art
250,
CHARLES
EYCK (70)
i
dagboek
open kaart
BOEKET IN ZIERIKZEE
Sin
n
„VOILA TOUT COURT": IN DE BEYERD, BREDA
WITOLD
GOMBROWICZ
HUBERT
LAMPO
f drie)
Breda
DCHTÜ
30 uur
.30 uur
OENE N.V. i
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 15 JULI 196?
si r es
ing Canisvliet
smmen, zeilen,
ie energie opdoen
utomatische Daf en
gezin kan erin met
rtief en snel.
g en verkeer,
jken,
volautomatisch!
3.
iling a contant
aten
(half 3)
(half 3)
A. H. INEKE
Idelburg, Vlissingen, Goes
vij nog plaats voor:
lissière opgeleid willen
>rden.
1 te werken en zich volle-
g een goed loon verdienen
i schriftelijk aan ons kan-
2 te Bergen op Zoom of
erder van één onzer filia-
redijk 47, Vlissingen Oude
poortstraat 12 - 14 en Ter-
Commissie voor de
grondgebruikers in dat blok
2 oogst 1967 hun landerijen
;n gebruikt éénmaal grondig
topi»elploeg, zulks in afwaeh-
toedeling van grond in het
itselijke Commissie voor de
aveling Canisvliet,
M. VAN WAES, voorzitter
r*
af fabriek
3 Daffodil en Daf 44
(werk.
29
Zald- en N.-Bsveba*
Modern bruidspaar/olieverf.
Het binnenpleintje van de
Beyerd in Breda. Er staan
enkele beelden en bloem
bakken, waar de gerani
ums felrood uitdruipen in de hel
le zon. Het is er gezellig zitten en
goed praten over de kunst van het
leven. Dat was ons gemakkelijker
gemaakt door de kleurige aankno
pingspunten, die we in het cultu
reel centrum zojuist gekregen
hadden. Wanneer je er de prachti-
'ge overzichtstentoonstelling van
werken van Charles Eyck bezoekt,
heb je het gevoel Iets te krijgen.
Iets van de kracht waarmee Char
les Eyck in de 70 jaren van zijn
leven de menselijke ervaringen
van blijmoedigheid en weemoed,
barokke vreugde en opstandigheid,
hemel en aarde tot een leefbaar
patroon heeft samengeweven. Het
is zonder meer een vreugde deze
gevoelens via een honderdtal wer
ken op je te laten afkomen.
Tie naam van Charles Eyck is bin-
nen en buiten de grenzen be
kend. Dat betekent dat deze door
en door Limburgse kunstenaar
geen regionaal is gebleven in de
negatieve zin van het woord. In
het normale menselijke verkeer
worden er nog wel een stekelige
opmerkingen gemaakt over het
Limburgse karakter van de een
of de ander. Charles Eyck heeft
dit karakter, maar de facetten
daarvan weet hij te integreren tot
een algemeen menselijk mozaïek,
waarop iedereen jaloers kan zijn.
Op zijn doeken en tekeningen kijkt
hij naar mensen en dingen; dood
gewoon vertellend, maar overgo
ten door de zon, zelfs wanneer
men de ironie proeft. Ook dood
gewoon eerlijk en niets van het
Kinderspeelgoed/olieverf
k kan niet mezelf zijn, en
toch wil ik mezelf zijn
jl en moet ik mezelf zijn,
JJ dit is een van die te
genstrijdigheden, die zich niet la
ten oplossenen verwacht van
mij geen geneesmiddel tegen on
heelbare wonden." De Poolse
schrfjver Witold Gombrowicz on
der andere bekend door zijn ro
man „De pornografie", noteert dit
in zijn Dagboek „Ik heb me tot
het schrijven van dit dagboek ge
zet, eenvoudig om me te redden, uit
angst voor de degradatie en het
definitief wegzinken in de vloed
van het banale leven dat mij al
tot de mond reikt", bekent hij in
Dziennik, waaruit een keuze werd
gedaan voor een Nederlandse ver
taling (eindelijk) met de titel „Uit
het dagboek van Witold Gombro
wicz" (uitg. Moussault Amster
dam).
De verantwoording tot dit dag
boek is niet zo opzienbarend;
dat komt meer voor. Fascinerender
is daarentegen de wijze waarop hij
zich schrijvend afzet tegen alle
mogelijke dwingende vormen, die
zUn leven dreigen te bepalen. Hij
schrijft zich naar een nieuwe per
soonlijke filosofie van dp Vorm
™e, als „iets dat voortdurend door
de mens wordt geschapen en hem
nooit bevredigt.Zonder moeite
uu m^n richting terug met
behulp van het altijd zelfde kom-
P?.s: afstand tot de vorm", zegt
ju]. Het existentialisme, marxisme,
Jeugdtrauma's, opvattingen over
a. ytouw-beeld, het katholicisme,
2. ,!Poolse) cultuur, het gods-
e a- het zijn allemaal figuren
in de maatschappij rondom ons,
die een dwingende invloed op on
ze persoonlijkheid willen uitoefe
nen. „Het is niet de taak van een
schrijver problemen op te lossen,
maar alleen ze te stellen", noteert
hij.
Gombrowicz heeft gedurende
acht jaar in het Poolse emi
granten-tijdschrift Kultura op
panier zijn persoonlijke worsteling
met „de kolossale druk waaraan
wij tegenwoordig van alle kanten
(genoemde verschijnselen) staan
blootgesteld om onze eigen exis
tentie op te geven" verwoord.
Losse journalistieke notities, filo
sofische ontrafelingen van eigen
reacties en tegenstrijdige ervarin
gen. Het boeiendste van dit boek
is daarom ongetwijfeld de worste
ling van een mens tegen de drei
gende vervorming van de eigen
existentie al lezend te ervaren.
Een zinsnede als „mijn probleem
is niet mijn geweten te perfectio
neren, maar te weten in hoeverre
dit geweten het mijne is" laat daar
iets van proeven. Deze worsteling
naar de bevestiging van een eigen
identiteit wordt des te navranter,
wanneer men daarbij bedenkt dat
hij de collectivistische sfeer (poli
tiek, religieus en cultureel) in Po
len in 1939 de rug toekeerde om in
Argentinië te gaan wonen.
\7"oor degenen, die de Neclerland-
se vertalingen van zijn „Fer-
dydure" ('62) en „De pornografie"
('65) gelezen hebben is dit boek
een prachtig stuk „toelichting",
dat tot beter begrip kan leiden.
Herhaaldelijk haakt hij in op het
schrijven van deze werken, alsme
de op zijn „Transatlantika" en
„Het Huwelijk". Gombrowicz
wordt momenteel door deze wer
ken tot de grootmeesters der Euro
pese literatuv gerekend. Men
heeft hem zelf:: met Sartre verge
leken. Het is daarom wel interes
sant te lezen wat hij zelf over het
een en het ander denkt: „Leeg zijn
uw formules, leeg zijn uw woor
den! Hoe het definitieve met het
alledaagse te verenigen Hoe het
definitieve in ons in te passen,
en in welke vorm? Daar verheft
zich de heer Sartre en hij verze
kert mij dat dit mogelijk is, langs
fenomenologische weg bijvoorbeeld
maar ik meet hem met mijn
blik en weer vraag ik me af hoe
dat te verenigen is, het feit dat
hij in een broek loopt met wat hij
me daar leert ik weet geen
raad met dit moment in zijn ont
wikkeling waarop hij toch begon
te existeren, waarop uit de gewone
Sartre die in een broek rondloopt,
een filosoof begon te ontstaan".
Overal proeft men dat hij tracht
te ontkomen aan absoluut gestel
de vormen, aan absolute waarden,
bij het existeren Een geluid, dat
in onze tijd zeker aankomt. „Sar
tres tegenstander is niet de pries
ter, maar de melkboer, de apothe
ker en de vroiw van de timmer
man", stelt hij scherp.
En wat betreft zijn plaats in de
Europese literatuur (zoals men
op de achterzijde van het boek
kan lezen): „Wij zonen van het
Oosten(!) voelen het probleem
van het individuele geweten tussen
onze vingers wegsmeltenhet
Westen, tot nog toe (dit is 1953
trouw aan zijn absolute waarden,
gelooft nog in de kunst en in het
genot dat zij ons schenkt, voor mij
echter is dit genot opgelegd, het
ontstaat „tussen" ons, en waar zij
mensen zien die knielen voor de
muziek van Bach, zie ik mensen
die elkaar wederzijds tot knielen
dwingen en elkaar tot geestdrift,
verrukking en bewondering aan
zetten".
Dit heeft allemaal te maken met
zijn mensbeeld, een beeld, dat niet
vastligt in een of andere mal; de
door de vorm gedegradeerde maar
op de onrijpheid verliefde mens.
Een gedachtenstroom, die explo
sief openingen blijft slaan naar
vrije expressiemogelijkheden der
menselijke persoon. Maar, voegt
hij eraan toe, de problemen van
de existentie kunnen niet door
een mens opgelost worden zij
lossen zich op, wanneer dit al het
geval is, in de mensheid".
Het is een boek, waarvan men de
grondtoon moet proeven en
waardoor men zich moet laten
vastspijkeren ap losse (apodicti
sche) uitspraken. Ze spreken el
kaar vaak tegen; dat is Gombro
wicz zich ook bewust De selectie
is gemaakt uit de jaren 1953-1954-
1955 en 1956. De stemmingen wis
selen met de jaren, maar de in
tentie niet.
Het blijven ideeën, die mensen
waard zijn. „Ik geloof dat het de
ideeën in Polen altijd aan mensen
ontbroken heeftbetreurt
hij ergens. Hij slaat „Polen" trou
wens behoorlijk om de oren in zijn
aantekeningen. Dit kan terecht of
ten onrechte zijn; dat geldt overi
gens voor al zijn opmerkingen bij
dreigende vonr.en. (Het is moeilijk
om aan de verleiding te weerstaan
er enkele te citeren). Maar dat is
niet het belangrijkste. Wat ons
en hopelijk vele lezers het
meest trof in dit boeiend en goed
geschreven dagboek is het samen
te vatten met een van zijn uit
spraken: „Door overal waar het
mogelijk is de stelling te verkon
digen dat de mens boven zijn wer
ken staat, verschaf ik iets van de
vrijheid die onze verkrampte ziel
vandaag zo nodig heeft."
"N? er jarenlang over nagedacht
te hebben, ben ik tot de slot
som gekomen, dat het magisch-
realisme zoveel als een draad van
Ariadne is, langs waar wij tot diep
in het labyrint van onze eigen per
soonlijkheid kunnen afdalen. Mis
schien wordt mij hierdoor de kans
geboden er achter te komen, wat
voor mens ik ben Hubert Lam-
po, die dit schrijft in De draad van
Ariadne, heeft daarvoor het passe
partout gevonden bij Jungs leer
van het collectief onbewuste en de
archetypen. We zijn er niet zo ze
ker van dat daardoor Lampo echt
Open Kaart speelt in deze gelijk
namige serie van Desclée De Brou
wer. Deze Hineininterpretation
klopt tè precies. Maar interessant
om te lezen blijft het.
WAAK wordt de stelling verkon
digd, dat een schrijver niet over
zijn eigen werk kan (moet) schrij
ven. In deze Open-Kaart-serie ge
beurt dit wel. En tot op dit mo
ment zeker interessant genoeg om
er kennis van te nemen. Gijsen,
Demedts en Streuvels deden het
voor Lampo. Beperkten de eerste
drie zich vooral tot een beschrij
ving van biografische interessan-
tigheden, Lampo tracht zijn eigen
psyche te doorgronden, die achter
de uiterlijke feiter» schuilgaat. Dit
geeft het boek een authenticiteit,
die meer valt te proeven in de
wijze van henaderen, beschrijven
en interpretaties, dan in de objec
tieve tekst zonder meer. Het is
daarom een geschrift om „tussen de
regels door" te lezen.
Lampo volgt chronologisch het ont
staan van zijn litteraire werken en
tracht daarbij zijn „bekering" van
het psychorealisme naar het ma
gisch realisme te schetsen. Hij komt
tot de ervaring dat „de sfeer waar
in ik leef en waaruit mijn boeken
zijn ontstaan, voor een deel wordt
bepaald door de generaties die mij
zijn voorafgegaan Vaak bekruipt
me het gevoel dat ik dichter sta
bij de deels Egyptenaar geworden
jood Benjamin dan bij het proto
type van de gemiddelde, zich met
bier en pensen verzadigende Vla
ming." Wie zijn terugkeer naar
Atlantis kent, voelt wat hij
bedoelt.
ZIJN boek De belofte aan Rachel
heeft hem het meest intens ln
neslag genomen. Naar aanleiding
daarvan tekent hij zichzelf als een
„flamingant uit ervaring, anarchist
uit diepste voorbeschiktheid, socia
list door mijn opvoeding en uit be
grip voor een noodzakelijke, zij het
dan soms ontgoochelende modus
vivendi Wat de liefde betreft
zijn inderdaad al mijn boeken ro
mans van een aarzeling, voor zo
verre het althans de mannelijke
hoofdpersoon, dubbelganger van
mij zelf betreft."
Dat zijn zo van die algemene be
weringen, die weinig openbaren;
althans de kaart niet zo erg open
leggen. Wanneer hij b.v. zijn sta
tus van kop van Jut in het Vlaamse
literaire leven beschrijft, laat hij
zich gaan en in tegenstelling met
de status van literator, die hij zich
elders in hoogverheven teksten
terecht toedicht, mept hij er
even hard op los als zijn tegen
standers. Dergelijke passages open
baren soms meer over de mens
Lampo dan de vaak wat gefor
ceerd aandoende Jungfiguren, die
hij rond zijn geschiedenissen weeft.
J-JET was vooral zijn Komst van
Joachim Stiller, die hem ein
delijk inzicht verwierf in het reeds
lang kloppende magisch realisme.
Dank zij het bestuderen van Jung
vond hij atheïst de verklaring
van zijn Messias-idee in deze ge
schiedenis. Via het bekende Har
lekijn-motief komt hij tot „de" op.
lossing. Zo eenvoudig als het hier
staat is het natuurlijk niet, maar
zo simpel als Lampo Jung han
teert is het toch ook niet. Accep
tabeler is de tendens, die Lampo
ervaart vanuit Jungs studies: „op
de spits gedreven communie met
de werkelijkheid" De wereld van
het magisch realisme is te reëel om
niet te willen onderkennen, maar
nog te onduidelijk om een weten
schappelijk systeem achteraf
in een bepaalde (sic) romanlitera
tuur in te passen. „Literaire alche
mie" ten spijt. Wanneer Lampo
zegt: „Met de schrijver betreedt
zijn lezer een andere wereld", dan
is de vulling, die men aan het
woord „andere" geeft misschien
een andere dan Lampo ervaart; al
of niet op de hoogte met Jung.
„gCHRIJVEN is worden, hoofd
zakelijk en misschien niet an
ders dan worden voor mij." Dit is
een prettig te lezen conclusie van
de auteur. Kon iedereen dit maar
zeggen van zijn beroep, zouden we
er wat pathetisch aan toe
willen voegen. Ondanks zijn be
wering, dat hij lui is (dat wordt
bijna een mode-bewering in artis
tieke kringen) kan men in dit boek
toch iets proeven van een dood
gewone menselijke worsteling met
geest en stof. „Ik geloof aan de
mogelijkheid dat de lezer van dit
boek er zich van vergewist zou
hebben, dat ik de man die zich elke
morgen in de spiegel voor mij staat
te scheren hoegenaamd niet over
dreven au sérieux neem. De litera
tuur vind ik belangrijk. Mij zelf
niet", aldus Lampo. Het spiegel
beeld in dit boek nemen wij in
derdaad niet helemaal au sérieux,
maar toch voldoende om er een in
teressant en boeiend beeld in te
ontdekken.
Apocrief
„neusje-van-de-zalm-van-het - on
derbewuste" zoals hij zelf eens
smalend etiketteerde.
EJij heeft een onvoorstelbare hoe-
veelheid werken gecreëerd.
Bertus Aatjes spreekt in de cata
logus van een legendarische pro-
duktiviteit. Er zijn bijv. ontelbaar
veel kerken, die door schilderingen,
ramen, sculpturen e.d. van zijn
hand gesierd zijn. En de kwanti
teit heeft in die vruchtbare „kei-
kelijke" jaren de kwaliteit wel
eens parten gespeeld. Maar het
bleef „geëyekt" met zijn eigen ar
tistieke handschrift. Wanneer
men op de tentoonstelling langs
zijn leven loopt vanaf 1927 tot
1967 (zijn laatste werk „Weg in
Zuid-Limburg" hangt er ook)
krijgt men alleen maar bewonde
ring voor zoveel levensdrift, die
zich met het verstrijken der ja
ren en het toenemen van licha
melijke handicap, lijkt toe te spit
sen op de kleur.
He Beyerd heeft te beginnen
met deze tentoonstelling
gezorgd voor een interessante ser
vice aan de bezoekers. Er is een
fonobar, waar men de goede in
leiding die ds. A. v.d. Bosch bij de
opening uitsprak kan beluisteren.
Nu maar hopen, dat er goede inlei
ders gevonden worden in de toe
komst. Verder ontmoet men dan
in de besloten ruimten van de Be
yerd nog iets van de „60.000 jaar
contemplatieve stilte rond de cre
atieve kunstenaars", zoals Eyck
het zelf eens formuleerde. „De
vlucht der individualisten uit het
larmoyante spektakel, naar de
contemplatieve overgave om nog
iets van de eigen menselijkheid te
redden en de komende godensche
mering met gelatenheid te ver
wachten".
Ti at de tentoonstelling begint met
een schilderij van Otto van
Rees is letterlijk tekenend voor de
beginperiode van Eyck (al blijft
hij zichzelfDe vrouw uil Upland
(1927), Familieportret, ('38), por
tret S.N. ('32), Mijn kinderen ('36)
en portret Mevr. W. e('41); het
heeft allemaal iets van die religi
euze contemplatie, die ook zijn
vele kerkelijke opdrachten uit die
tijd karakteriseren. Een bijzonder
fijne hoek is die met monotypen:
prachtige contrasten en vervloeien
de lijnen in zwart-wit (b.v. scul-
tura di un Sedile) en in kleuren:
een gloed van geel, rood en blauw
met sierlijke contouren van drie
Danaiden e.a. Karikaturale ironie
spreekt uit zijn Der Alte ('65) in
olieverf of de man van de Duitse
en Vlaamse t.v. (tekeningen).
Maar evenzeer uit zijn Schutterij
doeken (waarbij we moesten den
ken aan Rembrandt, die met zijn
Nachtwacht zijn pappenheimers
bij de neus nam).
„Qinds de geboorte der krante-
kritiek is er op het gebied der
toegepaste kunsten nooit meer iets
gecreëerd dat eeuwigheidswaar
de bezit" schreef Eyck eens. Noch
uit angst voor Charles Eyck, noch
uit angst onvolledig te zijn, moe
ten we ons beperken, want u moet
er zelf gaan kijken (en eventueel
kopen). Over de eeuwigheidswaar
de van zijn werken noch over de
functie van de krant laten we ons
op dit moment uit om nog even, te
wijzen op enkele resultaten die ons
troffen. Het volwassen kinderge
zicht van Diana Aafjes naast pap
pa Bertus. Prachtig' geschilderde
sferen als in de Banlieu Paris,
Proostdij Meersen, twee maal
Delft, Paleis van Justitie (Brus
sel), Picadilly-circus, enkele tref
fende doeken met simpelweg
koeien (maar hoe). En dan die
Aswoensdag op de vuilnisbelt of
carnaval in Schimmert met En-
sor-achtige koppen op de dikke
„as" van verf. Het (bète)-idool
(van de huidige jeugd) en het
Bruidspaar 1966 vertellen boekde
len. Het bruidspaar, ten dele ge
schilderd op stukken opgeplakt
behang heeft behalve het naïeve
„kinderspul" in verf als tekst in
de catalogus: „Wij zijn in onze
theorieën en in onze creativiteit
mooi op weg om aan het individu
zijn persoonlijkheid te ontnemen".
Dan kijken we maar weer naar
een Kindercircus, waaruit zowel
in kleur als vorm een primitieve
(is: oer) vreugde spreekt. Of De
Dorpsmuzikant, een dromerig
Chagal-achtig spel van kleurvlak
ken, waarin de zwarte contouren
van een levensverzoening spreken.
De opstand der Franse boeren,
waaraan hij drie jaar werkte met
weergaloos menselijke gegevens
en de vulling van het vlak. Badi
nerend protest van kinderen aan
het strand met een non als „poli-
tie-agent", waarbij zelfs de vlag
gen verstijven of meelijwekkend
heid met kostschoolkinderen op
Curasao. Vietnameze kinderen.,
een Begrafenis, zonder overtrok
ken triomfalisme op de dood of
dies-irae-geweld, maar vertellend
zoals het is.
„L'rgens langs de weg vond ik een
hoefijzer en een stukje beton-
buis. Toen begon ik ermee te spe
len. Voila tout court. (F450), Char
les Eyck". Dat staat geschreven
op een kaartje bij een werkstukje.
We hebben tegenwoordig de mond
vol over de spelende mensen ho
mo ludens). Eyck heeft het hele
leven gespeeld; zelfs toen we er
niet zo over theoretiseerden als nu.
Dat spelen is tevens een vechten
met het leven geweest (en is het
nog) bij hem. En het is de moeite
waard daarvan kennis te nemen.
Dan kan in de Beyerd van Breda
tot 7 augustus.
H.E.
Tot de vele aantrekkelijkheden,
die Zierikzee zijn inwoners en
tijdelijke bezoekers te bieden
heeft, behoort ongetwijfeld ook het
oude Burgerweeshuis, dat bewoond
en bestuurd wordt door het even
charmante als actieve kunstenaars
echtpaar Ad en Thessa Braadt.
Door hun onvermoeide krachtsin
spanningen wordt dit sfeervolle ge
bouw ieder jaar in de zomer omge
toverd tot een waar „palais des
beaux Arts". Dit seizoen hebben zij
een tentoonstelling ingericht van
werk van Zierikzeese, in elk geval
Zeeuwse kunstenaars.
£jora van Citters, de jonge schil
deres uit Haamstede-Burgh, die
nog niet zo heel lang geleden de
academie verliet, toont in haar
nieuwe werk dat zij zich hoe lang-
ger hoe persoonlijker ontplooit. Het
blijkt uit enkele van haar geschil
derde Zeeuwse landschappen, die in
brede kleurpartijen zijn opge
bouwd, de zorg om het detail, die
zich in haar eerste werk wel eens
al te nadrukkelijk manifesteerde,
wijkt voor het groter en ruimer ge
ziene geheel. Een warme gulle le
vensliefde komt tot ons over in het
atelierstilleven met de judaspen
ningen misschien wel het sterkste
en meest overtuigende stuk van
haar collectie. Maar niet minder ge
voelig en van innige aandacht voor
't leven getuigend zijn haar kleine
etsen, zoals die van een dood vo
geltje op het strand, door het duin
zand half onderstoven; de snel
vergaande pracht van snijbloemen
weet ze vast te leggen in aquarel
len waarin gevoel en (moeilijke)
techniek hand in hand gaan. De
snelle en voorspoedige groei van
Cora van Sitters' talent zoals die
uit haar nieuwe werk blijkt, is een
gelukwens waard.
Jan Jongschaap, nog altijd een van
Zeelands boeiendste schilders,
toont hier een aantal olieverven op
papier die weer eens bewijzen dat
hij een verfijnd en geraffineerd spe
ler met kleuren is, en onvermoei
baar zoeker ook naar de mooie huid
van zijn materie. Zijn nieuwe klei
ne werken zijn poëtische meditatie
objecten wier bekoring groter wordt
naarmate men er langer naar kijkt.
Ad Braadt toont een aantal kera-
miek-plastieken met een opvallend
mooi metaalkleurig glazuur waar
onder een grote plastiek voor een
nieuwgebouwde school, bestaande
uit een reeks op eikaars ruggen
steunende dieren. Als al zijn werk
mooi van vorm, geestig en zinrijk.
JJijn vrouw Thessa is vertegen
woordigd met gebruiksaarde-
werk, mooi en eenvoudig van vorm
en met verfijnde groenblauwe en
Ivoorkleurige glazuren die de no
bele sfeer uitstralen van het aar
dewerk dat Vermeer en Verster
eenmaal schilderden. De oudere
schilder Breedveld blijft zichzelf
trouw in bloemstillevens en Zeeuw
se landschappen terwijl twee Zie
rikzeese debutanten, Van den En-
de en Lodewijks, de jongste gene
ratie representeren met werk dat
van talent getuigt, dat echter naar
geest en techniek nog aanzienlijk
zal moeten rijpen. Al met al een
fleurig boeket beeldende kunst, de
ze zomertentoonstelling in het Bur
gerweeshuis, dat de gehele zomer
te zien blijft.
WILLEM ENZINCK
Cora van Citters: atelierstilleven.