings kracht op de kompels te hebben uitgeoefend. „Guerrilla is de enige methode tegen de reactionairen," luidde de strijdkreet. Studenten en jonge academici schaarden zich openlijk achter de mijnwer kers. De militaire autoriteiten stuurden troepen. De rebellie werd onderdrukt, maar honderden vluchtten het oerwoud in. Zij opereren nu als guerrilla's. £)ebray sympathiseert ongetwij feld met deze guerrilla's en dat is begrijpelijk. Men kan hem echter niet verantwoordelijk stel- stellen voor het ontstaan van de guerrilla in Bolivia. Die verant woordelijkheid ligt helaas wy hebben dat eerder vastgestelden het is zinvol het te herhalen bij de leiders, die de feodale ver houdingen en structuren hand haven, grootgrondbezitters be schermen en het toelaten, dat zeer weinigen zich verrijken ten koste van zeer velen. Deze toe standen zijn de beste voedings bodem voor een guerrilla, een revolutie met geweld. "^/ij hebben dan ook het onbe haaglijke gevoel, dat niet De bray de hoofdrolspeler had moe ten zijn in de rechtszaal van Ca miri, maar de tergende toestan den in Bolivia, die men helaas niet in een rechtszaal kan sleuren. Die toestanden zijn: onderont wikkeldheid, armoede, geen of weinig sociale vooruitgang, geen revolutie, zelfs geen revolutie in vrijheid, die in één Latijns- Amerikaans land (Chili) een bruikbaar alternatief is gebleken van de revolutie van het geweld, de revolutie van Castro. A. T. P I (Van «en onzer redacteuren) EEN greep uit het nieuws van de laatste dagen kan op het eerste gezicht weer schokkend genoeg schijnen om in Gods naam of die van de Morele Herbewapening ter kruistocht te trekken tegen moreel verval, tanend normbesef en nog zowat zaken die de van huis uit zo degelijke Nederlandse samenleving naar de bliksem helpen naar men zegt. Maar het zal niet helpen: het seksuele gedrag binnen en huiten het huwelijk is nu eenmaal aan het veranderen en de KVP is ook niet meer te redden, in haar huidige vorm tenminste niet. En wat ons betreft hoeft het ook niet. In plaats van ons op te werken tot de heilige verontwaardiging die in ouderwetse geschiedenisboekjes aan de echte kruisvaarders toegeschreven wordt, kunnen we beter een poging doen om de achtergrond te peilen van het vele dat onrustbarend heet. Maar voordat we dat gaan proberen (en het is de bedoeling van dit stuk), moeten we de feiten nog maar eens onder ogen zien. Daarom eerst een beknopte bloemlezing uit de dagbladen, radiorubrieken en tv-programma's dezer dagen. Een onderzoek van een damesblad wijst uit, dat het Nederlandse huwe lijk toch niet zo'n in-gelukkige idyl le is als we altijd gedacht hebben. Het barst vaak van de spanningen, en die houden niet zelden verband met de sex en de opvattingen daar over. Het gekke is dat de huwelijks partners „het" wel doen, maar er zelden over praten. In een teaeh-in te Gouda trekt Rid der van Rappard van leer tegen de seksuele voorlichting en verklaart dat hij niet toestaat dat zijn dochter door een duffe kweekschoolleerling wordt voorgelicht tot hoer (sic!). Tezelfdertijd zingt Boudewijn de Groot op talloze twiener-grammo- foons zijn ironisch liedje over de seksuele voorlichting, dat zeer ge wichtig ding dat de ouderen onder ons het zwaarst op de maag ligt. In dezelfde teach-in houdt Pater Van Kilsdonk de onverschrokken Ridder voor dat de helft van de eerstgebore nen in de Nederlandse huwelijken vóór de negende maand ter wereld komt. Dat duidt op veranderende normen ten aanzien van voorechte lijk geslachtsverkeer, maar dominee Van Boven wil daar niet aan. Hij ontkent de feiten niet, maar verloo chent de oude normen evenmin en zegt dat hij niet gelooft dat de mees te jonge mensen vóór het huwelijk met elkaar naar bed willen. Onder tussen zingt Boudewijn de Groot zijn „Elégie prénatale", een levensliedje waarin de normen van de „com mand generation", ook wel „de kliek" genaamd, op de korrel ge nomen worden en gezien de ver koop van de plaat met instemming van een groot deel der Nederlandse jeugd. Werkgroepen van de KVP hebben zich beziggehouden met de bevol kingsgroei. Uitkomst: 84 van de 112 groepen vindt een inwonertal van 20 miljoen in het jaar 2000 aanvaard baar en denkt dat de groei de wel vaart nog zal doen toenemen. Maar ook: 89 groepen adviseren de KVP om mee te werken aan de wijziging van de strafrechtelijke bepalingen Inzake het verstrekken van voorbe hoedsmiddelen; een meerderheid wenst voor de verkoop ervan géén of een langere leeftijdsgrens dan 18 jaar. Bisschop Bluyssen van Den Bosch: „De nieuwe wereld is niet het pro- dukt van verslechtering en afval. De kerk moet die wereld ten volle ernstig nemen en haar niet langs een achterommetje op ouderwetse manier de les lezen". De bisschoppen van Nederland in hun pastorale brief over de zondag en het vrije week end: „We moeten hier in alle ge moedsrust proberen open te staan voor de ontwikkeling zoals die zich momenteel voordoet". De affaire-Van Heijst: bedrijfsophef- fing wegens wanbeheer. De schok isc aanleiding tot scherpe aanvallen op familie n.v.'s: „fossilen" uit vroe ger tijd" en „heilige koeien in ven- nootschapsland". Algemeen wordt geroepen om herziening van het on- dernemersrecht in die zin dat de rechtspositie der werknemers beter gewaarborgd wordt. Kennelijk wordt eigendom niet meer voor zo onaan tastbaar gehouden als in de dagen van Rerum Novarum (1891). •De gemeenten, de „heilige koeien" in ons staatsbestel, zijn een van de mikpunten op een bijeenkomst van de Nederlandse en Vlaamse planolo gen in Antwerpen: het aantal ge meenten zou drastisch verminderd moeten worden, en ook overigens zou er paal en perk gesteld dienen te worden aan hun autonomie, voor al in de stadsgewesten. De planolo gen pleiten ook eensgezind voor een democratischer ruimtelijk beleid. De ruimtelijke vormgeving van de nieu we tijd, onze tijd, behelst de totale reconstructie van het land waarin wij leven en dat behoort een zaak te zijn van heVanse mondig ge worden volk niet van belangen groepen of technocraten als de amb tenaren van rijkswaterstaat. Er heerst onrust in het land over het feit, dat een rapport over de ge luidshinder rond het nieuwe Schip hol door de overheid achtergehou den is. Deze zeer bescheiden bloemlezing kan worden uitgebreid met opwindende be richten over partijvernieuwing en her vorming van het kiesstelsel. Of met nieuwtjes als dit: burgemeester van Er- melo verbiedt beatavondjes, omdat hij dit soort muziek cultureel waardeloos vindt en nog een gevaar voor de gees telijke volksgezondheid ook. Of als dit- hoofd van Bredase ulo-school stuurt enkele leerlingen naar huis, omdat hij hun haar te lang vindt en de jongens niet naar de kapper willen. Ondertussen zijn er nog heel wat za ken die niet eens de krant halen, maar feitelijk even schokkend zijn. Ruzie in het gezin omdat Marietje met vriend Jan op vakantie wil. Herrie omdat Henk verder wil leren en zijn ouders vinden dat hy maar moet gaan wer- MGR. BLUYSSEN openstaan ken. Heibel omdat Wim te kennen geeft dat hij zijn loon niet meer wenst af te dragen, maar kostgeld wil betalen. En pa slaat met de vuist op tafel, als zijn dochter meedeelt dat zij op een kamer wil gaan wonen in plaats van in het ouderlijk huis. Dit alles overwogen hebbende, zijn we misschien rijp voor de Kruistocht tegen het Verval der Zeden. Het zij zo. Als we de nutteloosheid ervan ver moeden of er doodgewoon te lui voor zijn, zeggen we schouderophalend dat alles nu eenmaal toch verandert. En daar hebben we dan gelijk in: alles ver andert, ook wat we van huis uit mee gekregen hebben, zelfs de Tien Geboden althans onze uitleg daarvan. Daar doe je niets aan, maar aangezien we met al die veranderingen door het leven moe ten, is het wellicht toch aardig -om te proberen enige orde op de veranderen de zaken te stellen. De socioloog G. Gurvitch heeft een interessant voorstel gedaan om de za ken wat doorzichtiger te maken. Hij heeft uiteengezet dat elke cultuur uit verschillende lagen bestaat die overi gens nauw met elkaar verbonden zijn. In de bovenste laag bevinden zich de dingen die je op het eerste gezicht ziet: steden, dorpen, wegen, kanalen, spoor lijnen, fabrieken, winkels, schouwbur gen, scholen kortom, de stoffelijke hulpmiddelen waarover elke samenle ving beschikt. Veranderingen in die bovenlaag ge ven, althans hier en nu, niet veel pro blemen. We vinden het de gewoonste zaak van de wereld dat er nieuwe we gen aangelegd worden of nieuwe pro- duktie-technieken worden ingevoerd. Veel meer moeite hebben we al met veranderingen in de tweede laag, de laag van de organisaties en andere vor men van samenspel: rechtsstelsels en onderwijssystemen, ondernemingsvor men en politieke organisaties, vereni gingen en lossere clubs. Hoe moeilijk we veranderingen m deze laag aanvaarden, blijkt uit de moeizaamheid waarmee wijzingingen van het ondernemingsrecht of gemeen telijke grenzen tot stand komen. Nog veel moeilijker hebben we het met dé derde laag: de normen, gewoontes en spelregels, die ons met de moedermelk zijn ingegeven en waarvan we ons meestal, niet eens rekenschap geven. Hetgeen niet wegneemt dat ze veran derlijk zijn, toch wel. Neem bijvoorbeeld de verhou ding tussen de geslachten. Het staat vast dat de spelregels op dit stuk sterk mede bepaald worden door de econo mische omstandigheden. In een agrari sche samenleving, zoals de Brabantse en de Zeeuwse van een eeuw geleden was cultuurgrond vrijwel het emgé nuddel van bestaan en zeer schaars omdat de ontginningstechniek nog zeer onvolkomen was en kunstmest nog niet uitgevonden. Getrouwd kon er alleen worden, indien man en/of vrouw toe gang tot de produktiemiddelen hadden en toen betekende dat: tot de bo dem. Dat verklaart waarom er in Bra bant zoveel vrijgezellen zijn die als de kinderen X in het ouderlijk huis sa menwonen. Geen grappen dus op seksueel terrein. Maar anderzijds had men weer veel kinderen nodig: jongens en meisjes, al lemaal arbeidskrachten die zeer wel kom waren, aangezien de landbouw techniek primitief en het huishouden zeer bewerkelijk was. Een dramatische spanning dus: aan de ene kant de be perking van het aantal huwelijken, aan de andere de behoefte aan veel kinde ren. In deze situatie moesten seksuele spelregels wel extra streng zijn, waar dan ook nog bij komt dat geboortebe perkende technieken onbekend waren. De kinderen werkten voor het ge zinsinkomen en sommige pa's vinden nog dat dat zo hoort. Daarom worden zij boos, als hun zoons en dochters mee delen dat zij voortaan kostgeld willen betalen in plaats van hun volle loon in de gezinspot te storten. Dat verklaart misschien ook het standpunt van de KVP-werkgroepen, die van mening zijn dat bevolkingsgroei tot groter welvaart leidt. Zij hebben misschien wel gelijk, maar de geleerden zijn het er niet over eens en in Zweden is bewezen dat het ook zonder bevolkingsgroei kan. In de huidige (onze) maatschappij zijn arbeid, verricht in dienstbetrek king, handel en dienstverlening eVen vaste bestaansmiddelen geworden (<?f aan het worden) als grondbezit. Die ontwikkeling heeft haar gevolgen in alle lagen van onze cultuur. We zijn er niet met alleen maar te accepteren dat zij van invloed is op de bovenste laag (de wegen enz.). Zij heeft ook consequenties voor de veel dieper lig gende lagen, zelfs voor de diepste, de vierde laag. Daarin vindt men, nog al tijd volgens Gurvitch, onze waarden, onze hoop en onze idealen kortom, de krachten die ons leven zin geven. Ook daarin veranderingen. Voor bis schop Bluyssen (ziie boven) is de we reld niet alleen maar een tranendal waar we met behulp van Thomas Kempis doorheen moeten, doch onze wereld. Een volstrekt andere opstelling dus dan in de dagen van olim, toen de oriëntatie zo exclusief hemels was. Geloof, hoop en idealen veranderen in derdaad van richting. We hebben nu wel aannemelijk ge maakt, hopen we, dat het dit keer niet gaat om voorbij gaande nieuwlichterij- tjes of de gewone botsingen tussen de generaties. Het veranderingsproces is zeer fundamenteel. Op de helling staan de traditionele opvattingen omtrent arbeid en bodem, huwelijk, gezin, fa milie, de wereld, zedelijkheid, gods dienst, opvoeding en toekomst opvat tingen die we zo lang voor onwrikbare, „heilige" beginselen gehouden hebben. Het zou een. leuk (en leerzaam!) spel_ letje voor de huiselijke kring kunnen zijn om eens na te gaan hoeveel zeker heden we nog over hebben. Wij beper ken ons hier tot de achtergrond, en om die toe te lichten komen we dan te recht bij de Franse socioloog Emile Durkheim (1858-1917), in katholieke kringen niet zo'n graag geziene gast, maar dat neemt niet weg dat hij een paar instrumenten levert die onze chi rurgische peiling kunnen vergemakke lijken. Volgens hem zijn er twee soorten samenlevingen: de mechanische en de organische. In de mechanische maat schappij voltrekt zich bijna alles buiten het bewustzijn van de individuele men sen om. Zij hebben dan ook iets mecha nisch. net. als de armpjes van een schrijfmachine, en zijn onderworpen aan veel geboden en verboden. In de organische maatschappij, het produkt van een gedifferentieerd arbeidsproces, zijn de mensen meer geïndividualiseerd, bewuster van hetgeen zich afspeelt. Zij gedragen zich niet meer zo sterk als de gelijke radertjes van een machine, maar als de delen van een levend orga nisme. Welnu: de mechanische maatscnappij die tot 1900 ook in West-Europa bestond wordt nu omgebouwd tot een organi sche. Dat betekent: bewustzijnsverrui ming, een grotere marge van indivi duele vrijheid, meer democratie. Dat betekent dat er een einde komt aan hetgeen de oude mechanische maat schappij zo gekenmerkt heeft: een door strenge spelregels zeer beperkte vrij heid en autocratie. Wat zich voltrekt is het definitieve afsc-aeiu van regentenlann, de samen leving waarin de autocratische menta liteit hoogtij vierde. Een feodale samen leving, waarin „de heren" (wat voor heren dan ook: pastoors, patriarchale werkgevers, burgemeesters, alwetende pa's, schoolmeesterende onderwijzers, kortom: al degenen die menen de wijs heid in pacht te hebben) de lakens uit deelden en waarin hun ondergeschik ten aan hen te blindelings hun onder danigheid betuigden. De overgang van het ene sameiue- vingstype naar het andere gaat niet zonder botsingen, ook niet in onze streken waar de regenten van oudsher zeer stevig in het zadel zitten. Maar de klok is niet terug te zetten. Degenen die het oude prijzen en met hand en tand verdedigen, leveren achterhoede gevechten. Er komen andere tijden, dat staat vast. Waar het veranderingsproces ten slotte toe leiden zal, is onbekend. Daar om ook is een waardering van de nieu we opvattingen, denkbeelden, gedrags regels en normen op dit ogenblik maar moeilijk te geven. Maar dat de maat schappij van morgen er een van vrijere RIDDER VAN RAPPARD kruistocht en mondigere mensen zal zijn, lijkt ons wel zeker. Geen Heilige Knrstoeht dus. In plaats daarvan: zonder vosroordeel meedenken en meedoen, óók als we geneigd zijn alleen maar heel hard foei te roepen en niet gemakkelijk afscheid nemen van regentenland. En honkvast zijn we ergens allemaaL Toch meedenken en meedoen, want in het proces van de vooruitgang is ge zond conservatisme een niet geringere bijdrage dan progressiviteit. K. BASTIANEN BOUDEWIJN DE GROOT instemming van de jeugd J)oor de machten die het ritme van onze consumptie en daar mee zo ongeveer de inhoud van ons bestaan bepalen welke machten dat zijn weet je als kleine man niet, maar dat ze er zijn voel je des te beter schijnt nu eendrachtig besloten te zijn, wat onze volgende grote uitgave gaat worden. Dat is de kleuren televisie, een technisch en econo misch project van geweldige be tekenis, een nieuwe prikkel voor de vaderlandse industrie. Nu is het nog een luxe mogelijkheid. Alles is er op gericht van deze tamelijk overbodige luxe in zo kort mogelijke tijd een noodzaak te maken. Werkelijk geen verge lijking met zwart-wit; dit is pas de echte televisie; wie het één keer gezien heeft, wil nooit meer terug naar het oude. Eindelijk is het machtig medium van zijn kleurenblindheid genezen. De vooruitgang is niet tegen te hou den, ook al weten we voorlopig niet wat we er mee moeten doen. Of liever: de industrie weet het natuurlijk wel: die moet produ ceren en verkopen en iedereen begrijpt dat haar bloei van be lang is. Het grenst aan land verraad in deze tijd van toene mende werkloosheid zelfs maar te vragen waar die kleuren goed een kolossale stap terug gezet om gauw even de hele evolutie in kleuren over te doen. Voorlopig is het dus de moeite niet waard een kleurenontvanger te hebben, want de programma's vertonen uitsluitend zaken die in werke lijkheid niemand meer boeien: geborduurde kostuums en slome tropische pracht. Voorlopig gaat het alleen nog maar can de kleur. Dat is gek genoeg: we vergapen ons aan dingen op het scherm die we daarbuiten nauwelijks een blik waardig zouden keuren en wij doen dat op grond van het feit, dat de kleuren waarin die dingen voorgesteld worden, die van de werkelijkheid benaderen, van diezelfde werkelijkheid die ons zo koud laat. Deze gedachte begint te lijken op wat kerk vaders van het theater zeiden, namelijk dat de mensen daar plezier van beleven als ze van ontroering moeten huilen en dat ze geboeid kijken naar zaken die hen buiten het theater niet inte resseren. Maar ik wilde toch niet de moralistische toer op. Want wat hier gebeurt is iets anders: het gaat in dit stadium, waarin de kleur op de buis nog lang niet vanzelfsprekend is, nog veel meer om de verbaasde beschouwing van een technische mogelijkheid voor zijn. Maar als kijker heb ik nog sterk een soort van wroeging over zoveel luxe. Het is al gewel dig in zwart-wit geïnformeerd te worden over wat er in de wereld te koop en te kort is. Als ik al die ellende ook nog in kleuren moet zien, wordt mijn kater mis schien wel ondraaglijk groot. Kleurentelevisie is zoiets als let ters die zich zelf uitspreken. Je hoeft helemaal niets meer te doen of te denken; er valt aan de wer kelijkheid zoals ze op het scherm verschijnt niets meer te inter preteren. Wie zijn toestel inscha kelt, schakelt zich zelf uit. Maar vooral: een gênante luxe is. Is de voorsprong in luxe die wij ons met kleurentelevisie permitteren niet al te groot ten opzichte van mensen die niet eens het nood zakelijke bezitten? Dat is een oude, waarschijnlijk afgezaagde en economisch idiote gedachte, waar niemand wat aan heeft. Toch heb ik ze. Hoe het econo misch allemaal zit weet ik niet, maar er is toch iets mis, wan neer de ene helft van de wereld in kleuren zit te gemeten van de ellende van de andere helft. Want dat is het vervelende: de kleuren maken van het kijken een genot, zeker in het beginstadium van deze vooruitgang. Liet is overigens merkwaardig gesteld met die kleurenpro- gramma's. Wat ik zei van die ellende, daar zijn we nog niet aan toe. We zijn nog in het sta dium van de folkloristische dan sen. Staat er dezer dagen een dansgroep op het programma, dan kunt u er zeker van zijn dat het een kleurenuitzending is. De kleurentelevisie begint weer op het niveau waar jaren geleden zwart-wit begonnen is. Er wordt dan om de werkelijkheid zelf die ter beschouwing aangeboden wordt. We genieten niet van de Driekusman en de geborduurde spullen, maar van het feit dat de kleuren goed weergegeven worden. Het beeld wordt voorlopig alleen als reproduktie gewaardeerd, waarbij de voorstelling van het origineel niet ter zake doet. Iedere Driekusman, kozak of slangen bezweerder is goed genoeg als oefenmateriaal. Qe vooruitgang is dus maar be trekkelijk. Met de invoering van de kleur kan de televisie zelfs een tijdlang het karakter van communicatiemedium verliezen en alleen zich zelf uitzenden. Zo gaan ook hele stukken moderne literatuur alleen maar over die literatuur en worden hele verga deringen bestead aan het vast stellen van de agenda van juist die vergadering. Zolang de tele visie in die cirkel van haar eigen problematisch geworden identi teit vastzit, zal ze niets uitzenden wat ze ook op het scherm zal brengen. Het wordt een spiegel die naar zich zelf kijkt en dat is het laatste wat een spiegel kan doen. Maar het is intussen na tuurlijk waar dat de mogelijk heden van die spiegel nu bijzon der Interessant en menselijk wor den en dat met het toenemen van idie interesse de produktie stijgt etc. Want bij al onze eigen aardigheden is er een die deze ontwikkeling buitengewoon sterk bevordert: onze hartstocht voor technische mogelijkheden, al dan niet bruikbaar, is zo groot, dat hij tijdelijk onze hartstocht voor de werkelijkheid kan overtref fen. Of, om met Marshall Mc Luhan te spreken: het medium is de boodschap.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 11