art 250, CHARLES EYCK (70) i dagboek open kaart BOEKET IN ZIERIKZEE Sin n „VOILA TOUT COURT": IN DE BEYERD, BREDA WITOLD GOMBROWICZ HUBERT LAMPO f drie) Breda DCHTÜ 30 uur .30 uur OENE N.V. i DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 15 JULI 196? si r es ing Canisvliet smmen, zeilen, ie energie opdoen utomatische Daf en gezin kan erin met rtief en snel. g en verkeer, jken, volautomatisch! 3. iling a contant aten (half 3) (half 3) A. H. INEKE Idelburg, Vlissingen, Goes vij nog plaats voor: lissière opgeleid willen >rden. 1 te werken en zich volle- g een goed loon verdienen i schriftelijk aan ons kan- 2 te Bergen op Zoom of erder van één onzer filia- redijk 47, Vlissingen Oude poortstraat 12 - 14 en Ter- Commissie voor de grondgebruikers in dat blok 2 oogst 1967 hun landerijen ;n gebruikt éénmaal grondig topi»elploeg, zulks in afwaeh- toedeling van grond in het itselijke Commissie voor de aveling Canisvliet, M. VAN WAES, voorzitter r* af fabriek 3 Daffodil en Daf 44 (werk. 29 Zald- en N.-Bsveba* Modern bruidspaar/olieverf. Het binnenpleintje van de Beyerd in Breda. Er staan enkele beelden en bloem bakken, waar de gerani ums felrood uitdruipen in de hel le zon. Het is er gezellig zitten en goed praten over de kunst van het leven. Dat was ons gemakkelijker gemaakt door de kleurige aankno pingspunten, die we in het cultu reel centrum zojuist gekregen hadden. Wanneer je er de prachti- 'ge overzichtstentoonstelling van werken van Charles Eyck bezoekt, heb je het gevoel Iets te krijgen. Iets van de kracht waarmee Char les Eyck in de 70 jaren van zijn leven de menselijke ervaringen van blijmoedigheid en weemoed, barokke vreugde en opstandigheid, hemel en aarde tot een leefbaar patroon heeft samengeweven. Het is zonder meer een vreugde deze gevoelens via een honderdtal wer ken op je te laten afkomen. Tie naam van Charles Eyck is bin- nen en buiten de grenzen be kend. Dat betekent dat deze door en door Limburgse kunstenaar geen regionaal is gebleven in de negatieve zin van het woord. In het normale menselijke verkeer worden er nog wel een stekelige opmerkingen gemaakt over het Limburgse karakter van de een of de ander. Charles Eyck heeft dit karakter, maar de facetten daarvan weet hij te integreren tot een algemeen menselijk mozaïek, waarop iedereen jaloers kan zijn. Op zijn doeken en tekeningen kijkt hij naar mensen en dingen; dood gewoon vertellend, maar overgo ten door de zon, zelfs wanneer men de ironie proeft. Ook dood gewoon eerlijk en niets van het Kinderspeelgoed/olieverf k kan niet mezelf zijn, en toch wil ik mezelf zijn jl en moet ik mezelf zijn, JJ dit is een van die te genstrijdigheden, die zich niet la ten oplossenen verwacht van mij geen geneesmiddel tegen on heelbare wonden." De Poolse schrfjver Witold Gombrowicz on der andere bekend door zijn ro man „De pornografie", noteert dit in zijn Dagboek „Ik heb me tot het schrijven van dit dagboek ge zet, eenvoudig om me te redden, uit angst voor de degradatie en het definitief wegzinken in de vloed van het banale leven dat mij al tot de mond reikt", bekent hij in Dziennik, waaruit een keuze werd gedaan voor een Nederlandse ver taling (eindelijk) met de titel „Uit het dagboek van Witold Gombro wicz" (uitg. Moussault Amster dam). De verantwoording tot dit dag boek is niet zo opzienbarend; dat komt meer voor. Fascinerender is daarentegen de wijze waarop hij zich schrijvend afzet tegen alle mogelijke dwingende vormen, die zUn leven dreigen te bepalen. Hij schrijft zich naar een nieuwe per soonlijke filosofie van dp Vorm ™e, als „iets dat voortdurend door de mens wordt geschapen en hem nooit bevredigt.Zonder moeite uu m^n richting terug met behulp van het altijd zelfde kom- P?.s: afstand tot de vorm", zegt ju]. Het existentialisme, marxisme, Jeugdtrauma's, opvattingen over a. ytouw-beeld, het katholicisme, 2. ,!Poolse) cultuur, het gods- e a- het zijn allemaal figuren in de maatschappij rondom ons, die een dwingende invloed op on ze persoonlijkheid willen uitoefe nen. „Het is niet de taak van een schrijver problemen op te lossen, maar alleen ze te stellen", noteert hij. Gombrowicz heeft gedurende acht jaar in het Poolse emi granten-tijdschrift Kultura op panier zijn persoonlijke worsteling met „de kolossale druk waaraan wij tegenwoordig van alle kanten (genoemde verschijnselen) staan blootgesteld om onze eigen exis tentie op te geven" verwoord. Losse journalistieke notities, filo sofische ontrafelingen van eigen reacties en tegenstrijdige ervarin gen. Het boeiendste van dit boek is daarom ongetwijfeld de worste ling van een mens tegen de drei gende vervorming van de eigen existentie al lezend te ervaren. Een zinsnede als „mijn probleem is niet mijn geweten te perfectio neren, maar te weten in hoeverre dit geweten het mijne is" laat daar iets van proeven. Deze worsteling naar de bevestiging van een eigen identiteit wordt des te navranter, wanneer men daarbij bedenkt dat hij de collectivistische sfeer (poli tiek, religieus en cultureel) in Po len in 1939 de rug toekeerde om in Argentinië te gaan wonen. \7"oor degenen, die de Neclerland- se vertalingen van zijn „Fer- dydure" ('62) en „De pornografie" ('65) gelezen hebben is dit boek een prachtig stuk „toelichting", dat tot beter begrip kan leiden. Herhaaldelijk haakt hij in op het schrijven van deze werken, alsme de op zijn „Transatlantika" en „Het Huwelijk". Gombrowicz wordt momenteel door deze wer ken tot de grootmeesters der Euro pese literatuv gerekend. Men heeft hem zelf:: met Sartre verge leken. Het is daarom wel interes sant te lezen wat hij zelf over het een en het ander denkt: „Leeg zijn uw formules, leeg zijn uw woor den! Hoe het definitieve met het alledaagse te verenigen Hoe het definitieve in ons in te passen, en in welke vorm? Daar verheft zich de heer Sartre en hij verze kert mij dat dit mogelijk is, langs fenomenologische weg bijvoorbeeld maar ik meet hem met mijn blik en weer vraag ik me af hoe dat te verenigen is, het feit dat hij in een broek loopt met wat hij me daar leert ik weet geen raad met dit moment in zijn ont wikkeling waarop hij toch begon te existeren, waarop uit de gewone Sartre die in een broek rondloopt, een filosoof begon te ontstaan". Overal proeft men dat hij tracht te ontkomen aan absoluut gestel de vormen, aan absolute waarden, bij het existeren Een geluid, dat in onze tijd zeker aankomt. „Sar tres tegenstander is niet de pries ter, maar de melkboer, de apothe ker en de vroiw van de timmer man", stelt hij scherp. En wat betreft zijn plaats in de Europese literatuur (zoals men op de achterzijde van het boek kan lezen): „Wij zonen van het Oosten(!) voelen het probleem van het individuele geweten tussen onze vingers wegsmeltenhet Westen, tot nog toe (dit is 1953 trouw aan zijn absolute waarden, gelooft nog in de kunst en in het genot dat zij ons schenkt, voor mij echter is dit genot opgelegd, het ontstaat „tussen" ons, en waar zij mensen zien die knielen voor de muziek van Bach, zie ik mensen die elkaar wederzijds tot knielen dwingen en elkaar tot geestdrift, verrukking en bewondering aan zetten". Dit heeft allemaal te maken met zijn mensbeeld, een beeld, dat niet vastligt in een of andere mal; de door de vorm gedegradeerde maar op de onrijpheid verliefde mens. Een gedachtenstroom, die explo sief openingen blijft slaan naar vrije expressiemogelijkheden der menselijke persoon. Maar, voegt hij eraan toe, de problemen van de existentie kunnen niet door een mens opgelost worden zij lossen zich op, wanneer dit al het geval is, in de mensheid". Het is een boek, waarvan men de grondtoon moet proeven en waardoor men zich moet laten vastspijkeren ap losse (apodicti sche) uitspraken. Ze spreken el kaar vaak tegen; dat is Gombro wicz zich ook bewust De selectie is gemaakt uit de jaren 1953-1954- 1955 en 1956. De stemmingen wis selen met de jaren, maar de in tentie niet. Het blijven ideeën, die mensen waard zijn. „Ik geloof dat het de ideeën in Polen altijd aan mensen ontbroken heeftbetreurt hij ergens. Hij slaat „Polen" trou wens behoorlijk om de oren in zijn aantekeningen. Dit kan terecht of ten onrechte zijn; dat geldt overi gens voor al zijn opmerkingen bij dreigende vonr.en. (Het is moeilijk om aan de verleiding te weerstaan er enkele te citeren). Maar dat is niet het belangrijkste. Wat ons en hopelijk vele lezers het meest trof in dit boeiend en goed geschreven dagboek is het samen te vatten met een van zijn uit spraken: „Door overal waar het mogelijk is de stelling te verkon digen dat de mens boven zijn wer ken staat, verschaf ik iets van de vrijheid die onze verkrampte ziel vandaag zo nodig heeft." "N? er jarenlang over nagedacht te hebben, ben ik tot de slot som gekomen, dat het magisch- realisme zoveel als een draad van Ariadne is, langs waar wij tot diep in het labyrint van onze eigen per soonlijkheid kunnen afdalen. Mis schien wordt mij hierdoor de kans geboden er achter te komen, wat voor mens ik ben Hubert Lam- po, die dit schrijft in De draad van Ariadne, heeft daarvoor het passe partout gevonden bij Jungs leer van het collectief onbewuste en de archetypen. We zijn er niet zo ze ker van dat daardoor Lampo echt Open Kaart speelt in deze gelijk namige serie van Desclée De Brou wer. Deze Hineininterpretation klopt tè precies. Maar interessant om te lezen blijft het. WAAK wordt de stelling verkon digd, dat een schrijver niet over zijn eigen werk kan (moet) schrij ven. In deze Open-Kaart-serie ge beurt dit wel. En tot op dit mo ment zeker interessant genoeg om er kennis van te nemen. Gijsen, Demedts en Streuvels deden het voor Lampo. Beperkten de eerste drie zich vooral tot een beschrij ving van biografische interessan- tigheden, Lampo tracht zijn eigen psyche te doorgronden, die achter de uiterlijke feiter» schuilgaat. Dit geeft het boek een authenticiteit, die meer valt te proeven in de wijze van henaderen, beschrijven en interpretaties, dan in de objec tieve tekst zonder meer. Het is daarom een geschrift om „tussen de regels door" te lezen. Lampo volgt chronologisch het ont staan van zijn litteraire werken en tracht daarbij zijn „bekering" van het psychorealisme naar het ma gisch realisme te schetsen. Hij komt tot de ervaring dat „de sfeer waar in ik leef en waaruit mijn boeken zijn ontstaan, voor een deel wordt bepaald door de generaties die mij zijn voorafgegaan Vaak bekruipt me het gevoel dat ik dichter sta bij de deels Egyptenaar geworden jood Benjamin dan bij het proto type van de gemiddelde, zich met bier en pensen verzadigende Vla ming." Wie zijn terugkeer naar Atlantis kent, voelt wat hij bedoelt. ZIJN boek De belofte aan Rachel heeft hem het meest intens ln neslag genomen. Naar aanleiding daarvan tekent hij zichzelf als een „flamingant uit ervaring, anarchist uit diepste voorbeschiktheid, socia list door mijn opvoeding en uit be grip voor een noodzakelijke, zij het dan soms ontgoochelende modus vivendi Wat de liefde betreft zijn inderdaad al mijn boeken ro mans van een aarzeling, voor zo verre het althans de mannelijke hoofdpersoon, dubbelganger van mij zelf betreft." Dat zijn zo van die algemene be weringen, die weinig openbaren; althans de kaart niet zo erg open leggen. Wanneer hij b.v. zijn sta tus van kop van Jut in het Vlaamse literaire leven beschrijft, laat hij zich gaan en in tegenstelling met de status van literator, die hij zich elders in hoogverheven teksten terecht toedicht, mept hij er even hard op los als zijn tegen standers. Dergelijke passages open baren soms meer over de mens Lampo dan de vaak wat gefor ceerd aandoende Jungfiguren, die hij rond zijn geschiedenissen weeft. J-JET was vooral zijn Komst van Joachim Stiller, die hem ein delijk inzicht verwierf in het reeds lang kloppende magisch realisme. Dank zij het bestuderen van Jung vond hij atheïst de verklaring van zijn Messias-idee in deze ge schiedenis. Via het bekende Har lekijn-motief komt hij tot „de" op. lossing. Zo eenvoudig als het hier staat is het natuurlijk niet, maar zo simpel als Lampo Jung han teert is het toch ook niet. Accep tabeler is de tendens, die Lampo ervaart vanuit Jungs studies: „op de spits gedreven communie met de werkelijkheid" De wereld van het magisch realisme is te reëel om niet te willen onderkennen, maar nog te onduidelijk om een weten schappelijk systeem achteraf in een bepaalde (sic) romanlitera tuur in te passen. „Literaire alche mie" ten spijt. Wanneer Lampo zegt: „Met de schrijver betreedt zijn lezer een andere wereld", dan is de vulling, die men aan het woord „andere" geeft misschien een andere dan Lampo ervaart; al of niet op de hoogte met Jung. „gCHRIJVEN is worden, hoofd zakelijk en misschien niet an ders dan worden voor mij." Dit is een prettig te lezen conclusie van de auteur. Kon iedereen dit maar zeggen van zijn beroep, zouden we er wat pathetisch aan toe willen voegen. Ondanks zijn be wering, dat hij lui is (dat wordt bijna een mode-bewering in artis tieke kringen) kan men in dit boek toch iets proeven van een dood gewone menselijke worsteling met geest en stof. „Ik geloof aan de mogelijkheid dat de lezer van dit boek er zich van vergewist zou hebben, dat ik de man die zich elke morgen in de spiegel voor mij staat te scheren hoegenaamd niet over dreven au sérieux neem. De litera tuur vind ik belangrijk. Mij zelf niet", aldus Lampo. Het spiegel beeld in dit boek nemen wij in derdaad niet helemaal au sérieux, maar toch voldoende om er een in teressant en boeiend beeld in te ontdekken. Apocrief „neusje-van-de-zalm-van-het - on derbewuste" zoals hij zelf eens smalend etiketteerde. EJij heeft een onvoorstelbare hoe- veelheid werken gecreëerd. Bertus Aatjes spreekt in de cata logus van een legendarische pro- duktiviteit. Er zijn bijv. ontelbaar veel kerken, die door schilderingen, ramen, sculpturen e.d. van zijn hand gesierd zijn. En de kwanti teit heeft in die vruchtbare „kei- kelijke" jaren de kwaliteit wel eens parten gespeeld. Maar het bleef „geëyekt" met zijn eigen ar tistieke handschrift. Wanneer men op de tentoonstelling langs zijn leven loopt vanaf 1927 tot 1967 (zijn laatste werk „Weg in Zuid-Limburg" hangt er ook) krijgt men alleen maar bewonde ring voor zoveel levensdrift, die zich met het verstrijken der ja ren en het toenemen van licha melijke handicap, lijkt toe te spit sen op de kleur. He Beyerd heeft te beginnen met deze tentoonstelling gezorgd voor een interessante ser vice aan de bezoekers. Er is een fonobar, waar men de goede in leiding die ds. A. v.d. Bosch bij de opening uitsprak kan beluisteren. Nu maar hopen, dat er goede inlei ders gevonden worden in de toe komst. Verder ontmoet men dan in de besloten ruimten van de Be yerd nog iets van de „60.000 jaar contemplatieve stilte rond de cre atieve kunstenaars", zoals Eyck het zelf eens formuleerde. „De vlucht der individualisten uit het larmoyante spektakel, naar de contemplatieve overgave om nog iets van de eigen menselijkheid te redden en de komende godensche mering met gelatenheid te ver wachten". Ti at de tentoonstelling begint met een schilderij van Otto van Rees is letterlijk tekenend voor de beginperiode van Eyck (al blijft hij zichzelfDe vrouw uil Upland (1927), Familieportret, ('38), por tret S.N. ('32), Mijn kinderen ('36) en portret Mevr. W. e('41); het heeft allemaal iets van die religi euze contemplatie, die ook zijn vele kerkelijke opdrachten uit die tijd karakteriseren. Een bijzonder fijne hoek is die met monotypen: prachtige contrasten en vervloeien de lijnen in zwart-wit (b.v. scul- tura di un Sedile) en in kleuren: een gloed van geel, rood en blauw met sierlijke contouren van drie Danaiden e.a. Karikaturale ironie spreekt uit zijn Der Alte ('65) in olieverf of de man van de Duitse en Vlaamse t.v. (tekeningen). Maar evenzeer uit zijn Schutterij doeken (waarbij we moesten den ken aan Rembrandt, die met zijn Nachtwacht zijn pappenheimers bij de neus nam). „Qinds de geboorte der krante- kritiek is er op het gebied der toegepaste kunsten nooit meer iets gecreëerd dat eeuwigheidswaar de bezit" schreef Eyck eens. Noch uit angst voor Charles Eyck, noch uit angst onvolledig te zijn, moe ten we ons beperken, want u moet er zelf gaan kijken (en eventueel kopen). Over de eeuwigheidswaar de van zijn werken noch over de functie van de krant laten we ons op dit moment uit om nog even, te wijzen op enkele resultaten die ons troffen. Het volwassen kinderge zicht van Diana Aafjes naast pap pa Bertus. Prachtig' geschilderde sferen als in de Banlieu Paris, Proostdij Meersen, twee maal Delft, Paleis van Justitie (Brus sel), Picadilly-circus, enkele tref fende doeken met simpelweg koeien (maar hoe). En dan die Aswoensdag op de vuilnisbelt of carnaval in Schimmert met En- sor-achtige koppen op de dikke „as" van verf. Het (bète)-idool (van de huidige jeugd) en het Bruidspaar 1966 vertellen boekde len. Het bruidspaar, ten dele ge schilderd op stukken opgeplakt behang heeft behalve het naïeve „kinderspul" in verf als tekst in de catalogus: „Wij zijn in onze theorieën en in onze creativiteit mooi op weg om aan het individu zijn persoonlijkheid te ontnemen". Dan kijken we maar weer naar een Kindercircus, waaruit zowel in kleur als vorm een primitieve (is: oer) vreugde spreekt. Of De Dorpsmuzikant, een dromerig Chagal-achtig spel van kleurvlak ken, waarin de zwarte contouren van een levensverzoening spreken. De opstand der Franse boeren, waaraan hij drie jaar werkte met weergaloos menselijke gegevens en de vulling van het vlak. Badi nerend protest van kinderen aan het strand met een non als „poli- tie-agent", waarbij zelfs de vlag gen verstijven of meelijwekkend heid met kostschoolkinderen op Curasao. Vietnameze kinderen., een Begrafenis, zonder overtrok ken triomfalisme op de dood of dies-irae-geweld, maar vertellend zoals het is. „L'rgens langs de weg vond ik een hoefijzer en een stukje beton- buis. Toen begon ik ermee te spe len. Voila tout court. (F450), Char les Eyck". Dat staat geschreven op een kaartje bij een werkstukje. We hebben tegenwoordig de mond vol over de spelende mensen ho mo ludens). Eyck heeft het hele leven gespeeld; zelfs toen we er niet zo over theoretiseerden als nu. Dat spelen is tevens een vechten met het leven geweest (en is het nog) bij hem. En het is de moeite waard daarvan kennis te nemen. Dan kan in de Beyerd van Breda tot 7 augustus. H.E. Tot de vele aantrekkelijkheden, die Zierikzee zijn inwoners en tijdelijke bezoekers te bieden heeft, behoort ongetwijfeld ook het oude Burgerweeshuis, dat bewoond en bestuurd wordt door het even charmante als actieve kunstenaars echtpaar Ad en Thessa Braadt. Door hun onvermoeide krachtsin spanningen wordt dit sfeervolle ge bouw ieder jaar in de zomer omge toverd tot een waar „palais des beaux Arts". Dit seizoen hebben zij een tentoonstelling ingericht van werk van Zierikzeese, in elk geval Zeeuwse kunstenaars. £jora van Citters, de jonge schil deres uit Haamstede-Burgh, die nog niet zo heel lang geleden de academie verliet, toont in haar nieuwe werk dat zij zich hoe lang- ger hoe persoonlijker ontplooit. Het blijkt uit enkele van haar geschil derde Zeeuwse landschappen, die in brede kleurpartijen zijn opge bouwd, de zorg om het detail, die zich in haar eerste werk wel eens al te nadrukkelijk manifesteerde, wijkt voor het groter en ruimer ge ziene geheel. Een warme gulle le vensliefde komt tot ons over in het atelierstilleven met de judaspen ningen misschien wel het sterkste en meest overtuigende stuk van haar collectie. Maar niet minder ge voelig en van innige aandacht voor 't leven getuigend zijn haar kleine etsen, zoals die van een dood vo geltje op het strand, door het duin zand half onderstoven; de snel vergaande pracht van snijbloemen weet ze vast te leggen in aquarel len waarin gevoel en (moeilijke) techniek hand in hand gaan. De snelle en voorspoedige groei van Cora van Sitters' talent zoals die uit haar nieuwe werk blijkt, is een gelukwens waard. Jan Jongschaap, nog altijd een van Zeelands boeiendste schilders, toont hier een aantal olieverven op papier die weer eens bewijzen dat hij een verfijnd en geraffineerd spe ler met kleuren is, en onvermoei baar zoeker ook naar de mooie huid van zijn materie. Zijn nieuwe klei ne werken zijn poëtische meditatie objecten wier bekoring groter wordt naarmate men er langer naar kijkt. Ad Braadt toont een aantal kera- miek-plastieken met een opvallend mooi metaalkleurig glazuur waar onder een grote plastiek voor een nieuwgebouwde school, bestaande uit een reeks op eikaars ruggen steunende dieren. Als al zijn werk mooi van vorm, geestig en zinrijk. JJijn vrouw Thessa is vertegen woordigd met gebruiksaarde- werk, mooi en eenvoudig van vorm en met verfijnde groenblauwe en Ivoorkleurige glazuren die de no bele sfeer uitstralen van het aar dewerk dat Vermeer en Verster eenmaal schilderden. De oudere schilder Breedveld blijft zichzelf trouw in bloemstillevens en Zeeuw se landschappen terwijl twee Zie rikzeese debutanten, Van den En- de en Lodewijks, de jongste gene ratie representeren met werk dat van talent getuigt, dat echter naar geest en techniek nog aanzienlijk zal moeten rijpen. Al met al een fleurig boeket beeldende kunst, de ze zomertentoonstelling in het Bur gerweeshuis, dat de gehele zomer te zien blijft. WILLEM ENZINCK Cora van Citters: atelierstilleven.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 9