61
Proces in het oerwoud
CONFLICTEN ROND MAATSCHAPPELIJKE VERNIEUWING
land niet vrij
Afscheid van reaentenland
KLEUREN OP DE BUIS
1 fijnen)
MINI
INEST
I] Meer wederzijds begrip nodig
kapot maken-
Langhariger,
van school
verwijderd
Lissone
Lindeman
Pas achteraf ontdekt
VmiS#*' v,
7jz willen
alles
Vrouwen eisen
pastorale
inspraak
JNTVivo
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1967
11
1ENREIZEN
CE
Altist r
ivith/etpen
lil
a wMfLI
idnataMS'-
••••.-
Rijp
Geen grappen
Consequenties
Achtergrond
Botsingen
Dr. Corn. Verhoeven:
li
H OOK ZATERDAGS GEOPEND
NEERLANDS EERSTE REISBUREAU
onze kantoren voor U
s TREINREIZEN
verlenging Is altijd mogelijk)
v.a. ƒ309.-
v.a. 255.-
?i(!e v.a. ƒ495..
JiX v.a. ƒ543.-
(aantrekkelijke reizen naar
puitsland en Italië.
lises, emigratie- en
arzekeringen,
[tel. (01600) 24421/2
LAAN COPES VAN j
cattenöürch
lygensstraat 13
Ter Hoogestr. 53 -/Cl.
,'5-
N PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIUNGEN PEILINGEN PEILINGEN PE'jJNG|^iUNGÉN^PEILINGERNGpEILWEI^PÊ!LINGEN^^EILINGÈ!^
EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILI1GEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIUNGEN PEIUNv»fcN KflUlNOtN rciLirvw PEILINGEN PEILIWGEN
;EN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN 1K PEILING EN ^PEIUNGEN PE'LINGEN PEILIIJGEN PEILINGEN PjmNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIL
PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIUNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIlLlNGtN rtiLiNvjtN rciuiNvcn r«.
Gebrek aan visie is de algemene klacht ten aanzien van de Troonrede
van dit jaar. De kritiek richt zich met name op de (weinig zeggende)
passages over de werkgelegenheid en de ontwikkelingshulp.
Ook heeft het velen onaangenaam getroffen, dat er in de Troonrede met
geen woord is gerept over Griekenland.
Het kabinet-De Jong is blijkbaar geschrokken van deze kritiek. Een paar
dagen na Prinsjesdag laat minister Witteveen (Financiën) tijdens een con
ferentie in Rio de Janeiro ineens een heel ander, veel aansprekender ge
luid horen over de ontwikkelingshulp en wordt in Straatsburg (ook ver van
huis) bekend gemaakt, dat Nederland een klacht heeft gedeponeerd tegen
het dictatoriale bewind in Griekenland.
Het is goed, dat deze correcties zijn aangebracht, maar het zou beter zijn
geweest als de regering zich eigener beweging in de Troonrede reeds
duidelijker had uitgesproken over de ontwikkelingshulp in Griekenland. Nu
is de indruk gewekt, dat het kabinet pas achteraf (voor de kritiek op de
Troonrede) heeft ontdekt welke belangrijke zaken er bij de kwestie-Grie
kenland en de ontwikkelingshulp in het geding zijn.
Hopelijk zal het kabinet nu ook nog tot het inzicht komen, dat het
werkgelegenheidsbeleid al evenmin van grote visie getuigt. De
kritiek hierop neemt met de dag toe. De drie vakcentrales zijn
zelfs al tot de conclusie gekomen, dat de maatregelen tot bestrijding van
de werkgelegenheid als „waardeloos" bestempeld kunnen worden.
Het gaat ons wat ver om uitgaven tot een bedrag van 400 miljoen gul
den als „waardeloos" aan te merken. Wel betwijfelen wij met de vakbe
weging of van deze bedragen het grootst mogelijke rendement is verkre
gen. Financiële injecties ter bevordering van de werkgelegenheid blijven
min of meer lapmiddelen als de beleidslijnen ontbreken voor een actieve
werkgelegenheidspolitiek op middellange termijn. En die beleidslijnen
zijn er op het ogenblik niet.
Om daarin te voorzien bepleit de vakbeweging de oprichting van Ra
den (nationaal en regionaal) voor de Arbeidsmarkt. In deze raden zouden
dan de overheid en de werkgevers- en werknemersorganisaties gezamen
lijk moeten gaan werken aan een meer actief werkgelegenheidsbeleid. Op
deze plaats is al zo herhaaldelijk de noodzaak van een dergelijk gezamen
lijk optreden beklemtoond, dat het duidelijk zal zijn, dat wij dit voorstel
van de vakcentrales van harte onderschrijven.
De door de vakcentrales beoogde samenwerking zal te sneller tot stand
komen en effectiever werken naarmate er over en weer meer begrip bestaat
voor eikaars problemen. Aan dit begrip ontbreekt op dit moment nog wel
het een en ander.
Bij de overheid en bij de werknemers bestaat niet altijd voldoende be
grip voor de positie van de ondernemer, voor diens zorgen en problemen.
De affaire-Van Heijst veroorzaakt begrijpelijk enorm tumult maar er
wordl nauwelijks enige aandacht besteed aan de talloze ondernemers, die
van de vroege morgen tot de late avond in de weer zijn voor hun bedrijf;
niet alleen omwille van zich zelf maar ook en zeer bewust voor de gezin
nen, die van hun bedrijf afhankelijk zijn.
Van de andere kant mag betwijfeld worden of iedereen wel voldoende
beseft wat het betekent werkloos te zijn. We denken wat dit betreft nog
te veel in getallen en kunnen ons nog te weinig verplaatsen in de zorgen
van een werkloos gezin. Af en toe heeft er zelfs de schijn van dat men in
het geheel geen belangstelling heeft van die zorgen. Ze willen werkloos
zijn, ze zijn te lui om te werken, zijn kreten, die meermalen worden ge
hoord.
Soms terecht. Maar zoals het onrechtvaardig is de ondernemersstand te
beoordelen naar een affaire Van Heijst zo is het ook onrechtvaardig
werkloosheid te bagatelliseren, omdat er lieden zijn, die inderdaad niet
willen werken.
Tegen deze mensen zal moeten worden opgetreden evenals tegen on
dernemers van het slag van Van Heijst. Als de bereidheid om dat te doen
over en weer aanwezig is kan de samenwerking tussen overheid, werkge
vers en werknemers op het gebied van de werkgelegenheid tot goede re
sultaten leiden.
JJiep in het Boliviaanse oerwoud, in het plaatsje Camiri, is tegen de jonge
Franse filosoof-schrijver-journalist Jules Régis Debray de stal geëist,
die hijzelf had voorspeld; dertig jaar cel
De affaire Debray heeft de wereldopinie sinds eind april in beroering ge
houden. De Fransman werd toen gearresteerd in Bolivia op beschuldiging
van aansporing tot guerrilla-activiteiten. Hij bevond zich in verdacht gezel
schap: vier guerrilla's, 'n duistere Engelse fotograaf ep 'n linkse Argentijnse
journalist. Debray verklaarde (behalve onschuldig te zijn) dat hij een boek
voorbereidde over de activiteiten van de guerrilla's in Latijns-Amerika en
dat hij op zoek was naar Che Guevara, op het Latijns-Amerikaanse con
tinent de meest gehate apostel van de geweldadige revolutie.
De rechtse dictator van Bolivia,
Barrientos, heeft waarschijnlijk
de zaak-Debray tot overdreven
proporties opgeblazen om aan te
tonen dat Latijns-Amerika niet
gediend is van een revolutie a la
Fidel Castro. Barrientos kreeg
daarvoor een dankbaar slachtof
fer in handen; Debray is niet
alleen een vriend en bewonderaar
van de Cubaanse dictator, maar
hij schreef ook een soort hand
leiding („De revolutie in de revo
lutie") voor de (gewelddadige)
sociale revolutie in Latijns-
Amerika. Men kan er in komen.
Régis Debray
dat Barrientos zo'n man in zijn
land liever kwijt dan rijk is.
Welen geloven, dat Barrientos
zelf niet zo stevig in het zadel
sinds hij in 1966 de presidents
verkiezingen won het proces
ook heeft aangegrepen om de
aandacht van de binnenlandse
politiek af te leiden
Enige achtergronden: In 1966
rebelleerden de mijnwerkers in
de tinmijnen, de hoeksteen van
Bolivia's economie. Castro's evan
gelie bleek grote aantrekkings
kracht op de kompels te hebben
uitgeoefend. „Guerrilla is de enige
methode tegen de reactionairen,"
luidde de strijdkreet. Studenten
en jonge academici schaarden
zich openlijk achter de mijnwer
kers. De militaire autoriteiten
stuurden troepen. De rebellie werd
onderdrukt, maar honderden
vluchtten het oerwoud in. Zij
opereren nu als guerrilla's.
£)ebray sympathiseert ongetwij
feld met deze guerrilla's en
dat is begrijpelijk. Men kan hem
echter niet verantwoordelijk stel-
stellen voor het ontstaan van de
guerrilla in Bolivia. Die verant
woordelijkheid ligt helaas wy
hebben dat eerder vastgestelden
het is zinvol het te herhalen
bij de leiders, die de feodale ver
houdingen en structuren hand
haven, grootgrondbezitters be
schermen en het toelaten, dat
zeer weinigen zich verrijken ten
koste van zeer velen. Deze toe
standen zijn de beste voedings
bodem voor een guerrilla, een
revolutie met geweld.
"^/ij hebben dan ook het onbe
haaglijke gevoel, dat niet De
bray de hoofdrolspeler had moe
ten zijn in de rechtszaal van Ca
miri, maar de tergende toestan
den in Bolivia, die men helaas
niet in een rechtszaal kan sleuren.
Die toestanden zijn: onderont
wikkeldheid, armoede, geen of
weinig sociale vooruitgang, geen
revolutie, zelfs geen revolutie in
vrijheid, die in één Latijns-
Amerikaans land (Chili) een
bruikbaar alternatief is gebleken
van de revolutie van het geweld,
de revolutie van Castro.
A. T.
P
I
(Van «en onzer redacteuren)
EEN greep uit het nieuws van de laatste dagen kan op het eerste
gezicht weer schokkend genoeg schijnen om in Gods naam of
die van de Morele Herbewapening ter kruistocht te trekken
tegen moreel verval, tanend normbesef en nog zowat zaken die de van
huis uit zo degelijke Nederlandse samenleving naar de bliksem helpen
naar men zegt. Maar het zal niet helpen: het seksuele gedrag binnen
en huiten het huwelijk is nu eenmaal aan het veranderen en de KVP
is ook niet meer te redden, in haar huidige vorm tenminste niet. En
wat ons betreft hoeft het ook niet.
In plaats van ons op te werken tot de heilige verontwaardiging die in
ouderwetse geschiedenisboekjes aan de echte kruisvaarders toegeschreven
wordt, kunnen we beter een poging doen om de achtergrond te peilen van
het vele dat onrustbarend heet. Maar voordat we dat gaan proberen
(en het is de bedoeling van dit stuk), moeten we de feiten nog maar eens
onder ogen zien. Daarom eerst een beknopte bloemlezing uit de dagbladen,
radiorubrieken en tv-programma's dezer dagen.
Een onderzoek van een damesblad
wijst uit, dat het Nederlandse huwe
lijk toch niet zo'n in-gelukkige idyl
le is als we altijd gedacht hebben.
Het barst vaak van de spanningen,
en die houden niet zelden verband
met de sex en de opvattingen daar
over. Het gekke is dat de huwelijks
partners „het" wel doen, maar er
zelden over praten.
In een teaeh-in te Gouda trekt Rid
der van Rappard van leer tegen de
seksuele voorlichting en verklaart
dat hij niet toestaat dat zijn dochter
door een duffe kweekschoolleerling
wordt voorgelicht tot hoer (sic!).
Tezelfdertijd zingt Boudewijn de
Groot op talloze twiener-grammo-
foons zijn ironisch liedje over de
seksuele voorlichting, dat zeer ge
wichtig ding dat de ouderen onder
ons het zwaarst op de maag ligt.
In dezelfde teach-in houdt Pater Van
Kilsdonk de onverschrokken Ridder
voor dat de helft van de eerstgebore
nen in de Nederlandse huwelijken
vóór de negende maand ter wereld
komt. Dat duidt op veranderende
normen ten aanzien van voorechte
lijk geslachtsverkeer, maar dominee
Van Boven wil daar niet aan. Hij
ontkent de feiten niet, maar verloo
chent de oude normen evenmin en
zegt dat hij niet gelooft dat de mees
te jonge mensen vóór het huwelijk
met elkaar naar bed willen. Onder
tussen zingt Boudewijn de Groot zijn
„Elégie prénatale", een levensliedje
waarin de normen van de „com
mand generation", ook wel „de
kliek" genaamd, op de korrel ge
nomen worden en gezien de ver
koop van de plaat met instemming
van een groot deel der Nederlandse
jeugd.
Werkgroepen van de KVP hebben
zich beziggehouden met de bevol
kingsgroei. Uitkomst: 84 van de 112
groepen vindt een inwonertal van
20 miljoen in het jaar 2000 aanvaard
baar en denkt dat de groei de wel
vaart nog zal doen toenemen. Maar
ook: 89 groepen adviseren de KVP
om mee te werken aan de wijziging
van de strafrechtelijke bepalingen
Inzake het verstrekken van voorbe
hoedsmiddelen; een meerderheid
wenst voor de verkoop ervan géén
of een langere leeftijdsgrens dan 18
jaar.
Bisschop Bluyssen van Den Bosch:
„De nieuwe wereld is niet het pro-
dukt van verslechtering en afval.
De kerk moet die wereld ten volle
ernstig nemen en haar niet langs
een achterommetje op ouderwetse
manier de les lezen". De bisschoppen
van Nederland in hun pastorale brief
over de zondag en het vrije week
end: „We moeten hier in alle ge
moedsrust proberen open te staan
voor de ontwikkeling zoals die zich
momenteel voordoet".
De affaire-Van Heijst: bedrijfsophef-
fing wegens wanbeheer. De schok
isc aanleiding tot scherpe aanvallen
op familie n.v.'s: „fossilen" uit vroe
ger tijd" en „heilige koeien in ven-
nootschapsland". Algemeen wordt
geroepen om herziening van het on-
dernemersrecht in die zin dat de
rechtspositie der werknemers beter
gewaarborgd wordt. Kennelijk wordt
eigendom niet meer voor zo onaan
tastbaar gehouden als in de dagen
van Rerum Novarum (1891).
•De gemeenten, de „heilige koeien" in
ons staatsbestel, zijn een van de
mikpunten op een bijeenkomst van
de Nederlandse en Vlaamse planolo
gen in Antwerpen: het aantal ge
meenten zou drastisch verminderd
moeten worden, en ook overigens
zou er paal en perk gesteld dienen
te worden aan hun autonomie, voor
al in de stadsgewesten. De planolo
gen pleiten ook eensgezind voor een
democratischer ruimtelijk beleid. De
ruimtelijke vormgeving van de nieu
we tijd, onze tijd, behelst de totale
reconstructie van het land waarin
wij leven en dat behoort een zaak
te zijn van heVanse mondig ge
worden volk niet van belangen
groepen of technocraten als de amb
tenaren van rijkswaterstaat. Er
heerst onrust in het land over het
feit, dat een rapport over de ge
luidshinder rond het nieuwe Schip
hol door de overheid achtergehou
den is.
Deze zeer bescheiden bloemlezing kan
worden uitgebreid met opwindende be
richten over partijvernieuwing en her
vorming van het kiesstelsel. Of met
nieuwtjes als dit: burgemeester van Er-
melo verbiedt beatavondjes, omdat hij
dit soort muziek cultureel waardeloos
vindt en nog een gevaar voor de gees
telijke volksgezondheid ook. Of als dit-
hoofd van Bredase ulo-school stuurt
enkele leerlingen naar huis, omdat hij
hun haar te lang vindt en de jongens
niet naar de kapper willen.
Ondertussen zijn er nog heel wat za
ken die niet eens de krant halen, maar
feitelijk even schokkend zijn. Ruzie in
het gezin omdat Marietje met vriend
Jan op vakantie wil. Herrie omdat
Henk verder wil leren en zijn ouders
vinden dat hy maar moet gaan wer-
MGR. BLUYSSEN
openstaan
ken. Heibel omdat Wim te kennen geeft
dat hij zijn loon niet meer wenst af te
dragen, maar kostgeld wil betalen. En
pa slaat met de vuist op tafel, als zijn
dochter meedeelt dat zij op een kamer
wil gaan wonen in plaats van in het
ouderlijk huis.
Dit alles overwogen hebbende, zijn
we misschien rijp voor de Kruistocht
tegen het Verval der Zeden. Het zij zo.
Als we de nutteloosheid ervan ver
moeden of er doodgewoon te lui voor
zijn, zeggen we schouderophalend dat
alles nu eenmaal toch verandert. En
daar hebben we dan gelijk in: alles ver
andert, ook wat we van huis uit mee
gekregen hebben, zelfs de Tien Geboden
althans onze uitleg daarvan. Daar doe
je niets aan, maar aangezien we met al
die veranderingen door het leven moe
ten, is het wellicht toch aardig -om te
proberen enige orde op de veranderen
de zaken te stellen.
De socioloog G. Gurvitch heeft een
interessant voorstel gedaan om de za
ken wat doorzichtiger te maken. Hij
heeft uiteengezet dat elke cultuur uit
verschillende lagen bestaat die overi
gens nauw met elkaar verbonden zijn.
In de bovenste laag bevinden zich de
dingen die je op het eerste gezicht ziet:
steden, dorpen, wegen, kanalen, spoor
lijnen, fabrieken, winkels, schouwbur
gen, scholen kortom, de stoffelijke
hulpmiddelen waarover elke samenle
ving beschikt.
Veranderingen in die bovenlaag ge
ven, althans hier en nu, niet veel pro
blemen. We vinden het de gewoonste
zaak van de wereld dat er nieuwe we
gen aangelegd worden of nieuwe pro-
duktie-technieken worden ingevoerd.
Veel meer moeite hebben we al met
veranderingen in de tweede laag, de
laag van de organisaties en andere vor
men van samenspel: rechtsstelsels en
onderwijssystemen, ondernemingsvor
men en politieke organisaties, vereni
gingen en lossere clubs.
Hoe moeilijk we veranderingen m
deze laag aanvaarden, blijkt uit de
moeizaamheid waarmee wijzingingen
van het ondernemingsrecht of gemeen
telijke grenzen tot stand komen. Nog
veel moeilijker hebben we het met dé
derde laag: de normen, gewoontes en
spelregels, die ons met de moedermelk
zijn ingegeven en waarvan we ons
meestal, niet eens rekenschap geven.
Hetgeen niet wegneemt dat ze veran
derlijk zijn, toch wel.
Neem bijvoorbeeld de verhou
ding tussen de geslachten. Het staat
vast dat de spelregels op dit stuk sterk
mede bepaald worden door de econo
mische omstandigheden. In een agrari
sche samenleving, zoals de Brabantse
en de Zeeuwse van een eeuw geleden
was cultuurgrond vrijwel het emgé
nuddel van bestaan en zeer schaars
omdat de ontginningstechniek nog zeer
onvolkomen was en kunstmest nog niet
uitgevonden. Getrouwd kon er alleen
worden, indien man en/of vrouw toe
gang tot de produktiemiddelen hadden
en toen betekende dat: tot de bo
dem. Dat verklaart waarom er in Bra
bant zoveel vrijgezellen zijn die als de
kinderen X in het ouderlijk huis sa
menwonen.
Geen grappen dus op seksueel terrein.
Maar anderzijds had men weer veel
kinderen nodig: jongens en meisjes, al
lemaal arbeidskrachten die zeer wel
kom waren, aangezien de landbouw
techniek primitief en het huishouden
zeer bewerkelijk was. Een dramatische
spanning dus: aan de ene kant de be
perking van het aantal huwelijken, aan
de andere de behoefte aan veel kinde
ren. In deze situatie moesten seksuele
spelregels wel extra streng zijn, waar
dan ook nog bij komt dat geboortebe
perkende technieken onbekend waren.
De kinderen werkten voor het ge
zinsinkomen en sommige pa's vinden
nog dat dat zo hoort. Daarom worden
zij boos, als hun zoons en dochters mee
delen dat zij voortaan kostgeld willen
betalen in plaats van hun volle loon
in de gezinspot te storten. Dat verklaart
misschien ook het standpunt van de
KVP-werkgroepen, die van mening zijn
dat bevolkingsgroei tot groter welvaart
leidt. Zij hebben misschien wel gelijk,
maar de geleerden zijn het er niet over
eens en in Zweden is bewezen dat het
ook zonder bevolkingsgroei kan.
In de huidige (onze) maatschappij
zijn arbeid, verricht in dienstbetrek
king, handel en dienstverlening eVen
vaste bestaansmiddelen geworden (<?f
aan het worden) als grondbezit. Die
ontwikkeling heeft haar gevolgen in
alle lagen van onze cultuur. We zijn
er niet met alleen maar te accepteren
dat zij van invloed is op de bovenste
laag (de wegen enz.). Zij heeft ook
consequenties voor de veel dieper lig
gende lagen, zelfs voor de diepste, de
vierde laag. Daarin vindt men, nog al
tijd volgens Gurvitch, onze waarden,
onze hoop en onze idealen kortom,
de krachten die ons leven zin geven.
Ook daarin veranderingen. Voor bis
schop Bluyssen (ziie boven) is de we
reld niet alleen maar een tranendal
waar we met behulp van Thomas
Kempis doorheen moeten, doch onze
wereld. Een volstrekt andere opstelling
dus dan in de dagen van olim, toen
de oriëntatie zo exclusief hemels was.
Geloof, hoop en idealen veranderen in
derdaad van richting.
We hebben nu wel aannemelijk ge
maakt, hopen we, dat het dit keer niet
gaat om voorbij gaande nieuwlichterij-
tjes of de gewone botsingen tussen de
generaties. Het veranderingsproces is
zeer fundamenteel. Op de helling staan
de traditionele opvattingen omtrent
arbeid en bodem, huwelijk, gezin, fa
milie, de wereld, zedelijkheid, gods
dienst, opvoeding en toekomst opvat
tingen die we zo lang voor onwrikbare,
„heilige" beginselen gehouden hebben.
Het zou een. leuk (en leerzaam!) spel_
letje voor de huiselijke kring kunnen
zijn om eens na te gaan hoeveel zeker
heden we nog over hebben. Wij beper
ken ons hier tot de achtergrond, en om
die toe te lichten komen we dan te
recht bij de Franse socioloog Emile
Durkheim (1858-1917), in katholieke
kringen niet zo'n graag geziene gast,
maar dat neemt niet weg dat hij een
paar instrumenten levert die onze chi
rurgische peiling kunnen vergemakke
lijken.
Volgens hem zijn er twee soorten
samenlevingen: de mechanische en de
organische. In de mechanische maat
schappij voltrekt zich bijna alles buiten
het bewustzijn van de individuele men
sen om. Zij hebben dan ook iets mecha
nisch. net. als de armpjes van een
schrijfmachine, en zijn onderworpen
aan veel geboden en verboden. In de
organische maatschappij, het produkt
van een gedifferentieerd arbeidsproces,
zijn de mensen meer geïndividualiseerd,
bewuster van hetgeen zich afspeelt. Zij
gedragen zich niet meer zo sterk als
de gelijke radertjes van een machine,
maar als de delen van een levend orga
nisme.
Welnu: de mechanische maatscnappij
die tot 1900 ook in West-Europa bestond
wordt nu omgebouwd tot een organi
sche. Dat betekent: bewustzijnsverrui
ming, een grotere marge van indivi
duele vrijheid, meer democratie. Dat
betekent dat er een einde komt aan
hetgeen de oude mechanische maat
schappij zo gekenmerkt heeft: een door
strenge spelregels zeer beperkte vrij
heid en autocratie.
Wat zich voltrekt is het definitieve
afsc-aeiu van regentenlann, de samen
leving waarin de autocratische menta
liteit hoogtij vierde. Een feodale samen
leving, waarin „de heren" (wat voor
heren dan ook: pastoors, patriarchale
werkgevers, burgemeesters, alwetende
pa's, schoolmeesterende onderwijzers,
kortom: al degenen die menen de wijs
heid in pacht te hebben) de lakens uit
deelden en waarin hun ondergeschik
ten aan hen te blindelings hun onder
danigheid betuigden.
De overgang van het ene sameiue-
vingstype naar het andere gaat niet
zonder botsingen, ook niet in onze
streken waar de regenten van oudsher
zeer stevig in het zadel zitten. Maar
de klok is niet terug te zetten. Degenen
die het oude prijzen en met hand en
tand verdedigen, leveren achterhoede
gevechten. Er komen andere tijden, dat
staat vast.
Waar het veranderingsproces ten
slotte toe leiden zal, is onbekend. Daar
om ook is een waardering van de nieu
we opvattingen, denkbeelden, gedrags
regels en normen op dit ogenblik maar
moeilijk te geven. Maar dat de maat
schappij van morgen er een van vrijere
RIDDER VAN RAPPARD
kruistocht
en mondigere mensen zal zijn, lijkt ons
wel zeker.
Geen Heilige Knrstoeht dus. In
plaats daarvan: zonder vosroordeel
meedenken en meedoen, óók als we
geneigd zijn alleen maar heel hard
foei te roepen en niet gemakkelijk
afscheid nemen van regentenland. En
honkvast zijn we ergens allemaaL
Toch meedenken en meedoen, want in
het proces van de vooruitgang is ge
zond conservatisme een niet geringere
bijdrage dan progressiviteit.
K. BASTIANEN
BOUDEWIJN DE GROOT
instemming van de jeugd
J)oor de machten die het ritme
van onze consumptie en daar
mee zo ongeveer de inhoud van
ons bestaan bepalen welke
machten dat zijn weet je als
kleine man niet, maar dat ze er
zijn voel je des te beter schijnt
nu eendrachtig besloten te zijn,
wat onze volgende grote uitgave
gaat worden. Dat is de kleuren
televisie, een technisch en econo
misch project van geweldige be
tekenis, een nieuwe prikkel voor
de vaderlandse industrie. Nu is
het nog een luxe mogelijkheid.
Alles is er op gericht van deze
tamelijk overbodige luxe in zo
kort mogelijke tijd een noodzaak
te maken. Werkelijk geen verge
lijking met zwart-wit; dit is pas
de echte televisie; wie het één
keer gezien heeft, wil nooit meer
terug naar het oude. Eindelijk is
het machtig medium van zijn
kleurenblindheid genezen. De
vooruitgang is niet tegen te hou
den, ook al weten we voorlopig
niet wat we er mee moeten doen.
Of liever: de industrie weet het
natuurlijk wel: die moet produ
ceren en verkopen en iedereen
begrijpt dat haar bloei van be
lang is. Het grenst aan land
verraad in deze tijd van toene
mende werkloosheid zelfs maar
te vragen waar die kleuren goed
een kolossale stap terug gezet om
gauw even de hele evolutie in
kleuren over te doen. Voorlopig
is het dus de moeite niet waard
een kleurenontvanger te hebben,
want de programma's vertonen
uitsluitend zaken die in werke
lijkheid niemand meer boeien:
geborduurde kostuums en slome
tropische pracht. Voorlopig gaat
het alleen nog maar can de kleur.
Dat is gek genoeg: we vergapen
ons aan dingen op het scherm
die we daarbuiten nauwelijks een
blik waardig zouden keuren en
wij doen dat op grond van het
feit, dat de kleuren waarin die
dingen voorgesteld worden, die
van de werkelijkheid benaderen,
van diezelfde werkelijkheid die
ons zo koud laat. Deze gedachte
begint te lijken op wat kerk
vaders van het theater zeiden,
namelijk dat de mensen daar
plezier van beleven als ze van
ontroering moeten huilen en dat
ze geboeid kijken naar zaken die
hen buiten het theater niet inte
resseren. Maar ik wilde toch niet
de moralistische toer op. Want
wat hier gebeurt is iets anders:
het gaat in dit stadium, waarin
de kleur op de buis nog lang niet
vanzelfsprekend is, nog veel meer
om de verbaasde beschouwing
van een technische mogelijkheid
voor zijn. Maar als kijker heb ik
nog sterk een soort van wroeging
over zoveel luxe. Het is al gewel
dig in zwart-wit geïnformeerd te
worden over wat er in de wereld
te koop en te kort is. Als ik al
die ellende ook nog in kleuren
moet zien, wordt mijn kater mis
schien wel ondraaglijk groot.
Kleurentelevisie is zoiets als let
ters die zich zelf uitspreken. Je
hoeft helemaal niets meer te doen
of te denken; er valt aan de wer
kelijkheid zoals ze op het scherm
verschijnt niets meer te inter
preteren. Wie zijn toestel inscha
kelt, schakelt zich zelf uit. Maar
vooral: een gênante luxe is. Is de
voorsprong in luxe die wij ons
met kleurentelevisie permitteren
niet al te groot ten opzichte van
mensen die niet eens het nood
zakelijke bezitten? Dat is een
oude, waarschijnlijk afgezaagde
en economisch idiote gedachte,
waar niemand wat aan heeft.
Toch heb ik ze. Hoe het econo
misch allemaal zit weet ik niet,
maar er is toch iets mis, wan
neer de ene helft van de wereld
in kleuren zit te gemeten van de
ellende van de andere helft. Want
dat is het vervelende: de kleuren
maken van het kijken een genot,
zeker in het beginstadium van
deze vooruitgang.
Liet is overigens merkwaardig
gesteld met die kleurenpro-
gramma's. Wat ik zei van die
ellende, daar zijn we nog niet
aan toe. We zijn nog in het sta
dium van de folkloristische dan
sen. Staat er dezer dagen een
dansgroep op het programma,
dan kunt u er zeker van zijn dat
het een kleurenuitzending is. De
kleurentelevisie begint weer op
het niveau waar jaren geleden
zwart-wit begonnen is. Er wordt
dan om de werkelijkheid zelf die
ter beschouwing aangeboden
wordt. We genieten niet van de
Driekusman en de geborduurde
spullen, maar van het feit dat de
kleuren goed weergegeven worden.
Het beeld wordt voorlopig alleen
als reproduktie gewaardeerd,
waarbij de voorstelling van het
origineel niet ter zake doet. Iedere
Driekusman, kozak of slangen
bezweerder is goed genoeg als
oefenmateriaal.
Qe vooruitgang is dus maar be
trekkelijk. Met de invoering
van de kleur kan de televisie zelfs
een tijdlang het karakter van
communicatiemedium verliezen
en alleen zich zelf uitzenden. Zo
gaan ook hele stukken moderne
literatuur alleen maar over die
literatuur en worden hele verga
deringen bestead aan het vast
stellen van de agenda van juist
die vergadering. Zolang de tele
visie in die cirkel van haar eigen
problematisch geworden identi
teit vastzit, zal ze niets uitzenden
wat ze ook op het scherm zal
brengen. Het wordt een spiegel
die naar zich zelf kijkt en dat
is het laatste wat een spiegel kan
doen. Maar het is intussen na
tuurlijk waar dat de mogelijk
heden van die spiegel nu bijzon
der Interessant en menselijk wor
den en dat met het toenemen
van idie interesse de produktie
stijgt etc. Want bij al onze eigen
aardigheden is er een die deze
ontwikkeling buitengewoon sterk
bevordert: onze hartstocht voor
technische mogelijkheden, al dan
niet bruikbaar, is zo groot, dat
hij tijdelijk onze hartstocht voor
de werkelijkheid kan overtref
fen. Of, om met Marshall Mc
Luhan te spreken: het medium
is de boodschap.