Westduitse studenten tegen taboes! in politiek Wereldgodsdiensten maken aanspraak op Jeruzalem COMMENTAAR Praatjes over de bakermat j RADICALE ELEMENT ONDER TOEKOMSTIGE ACADEMICI KLEINER DAN VERWACHT Onbevredigend antwoord Niet het laatste drama Gekibbel in Tour-ploeg GEEN UITSLUITEND ISRAËLISCHE ZAAK 34 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 22 JULI 1967 15 UCrir-rü I p^,,mSng|N ...peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen STATUUT JODEN ISLAMIETEN CHRISTENEN SELECTIE „VOORBEELD" BELANGSTELLING HERENIGING SABEL EN FLORET LAGERE DUNK DR. CORN. VERHOEVEN. IN Athene, oud en nieuw, kun je heel wat leren. Een van de op vallendste dingen is dat de toe stand er heel anders lijkt dan je op grond van allerlei berichten zou verwacht hebben. Van een avondklok merkt althans het on geoefend oog van een buitenstaan, der erg weinig. Wel zie je opval lend veel militairen, politie-agen- ten en andere geüniformeerden, maar misschien komt dat, omdat je er speciaal op Iet. Hoe dan ook: een gesprek over „de toestand" wil nergens van de grond komen. De mensen maken de indruk bang te zijn en het meer Spartaanse dan Atheense regime schijnt ste vig in het zadel te zitten. Wat men de bakermat van de democratie noemt, is een mak schaap gewor den. ARABIEREN WAREN AFGUNSTIG OMDAT HET ISRAëL ZO GOED GING. DAT HEBBEN ZE NIET KUNNEN VERKROPPEN/ ;Én PPII iwrcw lel, .^.^PI'LINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN RBl PFinwrcM PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILJUGf ■INGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN p( JJet antwoord van minister Polak op de vragen van mevrouw Singer- Dekker over de behandeling van Boudewijn H. kan ons allerminst be vredigen. Dit antwoord namelijk beperkt zich tot een soort referaat over de wijze waarop delinquenten in een aantal inrichtingen uiteenlopende opleidingen kunnen volgen. Boudewijn H. blijkt tot nu toe de enige te zijn die in staat werd gesteld college te lopen. Nu zegt dit op zichzelf natuurlijk niet zoveel. Jeugdige delinquenten, die rijp zijn voor de universiteit, blijven uitzonderingen. Essentieel echter is de vraag of het normaal kan worden genoemd dat de jongeman in kwestie vrijelijk zijn studievrienden kon bezoeken (zelfs in de avonduren) en nog andere voorrechten genoot, die de sfeer in de Van der Hoevenkliniek allerminst ten goede kwamen. Het gaat hier minder om het principe zelf dan om de manier waarop het door de leiding van de kliniek is gehanteerd. Alleen een duidelijk antwoord op een aantal bijzon der pijnlijke detailvragen zou ervoor kunnen zorgen dat de sfeer van onbehagen rond deze kwestie wordt weggenomen. En op dat antwoord wachten we nog altijd. In het Kongolese drama wordt weer een nieuw bedrijf afgesloten. Maar daarmee zal het gordijn nog niet zakken. Hoe de tragedie zich verder ont wikkelt, zal niet alleen afhangen van de interne politieke veranderingen in de voormalige Belgische kolonie, maar ook (en vooral) van de houding die het Westen inneemt tegenover de recente gebeurtenissen. Men kan laatdunkend beweren dat het primitievisme weer eens op bloedige wijze hoogtij viert en dat een aantal blanken daarvan opnieuw het slachtoffer is geworden. Maar deze keer liggen de kaarten toch wel wat anders. Een groep huurlingen heeft getracht een opstand te ontketenen tegen het Kongolese bewind. En wat de motieven van hun opdrachtgevers ook mogen zijn: zuiver waren die in elk geval niet. Het optreden van een stel betaalde avonturiers, wier beschaving nauwelijks boven het peil kan staan van die van Moboefoe's soldaten, veroorzaakte een schrik-effect, dat niet los is te denken van wat er verder gebeurde. Met politiek banditisme als dit bewijst men Afrika en het Westen een bijzonder slechte dienst. De verstandhouding tussen de twee sferen, die van subtiele factoren afhangt, wordt er abrupt door vertroebeld en de gevolgen daarvan reiken over veel grenzen heen. Tegen deze achtergrond moet men het drama van de Belgen op Za- venthem toch mede kunnen zien. Het leed was hun waarschijnlijk bespaard gebleven als politieke avonturiers hun wapengevechten thuis hadden ge houden. Ruzie in de Nederlandse Tour-ploeg. Het kon bijna niet uitblijven. Want er is weinig verdiend. En als de honorering voor werk onder de meest verschrikkelijke omstandigheden beneden de verwachtingen blijft is er weinig voor nodig om toch al impulsieve renners in een klein oorlogje te wikkelen. Kees Pellenaars heeft altijd heel goed begrepen dat ploegleiders kwaliteiten ver kunnen reiken en tot successen kunnen leiden, maar hij heeft tevens nooit vergeten dat rammelende geldbuidels de meest ideale basis voor samenwerking zijn. Daarom maakte hij de Tour voor zijn Tele- vizieren interessant met extrapremies. En dat geld mist men nu. Bij Pelle naars zou Van der Vleuten ongetwijfeld al vele honderden guldens extra verdiend hebben voor zijn dapper werk. Zou bijvoorbeeld Huub Harings na zijn moedig doorzetten ondanks verwondingen door een valpartij bank biljetten gezien hebben. Zouden er wellicht forse premies op de rit naar Bordeaux ingezet zijn, om de traditie in deze etappaplaats te redden. Nu is er alleen het geld dat de Tour-organisatie uitdeelt en dat is niet veel. Wagtmans en enkele vrienden hadden indertijd het plan om een premie- pot te maken. Er is nooit veel van gekomen omdat de actie te laat op gang kwam en de initiatiefnemers verzuimden een comité van aanbeveling in te schakelen, dat nationaal representatief was. Wellicht zou „de premie- pot", goed gevuld dan, voor een heel wat vrolijker stemming in de Nederlandse Tour-ploeg gezorgd hebben. (Van een medewerker) BONN. Op de protestdemonstraties en acties van de studenten in West-Berlijn tegen het bezoek van de Sjah van Perzië, waarbij een student, Benno Ohnesorg, door een kogel uit een politierevolver werd gedood, heeft een groot deel van de Duitse bevolking, in West-Berlijn net zo goed als in de bondsrepubliek, met verbijstering, onbegrip, onverschilligheid of ergernis gereageerd. Men is er niet aan gewend, dat studenten de straat op gaan en protesteren. Studenten moeten studeren en zich niet me de wereld om hen heen bemoeien, is de opvating van velen. Intussen wordt over het vraagstuk van „de" studenten en wat hen beweegt niet alleen in academische kringen gesproken. Ook bij de betrokken over heidsinstanties, onder de parlementariërs en in de pers is een levendige discussie gaande over de vraag wat de Duitse studenten bezielt en zijdelings dus ook over hetgeen aan de universiteiten en het onderwijs in het algemeen, en in groter verband de samenleving als geheel, da nwel schort. In deze situatie kwam de publika- tie van de resultaten van een enquê te, die het Instituut voor Demoskopie in Aliensbach een paar weken voor de ongeregeldheden in Berlijn, in op dracht van de redactie van het beken de Duitse weekblad „Der Spiegel" on der de Duitse studenten had gehouden, wel zeer van pas. De 1000 studenten, die door het in stituut voor een interview werden uit gezocht, vormen met elkaar naar af stamming, leeftijd, geslacht, studierich ting en studiejaren een nauwkeurige „dwarsdoorsnee" ven de 272.000 stu denten in Duitsland. Het bleek, dat van deze studenten ruim de helft over niet meer dan 100 tot 300 DM per maand kan beschikken.Toch verklaarde slechts iedere honderdste student, dat hij (Van een onzer redacteuren) Bij de ontmoeting tussen paus Paulus en patriarch Athenagoras zal zoals het Vatikaan heeft aangekondigd, gesproken worden over een rege ling van het probleem der heilige plaatsen in en om Jeruzalem. Zoals bekend heeft Israël gezegd, dat het deze heilige plaatsen, in de blikscmoorlog met de Arabieren veroverd, definitief zal behouden. Ook al garandeert het chris tenen en islamieten, dat zij er vrij naar toe kunnen gaan, om datgene wat hun heilig is te vereren, toch zullen er, wanneer Israël op zijn stuk blijft staan, waarschijnlijk ernstige moeilijkheden ontstaan. Niet zo zeer van christelijke als wel van Arabische zijde. Zo zijn er kenne lijk drie wereldgodsdiensten met de heilige plaatsen in en om Jeruzalem gemoeid: Jodendom, Chrictendom en Islam. Het is de moeite waard, na te gaan, op welke gronden ieder van deze godsdiensten genoemde plaatsen als „heilige" plaatsen beschouwt. voor een christen het begrip „heilige plaats" een zekere betrekkelijkheid heeft, omdat hij 'volgens het evange lie God niet moet aanbidden op een bepaalde plaats maar „in geest en in waarheid". Voor de joden is er in Jeruzalem eigenlijk maar één heilige plaats en dat is de tempel van Salomon, waar van alleen nog een mum- overeind staat, de zogenaamde klaagmuur. De tempel van Salomon werd in het jaar 586 voor Christus door Nabuchodono- sor verwoest, toen hij Palestina ver overde en de joden in ballmgscha wegvoerde. Nadat Herodus haar ten tijde van Christus weer had opgebouwd, volgde de tweede verwoesting dooi de Romeinse keizer Titus in het jaar 70 na Christus. De joden beschouwen de tempel nog altijd als de plaats, waar God zijn woning ondei de men sen gekozen heeft, met andere woor den als de „heilige" plaats bij uitstek. Verder vereren zij in de buurt van Jeruzalem het graf van de aartsva ders in de grot van Makpela: hier liggen volgens een oude traditie A- braham en Sara, Isaak en Rebekka, Jakob en Josef begraven. Bij Bethle hem ligt dan nog het grat van Rachei, de vrouw van aartsvader Jakob. Maar deze plaatsen zijn voor de joden van secundaire beteksnis. Ze kvnnen niet in de schaduw staan van Jeruzalem. Ook de Islamieten beschouwen Jeru zalem als een heilige plaats. Volgens hen is Mohammed een proleet: hij heeft dus van nature een relatie tot Jeruzalem „de stad der profeten". Voordet hij met de joden in onmin raakte, keerde Mohammed zich bij het bidden dan ook naar Jeruzalem, pas later is hij zich naar Mekka gaan richten. Boven Jeruzalem maakte Mo hammed zijn mystieke tocht naar de hemel, waar hij de troon van God „tot op twee boogscheuten" mocht na deren. Een bezoek aan Jeruzalem be tekent voor de Islamiet dan ook een meer directe contactname met God. Verder vereren de Islamieten de rots, waarboven de moskee van Omar is gebouwd, als de plaats waar Abra ham zijn zoon heeft geofferd. Naar hun inzicht was dat niet Isaak maar Ismaël, de voorvader van de Arabie ren. Ook is het te Jeruzalem, dat het laatste oordeel zal plaatsvinden: de Islamieten zullen dan onder aanvoe ring van Christus de definitieve slag toebrengen aan de anti-christ. De ver overing van Jeruzalem in het jaar 636 na Christus beschouwen zij als een teken, dat him godsdienst door God als de enig ware godsdienst gewaar merkt is. Als een blijvende herinne ring aan dit feit, staat er nog altijd de grote moskee van Omar. De christenen hebben hun heilige plaatsen overal daar, waar Christus zijn voetstappen heeft gezet en waar de grote gebeurtenissen van zijn leven zich hebben afgespeeld. De voornaam ste plaats is het H. Graf, daaromheen de zaal van het laatste avondmaal, de kruisweg en de Calvarieberg. In de omgeving van Jeruzalem liggen plaat sen als Bethlehem, waar Christus ge boren werd en Bethanië. waar hij La zarus uit het graf heeft doen op staan. Maar dit is slechts een sum miere aanduiding, het zou onbegonnen werk zijn alle plaatsen in Palestina op te noemen, die voor christenen hei lig ziji*. Wel mag worden opgemerkt, dat Het is duidelijk, dat het samentref fen van heilige plaatsen dei drie mo- notheïstische wereldgodsdiensten op een ruimte van enkele vierkante kilo meters een bron kan zijn van nooit aflatende moeilijkheden. Om het hele maal ingewikkeld te maken komen daar de moeilijkheden nog bij, die er liggen tussen de verschillende chris ten-gemeenschappen. Teneinde deze zoveel mogelijk te beperken, hebben de Turken in 1852 een statuut in het leven geroepen, waarbij het onderhoud der christelijke heilige plaatsen werd toevertrouwd aan de drie patriarchen van Jeruzalem gezamenlijk: het Grieks-orthodoxe, het Latijnse en het Armeense patriarchaat. Déze regeling werd nooit tot in de details uitge werkt, zodat kleine onenigheden tus sen de christengemeenschappen zich bleven voordoen. Bovendien heeft het geen betrekking op de heiligdommen van joden en Is lamieten. Het statuut werd in 1878 be krachtigd in het verdrag van Berlijn en geldt bij gebrek aan beter tot op de huidige dag Bij de oprichting van de staat Israël heeft de algemene vergadering van de Verenigde Naties een project gemaakt voor een oplos sing van het probleem der heilige plaatsen. Ieder zou de integriteit van en de vrije toegang tot deze plaatsen moeten respecteren alsmede de vrije uitoefening van de verschillende gods diensten. Het zou verboden zijn op deze plaatsen belastingen te leggen. Maar vooral zou de stad Jeruzalem een apart volkenrechtelijk lichaam moeten worden onder een speciaal internationaal bestuur, ingesteld door de verenigde Naties. Dit project is nimmer ten uitvoer gelegd. De stad Jeruzal3m werd verdeeld in Israë lisch en een Jordaans gedeelte. Het Vatikaan heeft te kennen ge geven, dat het op het UNO-voorstel van 1947 wil teruggrijpen. Het ziet daarin kennelijk een betere oplossing van het probleem dan in de tot nu toe bestaande verdeling vi in de door Israël gewenste annexatie* Het bleek dan ook, dat het onjuist is te denken, dat de studenten zich zelf als een „bijzonder slag mensen" beschouwen. Wel is een derde deel van hen de mening toegedaan, dat de studenten met elkaar een selectie vor men van het begaafde deel van de bevolking en een vierde deel van hen beschouwt zichzelf als te behoren tot de „elite van de natie". Daarentegen is 57 procent van mening, dat ook in het huidige Duitsland academici wel iswaar bijzonder aanzien genieten, maar 67 procent van de studenten vindt dat een dergelijk aanzien en waardering bepaald niet gerechtvaar digd is. Hoewel volgens het commentaar van „Der Spiegel" zelfbewustzijn en het streven om het in het leven tot iets te brengen, de Duitse studenten wel degelijk bezielt, verklaarde iets min der dan een derde deel 31 procent zichzelf tot de categorie der door zetters te achten en in het leven iets te willen bereiken „ook als ik daarbij hard moet zijn". Veel meer nl. 61 procent verklaarden vanuit het de vies te willen leven, dat men „bemin nelijk moet zijn en begrip voor an deren moet hebben". Het managertype is in de minderheid. Prof. dr. Elisa beth Noelle-Neumann, die dit Instituut voor Opinie-onderzoek leidt, noemt in haar commentaar op dit onderdeel van de enquête, de instelling van de stu denten ten aanzien van karaktereigen schappen „een vrouwelijk element. Niet alleen slaan de studenten in hun ge heel dergelijke eigenschappen hoog aan, zij bleken voor de meisjesstuden ten en dat is kenmerkend nog meer te betekenen dan voor de man nelijke studenten". Bij het peilen van de gedachten om trent het levensdoel en karaktereigen schappen, werd ook gevraagd of en zo ja wie men zich als „voorbeeld" had gekozen. De studenten kregen een lijst je met 19 namen, waaruit zij mochten kiezen. Het bleek, dat de natuurkun dige en filosoof Carl Friedrich von Weisacker bij 42 procent van hen als voorbeeld wordt gezien. Wijlen Kon rad Adenauer kreeg 38 procent van de stemmen en Berthold Beitz, de self made man, die het Krupp-concern leidt, blijkt voor 28 procent van de studenten een navolgenswaardig voor beeld te zijn. Nog een paar percentages generaal de Gaulle, 21 procent; Willy Brandt 10 procent; Uwe Seeler 7 pro cent. Uit de antwoorden op de vragen, die persoonlijke bindingen en geslachtsle ven betroffen, bleek, dat 41 procent van de mannelijke en 39 procent van de vrouwelijke studenten ..vaste verke ring" hebben en 18 resp. 21 procent een vaste binding hebben gehad, ter wijl 41 procent resp. 40 procent het tót nog toe daartoe niet heeft gebracht. Maar aan „de grote liefde" gelooft niet eèns iedere student meer. echt gebukt gaat onder materiële zor gen. 37 procent van de Duitse studen ten ontvangen overheidstoelagen. Vijf tien procent van de studenten moet er ook tijdens de semesters bij wer ken, maar vijftig procent verklaarde tijdens de vakanties te werken om er iets bij te verdienen. Desondanks acht te de meerderheid het door de Duitse studentenorganisaties geëist „studie- loon" „niet goed". „Opvallend goed gekleed", zijn 10 procent van de mannelijke en 18 pro cent van de vrouwelijke studenten. Slechts twee procent van beide cate gorieën verdienen het predikaat „opval lend slecht en slordig gekleed" te zijn. De overgrote meerderheid van de Duitse studenten gaat netjes en so lide gekleed door het leven. In dit opzicht verschillen de studenten in geen enkel opzicht van de bevolking als geheel. Uit de antwoorden op alle vragen die politieke en maatschappelijke za ken betreffen, bleek, dat de studenten in dit opzicht wel degelijk verschillen van de bevolking in haar geheel. Stu denten hebben meer belangstelling voor politiek en zij zijn beter geïnformeerd. Degenen, die geen mening hebben, zijn een veel kleinere minderheid, dan bij algemene enquêtes onder de bevolking in haar geheel, blijkt. Hiervan een paar voorbeelden. 57 procent van de studenten is van mening dat de Bonds republiek een speciale wetgeving voor noodtoestanden nodig heeft. (Van de Duitse burgers als zodanig is slechts 38 procent deze mening toegedaan). Uit de enquête bleek ook, dat de studenten in West-Berlijn grotere poli tieke belangstelling hebben en geënga- geerder zijn dan de Westduitse studen-. ten. Tweederde van de Westberlijnse studenten sympathiseerde, naar de re dactie van „Der Spiegel" beklemtoont vóór het bezoek van de sjah met de sociaal-democraten. In de Bondsre publiek precies de helft. De Westber lijnse studenten zijn tegen het esta blishment" van overheid en bureaucra tie, tegen het denken in sjablonen. Toch maakt men het zich bepaald te gemakkelijk door te beweren dat de onrust onder de studenten in Berlijn te wijten zou zijn aan communistische infiltratie. De studenten in West-Berlijn zijn evenmin extreem links als ex treem rechts. Nauwelijks drie procent verklaarde te sympathiseren met de „Duitse Vredes-Unie" en drie procent vonden de Nationaal-Democratische Partij (NPD) een sympathieke zaak. De studenten vormen echter wel het deel van de bevolking, dat over de ta boes van de Duitse politiek een andere opvatting heeft en wil, dat over deze dingen wordt gesproken. Volgens „Der Spiegel" zoekt de ontevredenheid der studenten andere ventielen, juist omdat over de taboes in de Duitse samenle ving te weinig wordt gesproken. De studenten vormen dan ook de maat schappelijke groep, die het gemakke lijkst gemobiliseerd kan worden. Ten aanzien van het vraagstuk van de hereniging van Duitsland bleek, dat de studenten in dit opzicht veel pes simistischer zijn dan de bevolking als zodanig. Zlestig procent van de studen ten verklaarde er niet aan te geloven dat „de- hereniging binnen afzienbare tijd, b.v. 20 jaar" tot stand zou ko men (in de Bondsrepubliek 44 pro cent). 46 procent van de studenten zegt dat de Oder-Neisse-grens moet wor den aanvaard, 47 procent zijn daar te gen, 35 procent willen het regime in Oost-Duitsland erkend zien. 50 procent van de studenten is van mening dat de katholieke kerk meer invloed heeft dan haar toekomt. 46 procent vindt dit zelfde van de vakbeweging, en 44 pro cent zegt, dat de grote concerns te veel macht hebben. 51 procent van de studenten vindt het niet juist, dat twin tig jaar na het einde van de oorlog nog over Duitse oorlogsmisdaden ge sproken wordt, maar 42 procent heeft daar niets op tegen. Toch is het radicale element onder de studenten veel kleiner dan wordt aangenomen. Vijf procent van hen ma ken deel uit van links gerichte groepen evenals trouwens slechts 5 procent deel uitmaakt van de „schlagende Verbin- dungen" dat zijn de hopeloos con servatief geachte studentencorporaties die van mooie uniformen houden en van het vechten met sabel en floret en het verzwelgen van zeer veel bier. Acht procent van de studenten is lid van confessionele of andere corpora ties. Rond driekwart van alle studen ten geeft de voorkeur aan een indi vidualistisch bestaan buiten het korps. Dit hoewel rond tweederde van hen ervan overtuigd is, dat 't lidmaatschap van de corpsorganisatie hun later in hun beroep zeker van nut zou zijn. Commentaar van „Der Spiegel": „Dit kan men alleen interpreteren, dat de persoonlijke onafhankelijkheid door de meesten hoger wordt gewaar deerd dan het nut, dat uit het lidmaat schap van een corps kan worden verwacht". Uit de enquête bleek overi gens het opmerkelijke feit. dat vooral aan de technische hogescholen de stu- dentencorpora bloeien. Ruim 80 procent van de studenten aldaar was van me ning dat in dergelijke organisaties het karakter en de omgangsvormen worden verbeterd. Op de universiteiten bleek behalve bij de juristen minder dan de helft deze mening toegedaan te zijn. Dat er toch "tussen de studenten in West-Berlijn en de shidenten in de bondsrepubliek wel degelijk yerschil be- In West-Duitsland mag men er niet aan gewend zijn, dat de stu denten de straat op gaan en pro testeren, in ons land is dit de ge woonste zaak van de wereld. staat, bleek op overtuigende wijze uit het onderdeel van de enquête, waarbij men uit eetn lijstje van vijftien goede en slechte eigenschappen moest aan strepen welke eigenschap men „typisch Duits" achtte. Hierbij bleek dat de Westberlijnse studenten een bepaald lagere dunk hebben van hun volk, dan de studenten in de bondsrepubliek. De Westberlijnse studenten streepten bij voorkeur aan eigenschappen als „in- stin-ctloos op politiek gebied", onder danig jegens de overheid, protserig, on zeker, arrogant, nationalistisch". In de bondsrepubliek daarentegen werden in groteren getale „positieve" eigenschap pen aangestreept als ylijtig, spaarzasi precies, „gmndlich", volhardend, V, trouwbaar, intelligent. Het minst er ver eens is men over de vraag Duitsers moedig en dapper zijn. V. de Westduitse studenten menen 30 pi cent dat dit het geval is, van die WestJBerlijn maar 12 procent. Over één ding was de overgroi meerderheid van de Duitse studente het echter wel eens, n.l. dat „hem: ming van de studie absoluut noodzaie lijk is. Van de studenten als gelie huldigt 64 procent deze mening, vi de studenten van de technische hog scholen is 67 procent deze opvattir; toegedaan, van de studenten der fló sofische faculteiten 68 procent, de natuurwetenschappen 72 procent e van de juristen liefst 74 procent De enquête bewees voor het overig ook, dat het aantal toornige mannen en vrouwen in werkelijke veel kleiner is dan tot nog toe vai werd aangenomen. Er is trouwens met die uitdruk king van alles mis, zoals zo vaak wanneer er generaliserend over oorsprong en bakermat gesproken wordt. We kunnen namelijk niet zonder meer zeggen dat „Grieken land" de bakermat van de demo cratie is. Ten eerste bestaat het oude Griekenland niet. In de klassieke tijd was Griekenland een vrij verwarde collectie van elkaar onderling bestrijdende stadstaatjes met heel uiteenlo- een „geleide" democratie en niet voor niets werd het „scherven- gericht" ingesteld, waardoor een politieke figuur die ai te grote invloed dreigde te krijgen, uit Je stad verbannen kon worden. Dal dit gericht zich ook voltrok aan een verdienstelijk man als The- mistokles is een bewijs dat hel idee consequent werd toegepast maar dat betekent nog niet dat 4j instelling zelf in alle opzicht» ideaal of zelfs maar heilzaam w J-JET is dus een beetje ondoff-11 dacht de Atheense democraat te idealiseren en hoogst belache lijk daarvan zonder meer de not® voor modern politiek gedrag l! maken. Dit alles is bekend ge noeg. Des te meer bevreemdt het dat er niettemin zo vaak en zo ten-1 dentieus over Athene als de ba mat van de democratie gespn wordt en dat deze kletspraat i» maar verondersteld wordt toepas selijk te zijn op moderne verhou dingen en toestanden. Wij doen de I Grieken van nu onrecht door ha te belasten met het volle gewicht van een erfenis die even goed onze is als de hunne. Dan nog blijft het triest genoeg te ziend ook het moderne Athene vol is met slaven, minder vrij in hun pende regeringsvormen, die lang niet altijd stabiel waren. In Athe ne was dat meestal een soort van democratie, in Sparta, even „Grieks" als Athene, een meer militair ingesteld bewind. Ten tweede, als wij Griekenland even beperken tot Athene, is onze democratie niet de rechtstreekse voortzetting van de Atheense, zo als het woord „bakermat" sugge reert. Zij is meer een product van de ontwikkeling die met de Fran se revolutie begonnen is dan een heropneming of imitatie van Atheense toestanden uit de vijfde eeuw voor Christus. Zij is daarop ook niet geïnspireerd. QP de derde plaats wordt in deze generaliserende bakermat- praatjes al te vlot heen gezien over het feit dat de Atheense demo cratie maar voor een minderheid van de bevolking vrijheid en recht van spreken betekende en dat de meerderheid, namelijk alle slaven en alle vrouwen, vrijwel geen enkel recht had. Een derge lijke democratie zou in onze tijd een kolossale revolutie ontkete nen en terecht, want zij is naar onze begrippen nog minder demo cratisch dan zelfs het meest op dictatuur lijkende moderne be wind. Ten vierde is Griekenland en ook speciaal Athene niet alleen de bakermat van een vorm van de mocratie, maar kan met evenveel recht als oorsprong beschouwd worden van allerlei andere rege ringsvormen die ons heel wat min der sympathiek aandoen. En bo vendien: in de klassieke periode was de democratie in hoge mate spreken dan de sjouwers die jj® stenen van de glorieuze Akropc® bij elkaar gesleept hebben. pe' zelfde mensen die ik twee j>® geleden vrijmoedig zag slikken nu gedwee de leuzen v® het nieuwe bewind. De a"lcl1 waarin dit bewind uiteenzet, welke wijze het een uitweg vinden uit het labyrint van bu reaucratie, coiTuptie, conunub' tische beïnvloeding en wat ver maar verderfelijk heet, Wil rustig hangen en alleen ar e® sceptische blik in hun rich 6 roept enige schichtigheid op. kunt hier als buitenstaander m° lijk over oordelen, zei ik al. zM- gen kan veel betekenen; alg dwongen zwijgen betekent in e geval ook slavernij Het is mo lijk te voorspellen, hoe lang slavernij gedragen zal worden, omzichtigheid waarmee over toestand gepraat wordt, wijst op, dat men zich op een lamel- langdurige „overwintering' bereidt. Onder die omstanoi,g den kan dat zwijgen een soort1 negatief statussymbool wow Zwijgen of fluisterend Praten, dan zeggen: ik mag niet pra want ik ben belangrijk genoeê als ik mijn mond voori naar Jaros verbannen te wor En er moeten een aantal me van mijn kaliber vrij blijven r lopen om straks in te grijp® UET lijkt een beetje op de kr»"' kelige gedachtegang yan slaaf in de antieke Griekse medie die zijn nederige P weet om te toveren tot een langrijke uitkijkpost. Ook komedie immers is Griene de bakermat. Anthony Sips uit Br jaar en luchtmachtcadell ding aan de Koninklijk re Academie te Breda. „Welke godsdienst hebt( die godsdienst u nog iets?| „Ik ben 1* ooms-kathol praktiseer nog altijd. Ik melijk zeker dat er een 1 een bepaald ogenblik krij; zelf het idee van een pri een eerste oorzaak, en dat dan zijn. Het God-is-dood-i bij mij niet in. Bovendien personificatie van het naa principe en dat is naar mi het grootste vastgelegde g de godsdienst: het accep1 de medemens. Niet een klakkeloos afwegen van vo delen. „DE JQ JANS i

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 14