Seizoen arbeid u D E u N S T A N T I E K EGBERT DEKKERS Liefde voor 't leven in beton gegoten De ene en de vele Hamlets EEN LEEG HUIS Indringende roman van Mar ga 0 IC I N Bristol Old Vic geeft klassieke interpretatie Debuut van Lodewijk- Henri Wiener DAGBLAD DE STEM VAK ZATERDAG 24 JUKI 1967 Schroom Zusterhuis Nieuwe devotie Voorkeur klassiek Twee jaar later Terug Symbolisch seas Aan de Meulenhoff-editie, die al verscheidene opvallende debutanten gepousseerd heeft, is weer een nieuwe naam toege voegd. Het is de 22-jarige Lodewijk-Henri Wiener. Hij publiceer de al in De Gids, die hem ontdekt heeft, en in Tirade en Podium. Hij heeft nu een zevental korte verhalen gebundeld in een uitgave, die onder de titel „Seizoenarbeid" in genoemde serie is opgenomen. Het ioek opent met dit titelverhaal, dat met zijn verkrachting van en moord op een kind niet bepaald opwekkende lectuur biedt. De ik-fi- guur, die na enkele bladzijden in de derde persoon overgaat, is een ze kere Henrie, die ook in de andere vertellingen een rol speelt. Mogelijk heeft de acteur eigen ervaringen in zijn novellen verwerkt, maar ze ker is dit niet, daar hij over een rijke fantasie blijkt te beschikken. We denken hierbij vooral aan een verhaal als „De koffer", dat ogenschijn lijk jeugdherinneringen bevat. Zoals Jan Wolkers, die hem duidelijk beïnvloed heeft, schrijft Wie ner graag over dieren. In „Pleidooi voor ontroering" vraagt een pape gaal de aandacht, in het dagboek van een kleine jongen, dat de bun del besluit, worden de gedragingen van een aantal hamsters zeer nauwkeurig beschreven. In deze notities heeft Wiener de kindertaal bijzonder knap weergegeven. Hij weet de juiste toon te treffen en moet daarom in staat zijn een voortreffelijk jeugdboek te schrijven. „Mijne Heren" lijkt ons minder geslaagd. Het is meer een essay over de misdadiger en het schrijverschap dan een verhaal. Veel beter is „Vier mei", het relaas van een teleurstellende liefde en van het ver blijf in een politiecel. Het hoogtepunt van de bundel is echter „Jan sen", achter welke alledaagse naam de eigenaar van een lunchroom met uitzichttoren schuil gaat. Voor zijn gasten is hij een gentleman, maar in werkelijkheid gedraagt hij zich als eeïi schurk. Hij is met zijn omgeving prachtig getekend. Ook het hijsen van de vlag door de lift boy kan men in alle details meemaken. Deze zelfde jongeman betrapt zijn patroon op een divan met een van de meisjes uit de lunchroom. Bang voor chantage wil Jansen zijn jongste bediende van kant maken, maar deze is hem te vlug af en bezorgt hem zijn gerechte straf. Het uitzonderlijke van deze novelle is, dat Wiener kans heeft gezien er twee verrassende pointes in te verwerken. Hij weet de lezer te schokken, daarbij gebruik makend van de gebrui kelijke ingrediënten: vieze woordjes, bed, sadisme, ontucht, enz. Als hij in een katholieke kerk de „kruimels van het communiebrood" op geveegd ziet, verwart hij Eucharistieviering met Avondmaal. De humor is niet zijn sterkste kant. Sommige geestig bedoelde woordspelingen zijn ronduit gezocht en flauw: in een goktent heerst het „kastenstel sel"; de speelbakken hebben elektronies, die je aanstaren; witte benen boven de kousen zien „uitdijen", enz. Van beter gehalte is een spitse opmerking als: „Vrouwen die geen zin hebben zijn zinloos". Soms richt de schrijver zich persoonlijk tot de lezer, zoals in deze alinea: „Nu komen er twee episodes die veel zullen verduidelijken, dus goed lezen, want daarna komt er niets meer". Taal. en stijlfouten had den vermeden kunnen worden al zullen er enkele wel aan slordige cor rectie te wijten zijn. (Ik wordt onstentenis)Kluwen is enkelvoud. In „waarvan Balthazar ogenblikkelijk profiteerde en een plaatsje vond op de gordijnroede" zien we een verkeerde jansconstructie. Afgezien van deze kleine feilen, mogen we blij zijn met dit debuut. Als Wiener zich in toekomstig werk van allerlei invloeden kan losma ken en dus aan oorspronkelijkheid kan winnen, zai hij ongetwijfeld tot een vooraanstaande prozaïst uitgroeien. De laatste datering die we in de onderhavige pocket aantreffen is november 1966. We hopen dat de schrijver de pen sindsdien niet heeft laten rusten. - Willem v.d. velden Deze week is in Delft de Oude Kunst- en Antiekbeurs geopend, een evenement, dat zich in de loop der jaren een wereldomvat tende faam heeft verworven. Ieder jaar opnieuw brengen col lectioneurs de fraaiste staaltjes uit verzamelingen bijeen om ze te laten bewonderen - en te la ten kopen - door vele duizenden bezoekers. Op deze Spaanse tafel uit de achttiende eeuw liggen en staat een veertiende eeuws Italiaans processiekruis, een koppel ze ventien eeuwse pistolen, een zestiende eeuwse Duitse kruit hoorn en een zeventiende eeuws Vlaamse juwelenkistje. De beurs is tot en met 12 juli geopend in het Prinsenhof te Delft. TILBURG De priester Eg- bert Dekkers, 56 jaar, beweeglijk, gebruind, klein van stuk is be zeten van beton! Sinds enige ja ren heeft dat grijs-grauwe ma teriaal zijn kunstenaarshart gesto len. Hij kan er zich niet van los-» maken. Hij heeft een methode ontwikkeld die het hem mogelijk maakt dat wat hem bezielt in reusachtige betonplastieken vast te leggen. In de vormen die hij daarby schept weerspiegelt zich zijn strijd om klaar heid, om innerlijke zekerheid, om een geheel eigen wijze van Gods-be nadering. In die abstracte vormen vol diepe schaduwen, doorbrekend licht en symbolische eeuwenoude te kens giet hij ook zijn vrees dat dat wat hij hoven alles ervaart als het grootste geschenk van de schepper het leven, alle leven gevaar loopt vernietigd te worden. De mens heeft zich daartoe nu immers de middelen geschapen. Wie weet ze ker dat hy ze nooit zal gebruiken? .Misschien ook manifesteert zich in die machtige betonplastieken mijn liefde voor de Franse bergen. Ik zwerf daar vaak. Ze noden me tot mediteren, tot denken over de zin van het leven. Hun robuuste vormen de opeenstapeling van machtige rots partijen, de grote stilte waardoor alles wat er leeft juist zoveel na druk krijgt, inspireren wij, brengen mij dichter tot God. De structurele altijd wisselende schoonheid van dit machtige bergland treft mij tot in de ziel telkens weer". Zijn krachtige slanke vingers glij den liefkozend over het beton van zijn schepping voor de ingang van het nieuwe ziekenhuis in Waalwijk, een kolos van meer dan veertig ton! Tn de vormentaal die hij via dat beton heeft leren spreken een voortdurende worsteling met de weer barstige materie én met zichzelf getuigt hij van zijn liefde, schroom is misschien beter, voor het leven, zijn mededogen met de ménsen. Trouwens als hij praat over zijn werk, de grijzende haren wapperend in de wind gebruikt hij dat woord leven" voortdurend. In zijn mond wordt het als het ware een gebed, een belijdenis. Dat wil hij vastleggen in dat harde oneffen, moderne ma teriaal. Egbert Dekkers probeert niet In zijn betonplastieken een verhaal te verbeelden. Hij poogt stemmingen over te brengen. Hij voelt in vor men. Die laat hij het beton aanne men; holten, stroken rondingen, bui zen; krommingen. Alles gerangschikt, opeengestapeld. .Ik wil de drang naar en tot le ven vastleggen. Dat is een goddelijke drang. Gf ik daarin ben geslaagd?" Hij hoopt dat zijn plastieken eens een eigen leven zullen gaan leiden. ,Kijk, hier heb ik een bankje gego ten. Misschien gaan er eens kinderen op zitten. Als de zon schijnt en de holten en uitstulpsels, de cilinders en gaten diepe schaduwen krijgen, gaat dit alles voor mij leven. Dan roept het gedachten op aan de eeu wigheid aan het onvergankelijke. Ie dereen mag er in zien wat hij of zij Dekkers ontwikkelde zelf een methode om het gieten van de betonplastieken in de door hem geschapen vormen mogelyk te maken. HM brandt die vormen uit in polyester. Daarvoor ont wikkelde hij een elektrische „zaag" van chroomnikkelstaal. wil. Als het maar aan het denken zet". Aan de St.-Oloflaan in Tilburg staat zijn eerste betonnen werkstuk twin tig meter hoog, de hele omgeving naar het westen toe beheersend. Het is functioneel de buitengevel van het trappenhuis in het nieuwe klooster van de Dochters van onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. Een in getogen, ordelijke, bijna lieflijke schep ping. gestileerd, zinnebeeld van da kracht en de harmonische rust van het kloosterleven. Het Waalwijkse werk is anders. Ze ker de plastiek voor de hoofdingang van het ziekenhuis door een afdak verbonden met de entree, maar functioneel niet met de laag- en hoogbouw tot een harmonieus ge. heel vergroeid. Deze plastiek is ge- laden, de gestolde uiting van een heftige worsteling. Ze breekt de strakheid van. de moderne architec tuur maar accentueert haar ook. Eg- bert Dekkers heeft er veel in ver telt voor allen, die openstaan voor zijn stemmingen. De ansgt, de wan- De zaag wordt warm en daar door kan hij „in negatief" de door hem gewenste vormen uitbran den. Als dat klaar is komt om dat negatief een bekisting, wordt een wapening ingebracht en kan het betonstorten beginnen. hoop. het verdriet, de verwarring van de mens die weet dat zijn leven in gevaar is. Maar ook de strijd om dat leven te behouden, de worsteling om genezing een proces met ups en downs. En tenslotte wordt de schijn baar ondoordringbare muur doorbro ken. Het licht heeft toegang. Het le ven heeft gezegevierd. Men heeft sterk het gevoel dat dit kunstwerk uitdrukking geeft aan een nieuwe devotie, sterker in de aarde geworteld dan in het verleden het ge val was. Het getuigt van andere ge voelswaarden van een verbeten onafgebroken poging een meer per soonlijk contact met het absolute te zoeken. Misschien is deze nieuwe de votie niet lieflijk, niet welluidend. Maar ze is wel het tot steen gewor den bewijs, altijd aanwezig, van het bestaan van 'n andere werkelijkheid, die zin en inhoud geeft aan ons le ven. Eên eigentijds bewijs, passend in de huidige Europese cultuur die zoekt naar nieuwe vormen en uitdruk kingswijzen. JACQUES W. LEVIJ ANTWERPEN Er zijn al heel wat Hamiets geweest en allemaal op die ene Shakespea- re-tekst, want die is men altijd (toch wel) trouw gebleven. Wie Shakespeares eigen Hamlet was, zal wel steeds te raden blijven en men zal er wel steeds naar blijven raden, ondanks T. S. Eliots bewering, dat de Hamlet een artistieke mislukking is of van andere interpreteerders uit het begin van deze eeuw, die Shakespeares beroemdste drama een beetje gemakkelijk indelen bij de gebruikelijke wraakstuk- ken. Nu kort na elkaar in Nederland en Vlaanderen twee Hamiets te zien zijn (die van het Nieuw Rotter dams Toneel en die van The Bristol Old Vic) is het onmogelijk de ene interpretatie los van de andere te beoordelen en wellicht nog breder: los van de vele anderen. Onze eeuw heeft de Freudiaanse Hamlet uitgevonden, die handelde vanuit zijn moederbinding. Van Goe the die de Deense prins introduceerde in het Duitsland van zijn tijd, wordt terecht gezegt, dat hij er het broer tje van zijn eigen romantische, wat weke Werther van heeft gemaakt. ANTWERPEN Het festival van Vlaanderen bracht (in het kader van het internationaal theaterfestival) de Bristol Old Vic naar Antwerpen. Dit langzamerhand beroemd geworden Britse „provincie-gezelschap" speelde tweemaal voor een goed bezette zaal Shakespeares Hamlet. In het kader van het Holland Festival brengt het gezelschap binnenkort de Hamlet ook in Nederland. Vooral voor degenen die de weergaloze uitvoering van het Nieuw Rotterdams Toneel hebben gezien, met Eric Schneider in de hoofdrol, is het tenminste curieus om ook deze geheel andere Britse vertolking te zien. Ook voor degenen die niet zo goed Engels verstaan, is het spel te volgen en te appreciëren, menen wij, omdat het bekend is en omdat de Hamlet een echt doe-stuk is met een voortdurend goed te volgen handeling. J. H. drama en Hamlet als onze tijdge noot. En de Vlaming Jan Ceuleers zegt samenvattend: „De Hamlet van Shakespeare heeft Montaigne gele zen: met de Essays van deze au teur in de hand loopt hij achter de geest van zijn vader aan Het boek dat de Hamlet van vandaag in hanv den houdt, is er geen van Montaig ne: het is er een yan Sartre, Camus of Kafka". de karakters rondom hem zo duide lijk getypeerd worden: John Frank- 'lyn Eobbins als de moordenaar-ko ning, Madge Ryan, de koningin, die de moordenaar verkoos boven de ver moorde. Barbara Leigh-Hunt, de O- phelia die gewoon en weinig genuan ceerd van Hamlet houdt. Romantisch, maar heftig bewogen is de Hamlet van een Garrick en Ham let blijft lang romantisch: de satani sche, de beminnelijke, de raadsel achtige, de man die aarzelt tussen droom en daad. Iedereen heeft (is?) zijn eigen Hamlet. Men kan kritiek hebben op degenen die van de jonge prins een probleem gemaakt hebben, niemand kan de ander het recht ontzeggen, nem te zien zoals hij hem wil zien of ,,moet" zien, vanuit de eigen si tuatie, "de „romantische" van Goethe de ,.provotarische" van Eric Schnei der-Richard Flink. De hedendaagse Poolse criticus Jan Kott ziet het stuk in de eerste plaats als een politiek The Bristol Old Vic brengt een klassiek te noemen Shakespeare op de planken. Een groot draaitoneel maakt snelle scènewisseling moge lijk, voOr het overige verloopt het stuk (gespeeld in „klassieke" kledij) op de naturalistisch-dramatische ma nier, die zich verre houdt van het strijdgewoel der mogelijk andere in terpretaties. In een prachtig En gels wordt razend knap werk gele verd, technisch volmaakt. De hande ling verliest nergens zijn vaart, ten zij in het begin met de langgerek te, al te „mooie" bewegingen van de wachtofficieren op het terras van het koninklijk kasteel. Regisseur Val May (ook in Lon den beroemd, niet alleen om zijn Shakespeare-produkties, maar even goed om die van modern toneel en musicals) neeft de tekst en de zeven tiende eeuw genomen zoals ze zo on geveer wel waren. Richard Pasco (hij speelde o.a. in John Osborne's „Look back in anger" en „The Entertai ner") is een bewogen maar beheer ste Hamlet. Hij kent meer aarzeling van willen dan van doen. Hij han delt wel degelijk, maar zijn doen mist het doel. Daaraan gaat hij ten on der, samen met degenen die hij wil liefhebben en met degenen die hij wü haten. Hij is beter „herkenbaar" dan de Hamlet van Eric Schneider, omdat Wij geven de -voorkeur aan de hedendaagse Hamlet van Eric Schneider, Wie het Britse gezel schap zietvoelt zich verplaatst in een toneelmuseum. Daar valt veel te genieten. Op een afstand van eeuwen dringen de emoties nan mensen van toen tot de toeschou wer door. Het zijn onze emoties niet. Ook niet die van de spelers. Zij handhaafden de afstand be wust. Met grote ambachtelijke precisie speelden zij hun rol welhaast vol maakt. De Hamlet van Eric Schneider is in de eerste plaats een symbool van de mens van vandaag. Of toch van de mens van altijd? Hij is een pro vo genoemd. Zich verzettend tegen de onverzettelijke maatschappelijke situatie („die nu eenmaal zo is"), wordt hij vermalen tussen wat hij als eis ziet en wat de maatschappij van hem wil. Hij praat zijn proble men uit, hij doet niet zoveel. Tenzij zo nu en dan een woedende maar weinig effectieve rookbom gooiend tussen het feestgewoel van degenen die vinden (jat alles maar bij het oude moet blijven. Provo-Hamiet verliest het pleit. Er vallen doden. Hij heeft het niet ge wild. Maar dat is het noodlot van elke Hamlet. Shakespeare heeft im mers een drama geschreven dat van alle tijden is. JAN HüSKEN Het is nauwelijks mogelijk zich een eenvoudiger verhaal voor te stellen en dat meer Ne derlands is dan het verhaal in de kleine roman die Marga Min co publiceerde bij Bakker-Daa- men te Den Haag. Het is haast ontwapenend van eenvoud tot op de grens van 't banale. Het is in drie stukken opgedeeld, die ieder een dag in het leven van de hoofdpersoon weergeven: donderdag 28 juni 1945, dinsdag 25 maart 1947 en vrijdag 21 april 1950, maar Sepha denkt op ieder van die dagen ook aan het verleden, het verleden van voor de Tweede Wereldoorlog, van voor de vernietiging. Telkens schuift het verhaal terug, soms naar een betrekkelijk recent verstreken moment soms naar momenten in de kinderjaren en de meisjesjaren van Sepha, die uit een joods gezin komt en een ouderwetse joodse opvoeding ontving met al de geboden en verboden, de voorschriften, die haar wel eens geïrriteerd heb ben. Hoewel Sepha er zeker niet op uit is die opvoeding als zodanig te veroordelen. Die te rugblikken, dat plotseling over gaan in het verleden op een van de drie data van het verhaal geschiedt soms met een van zelfsprekendheid, die juist iri zijn onhandigheid een bekoring vormt van dit verhaal van een jonge vrouw. Op de eerste datum staat Sepha ergens in Nederland op een lift te wachten naar Amsterdam. Ze ontmoet op die tocht Yona met wie ze ein delijk in Amsterdam aankomt, waar Yona ontdekt dat achter de voor muur van het huis van haar familie die nog rechtstaat, de ruimte leeg is. Sepha zelf gaat naar het huis waar ze destijds a! geweest is en waar ze de verzetsman Mark zal ont moeten die ze kort daarna zal hu wen. Op 25 maart 1947 vernemen we dat dit huwelijk niet geheel gelukt is. Mark is Sepha niet trouw geweest en Sepha, op haar beurt, is met een vriend van beiden en met een kunst schilder naar bed geweest. Zij is toen naar Frankrijk gegaan, in de buurt van Port-Vendres, Frankrijk, het toevluchtsoord van Nederlan ders die thuis in moeilijkheden zijn geraakt. Zij heeft daar een avontuur met Gilbert. Toch komt, na enige tijd, Mark haar opzoeken en even later Yona. Mark brengt haar weer naar Amsterdam, Yona's poging tot con tact mislukt. voel wordt nog sterker als ze bemer ken, dat de oorlog met zijn vernie tiging en ellende in dat lot niet de verandering gebracht heeft die men zou verwachten. Als op 21 april 1950 Sepha op het punt staat met Mark naar een nieu we flat te verhuizen, komt Yona haar in het oude huis nog eens opzoeken, maar ook deze poging tot toenade ring helpt* Yona niet. In haar jeugd is ze eens uit een trein gevallen, nu iaat ze zich Dewust in volle vaart vallen. Aan he' slot van het boek gaan iepha en Mark samen naar huis. „Maar ik werd omgedraaid door Mark. Met zijn arm om mijn schou ders trok hij me mee, een zijstraat in, die donker was en waar op dat ogenblik de lantaarns aangingen". Zoals men ziet is het gegeven, lou ter feitelijk gezien, nogal schraal en niet bijzonder origineel. Wat de fei ten betreft wijkt dit Nederlandse werk niet veel af van wat in Nederland gebruikelijk is. Maar achter dit Ne derlandse verhaal speelt zich een an der verhaal af, het joodse verhaal, dal een eeuwig verhaal is. Zowel Se pha als Yona hebben niet zelden de sensatie, dat hun leven geen zin meer heeft nu er zovelen van htm lotgenoten gestorven zijn en dat ge Twee jaar na de bevrijding had Yona in de Kalverstraat een paar schoenen gekocht. Ze had er uren voor in de rij moeten staan. Omdat de gespen iets verzet moesten wor den, kan ze de schoenen pas de dag daarop komen halen. Die dag staat er weer een rij Ze gaat er langs, stapt naar binnen en komt even later mei de door haar ge kochte schoenen onder haar arm de winkel uit. Een rij woedende vrou wen wacht haar op. Iemand roept: „Die joden blijven maar brutaal". Een ander: „Vuile jodin, durf je weer". En weer een ander zegt iets over vergassen. Ze blijft staan. Ze denkt dat ze 't misschien verkeerd verstaan had. Ze kijkt naar een van de vrouwen, die opnieuw begint te schelden. Een vlekkerig gezicht boven een zwarte wollen sjaal. Ze gaat naar haar toe. Ik moet iets doen. Ik moet slaan. Ik moet terug naar de winkel en de bediende laten zeggen dat ik gis teren al in de rij heb gestaan voor mijn schoenen. Ze wordt opzij ge duwd. Een vrouw probeert de doos uit haar handen te rukken. Ze stom pen haar, trekken aan haar kleren. Ze hoort iets scheuren, bukt zich en schiet door de rij heen een steeg in' Men hoeft niet te twijfelen aan de mogelijkheid van dit tafereel, maar niettemin, of wellicht juist daarom, is zulk een direct naar voren bren gen van de joodse situatie literair gevaarlijk. Literatuur is geen getui genis, maar onthulling door fantasie. Marga Minco blijkt zich dat in Een Leeg Huis zeer wel bewust te zijn. In de gehele structuur mag haar ro man soms onthutsend naief aandoen, haar visie op het verhaal is aller minst. naïef. Ze toont zich magistraal in het weglaten, in het niet-zeggen, ze iaat eventuele conclusies gaarne aan de lezer over. Bovendien al is haar verhaal een joods verhaal, ze slaagt er ook in het joodse lot als symbolisch voor het lot van alle mensen te laten zien. Ze doet dit speciaal als Sepha op een bepaald moment haar eigen situatie beziet op vrijdag 21 april 1950. Ze :s dan bij de kunstschil der, en ze denkt aan Gilbert in Col- lioure. „Wat zoek ik bij hen. Zij willen altijd hetzelfde, ze zijn altijd bezig met kleren, uit en aan en-weer uit en weer aan, net zo lane tot hun eendere handelingen me de keel uit hangen, omdat ik steeds iets anders verwacht, andere gebaren, andere woorden, andere gewaarwordingen. Ik trok mijn regenjas aan. De poes sprong van het bed en iiep mee naai de deur. Ik voelde haar opgeheven staart langs mijn been schuiven". Dit moment is voorbereid in de roman, en het is niet een uitslui tend joodse aangelegenheid. Het raakt het lot der mensen zonder meer. JOS PANHUIJSSEN

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 13