Onthoud haar naam DE MANDELBAUMPOORT EN HET ONDERZOEK GAAT VERDER E VIERDE GEZELLEKRONIEK DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 13 MEI 1967 rr==s=i M-~ggg-gg—s=gsgg^EgsSgCS=gg vertrouwen in de regie van de energieke - Jürg Molenaar en de gast-regisseurs, die aangetrokken zijn". Kees Waterbeek kijkt gelijk met me naar de piano. „Ik was graag zanger geworden. Heb les ge had van Joanna Zeegers-de Beijl, die b.v. van Johan Kaart een operazanger maakte. Ben nu op zoek naar een nieu we pedagoge dichter bij huis. Bij Arena deed ik vaak zangrollen. De musical trekt me ookZang en tuin. Hobby's Of zang alleen maar hobby zal blijven is een aangenaam vraagteken voor hem. "Tussen de bedrijven door regisseer ik „De Zuider Toneelkring" in Rotter dam. We staan nu voor de première van „Harten twee, Harten drie" van Paul Rodenko. Ben streng. Laat weinig aan improvisatie over. Misschien voor som mige opvattingen wat ouderwets. Maar ik meen dat je alleen dan écht toneel kunt maken". Afscheid. Vergeet mijn tas. Hij roept. Een man, die een ruimte, een straat, kan bespreken. Maar als de deur weer gesloten is weet ik dat hij zich daar aan de Cimburgalaan evenzeer thuis voelt als op het toneel H. E. Er zijn boeken die groot zijn en toch niet te groot, er zijn kleine boeken die grool zijn in hun klein heid en er zijn grote boeken, die inderdaad te groot zijn. Tot de laat ste zouden we The Mandelbaum Gate van Muriel Spark willen re kenen. Het is een boek van bijna vierhonderd bladzijden en ze we gen zwaar op de hand. Muriel Spark is een schrijfster die uitstekend geschreven heeft, die het vak kent en die zich bezig houdt met opvallende soms iets te opvallende personen, die men ook nergens anders dan in haar boeken aantreft. 7e kian ook sarcastisch zijn en ze gaat de harde werkelijkheid niet uit de weg, de zwakheden der men sen gaat ze niet zelden met spot te lijf. In The Mandelbaum Gate, dat onder de titel De Mandelbaumpoort bij Con tact te Amsterdam in Nederlandse vertaling versoheen, behandelt ze een onderwerp dat zonder twijfel interes sant en bovendien actueel is; de spanningen in het nabije oosten tus sen Arabieren en Joden en de diver siteit van de menselijke menningen op het gebied van religie, zeden, so ciale gewoonten en economische aan- pak. Wie joods is en te Jeruzalem komt, passeert de Mandelbaumpoort niet naar Jordaans gebied; haar of hem wordt de toegang tot Jordanië ge weigerd. De hoofdpersoon in De Mandelbaum poort, de zesendertig jarige lerares Barbara Vaughan is katholiek, ze wil ook de christelijke pelgrimsplaatsen in Jordanië bezoeken en daar haar verloofde Harry Clegg, een archeo loog, die gebrouwd is, zien. Barbara Vaughan is katholiek geworden, ze is niet gelovig opgevoed, maar ze heeft wel een joodse moeder. Als men een joodse moeder heeft, wordt men in Jordanië joods geacht en niet toege laten, als men katholiek geworden is kan men niet trouwen met een ge trouwde man. Darbara Vaughan zit dus nogal een beetje in de klem. Maar al is ze bepaald niet onverschillig voor de moeilijkheden van haar situatie, ze zet door. Ze komit in Jordanië en ze trouwt later met Harry Clegg. Die mogelijkheid heeft ze te danken aan de directrice van de school, waar ze in Engeland doceert. Ricky, die een vrolijke ziel is, stuurt Barbara Vaug han, een fotokopie uit de parochie- registers in Coventry, waaruit blijkt dat Harry Clegg, katholiek gedoopt is. Maar die fotokopie van het doops- bewijs is vals, door Elizabeth Rick- word of Ricky zelf langs bedriege- lijke weg verkregen. De Rota neemt, althans in De Man delbaumpoort, genoegen met deze fotokopie en de echtscheidingsbezwa- ren vervallen op die wijs. Dit is ty pisch Muriel Spark, die van dergelij ke zakelijke verwarringen, die de ab surditeit van het menselijke doen en laten naar voren brengen, houdt. Uiteraard staan er in de roman soms vermakelijke scènes en men krijgt ongetwijfeld een beter begrip van de ingewikkeldheid van de menselijke verhoudingen speciaal daar in het na bije oosten. Ricky stuurt haar verval ste geboorteacte naar het reisbureau Ramdec, Jeruzalem, Jordanië. Ze leert deze Ramdez, Joe Ramdez, in de loop der geschiedenis ook kennen, zelfs zeer intiem. Joe Ramdez is zo jong niet meer en zij is zo jong niet meer, ze zijn van verschillende land aard en gewoonten, maar ze hebben een slimheid m3t elkaar gemeen, die verbroederend of verzusterend werkt. „Mijn roos van de Islam", zegt Joe Ramdez nadat Ricky het beroemde Islaamse troonvers in Engelse verta ling heeft opgezegd. „Ik ben nog maagd", zei Ricky. „Doet dat er toe?" „Dat is alleszins bevre digend", zei Joe een term die hij vroeger, heel lang geleden, altijd ge bruikt had, toen hij nog een jonge schoolmeester was en in zijn vrije tijd een van de Engelse ambtenaren les gaf in het Arabisch". Toe Ramdez is een Jordaanse scba- vuit in tegenstelling met zijn dochter Suzi, die verliefd wordt op de Engelse ambtenaar Freddy Hamil- ton en zijn zoon Abdul, die later Barbara Vaughan weer vanuit Jor- danië in Israël weet te smokkelen. De jeugd .is soms ernstiger dan de ouderdom. Maar ernstig of niet, aldus, ze krijgen allen te maken met De Mandelbaumpoort, die in het boek het teken is van de menselijke ver warring, De Mandelbaumpoort, die eigenlijk geen poort is, maar een stukje straat tussen Jeruzalem en Jeruzalem, met twee kantoortjes er naast en die zo heet, omdat, een huis aan het andere einde vroeger heeft toebehoord aan een mijnheer Man delbaum. Een gevaarlijke plaats voor alle per sonen in het boek, een symbool van verdeeldheid, niet alleen wat de twee landen betreft, die er door geschei den worden, maar ook wat de gevoe lens betreft van de mensen met hun verschillende religie, met hun ver schillende uitzichten op het leven en de ontwikkeling van dat leven naar een mogelijke toekomst. jV/Turiel Spark heeft in haar té lange boek, bepaald wel oog voor die aspecten en voor deze situatie, en de mensen die ze er in op laat treden zijn niet oninteressant, ze heeft zich tot taak gesteld om de moeilijkheden van Engelsen en joden en Arabieren in die situatie te tonen en tot op ze kere hoogte doet ze dat ook en heeft ze die taak dus tot een einde ge bracht, dat Joe Ramdez alleszins be vredigend zou noemen. Maar omdat men haar een groot deel van het boek al te duidelijk en te uitvoerig met die taak bezig ziet, is het woord alleszins in het oordieel van Ramdez, toch niet geheel op zijn plaats. Jos Panhuijsen De naam Milena Dravic zal de Nederlandse bioscoopbezoekers weinig zeggen. Toch is zij in haar eigen land, Joego-Slavië, enorm populair. Met haar vijfen twintig jaar en vijfentwintig films op haar naam is zij veruit de meest gevraagde vrouwelijke ster daar. Een ster echter zonder sterallures. Dat bleek, duidelijk toen zij dezer dagen tussen twee films in enkele dagen in Nederland doorbracht op uitnodiging van het Haagse filmmuseum, dat twee van haar meest recente films in Nederlandse première bracht. Het slanke hoogblonde meisje dat ietwat verlegen op Schiphol uit het vliegtuig vanuit Belgrado stapte zou men op het eerste gezicht niet voor een ervaren filmactrice aanzien. Milena Dravic toonde zich gedurende haar bliksembezoek aan ons land een bescheiden persoonlijkheid, geïnteresseerd in onze oude meesters favorieten Rembrandt en Vermeer en vandaar bezoeken aan het Rijksmuseum en het Mauritshuis en vol belangstelling voor onze stadsarchitectuur. In Joego-Slavië heeft zich rond 1965 in de filmindustrie een belangrijke ver andering voorgedaan. Na jarenlang films te hebben vervaardigd waarin het nationaal verleden en vooral de partisanenstrijd in de tweede wereldoorlog op de voorgrond stond heeft men nieuwe wegen gezocht (en gevonden) om er de filmindustrie nieuw leven mee in te blazen. De beide films met Milena Dravic, zijn daar een sprekend voorbeeld van. „The man is not a bird" van Dusan Makavejev uit 1965 is nog een grensgeval Het verliaai van de ingenieur van middelbare leeftijd, die op een jong, licht^ zinnig meisje verliefd wordt, een liefde die voor hem op een teleurstelling moet uitlopen is een verouderd gegeven, waarin de regisseur met zijn ervaring als documentarist zo nu en dan het hoofdthema laat schieten om documentaire fragmenten over hypnose en het kermisvermaak in te lassen. De film heeft kwaliteiten maar is geen strak geheel geworden al wordt aan het slot de greep van de regisseur op zijn materiaal met name onder de uitvoering van Beethovens negende symfonie voor het fabriekspersoneel steviger Een verrassing echter was de film „Rondo" van Zvonimir Berkovic uit 1966 waarin de verouderde driehoeksverhouding met een feilloos gevoel voor sfeer strak en daardoor zeer Indringend op de toeschouwer afkomt. De stijgende spanning tussen de vrouw des huizes en de iedere zondag op bezoek komende schaakvriend van de echtgenoot is met sobere zich telkens herhalende heelden prachtig weergegeven. Een Itlein meesterwerkje, zelfs met de vrij gebrekkige Duitse ondertitels waarvan de kopie in het Haags filmmuseum voorzien was „Rondo kreeg ook een speciale vertoning op het filmfestival in Cannes waarbij Milena Dravic zelf niet aanwezig kon zijn Milena Dravic zit thans weer In Belgrado, waar zij met de opnamen van de filni „De morgen een liefdesgeschiedenis van regisseur Georgovic begonnen is. Opnamen en synchronisatie zullen haar bezighouden tot eind juli, wanneer de nationale produktie van Joego-Slavië van het achter ons liggende jaar ob het festival in Pula zal worden voorgedraaid. Dan pas kan Joego-Slavië* drukS bezette filmster van een welverdiende vakantie aan de Adriatischekustge nieten. Zo doorgaand zou het ons niet verwonderen als deze nationale sfer fand bekenl w"I MCT bmnenkort ook "uiten de grenzen van haareigen H.B. bijvoorbeeld in De Trapkes weet je, wat ze daar laatst tegen me zeiden? Het zijn zulke fijne mensen. Nou, wat wil je nog meer. Daar gaat het toch om". F)aar gaat het om. Ook bij jeugdtoneel. „Het is gewoon fijn om de jeugd be langstelling voor het toneel bij te bren gen. Als we per jaar zo'n 400 voorstel lingen halen dan bereiken we zo'n vier honderd duizend jongens en meisjes. Een klein percentage wordt het toekomstige schouwburgpubliek. Voor de rest bete kent het toch ook een stuk vorming. Na tuurlijk reageren ze verschillend in Gro ningen en Brabant, in stad en dorp. Hoe Liever niet publiceren; dat wekt maar misverstanden. Het is bij voorbeeld wel opvallend, dat jeugd in een dorp na afloop niet eens weet, dat het de gewoonte is om te applaudiseren". Uiteraard doen we nog veel klassie ken: Shakespeare, Molière en niet te vergeten De Perzen van Aischylos; dat was machtig. Vondel doet de jeugd wei nig. Praatstukken. Ik heb ook onder Eric Vos gespeeld. Die zorgde dat er in dit soort stukken veel gebeurde en dan ging het toch wel. Verder Goldoni, /commedia dell'arte) Romulus van Dür- renmatt. Laatste jaren nogal eens t.v. en daarvoor radiowerk. Had de hoofdrol in „Kermis" van Jan Staal; meer dan hon derd keer gespeeld ook voor de t.v. In „Verloren Trouwring" van dezelfde au teur (onlangs reprise voor t.v.) had ik ook de hoofdrol. Voor de t.v. kun je veel minder doen; de camera is het pu bliek. Och, daar hebben anderen al ge noeg over gezegd". Er liggen dikke plak boeken op tafel. ,,Je zou er uren over kunnen praten". Maar voldoende is ge bleken, dat Kees Waterbeek plezier heeft in zijn beroep en veel van dit genoegen aan Nederlandse jeugd weet over te dra gen. Namen doen er dan niet zoveel aan af. ^/aarom Proloog? „Ik was bij de Nieu we Comedie en Arena wat hokvast. Verandering is goed op zijn tijd. Het aantrekkelijke van dit jonge gezelschap is hun enthousiasme. Welk gezelschap heeft zoals zij het hele repertoire voor het komende seizoen al klaar? Ik heb Kees Waterbeek als Géronte in Scapin van Molière De vierde Gezellekroniek, een uitgave ven het Guido-Gezelle genootschap te Kapellen bij Ant werpen, heeft lang op zich laten wachten. Weliswaar is zij janu ari 1967 gedateerd, maar in wer kelijkheid kwam zij begin mei pas in de handel. Ondanks dat vinden we niets over het belangrijke proefschrift van dr. J. J. M. Wes tenbroek. Het Gezelle-nummer van „Vlaanderen", dat begin 1966 ver scheen, bereikte het redactie-secre tariaat eerst bij het ter perse gaan van deze vierde Kroniek. Als het een beetje meeloopt, kunnen we in 1968, dus twee jaar later, een bespreking tegemoet zien. £)e lezer mag van een jaarboek van zelfsprekend geen actualiteit ver wachten, maar van de andere kant mag de redactie ook niet teveel mos- terd na de maaltijd aandragen. Een maandblad naar het voorbeeld van ?aLerj?; Molkenboers Vondelkroniek is beslist met te verwezenlijken, maar we zouden wel willen pleiten voor een driemaandelijkse uitgave. Deze zal sneller op de feiten kunnen in gaan en zal voor de lezer gemakke lijker te verteren zijn dan een kolos van 180 bladzijden. Dr. B. F. van Vlierden opent dit deel met een herdenking van Urbain van de Voorde, die aan het Genoot schap ontvallen is. Hij tekent de over wegend polemische rol, die zijn me- dehd in de Gezelle-studie heeft ge speeld. Daar het Nederlands element m het Genootschap slechts karig ver tegenwoordigd is (315), zouden we graag een landgenoot, Henri Bruning b.v., de opengevallen plaats zien in nemen. Voorzitter Jan de Cuyper opent de serie studies met een bijdrage over pastoor Arthur de Coninck, die te Kortrijk een Memorieboek bijhield, dat zes pagina's over Gezelle bevat. Deze zijn in extenso afgedrukt en uiteraard van de nodige aantekenin gen voorzien. Veel nieuws brengt de tekst niet. Hij was trouwens al voor een groot deel bekend uit de biografie van Caesar Gezelle Uit een voetnoot vernemen we, dat te Kortrijk nog steeds gedichten van Gezelle, niet zelden het handschrift zelf, ontdekt worden. Ze worden ter uitgave ver zameld, staat er lakoniek bij ver meld. Tn een tweede bijdrage brengt dr. 1 Van Vlierden een studie van niet minder dan 40 - bladzijden over Ge zelles eerste dichterlijk da capo. Hij begint zijn essay met een beschou wing over de uitgave van de (voor lopige) Volledige Werken (18771881) en vervolgt met een onderzoek naar de evolutie van „zuivere poëzie" naar taalpoëzie. (18811890). In dit laatste decennium gaf Gezelle zich over aan het dichterlijk taalspeuren (Loquela, Biekorf, Rond den Heerd, Idioticon), waarbij echter het filolo gisch aspect ondergeschikt bleef aan het poëtische. Prof. dr. R. F. Lissens draagt nieu we gegevens aan voor het thema Ge- zelle-Verschaeve, een van de vele onderwerpen, die op diepere bestu dering wachten. Dr. Rob. de Coninck toont met een groot aantal voorbeel den aan hoe Gezelle van de Zuid nederlandse schrijftaal overging naar het Westvlaamse particularisme. Tus sen al deze zware kost zorgt dr. Westenbroek voor een luchtiger ge^ recht door bokkesprongen van Fons Sarneel en Wim Zaal op de korrel te nemen. Gezellige Gezelle-lectuur! De gebruikelijke rubrieken bevat ten, als steeds, zeer veel wetenswaar digs. André Demedts publiceert hier een variant van het gelegenheids gedicht „Aan Ameet Vyncke" en een Frans gedicht, dat vrij zeker aan Ge zelle kan worden toegeschreven. Een briefje van de priorin van het Engels klooster te Brugge bevat enkele bij zonderheden over de laatste levens uren van de dichter. Nog een aantal andere brieven van en rond Gezelle zijn hier afgedrukt. T Tit de Mengelmaren blijkt, dat het oeuvre van Gezelle in Vlaanderen en ver daarbuiten nog steeds volop in de belangstelling staat. De Biblio grafie vermeldt de nieuwste publi- katies naast verscheidene oudere, die al in de vorige Kronieken bespro ken werden. We stuiten in dit boek op de inhoudsopgave van de tweede, derde en vierde Gezellekroniek. Het nut van dit voortdurend herhalen ont gaat ons. De uitvoerige boekbespre kingen worden alle nog eens kort gememoreerd in de Bibliografie. Ser vice voor hen, die over weinig tijd beschikken? Veel nuttiger lijken ons de opsommingen van tijdschriftbij dragen, namelijk uit Biekorf, Boe kengids, Sinte Lutgart en Leuvense Bijdragen. Dit laatste periodiek be vatte in vijftig jaargangen slechts twee artikelen ove1- Gezelle. De correctie laat deze keer veel te wensen over. Dit is des te meer te betreuren, omdat zetfouten in we tenschappelijke verhandelingen fu nest kunnen zijn. De overigens weer uitnemend verzorgde uitgave is ver lucht met een foto van Gezelle in 1898 en een van wijlen Urbain van de Voorde. WILLEM y. d. VELDEN De kamer ruikt nog naar schmink. Cimburgalaan 27, Breda. Het dé cor: uitzicht op een voorjaarstuin, vol kleuren. De geur van de schmink Hoorde bij het décor van De Spelers van Gogol. Kees Waterbeek, acteur bij de toneelgroepen De Nieuwe Comedie en Arena is juist weer thuis. Hij heeft met Arena gespeeld voor middelbare schooljeugd in de stadsschouwburg. Gelukkig weer snel thuis. „We spelen door het gehele land. Honderden voor stellingen per seizoen. Ja, alleen voor lagere scholen, onderbouw en boven bouw van middelbare scholen". Hij is een van de eerste acteurs in ons land geweest, die zich systematisch gingen toeleggen op de toneel-opvoeding van de jeugd. „Met Cruys Voorbergh en en kele spelers zijn we twaalf jaar geleden begonnen met Arena; later uitgebreid met de Nieuwe Comedie voor oudere jèugd. Het is geen verdienste, maar ik ben nog de enige bij Arena, die van de oprichting af bij de groep is". Dat „ben" wordt nu „was", want met in gang van het nieuwe seizoen gaat Kees Waterbeek bij Proloog spelen. J_|ij spreekt rustig ;duidelijk; iets gedra gen. Je denkt; dat moet een to neelspeler zijn. Maar als hij vertelt over zijn leven acteert hij niet mèt de wer kelijkheid. De poes spint by een fles Beaujolai^. op de grond. Hij „regisseert" een glas sherry op tafel („Ben lastig als regisseur; ja dat doe ik ook"). Ik dacht wel, dat u dat wagen zou. Ik reis nu al twaalf jaar op en neer Breda- Den Haag, waar de toneelgroepen geves tigd zijn en verder het hele land door. In Breda kan ik het bos in en zondags morgens om 6 uur canterellen gaan pluk ken bij Chaam. Hier heb ik een tuin als hobby. Kom daar in Den Haag eens om. Ben van geboorte Dordtenaar. Mijn broer zat in de techniek en ik zou en moest het ook. Ben glansrijk gezakt voor het eindexamen m.t.s. Nog geen spijt van. Heb daarna gewerkt bij het jeugdtoneel van Rob Geraerts en het Volkstoneel van Bouber. Pracht actrice die Aaf Bouber. Later merk je pas hoe je daarvan invloed hebt ondergaan. En dan niet te vergeten Cruys Voorbergh. Een briljante man, die me ook veel mee gegeven heeft. Schrijf het volgende ook maar rustig op. Ik geloof vast dat mijn contacten de laatste tijd met de Paulusabdij in Oosterhout ook een posi tieve uitwerking hebben op mijn spel. Ben niet katholiek. Maar wat een cul tuur! Wat die mensen in hun kerk li turgisch „spelen" ménen ze ook. Heb toevallig de kunstenaar frère Jean Ma rie in de trein ontmoet. En zo ontstond het contact". Een vijf eeuwen oud cruci fix hangt er in de kamer („van frère Jean Marie gekocht"). „En dan die Pieter van de Meer de Walcheren. Geweldig; 85 jaar en dan nog met begrip een gesprek met provo's kunnen voeren. Ik wordt zo gauw kwaad bij dergelijke gesprekken. Heb ze ook wel eens met wat provocerende figuren;

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 15