yidak
Fantasie en
werkelijkheid
1830 - 1850
jrsoneel
MARIUS CRANS
Van studie naar toneel
FELIX
TIMMERMANS
•s
Vlaanderen -nummer over
13
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1967
13
K
Het, Dordrechts Museum bestaat 125 jaar en wilde
dit wel vieren ook. Dus moest er een jubileum
tentoonstelling komen. Maar wat doe je als museum
directeur in een tijd als deze, nu de prijzen van kunst
zo hoog zijn gestegen dat je aan verzekeringspremies
een vermogen moet neertellen om een paar goede
stukken uit het buitenland te kunnen verkrijgen, ge
steld al dat de eigenaars bereid zijn ze tijdelijk af te
staan? Voor Dordrecht was er een keuze: of een klei
ne tentoonstelling, of een goed idee zó goed uitwerken
dat met betrekkelijk weinig middelen en vrijwel ge
heel uit eigen land toch een aantrekkelijke expositie
kan worden opgebouwd. Het goede idee was: de
kunst te tonen van de tijd waarin het museum werd
opgericht en die te laten zien in het perspectief van
die tijd. Zo ontstond „Fantasie en werkelijkheid
18301850" en het werd een alleraardigste tentoon
stelling.
Plechtstatigheid
Verwachtingen
Literator
Humor
12
enwoordig zo ge.
MetKODACOLOR,
n het gele doosje.
i camera,
i in het géle doosje.
ireede leerjaar worden f».
.oma Ziekenverpleging fl-
na B, alsmede
anatoria en dergelijke la-
het diploma A in een al-
sn.
volgens de landelijke
:a. 10% voor onregelmatigs
en mogelijk,
fraag verkrijgbaar.
mn c/e geneesheer-directm
or reiskostenvergoeding, bij
tehalve des zaterdags) aan
Lmsterdam-Oost, halte N.S.
94 26 74.
van
de
isfer
Klompé, hoofd va* ét
Deelenlaan S, Tilburg.
ïrkzaamheden.
re schone werkomge-
>en met een prettige
elsdienst. Dit kan da-
saterdag van 14.00
g 7 augustus tot 10.00
gevraagd. De wer-
sister en van deJ.artl®
se; het zelfstandig ste-
HTING
Btterdam
Daumlers „Provo" uit 1834.
De romantische schilderijen zijn er. Voorop
die van Ary Scheffer, de Dordrechtenaar, van wie het
ons onbegrijpelijk voorkomt, dat hij destijds wereld
faam had. Maar ook schilderijen van de voorlopers
van de Haagse School, die tegenwoordig zo geliefd
Armband van goud en ivoor
met een afbeelding van prins
Alexander.
zijn bij verzamelaars en die op de veilingen zulke
hoge prijzen weten te halen: Paul Gabriël, Barend de
Koekkoek, Wijnand Nuyen, Cornelis Springer en tal
van anderen. Er is ook typisch-romantisch werk, dat
opvalt door de ongelooflijke kundigheid waarmee het
gemaakt is als een innemend kinderportret, van Char
les Hodges, de Engelsman, die in Amsterdam en Den
Haag heeft gewoond en gewerkt.
De Engelse kunst is trouwens toch aantrekkelijk
vertegenwoordigd op deze tentoonstelling door een
aantal aquarellen, waarin de Britse kunstenaars des
tijds uitblonken: snel neergezette schetsen, direct
naar de natuur. De Haagse mevrouw Johanna Beek
stond onder meer een aantal uit haar collectie af en
die stukken blijken zeer de moeite waard. Ook Duitse
(onder meer Cornelius) en Franse kunst is te zien,
al konden van Corot, Millet, Delacroix en anderen
niet op de best representatieve wijze worden getoond.
Van de vroege Jongkind daarentegen zijn er een paar
doeken, die voor die tijd wél bepaald representatief
zijn.
Maar die schilderijen, hoe aantrekkelijk alles bijeen
ook, vormen slechts het raam voor het beeld van de
tijd, dat men zichzelf kan scheppen door goed rond
te kijken op deze tentoonstelling. Men ziet dan een
collectie Daumiers, die in hun sociale bewogenheid
heel veel te vertellen hebben. Men ziet bijvoorbeeld,
dat „provo" al een oud begrip is. Het woord is te le
zen op een litho van Daumier uit 1834. Er waren in
die tijd interpellaties in de Franse volksvertegenwoor.
diging over het provocerend en hardhandig optreden
van politie en burger en het is niet onwaarschijnlijk,
dat het woord „provo" dat op de litho staat die men
later „De dronkaard" genoemd heeft, een politie-
slachtoffer voorstelt en dat de sluipende man op de
achtergrond een politieman in burger is.
Een welkome aanvulling op de modesector biedt
een keurige collecte sieraden, ook hier voor een be-
langrijk deel uit koninklijk bezit. Het is een gelukkige
gedachte, dat het Hof hier als bewaarder is opgetre
den, want veel juwelen zijn er uit die tijd niet over.
Meestal werden de stukken later versmolten, waarbij
de stenen een nieuwe bestemming kregen in een „mo
derne zetting". Hoeveel op deze wijze is verloren ge-
Gen armband met de af
beelding van prins Willem.
gaan, laat zich moeilijk schatten. Maar betreurens
waardig is het wel. Want, zelfs als men ervan uitgaat,
dat de hofstukken tot het beste behoort hebben wat
destijds gemaakt is, roepen stukken als de drie arm
banden met in medaillons geschilderde portretjes van
de zonen van de latere koning Willem III een nos
talgie op naar het vele wat definitief verdwenen is.
Let speciaal op een tiental haarwerkjuwelen,
waarin haren van een „geliefde gestorvene" waren
verwerkt. Ook dit was iets kenmerkends voor deze
HJd. De tijd van Beets, Van Speyk en Marx. De tijd
van..Scheffer en Daumier. Je raakt niet uitgekeken
°P die veelheid van aspecten, die deze, ondanks zijn
eenvoudige opzet aantrekkelijke tentoonstelling u
wedt. u moet er beslist een vakantiedag aan beste
den. Tot 10 september kan dat.
Marius Crans (24) kan je een
massa vertellen over toneel
over „theater" liever over
eigentijdse ontwikkelingen daar
in, over wat het zou moeten
worden wat het nu nog maar
op schaarse voorposten is. Hij is
gegrepen door theater sinds hij
anderhalf jaar geleden bij de
ASTU (Associatie Studenten
Toneel Utrecht) ging spelen. De
aanvankelijke studie, sociologie,
wedr er voor naar de achter
grond gedrongen en na die kor
te anderhalf jaar, na vijftig
voorstellingen van „De Verhui
zing" en dertig van „Darts" en
hard werken onder schrijver-re
gisseur Lodewijk de Boer heeft
hij een engagement aangeboden
gekregen van de toneelgroep
„Studio". Dit geldt voorlopig
voor een jaar. Op 1 augustus be
ginnen de repetities en om
streeks 22 september is de pre
mière van Arrabal's ,.De archi
tect en de keizer van Assyrië",
waarin Crans de architect gaat
spelen naast Ton Lutz als de
keizer.
De jonge Bilthovenaar sinds kort
woont hij in Utrecht) vindt het nog
al uniek maar in deze tijd niet on
gewoon, dat een autodidact naar het
officiële toneel gaat, al is „Studio"
het minst „officieel" in deze sector.
Je ziet het tegenwoordig op ander
gebied, dat amateurs zich optrekken
naar een niveau waar zij in een ge
lijk licht komen te staan met de erf
prinsen van hun kunst- „Neem de
Beatles", zegt hij bewonderend, „die
hebben zichzelf gemaakt, mede dank
zij een feilloze commerciële begelei
ding. In de literatuur hetzelfde".
Dat brengt hem tot bespiegelingen
op de hedendaagse anarchie in de
kunst, de rebellie van de jongeren
die hun eigen weg gaan- In de thea
terkunst verloopt dat allemaal wat
trager, wat hortender, wat verborge-
ner dan in de andere kunsten- Ma-
riu® Crans is voorzichtig met al te
onvoorwaardelijke uitspraken daar
over. Maar hij verheelt niet zijn ge
ringe affinitiet tot het traditionele
toneel, dat nog zo diep geworteld is
bij de meeste gezelschappen. „Zij
zijn helemaal gericht op de toneel
scholen en zien weinig van wat er
buiten de traditionele sfeer in het
theater aan het gebeuren is. Zij blij
ven statisch in het eeuwenoude toneel
en de aangeleerde technieken die het
altijd weer moeten doen. Bij het to
neel missen we helaas do geleidelij
ke artistieke evolutie, die in alle
andere kunsten zo prachtig zichtbaar
is, in de muziek, in de film, in de
literatuur, in de beeldende kunsten".
Lodewijk de Boer greep niet zon
der reden naar het studententoneel.
„Met deze ongeschoolden in de to
neeltraditie kon hij alle kanten uit
en hij heeft er een niveau mee be
reikt, waarvan de jury op het laat
ste Stutofes getuigde, dat het het
beroepstoneel evenaarde", zegt Crans.
ASTU behaalde op dit festival de
hoogste prijs.
Zijn bezwaren tegen het traditonele
toneel richt Crans ook op de per
soonsverheerlijking, op de ijdelhéid
van vele prominente acteurs, op de
plechtstatigheid en vormelijkheid in
de meeste theaters, alles bij elkaar
een moeilijk te doorbreken sfeer, 'n
pseudo-religie. Maar sprekend over
dit alles houdt hij zich voorlopig enigs
zins op de vlakte, nu hij op het
punt staat zelf het „theater-bestel"
binnen te stappen- Groot i« echter
zijn ontzag voor Toen Lutz, die zegt
hij de moed heeft om met iemand
als tegenspeler in zee te gaan, die
niet voortkomt uit de schooltradi
tie, die hij zelfs niet kende en ooit
gezien had- „Alleen al daarom is hij
voor mij een geweldig acteur, ie
mand die begrijpt wat een acteur
moet zijn".
Marius Crans
Als Marius Cran® zijn visie geeft
op wat modern toneel zou moeten
zijn, waar het theater naar toe moet,
is hij steeds opnieuw vol bewonde
ring over hetgeen in dezen in Polen
wordt gepresteerd. Hij heeft er ken
nis mee kunnen maken tijdens de
tournee, die ASTU enige tijd geleden
in dit land maakte. Modern theater
gaat ver buiten het starre patroon
van aangeleerde technieken, die de
toneeltraditie overbrengt. Het inte
greert de hele persoon van de acteur
met al zijn hebbelijkheden en onheb
belijkheden. Het maakt van de ac
teur een functioneel instrument en het
verruimt in aanzienlijke mate de ex
pressieve mogelijkheden van dit in
strument. Het cijfert de persoon die
op het toneel staat weg en maakt
meer acteur van hem. „Maar deze
vorm van theater kan alleen maar
gedijen", zegt Crans, „als heel de
plechtstatigheid en pluche uit onze
schouwburgen verdwijnt. Althans als
het publiek anders benaderd werd,
meer in de ongedwongen, informele
sfeer van de bioscoop. Pas dan kan er
een vitale binding tussen acteurs en
publiek ontstaan, die voor het mo
derne toneel onmisbaar is".
En wat dit iaatste betreft heeft
Marius Crans grote verwachtingen
van de Utrechtse plannen om een
„vestzaktheater" op te richten. Er
wordt met voortvarendheid aan ge
werkt- Alles wat meegaat in de mo
derne theaterrevolutie moet in dit
klein, moet het plaats bieden aan mo
derne filmkunst. Een dergelijk thea
ter, meent Crans, is niet alleen voor
Utrecht van betekenis, integendeel,
die betekenis kan landelijk worden
indien de zaak goed wordt aange
pakt- En onder dit laatste verstaat
Crans, dat er een gelukkige synthese
en compromis wordt gevonden tussen
artisticiteit en commercialiteit.
Een artisticiteit, meent hij, die
niet een gezonde commercialiteit als
basis heeft, zal het niet ver schoppen-
Dat wil zeggen, dat het vestzakthea
ter ook een bredere populariteit moet
nastreven door het vermijden van
al te veel extreme manifestaties Op
die wijze wordt voorkomen, dat ook
hier drempelvrees en verering op
afstand zou ontstaan en een modern
toneel, dat geen publiek bereikt is
tot afsterven gedoemd. Het vestzak
theater zal daarentegen de afstand
tussen de zaal en de planken moeten
verkleinen en acteurs en publiek bij
elkaar moeten brengen als gezamen
lijke deelnemers aan dezelfde ..hap
pening".
Waar het moderne toneelgebeuren
in Amsterdam te onoverzichtelijk is
zal het in Utrecht een duidelijk her
kenbaar verschijnsel kunnen worden,
dat, als de plannen slagen, boven
dien een uitermate geschikt en doel
matig onderdak krijgt Marius Crans
heeft goede hoop. dat de plannen
gerealiseerd worden en dat is in
ieder geval voor Utrecht een pret
tig vooruitzicht-
Om twee redenen heeft het tweemaan
delijks tijdschrift „Vlaanderen" (Lannoo,
Tielt) het mei-juni-nummer aan Felix
Timmermans gewijd.' Op de eerste plaats is
het twintig jaar geleden, dat deze grote
verteller overleed en vervolgens werd de
vijftigste verjaardag van het verschijnen
van „Pallieter" gevierd.
De rijk geïllustreerde aflevering, die o.m. tien
tallen foto's van de Fé bevat, werd samengesteld
door Herman Vos, lid van de redactieraad. Deze
laat allereerst mevrouw Timmermans aan het
woord die getuigt, dat haar man door zijn diepe,
innige goedheid haar en de kinderen en al zijn
vrienden gelukkig heeft gemaakt. Van deze kin
deren halen er twee herinneringen op. Clara ver
telt van de hof, die niet alleen een weelde aan
bloemen te zien gaf, maar ook op een kleine
dierentuin leek
„Want vader wilde vooral leven in zijn hof.
Ér kwam een duiventil, waar sierduiven in
en uit vlogen en rondtoerden. Ze kwamen
vertrouwelijk op de richel van het open
raam heen en weer trippelen en door hun
gekir de aandacht trekken. Er liepen een
paar kippen rond (zogezegd om de eieren)
die een natuurlijke dood mochten sterven.
Er stapte fier een Engels haantje tussen, dat
vader bewonderend nakeek. Hij tekende het
menigmaal, zelfs de dag van zijn dood maak
te hij er nog een vlugge schets van. Lang
zaam bewoog er de schildpad tussen het
onkruid. De kraai met gekortwiekte vleugels,
die Gommaar had gevonden en vol mede
lijden thuisgebracht, leerde vliegen uit onze
pereboompjes. Drie generaties katten, die
Felix Timmermans met een van zijn kinderen.
we niet waren kwijtgeraakt speelden en
vochten er. Tenslotte was er onze luie Pe
kinees „Dako" die heilig geloofde, dat hij
een boeddhabeeld was en dan ook roerloos
en onbewogen tussen al dat gewemel lag te
genieten op de zonnewarme plaveien."
Dochter Lia denkt met weemoed aan het ouder
lijk huis terug: het stond op de aarde en toch een
beetje in de hemel.
Over de betekenis van Timmermans als literator
zijn de meningen verdeeld. Hubert Lampo be
hoort tot hen, die ook nu nog onomwonden het
oeuvre van de Lierenaar bewonderen „Ik houd
Felix Timmermans voor een geniaal schrijver",
zegt hij. De niet zo enthousiast ontvangen roman
„Pieter Breughel" acht hij zelfs een meesterwerk.
Gerard Walschap noemt de auteur van „Boeren
psalm" de meest artistieke mens, die hij mocht
leren kennen. In zijn van sympathie overvloeiend
artikel lezen we nog deze kenmerkende uitspraak:
„Ik heb Felix Timmermans nooit, over wie dan
ook, kwaad horen spreken." Hetzelfde verklaart
Staf Weyts in zijn bijdrage „Oorlogsherinnerin
gen": zelfs degenen van wie hij goed wist dat zij
hem enkel uit jaloersheid om zijn succes met hun
giftige kritieken te lijf gingen, wist hij nog te
verontschuldigen.
Albe brengt zijn laatste bezoek aan de meester
in herinnering, vlak voor diens dood. Tegelijkertijd
kwam een onbekende dame uit Australië de
„vader van Pallieter" begroeten. Zij vroeg haar
gastheer of hij liever schilderde dan schreef. „Veel
liever, juffrouw, schrijven is te biechten gaan,
schilderen is communiceren", was het antwoord
van de zieke.
Op dit schilderen gaat drs. José de Ceulaer, een
der beste Timmermans-Kenners, uitvoeriger In.
Zjjn vele publikaties over zijn stadgenoot worden
binnenkort vermeerderd met een nieuw boek.
waarvan de titel „En toch' ontleend werd aan een
oekend motief uit het werk van Timmermans
De uitgever was zo vriendelijk het hoofdstuk,
waarin de Breughel-roman wordt behandeld, bij
wijze van primeur voor deze aflevering van
„Vlaanderen" af te staan. De Ceulaer wijst er o.a.
op, dat Timmermans zich niet tot de roman be
perkt heeft: hij heeft verscheidene spreekbeurten
over Breughel gehouden en beschouwend proza
over hem gepubliceerd. O.a. was hij de feestrede
naar bij de herdenkingsfeesten in het dorpje
Breughel.
Een andere Timmermans-kenner, pater L. Ver-
eammen C.ssR.. geeft een relaas van zijn bevin
dingen bij het opsporen van gegevens Deze onder
zoekingen vergen enorm veel tijd en inspanning,
terwij! reizen, verblijf, e.d. ook oun financiële eisen
stellen Ietwat ontstemd merkt pater Vercammen
daarbij op, dat dit alles eigenlijk niet nodig was,
omdat ten huize van Timmermans in Lier prak
tisch ailes bij de hand ligt. Om voor ons onbekende
redenen blijft dit archiei echter ontoegankelijk.
Waarom wordt dit kostbaar materiaal niet onder
gebracht in het Timmermans-museum te Lier of
in het Letterkundig Museum te Antwerpen?
Het werk van Timmermans zit vol humor, maar
over de schrijver zelf bestaan ook talrijke anek
doten. Gaston Durnez haalt een en ander op. Zo
hadden Jan Vanderheyden en Jef Bruyninckx hem
eens overgehaald om een filmscenario te schrijven.
Het slot yan het verhaal:
„Toen wij vertrokken ging hij met ons mee
tot aan de eerste brievenbus. Daar stak hij
een gele briefkaart in Zij was aan hemzelf
geadresseerd en hij had er op geschreven
..Beste Fee, morgen moet ge wat werken".
De kaart moet aangekomen zijn, want wij
hebben ons scenario gekregen."
De Lierenaai Frans Verstreken heeft een film
naar de novelle „Onze-Lieve-Vrouw der Vissen"
bijna voltooid. Hij schrijft uitvoerig over deze rol
prent. Binnenkort hoopt hij de toeschouwers met
een glimp van de Timmermanse blijdschap te
verrijken.
De Fé heeft ook een groot aantal korte verhalen
geschreven. Herman Vos zelf wijdt er een be
schouwing aan. Naar zijn menmg manifesteert da
kracht van Timmermans vertelkunst zich op de
meest markante wijze in „Schemeringen van de
Dood"
Zoals gebruikelijk bevat ook dit nummer van
„Vlaanderen" talrijke rubrieken. De Antwerpe
naar Oirk Wilmars draagt een essay bij onder de
paradoxale (itei „De pracht van de Vlaamse lelijk-
neid". „Poëtisch Bericht" bevat niet minder dan
twmtig min of meer geslaagde gedichten. Ook de
„ontmoetingen" zijn deze keer bijzonder talrijk.
Ze beslaan 35 bladzijden Een aantal Lierse kun
stenaars wordt met portret en tekst aan de lezer
voorgesteld. Pater Jan ae Brabandere, Gilbert
Decock. Renee VerbeecK. Armand Boni, Gerard
Gaudaen en Cor Ria Leeman (geboortig van Rijs-
bergen) worden als bekroonde kunstenaars ge
huldigd. Ook aan de prijswinnaars prof. dr. Frank
Baur, Kan. Herman Servotte en Jan Veulemans
zijn artikeltjes gewijd.
Alles bijeen weer een voortreffelijk verzorgde
aflevering van dit hoogstaand periodiek. Het vol
gend nummer zal gewijd zijn aan India.
WILLEM v. d. VELDEN