Westduitse
studenten
tegen taboes!
in politiek
Wereldgodsdiensten maken
aanspraak op Jeruzalem
COMMENTAAR
Praatjes over de bakermat
j RADICALE ELEMENT ONDER TOEKOMSTIGE
ACADEMICI KLEINER DAN VERWACHT
Onbevredigend antwoord
Niet het laatste drama
Gekibbel in Tour-ploeg
GEEN UITSLUITEND ISRAËLISCHE ZAAK
34
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 22 JULI 1967
15
UCrir-rü I
p^,,mSng|N ...peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen
STATUUT
JODEN
ISLAMIETEN
CHRISTENEN
SELECTIE
„VOORBEELD"
BELANGSTELLING
HERENIGING
SABEL EN FLORET
LAGERE DUNK
DR. CORN. VERHOEVEN.
IN Athene, oud en nieuw, kun je
heel wat leren. Een van de op
vallendste dingen is dat de toe
stand er heel anders lijkt dan je
op grond van allerlei berichten
zou verwacht hebben. Van een
avondklok merkt althans het on
geoefend oog van een buitenstaan,
der erg weinig. Wel zie je opval
lend veel militairen, politie-agen-
ten en andere geüniformeerden,
maar misschien komt dat, omdat
je er speciaal op Iet. Hoe dan ook:
een gesprek over „de toestand"
wil nergens van de grond komen.
De mensen maken de indruk bang
te zijn en het meer Spartaanse
dan Atheense regime schijnt ste
vig in het zadel te zitten. Wat men
de bakermat van de democratie
noemt, is een mak schaap gewor
den.
ARABIEREN
WAREN
AFGUNSTIG
OMDAT
HET
ISRAëL
ZO
GOED
GING.
DAT
HEBBEN
ZE
NIET
KUNNEN
VERKROPPEN/
;Én PPII iwrcw lel, .^.^PI'LINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILIIGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILNGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN RBl
PFinwrcM PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILJUGf
■INGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEIILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN p(
JJet antwoord van minister Polak op de vragen van mevrouw Singer-
Dekker over de behandeling van Boudewijn H. kan ons allerminst be
vredigen. Dit antwoord namelijk beperkt zich tot een soort referaat over
de wijze waarop delinquenten in een aantal inrichtingen uiteenlopende
opleidingen kunnen volgen.
Boudewijn H. blijkt tot nu toe de enige te zijn die in staat werd gesteld
college te lopen. Nu zegt dit op zichzelf natuurlijk niet zoveel. Jeugdige
delinquenten, die rijp zijn voor de universiteit, blijven uitzonderingen.
Essentieel echter is de vraag of het normaal kan worden genoemd dat de
jongeman in kwestie vrijelijk zijn studievrienden kon bezoeken (zelfs in de
avonduren) en nog andere voorrechten genoot, die de sfeer in de Van
der Hoevenkliniek allerminst ten goede kwamen. Het gaat hier minder om
het principe zelf dan om de manier waarop het door de leiding van de
kliniek is gehanteerd. Alleen een duidelijk antwoord op een aantal bijzon
der pijnlijke detailvragen zou ervoor kunnen zorgen dat de sfeer van
onbehagen rond deze kwestie wordt weggenomen. En op dat antwoord
wachten we nog altijd.
In het Kongolese drama wordt weer een nieuw bedrijf afgesloten. Maar
daarmee zal het gordijn nog niet zakken. Hoe de tragedie zich verder ont
wikkelt, zal niet alleen afhangen van de interne politieke veranderingen
in de voormalige Belgische kolonie, maar ook (en vooral) van de houding
die het Westen inneemt tegenover de recente gebeurtenissen. Men kan
laatdunkend beweren dat het primitievisme weer eens op bloedige wijze
hoogtij viert en dat een aantal blanken daarvan opnieuw het slachtoffer is
geworden. Maar deze keer liggen de kaarten toch wel wat anders. Een
groep huurlingen heeft getracht een opstand te ontketenen tegen het
Kongolese bewind. En wat de motieven van hun opdrachtgevers ook
mogen zijn: zuiver waren die in elk geval niet. Het optreden van een stel
betaalde avonturiers, wier beschaving nauwelijks boven het peil kan staan
van die van Moboefoe's soldaten, veroorzaakte een schrik-effect, dat niet
los is te denken van wat er verder gebeurde.
Met politiek banditisme als dit bewijst men Afrika en het Westen een
bijzonder slechte dienst. De verstandhouding tussen de twee sferen, die van
subtiele factoren afhangt, wordt er abrupt door vertroebeld en de gevolgen
daarvan reiken over veel grenzen heen.
Tegen deze achtergrond moet men het drama van de Belgen op Za-
venthem toch mede kunnen zien. Het leed was hun waarschijnlijk bespaard
gebleven als politieke avonturiers hun wapengevechten thuis hadden ge
houden.
Ruzie in de Nederlandse Tour-ploeg. Het kon bijna niet uitblijven. Want
er is weinig verdiend. En als de honorering voor werk onder de meest
verschrikkelijke omstandigheden beneden de verwachtingen blijft is er
weinig voor nodig om toch al impulsieve renners in een klein oorlogje te
wikkelen. Kees Pellenaars heeft altijd heel goed begrepen dat ploegleiders
kwaliteiten ver kunnen reiken en tot successen kunnen leiden, maar hij
heeft tevens nooit vergeten dat rammelende geldbuidels de meest ideale
basis voor samenwerking zijn. Daarom maakte hij de Tour voor zijn Tele-
vizieren interessant met extrapremies. En dat geld mist men nu. Bij Pelle
naars zou Van der Vleuten ongetwijfeld al vele honderden guldens extra
verdiend hebben voor zijn dapper werk. Zou bijvoorbeeld Huub Harings na
zijn moedig doorzetten ondanks verwondingen door een valpartij bank
biljetten gezien hebben. Zouden er wellicht forse premies op de rit naar
Bordeaux ingezet zijn, om de traditie in deze etappaplaats te redden. Nu
is er alleen het geld dat de Tour-organisatie uitdeelt en dat is niet veel.
Wagtmans en enkele vrienden hadden indertijd het plan om een premie-
pot te maken. Er is nooit veel van gekomen omdat de actie te laat op gang
kwam en de initiatiefnemers verzuimden een comité van aanbeveling in
te schakelen, dat nationaal representatief was. Wellicht zou „de premie-
pot", goed gevuld dan, voor een heel wat vrolijker stemming in de
Nederlandse Tour-ploeg gezorgd hebben.
(Van een medewerker)
BONN. Op de protestdemonstraties en acties van de studenten
in West-Berlijn tegen het bezoek van de Sjah van Perzië, waarbij een
student, Benno Ohnesorg, door een kogel uit een politierevolver werd
gedood, heeft een groot deel van de Duitse bevolking, in West-Berlijn
net zo goed als in de bondsrepubliek, met verbijstering, onbegrip,
onverschilligheid of ergernis gereageerd. Men is er niet aan gewend,
dat studenten de straat op gaan en protesteren. Studenten moeten
studeren en zich niet me de wereld om hen heen bemoeien, is de
opvating van velen.
Intussen wordt over het vraagstuk van „de" studenten en wat hen beweegt
niet alleen in academische kringen gesproken. Ook bij de betrokken over
heidsinstanties, onder de parlementariërs en in de pers is een levendige
discussie gaande over de vraag wat de Duitse studenten bezielt en zijdelings
dus ook over hetgeen aan de universiteiten en het onderwijs in het algemeen,
en in groter verband de samenleving als geheel, da nwel schort.
In deze situatie kwam de publika-
tie van de resultaten van een enquê
te, die het Instituut voor Demoskopie
in Aliensbach een paar weken voor
de ongeregeldheden in Berlijn, in op
dracht van de redactie van het beken
de Duitse weekblad „Der Spiegel" on
der de Duitse studenten had gehouden,
wel zeer van pas.
De 1000 studenten, die door het in
stituut voor een interview werden uit
gezocht, vormen met elkaar naar af
stamming, leeftijd, geslacht, studierich
ting en studiejaren een nauwkeurige
„dwarsdoorsnee" ven de 272.000 stu
denten in Duitsland. Het bleek, dat van
deze studenten ruim de helft over niet
meer dan 100 tot 300 DM per maand
kan beschikken.Toch verklaarde slechts
iedere honderdste student, dat hij
(Van een onzer redacteuren)
Bij de ontmoeting tussen paus Paulus en patriarch Athenagoras zal
zoals het Vatikaan heeft aangekondigd, gesproken worden over een rege
ling van het probleem der heilige plaatsen in en om Jeruzalem. Zoals bekend
heeft Israël gezegd, dat het deze heilige plaatsen, in de blikscmoorlog met
de Arabieren veroverd, definitief zal behouden. Ook al garandeert het chris
tenen en islamieten, dat zij er vrij naar toe kunnen gaan, om datgene wat
hun heilig is te vereren, toch zullen er, wanneer Israël op zijn stuk blijft
staan, waarschijnlijk ernstige moeilijkheden ontstaan.
Niet zo zeer van christelijke als wel
van Arabische zijde. Zo zijn er kenne
lijk drie wereldgodsdiensten met de
heilige plaatsen in en om Jeruzalem
gemoeid: Jodendom, Chrictendom en
Islam. Het is de moeite waard, na
te gaan, op welke gronden ieder van
deze godsdiensten genoemde plaatsen
als „heilige" plaatsen beschouwt.
voor een christen het begrip „heilige
plaats" een zekere betrekkelijkheid
heeft, omdat hij 'volgens het evange
lie God niet moet aanbidden op een
bepaalde plaats maar „in geest en in
waarheid".
Voor de joden is er in Jeruzalem
eigenlijk maar één heilige plaats en
dat is de tempel van Salomon, waar
van alleen nog een mum- overeind
staat, de zogenaamde klaagmuur. De
tempel van Salomon werd in het jaar
586 voor Christus door Nabuchodono-
sor verwoest, toen hij Palestina ver
overde en de joden in ballmgscha
wegvoerde. Nadat Herodus haar ten
tijde van Christus weer had opgebouwd,
volgde de tweede verwoesting dooi
de Romeinse keizer Titus in het jaar
70 na Christus. De joden beschouwen
de tempel nog altijd als de plaats,
waar God zijn woning ondei de men
sen gekozen heeft, met andere woor
den als de „heilige" plaats bij uitstek.
Verder vereren zij in de buurt van
Jeruzalem het graf van de aartsva
ders in de grot van Makpela: hier
liggen volgens een oude traditie A-
braham en Sara, Isaak en Rebekka,
Jakob en Josef begraven. Bij Bethle
hem ligt dan nog het grat van Rachei,
de vrouw van aartsvader Jakob. Maar
deze plaatsen zijn voor de joden van
secundaire beteksnis. Ze kvnnen niet
in de schaduw staan van Jeruzalem.
Ook de Islamieten beschouwen Jeru
zalem als een heilige plaats. Volgens
hen is Mohammed een proleet: hij
heeft dus van nature een relatie tot
Jeruzalem „de stad der profeten".
Voordet hij met de joden in onmin
raakte, keerde Mohammed zich bij
het bidden dan ook naar Jeruzalem,
pas later is hij zich naar Mekka gaan
richten. Boven Jeruzalem maakte Mo
hammed zijn mystieke tocht naar de
hemel, waar hij de troon van God
„tot op twee boogscheuten" mocht na
deren. Een bezoek aan Jeruzalem be
tekent voor de Islamiet dan ook een
meer directe contactname met God.
Verder vereren de Islamieten de
rots, waarboven de moskee van Omar
is gebouwd, als de plaats waar Abra
ham zijn zoon heeft geofferd. Naar
hun inzicht was dat niet Isaak maar
Ismaël, de voorvader van de Arabie
ren. Ook is het te Jeruzalem, dat het
laatste oordeel zal plaatsvinden: de
Islamieten zullen dan onder aanvoe
ring van Christus de definitieve slag
toebrengen aan de anti-christ. De ver
overing van Jeruzalem in het jaar
636 na Christus beschouwen zij als een
teken, dat him godsdienst door God
als de enig ware godsdienst gewaar
merkt is. Als een blijvende herinne
ring aan dit feit, staat er nog altijd
de grote moskee van Omar.
De christenen hebben hun heilige
plaatsen overal daar, waar Christus
zijn voetstappen heeft gezet en waar
de grote gebeurtenissen van zijn leven
zich hebben afgespeeld. De voornaam
ste plaats is het H. Graf, daaromheen
de zaal van het laatste avondmaal, de
kruisweg en de Calvarieberg. In de
omgeving van Jeruzalem liggen plaat
sen als Bethlehem, waar Christus ge
boren werd en Bethanië. waar hij La
zarus uit het graf heeft doen op
staan. Maar dit is slechts een sum
miere aanduiding, het zou onbegonnen
werk zijn alle plaatsen in Palestina
op te noemen, die voor christenen hei
lig ziji*.
Wel mag worden opgemerkt, dat
Het is duidelijk, dat het samentref
fen van heilige plaatsen dei drie mo-
notheïstische wereldgodsdiensten op
een ruimte van enkele vierkante kilo
meters een bron kan zijn van nooit
aflatende moeilijkheden. Om het hele
maal ingewikkeld te maken komen
daar de moeilijkheden nog bij, die er
liggen tussen de verschillende chris
ten-gemeenschappen. Teneinde deze
zoveel mogelijk te beperken, hebben
de Turken in 1852 een statuut in het
leven geroepen, waarbij het onderhoud
der christelijke heilige plaatsen werd
toevertrouwd aan de drie patriarchen
van Jeruzalem gezamenlijk: het
Grieks-orthodoxe, het Latijnse en het
Armeense patriarchaat. Déze regeling
werd nooit tot in de details uitge
werkt, zodat kleine onenigheden tus
sen de christengemeenschappen zich
bleven voordoen.
Bovendien heeft het geen betrekking
op de heiligdommen van joden en Is
lamieten. Het statuut werd in 1878 be
krachtigd in het verdrag van Berlijn
en geldt bij gebrek aan beter tot
op de huidige dag Bij de oprichting
van de staat Israël heeft de algemene
vergadering van de Verenigde Naties
een project gemaakt voor een oplos
sing van het probleem der heilige
plaatsen. Ieder zou de integriteit van
en de vrije toegang tot deze plaatsen
moeten respecteren alsmede de vrije
uitoefening van de verschillende gods
diensten. Het zou verboden zijn op
deze plaatsen belastingen te leggen.
Maar vooral zou de stad Jeruzalem
een apart volkenrechtelijk lichaam
moeten worden onder een speciaal
internationaal bestuur, ingesteld door
de verenigde Naties. Dit project is
nimmer ten uitvoer gelegd. De stad
Jeruzal3m werd verdeeld in Israë
lisch en een Jordaans gedeelte.
Het Vatikaan heeft te kennen ge
geven, dat het op het UNO-voorstel
van 1947 wil teruggrijpen. Het ziet
daarin kennelijk een betere oplossing
van het probleem dan in de tot nu
toe bestaande verdeling vi in de door
Israël gewenste annexatie*
Het bleek dan ook, dat het onjuist
is te denken, dat de studenten zich
zelf als een „bijzonder slag mensen"
beschouwen. Wel is een derde deel
van hen de mening toegedaan, dat de
studenten met elkaar een selectie vor
men van het begaafde deel van de
bevolking en een vierde deel van hen
beschouwt zichzelf als te behoren tot
de „elite van de natie". Daarentegen
is 57 procent van mening, dat ook in
het huidige Duitsland academici wel
iswaar bijzonder aanzien genieten,
maar 67 procent van de studenten
vindt dat een dergelijk aanzien en
waardering bepaald niet gerechtvaar
digd is.
Hoewel volgens het commentaar van
„Der Spiegel" zelfbewustzijn en het
streven om het in het leven tot iets
te brengen, de Duitse studenten wel
degelijk bezielt, verklaarde iets min
der dan een derde deel 31 procent
zichzelf tot de categorie der door
zetters te achten en in het leven iets
te willen bereiken „ook als ik daarbij
hard moet zijn". Veel meer nl. 61
procent verklaarden vanuit het de
vies te willen leven, dat men „bemin
nelijk moet zijn en begrip voor an
deren moet hebben". Het managertype
is in de minderheid. Prof. dr. Elisa
beth Noelle-Neumann, die dit Instituut
voor Opinie-onderzoek leidt, noemt in
haar commentaar op dit onderdeel van
de enquête, de instelling van de stu
denten ten aanzien van karaktereigen
schappen „een vrouwelijk element. Niet
alleen slaan de studenten in hun ge
heel dergelijke eigenschappen hoog
aan, zij bleken voor de meisjesstuden
ten en dat is kenmerkend nog
meer te betekenen dan voor de man
nelijke studenten".
Bij het peilen van de gedachten om
trent het levensdoel en karaktereigen
schappen, werd ook gevraagd of en zo
ja wie men zich als „voorbeeld" had
gekozen. De studenten kregen een lijst
je met 19 namen, waaruit zij mochten
kiezen. Het bleek, dat de natuurkun
dige en filosoof Carl Friedrich von
Weisacker bij 42 procent van hen als
voorbeeld wordt gezien. Wijlen Kon
rad Adenauer kreeg 38 procent van
de stemmen en Berthold Beitz, de self
made man, die het Krupp-concern
leidt, blijkt voor 28 procent van de
studenten een navolgenswaardig voor
beeld te zijn. Nog een paar percentages
generaal de Gaulle, 21 procent; Willy
Brandt 10 procent; Uwe Seeler 7 pro
cent.
Uit de antwoorden op de vragen, die
persoonlijke bindingen en geslachtsle
ven betroffen, bleek, dat 41 procent
van de mannelijke en 39 procent van
de vrouwelijke studenten ..vaste verke
ring" hebben en 18 resp. 21 procent
een vaste binding hebben gehad, ter
wijl 41 procent resp. 40 procent het
tót nog toe daartoe niet heeft gebracht.
Maar aan „de grote liefde" gelooft
niet eèns iedere student meer.
echt gebukt gaat onder materiële zor
gen. 37 procent van de Duitse studen
ten ontvangen overheidstoelagen. Vijf
tien procent van de studenten moet
er ook tijdens de semesters bij wer
ken, maar vijftig procent verklaarde
tijdens de vakanties te werken om er
iets bij te verdienen. Desondanks acht
te de meerderheid het door de Duitse
studentenorganisaties geëist „studie-
loon" „niet goed".
„Opvallend goed gekleed", zijn 10
procent van de mannelijke en 18 pro
cent van de vrouwelijke studenten.
Slechts twee procent van beide cate
gorieën verdienen het predikaat „opval
lend slecht en slordig gekleed" te zijn.
De overgrote meerderheid van de
Duitse studenten gaat netjes en so
lide gekleed door het leven. In dit
opzicht verschillen de studenten in
geen enkel opzicht van de bevolking
als geheel.
Uit de antwoorden op alle vragen
die politieke en maatschappelijke za
ken betreffen, bleek, dat de studenten
in dit opzicht wel degelijk verschillen
van de bevolking in haar geheel. Stu
denten hebben meer belangstelling voor
politiek en zij zijn beter geïnformeerd.
Degenen, die geen mening hebben, zijn
een veel kleinere minderheid, dan bij
algemene enquêtes onder de bevolking
in haar geheel, blijkt. Hiervan een
paar voorbeelden. 57 procent van de
studenten is van mening dat de Bonds
republiek een speciale wetgeving voor
noodtoestanden nodig heeft. (Van de
Duitse burgers als zodanig is slechts
38 procent deze mening toegedaan).
Uit de enquête bleek ook, dat de
studenten in West-Berlijn grotere poli
tieke belangstelling hebben en geënga-
geerder zijn dan de Westduitse studen-.
ten. Tweederde van de Westberlijnse
studenten sympathiseerde, naar de re
dactie van „Der Spiegel" beklemtoont
vóór het bezoek van de sjah met
de sociaal-democraten. In de Bondsre
publiek precies de helft. De Westber
lijnse studenten zijn tegen het esta
blishment" van overheid en bureaucra
tie, tegen het denken in sjablonen.
Toch maakt men het zich bepaald te
gemakkelijk door te beweren dat de
onrust onder de studenten in Berlijn
te wijten zou zijn aan communistische
infiltratie. De studenten in West-Berlijn
zijn evenmin extreem links als ex
treem rechts. Nauwelijks drie procent
verklaarde te sympathiseren met de
„Duitse Vredes-Unie" en drie procent
vonden de Nationaal-Democratische
Partij (NPD) een sympathieke zaak.
De studenten vormen echter wel het
deel van de bevolking, dat over de ta
boes van de Duitse politiek een andere
opvatting heeft en wil, dat over deze
dingen wordt gesproken. Volgens „Der
Spiegel" zoekt de ontevredenheid der
studenten andere ventielen, juist omdat
over de taboes in de Duitse samenle
ving te weinig wordt gesproken. De
studenten vormen dan ook de maat
schappelijke groep, die het gemakke
lijkst gemobiliseerd kan worden.
Ten aanzien van het vraagstuk van
de hereniging van Duitsland bleek, dat
de studenten in dit opzicht veel pes
simistischer zijn dan de bevolking als
zodanig. Zlestig procent van de studen
ten verklaarde er niet aan te geloven
dat „de- hereniging binnen afzienbare
tijd, b.v. 20 jaar" tot stand zou ko
men (in de Bondsrepubliek 44 pro
cent). 46 procent van de studenten zegt
dat de Oder-Neisse-grens moet wor
den aanvaard, 47 procent zijn daar te
gen, 35 procent willen het regime in
Oost-Duitsland erkend zien. 50 procent
van de studenten is van mening dat
de katholieke kerk meer invloed heeft
dan haar toekomt. 46 procent vindt dit
zelfde van de vakbeweging, en 44 pro
cent zegt, dat de grote concerns te
veel macht hebben. 51 procent van de
studenten vindt het niet juist, dat twin
tig jaar na het einde van de oorlog
nog over Duitse oorlogsmisdaden ge
sproken wordt, maar 42 procent heeft
daar niets op tegen.
Toch is het radicale element onder
de studenten veel kleiner dan wordt
aangenomen. Vijf procent van hen ma
ken deel uit van links gerichte groepen
evenals trouwens slechts 5 procent deel
uitmaakt van de „schlagende Verbin-
dungen" dat zijn de hopeloos con
servatief geachte studentencorporaties
die van mooie uniformen houden en
van het vechten met sabel en floret en
het verzwelgen van zeer veel bier.
Acht procent van de studenten is lid
van confessionele of andere corpora
ties. Rond driekwart van alle studen
ten geeft de voorkeur aan een indi
vidualistisch bestaan buiten het korps.
Dit hoewel rond tweederde van hen
ervan overtuigd is, dat 't lidmaatschap
van de corpsorganisatie hun later in
hun beroep zeker van nut zou zijn.
Commentaar van „Der Spiegel":
„Dit kan men alleen interpreteren,
dat de persoonlijke onafhankelijkheid
door de meesten hoger wordt gewaar
deerd dan het nut, dat uit het lidmaat
schap van een corps kan worden
verwacht". Uit de enquête bleek overi
gens het opmerkelijke feit. dat vooral
aan de technische hogescholen de stu-
dentencorpora bloeien. Ruim 80 procent
van de studenten aldaar was van me
ning dat in dergelijke organisaties het
karakter en de omgangsvormen worden
verbeterd. Op de universiteiten bleek
behalve bij de juristen minder dan
de helft deze mening toegedaan te zijn.
Dat er toch "tussen de studenten in
West-Berlijn en de shidenten in de
bondsrepubliek wel degelijk yerschil be-
In West-Duitsland mag men er
niet aan gewend zijn, dat de stu
denten de straat op gaan en pro
testeren, in ons land is dit de ge
woonste zaak van de wereld.
staat, bleek op overtuigende wijze uit
het onderdeel van de enquête, waarbij
men uit eetn lijstje van vijftien goede
en slechte eigenschappen moest aan
strepen welke eigenschap men „typisch
Duits" achtte. Hierbij bleek dat de
Westberlijnse studenten een bepaald
lagere dunk hebben van hun volk, dan
de studenten in de bondsrepubliek. De
Westberlijnse studenten streepten bij
voorkeur aan eigenschappen als „in-
stin-ctloos op politiek gebied", onder
danig jegens de overheid, protserig, on
zeker, arrogant, nationalistisch". In de
bondsrepubliek daarentegen werden in
groteren getale „positieve" eigenschap
pen aangestreept als ylijtig, spaarzasi
precies, „gmndlich", volhardend, V,
trouwbaar, intelligent. Het minst er
ver eens is men over de vraag
Duitsers moedig en dapper zijn. V.
de Westduitse studenten menen 30 pi
cent dat dit het geval is, van die
WestJBerlijn maar 12 procent.
Over één ding was de overgroi
meerderheid van de Duitse studente
het echter wel eens, n.l. dat „hem:
ming van de studie absoluut noodzaie
lijk is. Van de studenten als gelie
huldigt 64 procent deze mening, vi
de studenten van de technische hog
scholen is 67 procent deze opvattir;
toegedaan, van de studenten der fló
sofische faculteiten 68 procent,
de natuurwetenschappen 72 procent e
van de juristen liefst 74 procent
De enquête bewees voor het overig
ook, dat het aantal toornige
mannen en vrouwen in werkelijke
veel kleiner is dan tot nog toe vai
werd aangenomen.
Er is trouwens met die uitdruk
king van alles mis, zoals zo vaak
wanneer er generaliserend over
oorsprong en bakermat gesproken
wordt. We kunnen namelijk niet
zonder meer zeggen dat „Grieken
land" de bakermat van de demo
cratie is. Ten eerste bestaat het
oude Griekenland niet. In de
klassieke tijd was Griekenland
een vrij verwarde collectie van
elkaar onderling bestrijdende
stadstaatjes met heel uiteenlo-
een „geleide" democratie en niet
voor niets werd het „scherven-
gericht" ingesteld, waardoor een
politieke figuur die ai te grote
invloed dreigde te krijgen, uit Je
stad verbannen kon worden. Dal
dit gericht zich ook voltrok aan
een verdienstelijk man als The-
mistokles is een bewijs dat hel
idee consequent werd toegepast
maar dat betekent nog niet dat 4j
instelling zelf in alle opzicht»
ideaal of zelfs maar heilzaam w
J-JET is dus een beetje ondoff-11
dacht de Atheense democraat
te idealiseren en hoogst belache
lijk daarvan zonder meer de not®
voor modern politiek gedrag l!
maken. Dit alles is bekend ge
noeg. Des te meer bevreemdt het
dat er niettemin zo vaak en zo ten-1
dentieus over Athene als de ba
mat van de democratie gespn
wordt en dat deze kletspraat i»
maar verondersteld wordt toepas
selijk te zijn op moderne verhou
dingen en toestanden. Wij doen de I
Grieken van nu onrecht door ha
te belasten met het volle gewicht
van een erfenis die even goed
onze is als de hunne. Dan nog
blijft het triest genoeg te ziend
ook het moderne Athene vol is
met slaven, minder vrij in hun
pende regeringsvormen, die lang
niet altijd stabiel waren. In Athe
ne was dat meestal een soort van
democratie, in Sparta, even
„Grieks" als Athene, een meer
militair ingesteld bewind.
Ten tweede, als wij Griekenland
even beperken tot Athene, is onze
democratie niet de rechtstreekse
voortzetting van de Atheense, zo
als het woord „bakermat" sugge
reert. Zij is meer een product van
de ontwikkeling die met de Fran
se revolutie begonnen is dan een
heropneming of imitatie van
Atheense toestanden uit de vijfde
eeuw voor Christus. Zij is daarop
ook niet geïnspireerd.
QP de derde plaats wordt in deze
generaliserende bakermat-
praatjes al te vlot heen gezien over
het feit dat de Atheense demo
cratie maar voor een minderheid
van de bevolking vrijheid en
recht van spreken betekende en
dat de meerderheid, namelijk alle
slaven en alle vrouwen, vrijwel
geen enkel recht had. Een derge
lijke democratie zou in onze tijd
een kolossale revolutie ontkete
nen en terecht, want zij is naar
onze begrippen nog minder demo
cratisch dan zelfs het meest op
dictatuur lijkende moderne be
wind.
Ten vierde is Griekenland en
ook speciaal Athene niet alleen de
bakermat van een vorm van de
mocratie, maar kan met evenveel
recht als oorsprong beschouwd
worden van allerlei andere rege
ringsvormen die ons heel wat min
der sympathiek aandoen. En bo
vendien: in de klassieke periode
was de democratie in hoge mate
spreken dan de sjouwers die jj®
stenen van de glorieuze Akropc®
bij elkaar gesleept hebben. pe'
zelfde mensen die ik twee j>®
geleden vrijmoedig zag
slikken nu gedwee de leuzen v®
het nieuwe bewind. De a"lcl1
waarin dit bewind uiteenzet,
welke wijze het een uitweg
vinden uit het labyrint van bu
reaucratie, coiTuptie, conunub'
tische beïnvloeding en wat ver
maar verderfelijk heet, Wil
rustig hangen en alleen ar e®
sceptische blik in hun rich 6
roept enige schichtigheid op.
kunt hier als buitenstaander m°
lijk over oordelen, zei ik al. zM-
gen kan veel betekenen; alg
dwongen zwijgen betekent in e
geval ook slavernij Het is mo
lijk te voorspellen, hoe lang
slavernij gedragen zal worden,
omzichtigheid waarmee over
toestand gepraat wordt, wijst
op, dat men zich op een lamel-
langdurige „overwintering'
bereidt. Onder die omstanoi,g
den kan dat zwijgen een soort1
negatief statussymbool wow
Zwijgen of fluisterend Praten,
dan zeggen: ik mag niet pra
want ik ben belangrijk genoeê
als ik mijn mond voori
naar Jaros verbannen te wor
En er moeten een aantal me
van mijn kaliber vrij blijven r
lopen om straks in te grijp®
UET lijkt een beetje op de kr»"'
kelige gedachtegang yan
slaaf in de antieke Griekse
medie die zijn nederige P
weet om te toveren tot een
langrijke uitkijkpost. Ook
komedie immers is Griene
de bakermat.
Anthony Sips uit Br
jaar en luchtmachtcadell
ding aan de Koninklijk
re Academie te Breda.
„Welke godsdienst hebt(
die godsdienst u nog iets?|
„Ik ben 1* ooms-kathol
praktiseer nog altijd. Ik
melijk zeker dat er een 1
een bepaald ogenblik krij;
zelf het idee van een pri
een eerste oorzaak, en dat
dan zijn. Het God-is-dood-i
bij mij niet in. Bovendien
personificatie van het naa
principe en dat is naar mi
het grootste vastgelegde g
de godsdienst: het accep1
de medemens. Niet een
klakkeloos afwegen van vo
delen.
„DE
JQ JANS
i