BEELDEN IN ROOSENDAAL
ng in
;ring
BIENM ALE-9
MIDDELHEIM
ANTWERPEN
is
J. BERNLEF: „DE SCHADUW VAN EEN VLEK....." BEVESTIGING
OMMIGE
VALLEN
AUTO...
BCRAS
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 1 JULI 1967
In de afgelopen week zijn er in Roosendaal twee beelden ont
huld. De stadspatroon Johannes van de Amsterdammer Han We
zelaar en een Icarus van Nic Jonk uit Groot Schermer (N.-H.)
werden als twee nieuwe karakteristieken voor de stad Roosen
daal geplaatst bij de tunneluitrit: het hart van de nieuwe stad.
HAN WEZELAAR
NIC. JONK
Als altijd is zo'n verhaal bij
Bernlef rijk aan details, die
vaak opzettelijk triviaal zijn, een
manier van beschrijven die sterk
aan de nouveau roman manier van
auteurs als Butor en Robbe-Grillet
doet denken, maar die niets di
rects met hun werk uitstaande hoe
ven te hebben. Het gevoel voor het
triviale treft men overal tegen
woordig zeer sterk aan, ook in de
moderne of nog onlangs moderne
beelddhde kunst. Wie de aandacht
vestigt op het alleen maar zijnde,
op een vlek in het plafond, op een
schimmel, op een steen, op de uit
slag in een urinoir, Sthijnt aan een
grensgebied te raken, waar hij juist
in de wereld van het mogelijke of
onmogelijke komt, in het boven
zijnde, het paranormale, of, zo men
wil, het metafysische. Van daaruit
krijgen dan de triviale dingen een
bijzondere betekenis, ze worden te
kenen van dat andere, dat boven
zynde. Zonder hun triviaal karak
ter te verliezen, worden ze al* het
ware geladen.
ekeren tegen de gevol-
keringen, Dit boekje is
op het ministerie en
kte aantallen, bij de Ra
id.
i nóg uitvoeriger uiteen-
de WAO willen hebben
e boekhandel het boek
arbeidsongeschiktheids
kopen Dit boek, gesehre-
P. Sijses en uitgegeven
in Deventer, geeft een
azetting van de wet. De
hoofdadministrateur van
vereniging en dus goed
ociale verzekeringen.
belangrijk onderdeel
A.O. is, dat deze wet
:lijkheden biedt tot re-
die de W.A.O. biedt
als hij arbeidsonge-
fworden, weer terug te
in het arbeidsproces is
«langrijker dan het ver-
n een uitkering,
datie kar. al beginnen
and van de W.A.O. uit-
angt, n.l. in het jaar,
er de Ziektewet valt.
de kan een speciale be-
•ijgen, of een opleiding,
or de W.A.O. betaald
osten van de W.A.O.
hulpmiddelen, zoals
angeschaft worden, als
3 verzekerde nodig is.
at zelfs zover, dat er
en getroffen kunnen
de levensomstandighe-
[i patiënt te verbeteren
ngenamen. Hierbij valt
an een in validen wagen
dge gévallen, zelfs aan
invaliden aangepaste
alidatie goed uit te voe-
?e Gemeenschappelijke
Jienst niet alleen me-
mdigen in dienst, maar
deskundigen, die kun-
len, welk werk een be-
ënt nog kan verrich-
►VERTENTIE)
Acht dagen lang
onbeperkt reizen door
het gehele land. Met
een 8-daags Algemeen
Abonnement.Voor een
verrassend lage prijs:
slechts f 40.- (eerste kla»
[60.-). Kinderen van 4 t/m
9 jaar half geld.
„Ik heb er een paar jaar aan
gewerkt. Een ruige betogende fi
guur moest deze Johannes worden"
vertelt Han Weezelaar. En hij is
het geworden. Als Weezelaar een
beeld maakt, dan wordt de klei
gemodelleerd door een bekwaam
vakman. Rulle grote vlakken, ge
vat in strakke contouren. Het
ritme van armen en benen geeft
het beeld 'n fraaie silhouetwerking,
waarbinnen men de intenties van
de opzet terugvindt. De kop bewijst
dat hij een vaardig portrettist is.
Een waardig beeld om model te
staan als stadspatroon van Roosen
daal.
Over het staan zelf zijn we min
der enthousiast. Er zijn slechts en
kele punten, van waaruit het beeld
het doet; het kan uithouden tegen
de omringende bebouwing van de
Nieuwe Markt. Komend uit de tun
nel is het er neergezet als een visi
tekaartje (met excuses aan Johan
nes) van de*stad. Maar slechts over
een betrekkelijk kleine afstand
blijkt de vijf meter hoge zuil in
staat Johannes tegen de hemel te
verheffen. Vanuit de Laan van Bel
gië wordt hij gehalveerd door win
kelpanden op de achtergrond. En
hoe de aanblik vanaf de Nieuwe
Markt is wordt het best gekarakte
riseerd door een oude man, die wat
rondscharrelde tussen de kramen:
„Het beeld is niet voor ons ge
maakt".
Op deze Markt lopen meestal
de meeste Roosendalers rond. Hun
patroon heeft zich met de rug naar
hen toegekeerd. „We hebben bij
het plaatsen rekening gehouden
met het licht", zegt Weezelaar.
Het beeld heeft, aan de voorzijde
een mooi spel van licht en schaduw,
maar de rugzijde heeft te weinig
dynamiek om voor het licht en de
marktbezoekers interessant te zijn.
Het is jammer dat de opdracht niet
is gegeven voor een plaats, die van
meet af aan, duidelijk vaststond.
Er is wel met maquettes gewerkt,
maar dat blijkt onvoldoende ge
weest te zijn. Misschien zal deze
zuil het beter doen in het hart van
het nieuwe verkeersplein, dat dicht
bij ontworpen is.
Het is te betreuren dat deze Jo
hannes het onderspit moet delven
tegen de omringende, niet zo fraaie
winkelpanden. Zelfs de hoge zuil
kan het 3,20 meter hoge beeld niet
redden. Wat minder zuil en wat
meer beeld zou (op een andere
plaats) het krachtige beeld van
Weezelaar meer recht gedaan heb
ben.
Het Icarus-beeld van Nic Jonk
bij de nieuwe brandweerkazerne
heeft meer dynamische ruimtewer
king dan Weezelaars beeld. Dat
wil niet zeggen, dat hij Weezelaar
in ambachtelijk kunnen de baas
is; de Johannes figuur is als kunst
zinnige expressievorm sterker,
doorwrochter. De Icarus zou het
echter twee-driemaal groter beter
doen. „Dat was ook mijn plan",
vertelt Nic Jonk, „maar er was
geengeld voor". Dat is jammer,
want het speelse lijnenspel, dat het
beeld. ondanks de zware volu
men heeft, zou dan niet zo op
een „prop" zitten als nu het geval
is.
Jonk heeft (mevrouw?) Icarus
gegeven als een, „poging tot vlie
gen". De meeste uitbeeldingen,
zegt Jonk, laten een neerstortende
figuur zien. Ik vond het aardiger
om toch nog iets van een vlucht
eraan te geven". De vormen waar
mee hij werkt hebben iets van de
zwaartekracht, dat veel menselijk
pogen bdreigt. Zijn werk doet den
ken aan dat van Arthur Spronken,
„Dat is ook een goede vriend van
me". Wanneer men rond het beeld
loopt wordt men telkens op ande
re (niet steeds even sterke) wijze
verrast door de opbouw van de sa
menstellende delen: een grillig lij -
r/enspel, dat goed doordacht ge
componeerd is. Het beste is om er
omheen te lopen, want een „tunnel
functie" heeft het niet. Oorspronke
lijk zou het beeld de tunnel zelf
moeten, verfraaien. Men heeft daar
van afgezien en het geplaatst bo
venaan de uitrit bij de entree van
Roosendaal. Maar om daar een
tweede visitekaartje van de stad
te kunnen zijn is het te onopval
lend en bovendien staat het er nog
al rommelig door de entourage
(o.m. allerlei lichtmasten). Wan
neer men er omheen loopt en het
beeld bekijkt, worden de fraaist
samenspelende, componenten niet
opgevangen door de vrije hemel,
maar door de lelijke brandweer
kazerne en winkelpanden.
Door volhardend werk van enke
len is Roosendaal op zich
twee mooie beelden rijker gewor
den. Misschien heeft het zin bij
volgende aankopen eens aan kun
stenaars uit eigen provincie te den
ken. Toevallig werden we in het
raadhuis geconfronteerd met een
ontwerp voor een monument voor
de commando's. Dat heeft weinig
met beeldhouwen te maken. Er zijn
kunstenaars in eigen provincie,
die dat beter kunnen. Het is te ho
pen, dat dit ontwerp Icarus-vleu-
gels krijgt. H.E.
Jn de schaduw van een vlek laat
J. Bernlef zijn hele oeuvre tot
dusver de revue passeren, Hij doet
dat in een cursief gedrukte be
schouwing waaraan deze bundel
verhalen zijn titel ontleent. Even-
els in de andere cursief gedrukte
stukken is hij daar zelf aan het
woord. Hij heet er Henk. Hij ver
telt er hoe zijn werk van zijn eerste
gedichtenbundel Kokkels ontvangen
werd. Hij vertelt er ook wat er
hemzelf achteraf niet in beviel de
„wezenloze details" in „de overwin
ning, het verslag van een neder
laag" en dat is een gezonde kritiek,
want het grootste bezwaar dat men
tegen het werk van Bernlef meestal
kan maken is dat al te toevallige,
dus wezenloze dat men in zijn de
taillering soms aantreft. Hoe meer
hij daar vanaf komt, hoe meer hij
niet alles toelaat als hij aan
het schrijven is, hoe beter en preg
nanter uiteraard zijn werk zal wor
den.
Jn het cursiefje ,.De schaduw van
een viek" heeft hij het over een
riek aan een plafond van de be
nedenburen die hij, toen hij nog een
klein kind was, zelf gemaakt moet
hebben. Hij herinnert zichzelf die
gebeurtenis niet meer, maar hij
wordt er door de buurvrouw op at
tent gemaakt. Die vlek heeft steeds
weer gepoogd in zijn werk door te
dringen, de schaduw ervan heeft op
zijn werk gelegen. Hij laat dat aan
verschillende voorbeelden zien. Hij
laat ook zien hoe hij de schaduw
van die vlek getracht heeft te we
ren. De vlek wordt zo symbolisch
voor wat er in het betrekkelijk au
tomatisme van zijn schrijven te veel
doorkomt. Misschien niet voor
Bernlef zelf, maar wel voor zijn le
zers.
Over het werk van Bernlef wordt
nogal verschillend geoordeeld. Het
heeft grote bewonderaars en be
wonderaarsters gekregen, het is
verschillende malen bekroond,
maar het wordt door de kritiek
nogal eens aangevallen, omdat het
te gewild en niet duidelijk genoeg
zou zijn. De schaduw van de vlek
heeft de duidelijkheid verminderd
als schaduwen gewoonlijk doen.
jyjaar zelfs de critici, die gedee)
telijk gelijk hadden, hebben er
meestal wel op gewezen, dat Bern
lef een intelligent auteur is. Hij
blijkt dat opnieuw in deze bundel
verhalen die bij Querido te Amster
dam verscheen en die door de cur
sieve „zelfbekentenissen" die deze
verhalen als het ware met elkaar
verbinden, tot een geheel werd dat
anders is dan bij verzamelbundels
gewoonlijk het geval lijkt te zijn.
De schrijver is ook iemand, heet
een van die cursiefjes, het eerste
namelijk, dat wil zeggen de schrij
ver bestaat apart van zijn verhaal
als mens. En deze mens wandelt
door die andere verhalen heen en
toont er zijn bijzondere gaven. Hij
kan zich die gaven verbeelden hij
kan ze ook werkelijk bezitten. De
schrijver van de cursiefjes, die ie
mand is, bezit de kwaliteit om din
gen te zien die normaal gesproken
door hem niet gezien kunnen wor
den. Die kwaliteit deelt hij met de
verteller in een ander verhaal.
Deze ziet op een bepaald moment
in de geest een lijkje in het water,
hij doet daarvan mededeling aan
de politie. Dan blijkt dat dit lijkje
daar inderdaad is. De schrijver van
de cursiefjes heeft soms zeer sterk
het gevoel, dat iets wat hij mee
maakt al plaats heeft gehad of dat
iets dat nog gebeuren moet door
hem voorzien wordt, wanneer het
gebeurt, heeft hij dan uiteraard dat
gevoel, dat besef. Heel dikwijls
echter komt het niet uit. Zijn intu-
itie of zijn previsie is dus niet altijd
betrouwbaar. Dit paranormale in
de cursiefjes treft men ook aan in
de verhalen zelf. Het is daar meest
al het dramatische element, de
gangmaker van de geschiedenis.
Dat gebeurt juist zo sterk in „De
Schaduw van een vlek", dit laatste
boek van Bernlef, omdat hij daar de
toevalligheid en de vaagheid, die
zijn vorig werk wei eens verduis
terde, onder de knie begint te krij
gen. Hij beheerst er het automa
tisme soepeler, zonder het te dwin
gen. In het eerste verhaal, in Quan-
do Quando, krijgt men te maken
met het generzijds. De Siciliaan
met de Spaanse naam Joseph Ba-
ranco krijgt er dezelfde ontsteking
in zijn been als zijn vrouw heeft ge
had. Zijn vrouw is er aan overleden.
Hij wordt gekweld door dromen,
waarin hij steeds ruzie krijgt met
Pia, die hij tijdens haar leven
steeds trouw heeft bemind. De ver
teller ziet zijn toekomst maar som
ber in. Maar Barranco loochent die
precisie door de operatie te door
staan en zijn dromen met zijn been,
dat geamputeerd werd. kwijt te ra
ken.
Jn „Een gevonden verhaal" grijpt
een moord plaats die al helemaal
vooraf beschreven is. Hier komt de
previsie dus wel uit. In „Het kom-
plot" wordt een man omsponnen
door talrijke toevalligheden zodat
hij zich tenslotte als het slachtoffer
van een komplot ziet.
Het beklemmende dat in al deze
schijnbaar zo gewone verhalen aan
wezig is, wordt hier zeer sterk op
gevoerd en dat is ook het geval in
„De Hunnekoning", waarin men de
voortschrijdende verbijstering in de
geest van de paranormale verteller
zich ontwikkelen ziet in een viertal
bladzijden.
Het laatste verhaal „Het doel van
de reis", is de geschiedenis van een
ontsnapping. Er gebeurt betrekke
lijk weinig in. De verteller, de
Zweed Erik, gaat er naar een bij
eenkomst van zakenlieden in Dene
marken. Hij wil die gelegenheid be
nutten om in Antwerpen zijn kin
deren uit een eerste huwelijk te be
zoeken. Hij wordt op de ontvangst
van zijn zakenrelaties dronken.
Maar zijn doel naar Antwerpen te
gaan verliest hij niet uit het oog.
In de stationswachtkamer maakt hij
kennis met een bepaald niet knappe
jonge vrouw, die daarom niet min
der verlangt naar een man. Bernlef
blijkt oog te hebben voor het trieste
van deze situatie. Erik wil nog
steeds naar Antwerpen. Hij mist de
trein echter. En als hij hoort dat de
eerstvolgende trein naar Kopenha
gen vertrekt, besluit hij toch maar
die te nemen.
„Ik ging de wachtkamer binnen en
ging weer op de bank zitten. Ik
pakte de krant en probeerde het
onderschrift op de atletiekfoto te
lezen. Een zekere Peter Clark had
het wereldrecord op de vijf mijl
verbeterd. Ik kon, als alles meeliep,
vanavond nog thuis zijn". Men voelt
dat Erik misschien aan een drei
gend gevaar is ontkomen. Maar ook
thuis wacht hem de wereld waar
in we leven die nooit geheel be
trouwbaar is. „De schaduw van een
vlek" bevestigt niet alleen het ta
lent van J. Bernlef het toont de
ontwikkeling van een auteur naar
de volkorhen beheersing van dit ta
lent in zijn beslissende oorspron
kelijkheid.
JOS PANHUIJSEN
Tot 1 oktober wordt in het Middelheimpark te Antwerpen, hedendaagse
beeldhouwkunst uit Japan en de Oosteuropese landen Hongarije, Joe
goslavië, Polen. Roemenië en Tsjechoslowakije getoond. Nagenoeg 200
representatieve werken geven een overzicht van de sculptuur in deze
landen. Een dergelijk ensemble werd tot nu toe in West-Europa niet
bijeengebracht.
Bovendien is een aantal werken van de beeldhouwer C. Meunier
(1831-1905) te zien. De bezoekers van deze negende Biennale hebben even
eens toegang tot de steeds groeiende permanente verzameling van het
Openluchtmuseum Middelheim.
In de Oosteuropese groep kan de aandacht gevestigd worden op beeld
houwers als de Tsjechen Emil Filla, van wie een prachtige bronzen kop
te zien is, Otto Gutfreund, die zich met een uitzonderlijk mooie „Cellist"
te kijk zet, en Vincenc Makovsky met zijn zeer moderne „Bronzen Meisjes
droom", de Roemeen Dimitri Paciurea, die een bronzen surreële oorlogs
god toont, de Hongaar Tibor Vilt van wie een „Centaur" uit beton met brons
overgoten een grasperk versiert en de Pool Adam Prncki met monumentale
synthetische stenen. Bij de Joegoslaven kan wellicht Dusan Dzamonja
bij deze vooruitstrevende artiesten gerangschikt worden.
De tweede groep omvat de kunstenaars die aan de volksaard gebonden
blijven. Zij zijn dus veeleer traditioneel gericht en sommigen drijven deze
gehechtheid zo ver dat hun werken wel eens folkloristisch aandoen. Als
voorbeelden voor deze tweede groep kunnen aangehaald worden Vanja
Radaus (Joegoslavië), Ion Irimescu en Peter lacobi (Roemenië), Jan Ko--
blasa Tsjechoslowakije), Imre Varga (Hongarije) en Stanislav Kulen (Po
len).
De derde en laatste groep omvat beeldhouwers die internationaal ge
richt zijn en die dan ook Westerse invloeden hebben ondergaan. Als na
men kunnen hier vooropgezet worden: Drago Tssar (Joegoslavië), Victor
Roman en Alina Slesinska (Polen).
Door de uitzonderlijke beperking kon, in overleg met de betrokken
landen, plaats ingeruimd worden voor de Japanse deelneming. Ook deze
bijdrage verrast, ten eerste omdat wij zo weinig over deze kunst weten en
ten tweede omdat hier duidelijk twee sterke stromingen aan bod komen
traditionalisten en modernisten.
De beeldhouwer en schilder Constantin Meunier, die in 1831 te Brussel
geboren werd en in 1905 te Elsene overleed, is op de 9e Biennale ver
tegenwoordigd met een viertal monumentale bcalen, enkele reliëfs en
kleinere werken die toch overduidelijk bewijzen hoe groot deze Belgische
kunstenaar wel is. Op foto: „De Brildrager", een van zijn bekende werken.