MARINE VIERT (IN STILTE) JUBILEUM
Mijnendienst
nog de handen vol
hoeken
ONZE PUZZEL
iat
Autobanden Import
UW KRANT
n
Wrakken
Activeren
Broederlijk
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 13 MEI 1967
iwship gereed was
lit, ontvingen wij
voor dit straalver-
verhoogde Friend-
aan de stijgende
ildoen, betekent dit
voor geschoolde en
g, wacht niet!
jk of telefonisch uw
u ontvangt een sol-
FABRIEK "FOKKER"
55 TEL. 01850-37744
BvHerw
Jreda Is er plaats voor
autokeuringen.
iet vele merken auto's
werkt met de nieuwst»
die naast een grote
kplaatservaring heeft.
door de selecteur
Wassenaarseweg 220,
ZESTIG JAAR MIJNENDIENST levert een bewogen geschiedenis op.
Dat kan moeilijk anders. De schepen en de bemanningen, de man
nen van de mijnopruimingsdienst en de duikers staan bloot aan zo
grote gevaren, dat het dikwijls wel „mis" móet gaan.
Mijnenleggers en vooral mijnenvegers staan praktisch weerloos tegen
over een vijandelijke aanval. De bewapening is dikwijls meer „sym
bolisch" dan van praktische waarde. Het zijn dan ook geen vechtsche-
pen. Het gaat om het vernietigen van de mijn, die door de vijand
in vitaal vaarwater is gelegd. Dat opruimen is geen sinecure. Loopt de
mijnenveger zelf op een mijn, dan is het wel met schip en bemanning
gedaan. Dat lot was bijvoorbeeld de kusfmijnenveger „Walcheren" na
de oorlog in de Indische wateren beschoren.
De mijnendienst van de Koninklijke Marine heeft in en na de oorlog
een zware tol moeten betalen.
Ook Vlissingen en de Scheldemonding vormen een bloedig hoofdstuk
In deze geschiedschrijving.
De stokoude „Bulgia", die in de meidagen van 1940 nog mijnen legde
in de Zeeuwse wateren, kreeg op de twaalfde mei in de Vlissingse.
haven een voltreffer van een Duitse bommenwerper.
In één slag werden dertien opvarenden gedood. Ook de mijnenleg
gers Bulgia, Thor en Vidar werden in de meidagen door Duitse bom
aanvallen in de Vlissingse haven tot zinken gebracht.
Tweer veerboten van de provinciale stoombootdiensten in Zeeland
werden kort voor de oorlog tot mijnenleggers verbouwd. Tot 11 mei
lagen ze bij Zoutelande gereed om daar zonodig mijnversperringen aan
te leggen. De vijand kwam echter niet over zee. Ze zetten de mijnen
in het Sloe over boord. De twee scheepjs deden daarna dienst bij het
overzetten van Vlissingen naar Breskens van vluchtende Franse troepen.
Daarna bracht de eigen bemanning de twee boten bij Breskens tot zin
ken. Ofschoon al sinds 1847 bij de Koninklijke Marine met zeemijnen
wordt geëxperimenteerd, wordt 1907 als jaar van stichting van de mij
nendienst beschouwd. In dat jaar ontwikkelt men de eerste Nederlandse
mijn, die de aanduiding „type 1907" krijgt. De marine beschikt dan
ook over de eerste mijnenlegger. Dat is de verbouwde stoomkannon-
neerboot „Hadda'. De feiten, die zestig jaar varen en vechten opleveren,
zijn te veel om op te noemen.
De mijnendienst heeft in de laatste oorlog bijna zijn gehele vloot, voor
namelijk door krijgshandelingen, verloren. Dat zegt al genoeg. Die
verliezen, ook in het personele vlak, zijn nu ruimschoots te boven
gekomen. De mijnendienst beschikt over prima uitgeruste schepen, die
worden bemand met goed geoefend personeel.
De „dreun". Een plezierig ge-
luid voor de mannen van de mij
nendienst. Er is weer een stukje
water" veilig.
I
jargon worden ze
noemd
(ADVERTENTIE)
Reportage: Charles Schets
U E I VLAGGESEIN schiet schichtig in de vlaggemast van
A Ule mijnenveger. De bonte dundoekjes klapperen in het
zuidwestelijk briesje. Als laatste van zijn squadron
maakt Harer Majesteits Abcoude" zich los van de marine-
steiger in de Vlissingse buitenhaven. Dat doet het schip ver
bazend snel enaeliteruitvarend.
„Het zijn net auto's, je kan er ontzettend scherp mee manoeuvreren"
zegt de commandant luitenant ter zee II oudste categorie A. de Klerk,
Buiten de havenmonding nemen de vier schepen de door de squadron
commandant bevolen formatie in. Het zijn de schepen van squadron
128: de Hoogezand, Drunen, Dokkum en Abcoude. Van hun station,
de mijnendienst in Vlissingen, wordt een vaar- en oefentocht gemaakt
naar Oostende.
r~vp de opvallend rustige en ruime
bovenbrug regelt de commandant
van de Abcoude de stand van de
schroeven. Hij controleert de snelheid,
berekent de afstand met de voor ons
varende mijnenveger, roept de schip
per iets toe, overlegt met een zeer jong
uitziende ltz. (,,mijn oudste officier")
en doet nog honderd andere dingen.
Toch heerst er enige spanning op de
schepen. Het is geen sleurreisje maar
een jubileumvaart: zestig jaar mijnen
dienst bij de Koninklijke Marine. Daar
om is ook de hoogste chef van deze
afdeling" van de marine, kapitein ter
zee D. van Bergeijk, aan boord.
Tussen het „gewone volk" loopt ook
luitenant ter zee I. F. Bertijn. Hij is
hoofd van de sectie mijnenbestrijding
bij de marinestaf.
Later in Oostende, op de Nederlands-
Belgische mijnenbestrijdingsschool,
laat hij aan de hand van kaarten zien,
dat er ook nu nog „oorlogswerk" voor
de mijnendienst te doen is.
De zeeën zijn in de afgelopen oorlog
bezaaid met allerlei soorten mijnen.
De belangrijkste vaarroutes zijn nu
geveegd. Daar buiten liggen op de zee
bodem of „zweven" onder de zeespie
gel aan een kabel anno 1967 nog de ma
cabere produkten van menselijk ver
nietigingsvernuft
Aan boord van een mijnenve
ger. Duidelijk is de drijver voor
het veegtuig te zien. In het vak
babydolls" ge-
Luitenant ter zee Bertijn: „Kijk eerts
naar al die stippen boven de Wadden
eilanden. Die stellen elk een schip
voor, dat op die plaats na de oorlog
op een mijn is gelopen. Ze zijn meest
al aan stukken gereten, naar de zee
bodem verdwenen.
Zo'n twintig jaar na de oorlog blij
ken mijnen nog levensgevaarlijk. In
1962 verging boven de Waddeneilan
den nog het Zweedse schip „Ulla".
Tot 1951 hebben de Nederlandse mij
nenvegers bijna onafgebroken gewerkt
aan een enkele mijlen brede mijnen-
vrije scheepvaartroute, de z.g. E.T.-
route boven de Waddeneilanden. De
route is te nauw en moet voor het
steeds drukker wordende scheepvaart
verkeer hoognodig worden verbreed. De
Duitse mijnendienst is per 1 januari
begonnen met vegen tussen de Elbe-
monding en het Borkummerrif. Nu
wordt bekeken of de Nederlandse ma
rine aan dit werk kan deelnemen.
Woor alle voorkomende werkzaam-
heden beschikt de mijnendienst
over uitstekend materiaal.
Kapitein ter zee Van Bergeijk: „Ze
ker in aantallen schepen gerekend
zijn wij de grootste dienst in de ma
rine. In de vaart zijn drie squadrons
van elk vier kustmijnenvegers, één squa
dron van zes ondiepwatermijnenve-
gers, twee duikvaartuigen en dier duik-
sloepen. Dat is nog maar een klein
deel van het totaal. Er ressorteren nog
47 schepen onder de mijnendienst, die
voor het grootste deel in conservatie
zijn."
Dat laatste betekent dat ze Ingekap
seld in plastic over verschillende ha
vens over Nederland verdeeld, zijn op
gelegd, de zg. „mottenballenvloot". In
zeer korte tijd hoe kort is dienst-
geheim kunnen deze schepen weer
vaargereed worden gemaakt.
De Zeeuwsch-Vlaamse kust is een
blauwgrijze oneffen strook aan bak
boord.
De rimpeling in het Scheldeioater ts
voelbaar op het dek van de mijnen
veger. Nu en dan huivert" het
schip. De Abcoude is er één van een
serie van 32 die in de tweede helft
van de vijftiger jaren in dienst kwa
men. De commandantonafscheide
lijk met glacéslaat trots het tri
en exterieur van het robuuste vaar
tuig zien.
Het radarscherm klapt met vaste
regelmaat rond. Op het voorschip en
achter de schoorsteen, ongeveer mid
scheeps glimmen de 40 mm luchtdoel
mitrailleurs. Het achterschip is volge
pakt met veegtuig. Kabels op grote
trommels, die uitgevierd achter het
schip een elektrisch veld in het water
opwekken. Zo moet de mijn „geacti
veerd" worden. Dat betekent niets an
ders dan ontploffen en zonder dat er op
dat moment een schip boven vaart. Op
deze manier worden magnetische mij
nen opgeruimd. Voor akoestische mij
nen worden zogenaamde „hamers"
gebruikt. Ook die staan op het ach
terschip. Onder water maken die op
verschillende toonhoogten een oorver
dovend kabaal.
Luitenant ter zee De Klerk praat in
onverstaanbaar jargon: „Kleine veer-
rlipinrichting, ontploffingsklauw, mus-
ketonschalm, vlieger, sliphaak, Hol-
meslicht."
De sigaarvormige drijfboeién voor de
veegapparaturen worden „babydolls"
genoemd.
„Toen ik bij de mijnendienst werd
geplaatst was ik ervan overtuigd dat
ik spoedig weer op de „vloot", op de
dikke schepen, zou zitten. Nu wil ik
hier niet meer weg. De dienst heeft
iets aparts. Je bent trouwens snel
commandant van een schip. Eigen
baas. Dat is fijn. Omdat het kleine
schepen zijn is de kloof tussen jezelf
en je bemanning veel minder groot
dan bijvoorbeeld op een jager. Na een
tydje ken je ze als Arie, Willem tot
zeifs hun bijnaam toe."
Luitenant ter zee De Klerk geeft
de wacht op de brug over aan zijn
twee jonge officieren. Hij wordt met
„mijnheer" aangesproken. Dat is zo
de gewoonte bij de marine-
Hij gaat ons voor naar een kajuit,
die als longroom voor de officieren
dienst doet. De ,.chef" (kok) heeft zijn
best gedaan. Traditionele marinehap.
snert en nasi goreng. En hoe!
,,^2it Mare Securum" ofwel „Opdat
de zee veilig zij" is onze wapen
spreuk en onze opdracht". Kapitein
ter zee Van Bergeijk heeft het op Hr.
Ms. „Willem van der Zaan", het lo-
gementsschip in Vlissingen geduldig
uitgelegd:
„Wij hebben bij de mijnendienst ln
vredestijd rond de 1500 man in dienst.
Daarvan heeft de helft een varende
plaatsing. Mensen en materieel zijn
verdeeld over Den Helder, Hellevoet-
sluis en Vlissingen. Voorts is er in
Den Oever op Hr. Ms. ..Soemba" dt
duik- en demonteeropleiding, de mij
nenbestrijdingsschool in Oostende, de
mijnenuitkijkdienst, over het hele land
verspreid en tenslotte twee duik- en
demonteerploegen, één in Vlissingen en
één in Den Helder."
De mijnendienst neemt heel wat
werk voor zijn rekening en komt daar
door nogal eens in het nieuws.
Met trots wijst de chef van de mij
nendienst erop, dat alleen al per jaar
zo'n veertig zeemijnen onschadelijk
worden gemaakt. Die mijnen spoelen
aan op de kust, komen voor de dag
bij baggerwerk, komen in de netten
van vissers enz.
om vooral in oorlogstijd de toegangen
tot de Nederlandse havens en de daar
heen leidende kustroutes zoveel moge
lijk van mijnen vrijte houden. Dat is
een levensbelang voor een land als
Nederland wegens de noodzakelijke in
voer over zee van voedsel, brandstof
fen en grondstoffen. Kapitein ter zee
Van Bergeijk: ..De Nederlandse mij
nendienst is defensief, niet offensief
Dat betekent dat wij geen mijnen leg
gen in vijandelijke wateren maar ons
toeleggen op de bestrijding ervan in
eigen wateren. Zo'n uitgebreide (en
natuurlijk geld verslindende) dienst is
nodig -omdat de zuidelijke Noordzee
met haa-r voor gebruik van zeemijnen
gunstige waterdiepten en door de zeer
drukke scheepvaart een „Miners Para
dise" is. Het staat zonder meer vast,
dat de Russen over enorme hoeveelhe
den mijnen beschikken en ze zullen ge
bruiken ook!"
]~Ae mijn noch de bestrijding ervan
is aan het einde van zijn ont
wikkeling. Er is een nieuwe bestrij-
dingsmethode gevonden in wat de mij-
nenjager wordt genoemd. Dat zijn
schepen, die niet met een veegtuig
maar met speciale sonarapparatuur
worden uitgerust. Daarmee kan de ja
ger de mijnen opsporen met gebruik
van geluidsgolven. Voorlopig worden
daarvoor enkele mijnenvegers van het
huidige type verbouwd.
Het staat voor kapitein ter zee Van
Bergeijk en de zijnen zonder rneer
vast: de mijnendienst zal in elke oorlog
onmisbaar zijn.
Prestaties worden ook geleverd 'bij
het lokaliseren van scheeps- en vlieg
tuigwrakken. Zo werd nog niet lang
geleden het wrak van de Schevenlngen
227 opgespoord en het wrak van het
vissersschip „Maartje" geïdentificeerd.
De mijnendienst heeft nog vele ande
re baantjes. Hoofddoel is echter toch
De seinlamp op het schip van de
squadroncommandant, de eerste in de
linie, flikkert ongeduldig. De schepen
naderen de haven van Oostende. Er
worden instructies voor het binnenva
ren gegeven. Commandant De Klerk
heeft zijn plaats op de bovenbrug
van de Abcoude weer ingenomen. Zijn
beste roerganger staat achter het roer.
Op voor- en achterschip staat een deel
van de bemanning aangetreden. Zij
maakt front naar bakboord en stuur
boord. Dat is 'n eerbetoon voor de Bel
gische mijnenvegers, die in de knusse
Een mijnenveger van de Dok-
kumklasse in volle zee. Deze ro
buuste schepen kunnen een snel
heid van 16 mijl per uur behalen.
De romp is geheel van hoiti om
zelf niet aan magnetische mijnen
ten offer te vallen
haven van Oostende liggen afge
meerd.
De bemanningen meren hun schepen
keurig af. Ze hebben dat hier meet
gedaan. Dat regelmatige bezoek vindt
zijn oorzaak in de mijnenbestrijdings
school, die hier broederlijk door <*6 Bel
gische marine en de Nederlandse ma
rine wordt gedreven".
Die samenwerking komt uit praR-
tische overwegingen voort. In oorlogs
tijd ressorteert de Belgische zeemacht
(een wat groot woord) onder de Neder
landse admiraal Benelux, die zijn
hoofdkwartier in de Walcherse duinen
heeft.
Directeur van de school, de Belgi
sche zeeofficier M. Vervynck vertelt
wat eentonig (hij heeft het al te dik.
wijls moeten doen): „De lessen wor
den gegeven in de Franse, Nederland
se en Engelse taal. Er komen hier
leerlingen van bijna alle NAVO-lan-
den. Ook marinemensen uit Zuid-Afrika
en Spanje komen in de Belgisch-Ne.
derlandse school het mijnenveegvak
leren. Onze „mijnenveegsimulator''
hier is enig in de wereld. Met deze
apparatuur worden cursisten gecon
fronteerd met realistische mijnenveeg
problemen."
Tegen de avond schuift het
squadron tussen de Belgische ka
naalboten weer de Noordzee op.
Tegen de bloedrode zon die achter
de horizon zakt vormen ze scherp
afgelijnde silhouetten. Het zijn
moderne schepen met jonge kerels
Hen is geen zestig jaar mijnen
dienst aan te zien.
(ADVERTENTIE)
Het begin. Hr. Ms. „M 1" vaart de haven van Vlissingen binnen. De foto dateert uit de twintiger jaren.
De M 1 t/m 4 waren de eerste mijnenvegers van de koninklijke marine. Het waren omgebouwde eepbootjei.
Bandenspecialist
Middellaan 4, Breda-Tel. 34297
JO OTTEN: BED EN WERELD
(uitg. MeuleiDhoff, Amsterdam)Als
uitgave van de in 1940 overleden Jo
Otten verscheen: Bed en wereld. Deze
wereld is een wereld van angst, drei
ging en onzekerheid; het bed is de
plaats waar enge grenzen verlaten
worden en de geest vrij in het_ kosmisch,
gebeuren ronddoolt: Jo Otten is de man
die vanwege een gril de werkster niet
wil betalen en haar dan de week erop
een tientje brengt („dat is dan acht
gulden te veel", concludeert zijn
vrouw), aldus de inleiding van Bert
Schierbeek.
Deze grilligheid van Jo Otten groeit
ln zen werk uit tot een zich kunnen
verplaatsen in allerlei gelijktijdige ge
beurtenissen en gemoedstoestanden
over de hele wereld. Deze gelijktijdig
heid in ervaringen neemt tegenwoor
dig steeds grotere proporties aan, en
het is boeiend te lezen hoe sterk dit
vijfendertig jaar geleden al leefde bij
jo Otten. Behalve de novelle Bed en
wereld bevat het boek nog vier korte
/erhalen, even goed en knap geschre
ven, subtiel van thema, maar minder
actueel. Als u duizelt op deze grote
wereld en verlangt naar iemand die
het allemaal in woorden gestalte geeft
leei^ dan dit boek.
JOZEF YPERMAN: GEDENKEN
WIJ DANKBAAR, Patmos Antwerpen,
Nelissen, Bilthoven 1966. Een studen
tenpastor uit Leuven voert in dit boek
je de lezer binnen in de wereld van
het eucharistische mysterie. Hij doet
dit zo, dat het teken van brood en
wijn midden in het leven van alle
dag komt te staan. De moderne mens
noet weer leren verstaan wat een
teken eigenlijk is en hij moet weer
Ieren ermee te leven. Wat bij primitie
ve volkeren een vanzelfsprekend iets
ts gebleven, moeten wij weer opnieuw
gaan ontdekken. Lezing van dit boek
je zal daartoe in hoge mate bijdra
gen.
Horizontaal:
1 Jodenvervolging, 6 wolfluweel, 12
niiet dezelfde, 13 eenmaal, 14 muziek
noot, 15 boom, 17 telwoord (Duits), 18
luitenant (afk.), 19 steen, 21 onbep.
vooi-naamw., 23 plaats in België, 24 god
der liefde. 26 onderricht, 27 salaris
(Vlaams), 26 bijwoord, 30 schuit dei
Noordzeevissers, 31 zangstem, 32 flauw,
34 vast, stevig, 36 onderricht, 39 Nederl.
dichter, 41 lichaamsdeel 43 rode Spaan
se wijn, 45 vaartuig, 46 halfedelgesteen-
te, 48 bijwoord, 49 water in N.-Brab„
50 lidiwoord, 51 jongensnaam, 53 munt
in Nederland (afk.), 54 spijker, 56. be
dehuis, 58 mannelijk beroep, 59 muur-
aoh-tige plant.
Verticaal:
1 Plaats in de schouwburg, 2 schande,
3 sctheik. element (afk.), 4 koor van zan-
gers, 5 lichaamsdelen, 7 koppelriem
voor jagershonden, 8 lijkvaas, 9 scliedk.
element (afk.), 10 handvat (gewestelijk),
11 bijb. figuur, opvolgster van Vasti, 16
dikke boterham, 17 gravure, 20 elek
trisch geladen atoom, 22 eikenschors, 23
lichaamsdeel, 25 vrienld (Ind.), 27 dich
ter, 29 bitter vooht, 30 sohel, 33 vreem
de taal. 34 puistje, 35 vogel, 37 snoei
van een hengel, 38 aardtaoogte, 40 mon
deling, 41 waterloop waarnaar Appimge-
dam genoemd is, 42 dof, 44 telwoord
46 gekheid, 47 de Noorse vuurgod, ver
tegenwoordigt het boze, 50 haag, 52 pa
troon, 55 gebod, 57 per expresse (afk).
OPLOSSING PUZZEL VORIGE WEER
Hor.: l grif, 5 terp, 8 roe, 9 ieder, 12
kip, 14 dom, 14 melodie, 17 los, 19 eb, 20
Dan, 21 op'a, 23 si, 24 pon, 25 arm, 27
ent, 29 rein, 31 mainie, 33 Tam, 35 le, 36
ha, 37 na, 39 no, 40 hinder, 41 Tanger,
42 tt., 43 li, 44 es, 45 ed, 46 geel, 46
Effiüor, 52 snel, 54 rok. 56 not, 57 bes 58
ei, 60 sim, 62 kom, 63 An, 64 bel," 66
Lan'gres, 69 dag, 70 pok, 72 reëel, 73
pak, 74 gres, 75 kaas.
Vert.: 1 gom, 2 re, 3 Pien, 4 O-doom,
5 trio, 6 R.K., 7 pil, 8 rob, 10 el, 11 ed,
13 pos, 14 deer, 15 mail, 16 Epe, 18 Sion.
20 Don, 22 ant, 24 pienter. 25 Aa, 26 mi,
28 tangens, 30 elite, 31 Marie, 32 enter,
34 roede, 36 hel, 38 aas, 46 greb, 47 los
49 nn, 50 Dongen, 51 Ot. 52 Sem, 53 long,
55 kil, 57 bos, 59 iep, 61 matrs, 62 kelk,
63 aak, 65 log, 67 ne, 68 re, 69 das, 71 kr
73 pa.
(ADVERTENTIE)