VNDEL
liDEL
pijt
COMMENTAAR
Kruimels van
de tafels
der rijken...
NOURILAX
OPERATIE EINDEXAMEN
Geknipt
ECONOMISCHE GROEI ALS SOCIAAL WAPEN
DR. CORN. VERHOEVEN:
ÜVAROBC
RVAMK
Snel ingrijpen vereist
Geslaagd debuut maar.
Textiel en ontwikkelingshulp
D
Sunérfirib
JAN HAAGH
ZWITSERLAND:
PARADIJS VOOR
JAMES BOND'S
24
25
cii ikircki dcii j*r., .peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen pejl ngen
p'dngen peilingen'peilingenpeilingenpeilingen peiliigen peilingen peilingen peilingen peilingen peilngen peilingen peilingen peilingen peilingen peil
pfii lljr emdcii .m^llj.ngiêa. .a£ejmngim peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peil ngen peil ngjen
peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peillingen peilingen peilingen peilingen peilingen pei1
Open Haard
Convector
Ideaal
Nachtmerrie
Gerief
Encycliek
let plet nlet.Het is kamer-
l, rijk, komfortabel. veer-
'basls" van een gelukkig
ileurenfolders aan bij Hatéma,
SEFVICE EN ZEKEFHEID
BIJ elk Hatéma tapijt wordt
een pllntplaatje en een
boekje met service-
chèques ver-strekt. U koop
niet alleen tapijt, u krljö
ook unieke service
zekerheid.
eerste en grootste
zoekt ter versterking
rcieel medewerker m a*
iet onze afnemers /~T £|fn
rven, chemische te
;uwe afnemerskring P
(woonplaats b.v. in
noordoosten- (woonplaats
(woonplaats b.v. Bi
are of daarmede vergeWkj
>eschikken over voldoende
telling. Voorts moeten J
m een belangrijk aan
rkkring, uitstek£"aes
n ons pensioenfonds,
strikt vertrouwelijke s^er
^T&Sdsstraat
.EFOON 0 5987-283'
23
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 22 APRIL 1967
Minister-president De Jong c.s. hebben de eerste ontmoeting met de
Tweede Kamer zonder kleerscheuren overleefd. Maar dat lag voor
de hand. Het nieuwe kabinet is met zoveel pijn moeite tot stand
gekomen, dat van de regeringspartijen voorlopig weinig moeilijkheden
zijn te verwachten. En wat de oppositie betreft: zij kan wel lastig zijn maar
geen kwaad doen.
Toch zit 't kabinet bepaald niet op rozen. Heel Nederland kijkt met spanning
uit naar de maatregelen, die op korte en langere termijn voor de werkge
legenheid genomen moeten worden. De oppositie betwijfelt, of de rege
ring op dit punt wel actief genoeg is. Die twijfel bestaat ook bij de re
geringspartijen. Het is duidelijk, dat het kabinet nu toch wel met uitge
werkte voorstellen voor de dag zal moeten komen. Het lijkt ons tenminste
ondenkbaar, dat de Tweede Kamer genoegen zal nemen met een half
zacht, door bezuinigingspolitiek bepaald werkgelegenheidsbeleid.
Een snelle beslissing is eveneens vereist in de affaire-Van Hall. Er zijn
aanwijzingen, dat de commissie van wijze mannen, die de situatie in Am
sterdam heeft onderzocht, bijzonder weinig waardering heeft voor het
beleid van de Amsterdamse burgemeester als hoofd van de politie. De
PvdA heeft partijgenoot Van Hall reeds onder druk gezet en probeert" hem
tot vrijwillig heengaan te bewegen. Deze kwestie dient nu op zeer
korte termijn geklaard te worden. Zij hangt samen met de gezagscrisis,
die op het ogenblik in Nederland bestaat.
De zeven man tellende fractie van D '66 heeft deze week in de Tweede
Kamer een opvallende entree gemaakt. Fractieleider mr. Van Mierlo
stortte zich meteen in het strijdgewoel. Hij bracht een groot aantal
voorstellen ter tafel, die hij met verve wist te verdedigen.
Toch vragen wij ons af of al degenen, die op D '66 hebben gestemd
nu wel zo gelukkig zullen zijn met het eerste optreden van mr. Van
Mierlo en de zijnen. Het opvallend samengaan van D '66 met de PvdA en
de PSP zal zeker wenkbrauwen hebben doen fronsen. Mr. Van Mierlo mag
dan wel zeggen, dat hij van geval tot geval zijn stem zal bepalen maar
zoals de kaarten nu liggen zal hij, om zaken te kunnen doen moeten aan
kloppen bij de P.v.d.A. Op den duur dreigt dan het gevaar dat D '66 een
bijwagen wordt van de PvdA.
Een ander punt, dat voor D '66 moeilijkheden kan veroorzaken is de
ontwikkelingshulp. Mr. Van Mierlo heeft in de kamer gepleit voor een
aanzienlijke verhoging van de Nederlandse hulpverlening aan arme lan
den. Daarmee ging hij lijnrecht in tegen de zienswijze van een niet
onaanzienlijk deel van zijn aanhang. Een recente NIPO-enquête heeft uit
gewezen, dat bijna 30 procent van de D '66-stemmers geen verhoging
maar integendeel een verlaging voorstaat van de ontwikkelingshulp.
Vóór verhoging is nog geen 30 procent.
De opkomst van D '66 is, zoals eerder betoogd, naar onze mening te
verklaren uit een zeer gedifferentieerd onbehagen in zeer uiteenlopende
kringen. Dat is geen basis voor een partij. Daar is eenheid van denken
voor nodig en die is er niet Daarom weten wij, ondanks het succesvolle
debuut van mr. Van Mierlo nog steeds niet waar we met D '66 aan toe
zijn.
e textielindustrie, de ontwikkelingshulp en het laatste jaarverslag van
Fokker hebben zo op het oog niets met elkaar te maken. Toch is er,
gezien tegen de achtergrond van enkele actualiteiten in Nederland
een lijn te trekken die de drie onderwerpen met elkaar verbindt.
In de Tweede Kamer is gepleit voor het opvoeren van de ontwik
kelingshulp.
De textielindustrie verkeert in grote moeilijkheden en dagelijks leest
men van ontslagen en aanvragen voor werktijdverkorting.
Fokker pleit in zijn jaarverslag voor snelle realisering van een na
tionaal ruimtevaartprogramma, mede ter verhoging van hef technologische
niveau in Nederland.
Ontwikkelingshulp betekent niet alleen rijst en geld maar ook export van
fabrieken en know-how. De textiel-industrie is (met bijvoorbeeld de ver
vaardiging van schoeisel) voor de ontwikkelingslanden een ideale branche
om in te beginnen. Het is een vrij ongecompliceerde tak en er is altijd een
grote binnenlandse behoefte die anders de schaarse deviezen zou op
slokken. Het ligt dus voor de hand dat de jonge industriële beginners zich
op de textielvervaardiging werpen, daarmee traditionele exportgebieden
van de Westeuropese industrie afsnijdend.
West-Europa daarentegen en vooral ook Nederland dreigt zelf een ont
wikkelingsgebied te worden maar dan op een vanuit industrialisatie
oogpunt gezien hoger niveau.
4
De Amerikaanse economist en Europa-kenner prof. K. Galbraith zei
deze week in een Brandpunt-interview dat een gezamenlijke Westeuropese
computer-industrie met bijbehorende research-laboratoria voor de ont
wikkeling van ons werelddeel nog belangrijker zou zijn dan Euratom en
de Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Al zijn er natuurlijk behalve het wegvallen van de traditionele ex
portmarkten voor onze katoentjes nog andere oorzaken van de ma
laise in de textielsector, lijkt het niet te gek om te veronderstellen dat
juist industrialisatie van de ontwikkelinslanden op de duur de textielindu
strie in Nederland tot aanmerkelijk geringer proporties zal terugdringen.
Dat zou niet erg zijn, als dat maar niet zo schoksgewijs ging.
Bij wat men voor de textielindustrie nu doet en bij de hulpverlening
aan de getroffen arbeidsgemeenschappen zal men toch rekening moeten
houden met 't feit dat op de lange termijn de textielindustrie in 't Neder
landse patroon een heel wat bescheidener plaats zal moeten innemen
Voor de nu aantredende generatie is het zaak zijn schreden te richten naar
de wereld van de wetenschappelijk gespecialiseerde technologie. Dat is
niet alleen in het belang van de eigen loopbaan maar noodzakelijk voor de
verdere ontwikkeling van Nederland en West-Europa.
(ADVERTENTIE)
OPEN HAARD
led. octrooi no. 107950
Nordt onder volledige garantie geleverd,
inelle inbouw van de prefab-elementen, ook in
bestaande woningen.
Advies over inbouwmogelijkheden:
VEILINGKADE 10 - BREDA
Telefoon 01600-32185 (na 6 uur 39694-42879).
(Van één onzer redacteuren)
BREDA Een man maakt plannen voor de toekomst. Over tien jaar
wil hij een eigen huis betrekken. Hij pakt een vellelje papier en rekent
daarop uit, hoeveel hij over tien jaar zal verdienen. Hij neemt
aan, dat zijn salaris jaarlijks met 4 tot 5 procent zal stijgen en op die ba
sis is het hem mogelijk om te schatten hoe welvarend hij in 1978 zal
zijn. Als zijn vrouw zegt: „Hoe komt het dat je er zo zeker van bent,
dat je salaris ieder jaar met 5 procent zal stijgen", dan mompelt hij iets
van: „Daar heb je die vrouwenlogica weer...."
Maar zijn vrouw zal er natuur
lijk tóch op doorgaan. Zij vindt
het absurd om te geloven, dat ge
zinsinkomens eeuwig blijven stij
gen Eens moet de welvaartskoek
toch op raken?
Deze vrouw krijgt nu te doen
met een fenomeen, dat de econo
men al langer kennen: de wel
vaartsgroei, de voortdurende ver
ruiming van produktie in de wes
terse wereld, die als ze in gelijke
mate blijft doorgaan, iedere 15 tot
25 jaar een verdubbeling van het
werkelijke nationale inkomen mo
gelijk maakt.
Eeuwen en eeuwen was de mate
van iemands welvaart een statisch
gegeven. De rijke bleef rijk of
werd nóg rijker, terwijl »de arme
arm bleef. Als de enkeling zich
wilde verrijken, dan ging dit
slechts ten koste van de welvaart
van anderen.
Aan deze toestand schijnt een
eind te zijn gekomen. Met uitzon
dering van de ontwikkelingslan
den, 's er een economische situa
tie ontstaan, waarin ieders por
tie van de taart geleidelijk aan
groter wordt.
Zal er aan die, in zijn aard op
het eerste oog merkwaardige toe
stand, ooit een einde komen? Met
andere woorden: is er een beste
dingsplafond en zo ja; zullen wij
dat dan ooit breiken? Van het
antwoord op die vraag hangt het
af of de man uit het begin van dit
artikel, een onverzilverbare wis
sel op de toekomst zit te trek
ken.
Een Finse hoogleraar, specialist
op het gebied van de economie
van het bedrijfsleven prof. Jouko
Paakkanen, heeft zich speciaal op
dit probleem geworpen. Hij is met
een optimistische conclusie voor
de dag gekomen. Er is, zegt hij,
een nieuwe consumentengeneratie
ontstaan, voor wie veranderlijk
heid en groei normale verschijn
selen zijn. Zijzelf, het bedrijf
waarin zij werken en de maat
schappij zijn helemaal op veran
dering en groei ingesteld. Zij vol
gen zonder dralen de Duitse filo
soof Karl Marx, die eens ge
zegd heeft dat wij er niet zijn
om de wereld te begrijpen, maar
om haar te veranderen. Het spa
ren is voor deze generatie niet
langer een middel om een verzorg
de oude dag mogelijk te maken of
om een nieuwe generatie een be
tere „start" te geven. Neen. De
hedendaagse consument spaart
voornamelijk voor het financieren
van kostbare aankopen van duur
zame gebruiksgoederen. Vrijwel
iedereen kan zijn kinderen een
opvoeding verschaffen, waarmee
zij direct hun mannetje kunnen
staan in de wereld van morgen,
waarin het gemiddeld inkomen
per hoofd der bevolking ongeveer
twemaal zo hoog zal zijn als nu.
Men dient zich dan ook voortdu
rend bezig tehouden met de
vraag of er zoiets als een econo
mische ideaal-eindtoestand be
staat en hoe het moet zijn om on
der de condities van die eindtoe
stand te levea Is de mens die
geen andere roeping meer heeft
dan deel te nemen aan een soort
slijtageslag (zo snel mogelijk con
sumeren van steeds sneller ver
vaardigde produkten) een geluk
kig mens?
Zal hij zich niet wanhopig in een
LSD-roes storten, in de hoop op
die manier exotische ervaringen
op te doen, die zijn lange, verve
lende vakanties hem zelfs niet
meer kunnen bieden?
Het zijn anstige vragen.
Een wereld waarin er van alles
voldoende zou zijn voor iedereen
was het droombeeld van alle uto
pisten Maar is zo'n wereld een
utopia?
Van belang is daarbij natuurlijk
allereerst de vraag, of wij werke
lijk de uiterste grenzen van een
economische expansie kunnen en
zullen bereiken.
Prof. Paakkanen noemt de fac
toren die aan de economisch groei
en een halt kunnen toeroepen.
De bron van nieuwe kennis en
van vernuft kan opdrogen.
Er is niets dat in deze richting
wijst. Alle wetenschappen breiden
hun arbeidsterrein uit en wel op
zo'n manier, dat de geleerden als
cowboys op wilde paarden rond
rijden.
De natuurlijke hulpbronnen
kunnen uitdrogen.
Ook op dit punt kunnen wij
vrywel zeker zijn van de toekomst.
Bij de uitbreiding van de mense
lijke kennis, behoeft er geen vrees
te zijn voor stagnatie in de uit
breiding der produktie door ge
brek aan grondstoffen of energie.
De consument vertikt het een
voudig om nog iets te kopen, aan
gezien hij alles al heeft.
Vooi de verkoopleiders is dit
een ware nachtmerrie. Maar
Paakkanen stelt ze gerust. In het
economisch paradijs op aarde, de
VS, is uitgerekend dat een vijf
voud van het huidige Amerikaan
se inkomen per hoofd nodig zou
zijn, om de menser. hun hoofd te
doen stoten aan het consumptie
plafond. Voor de Europeaan zijn
.de vooruitzichten nog gunstiger.
Hij is, vergeleken met de Ameri
kaan, nog maar een dagloner. Hij
zal minstens tienmaal zoveel als
nu moeten verdienen, eer de eco
nomische verzadiging hem gaat
opbreken. Bovendien geldt voor
Europa, dat kostbare algemene
voorzieningen (stedebouw, onder
wijs, recreatie, medische zorg etc.)
voortdurend een flinke hap uit
de algemene welvaartskoek blijven
opeisen, hetgeen dan ook evident
nodig zal zijn. Wat heeft men aan
drie auto's per gezfn als er geen
uitstekende wegen zijn waarop
men die dingen kan loslaten? Wat
hebben wij aan vrije tijd als de
middelen om die prettig te beste
den, ontbreken?
Nee..... het oude Europa heeft
nog genoeg eer het een verwend
kind geworden is, dat zijn speel
goed vol walging gaat vernielen.
Een zondvloed van mensenle
vens komt op ons af en maakt dat
alle krachten moeten worden in
gespannen om de bewoners van
deze planeet te voeden en te kle
den.
Dit is het enige punt waarop de
geleerden het antwoord schuldig
blijven. Zij weten niet welke be
perkingen een versnelde bevol
kingsaanwas (een verdubbeling
binnen 20 jaar) precies aan de
economische expansie zal stellen.
Enkele dingen weten de econo
men echter met zekerheid. Dit bij
voorbeeld: ook in de arme landen
zullen de inkomens stijgen en wel
als alles gaat zoals nu voorzien is
met 12 gulden per hoofd per jaar.
In de industrielanden zullen de
inkomens echter met een kleine
300 gulden per hoofd stijgen.
De gemiddelde „industriemens"
zal daardoor over tien jaar een
maal zoveel verdienen als zijn
broeder in een niet geïndustria
liseerd land. Prof. Paakkanen be
gint hier zwakjes te pleiten voor
geboorteregeling, waardoor de eco
nomische groei in sneller tempo
ten goede van een (immers klei
nere) groep kan komen.
Verder denkt hij aan een betere
inkomensverdeling door een effec
tievere „start". Maar direct daar
na laat hij dit enige punt waarop
hij zelf als econoom geen ant
woord weet, los en gaat over tot
de orde van de dag: Beperking
van de overconsumptie als gevolg
van het feit dat het persoonlijk
gerief, de persoonlijke diensten, in
een maatschappij van industriële
supermassa-produktie, vrijwel on
betaalbaar zullen worden.
Het komt niet meer in hem op,
om verder uit te weiden over de
economie als middel tot „iets".
Als er, voorzover wij het nu kun
nen zien, één groot sociaal goed is
dat er dank zü het economische
„wapen" kan worden veroverd,
dan is het wel de. opheffing uit
de staat van achterlijkheid, waar
in de meerderheid van het mens
dom verkeert.
Economische expansie als con
structief middel om enerzijds de
tot walging leidende overcon
sumptie te remmen en anderzijds,
een miljardenmassa deel te geven
aan (toch nog maar) een mini
mumwelvaart, is wel het grootste
project waaraan een industrie
land zich ooit kan wijden.
Is het denken van de politici, in
wier breinen zulke concepties
moeten opkomen, al zo ver ge
vorderd?
Wij weten het niet, maar wij
vrezen het ergste. Welke is de
aard van de contacten die er tus
sen ontwikkelde en onontwikkel
de landen worden gelegd? Zijn dit
handelscontacten, of werkelijke
hulpprogramma's? Is het ons be
kend wat de gevolgen kunnen zijn
als een miljardenmassa gaat be
grijpen dat een deel van het
mensdom in weelde vegeteert, ter
wijl een meerderheid zelfs de hon
ger niet baas kan?
Weten wij eigenlijk helemaal
zeker, dat de dekolonisatie geen
gevolg van nationale aspiraties
behoeft te zijn geweest, maar dat
zij kan zijn voortgevloeid uit pure
wraak op de rijke kolonisator, die
christelijke beginselen vermin
kend - de arme alleen de kruimels
van zijn tafel gunde?
De pauselijke encycliek „Pro-
gressio Populorum" heeft een on
dertoon van grote angst voor wat
er zal gebeuren, als wij voort blij-
ven gaan, de economie, ONZE eco
nomie, te beschouwen als een doel
op zichzelf, zonder haar enorme
mogelijkheden te benutten voor
een vernieuwing van het aan
schijn der wereld.
Men schampert over de miljoe
nen die, als zij in handen vallen
van corrupte f'guren in een ach
terlijk land, eenvoudig verdwij
nen. „Daar gaat ons goede geld",
zegt men dan
Wij staan er echter zo zelden bij
stil, dat dit „verspilde geld" maar
een fractie uitmaakt van bij
voorbeeld het bedrag dat wij op
oudjaar aan vuurwerk afsteken....
Het zijn de kruimels van onze
tafels, die in de spleten van de
vloer verdwijnen waarover wij
jammeren.
Geen veelbelovend beeld
TOM KOOPMAN
In Zuid-Afrika doet men veel voor
het tot ontwikkeling brengen van
de Bantoe-bevolking. Er zijn zelfs
Bantoe-universiteiten. Daar komen
dan ook de zwarte leiders vandaan,
die op het ogenblik op het Robben*
eiland zijn Opgesloten.
FLEX IN TROUW
Wij zijp van mening dat diegenen,
die met gebruikmaking van de be
staande lacune in de wetgeving, in
ons land vlees verkopen dat door een
ander land om redenen van volksge
zondheid wordt geweigerd, daarmee
een onvoorstelbaar gebrek aan gees
telijke hygiëne ten toon spreiden.
Ieder zindelijk denkend mens huivert
van zo'n mentaliteit.
OP DE STEIGER
Een VOLKSKRANT chroniqueur over
communistenbaas Paul de Groot die
een honorarium heeft opgestreken
voor zijn memoires (hetgeen onge
bruikelijk is in communistische krin
gen): „Paul de Groot zou de cheque
alleen hebben gekregen voor de on
kostenen dan verderop: „Bij
zijn onkosten zal de Groot in ieder
geval geen post „papier" hebben ge
had. Zijn memoires had hij uitgetikt
op papier van de Staten-Generaal".
Ons aansluitend bjj de gedachten
van mgr. Bekkers menen wij dat de
Kerk zich geheel buiten de techni
sche kant van ie gezinsplanning moet
houden. Zij heeft echter wel degeljjk
recht en plicht van spreken als het
gaat over de christel^ke zingeving
van het huwelijk. En uiteraard kan
de aandacht voor dit pastoraal aspect
niet door de N.V.S.H. overgenomen
worden.
De verbreiding van deze christe
lijke zingeving komt kerkelijke in
stanties toe. Het is echter hoog tijd
dat deze iets efficiënter georgani
seerd wordt, bijvoorbeeld zoals de
N.V.S.H. haar zaken aanpakt.
Uit het Bossche BISDOMBLAD
n.a.v. de benoeming van mr.
N. C. van Zeist tot directeur
van do N.V.S.H.
Stampend, vonkenspattend ge
weld van een moderne industrie.
Baart zij de welvaart alleen voor
blanken?
BERN (AFP) Zwitserland blijft
een van de centra waar internationale
spionnen op politiek of economisch
gebied graag werkzaam zijn. Volgens
een rapport over 1966 van het minis
terie van justitie en politie te Bern
hebben de Zwitserse autoriteiten zich
het vorige jaar met twaalf spionage-
zaken beziggehouden, waarbij in acht
gevallen het onderzoek wegens ge
brek aan bewijzen is gestaakt.
In de andere vier gevallen werd de
afhandeling overgedragen aan de
kantonnale overheden. Negentien bui
tenlanders werden uitgewezen.
In drie gevallen van economische
spionage werden Zwitsers of West
duitsers aangehouden, die uit waren
op industriële geheimen van bedrij
ven in de Bondsrepubliek.
Op politiek gebied werd aan twee
Poolse diplomaten aangezegd het land
te verlaten, terwijl een tot Zwitser
genaturaliseerde landgenoot van hen
werd aangehouden. Voorts werd in
Genève een in België geaccrediteer
de diplomaat van Nationalistisch Chi
na gearresteerd, omdat hij gespioneerd
zou hebben voor Peking. Om dezelf
de reden werd een functionaris van
de ambassade van Communistisch
China te Bern tot ongewenst persoon
verklaard.
In het rapport wordt overigens
opgemerkt, dat het aantal arresta
ties en uitwijzingen niet een juist
beeld geeft van de omvang van de
spionage in Zwitserland, aangezien
waarschijnlijk slechts een klein deel
van de spionnen tegen de lamp loopt.
(ADVERTENTIE)
r
werkt zacht en zeker bij verstoppingsproblemen
„Met koude angstogen zat de vis
aan de haak. Spartelend vocht hij
voor zijn vrijheid". Zo luidt de
eerste zin van een boekje waarin
J. E. ter Haar onder de titel „Ope
ratie Eindexamen" een verhaal
vertelt over een eindexamenklas
gymnasium en meteen een docu
mentaire geeft over het middel
baar' onderwijs in Nederland. De
aangehaalde zin hoort thuis in de
afdeling documentaire. En wie dus
even wil nadenken over de diepe,
symbolische betekenis daarvan (de
vis is de kandidaat, de haak is de
school etc.) zal uit de druipende
sentimentaliteit waarmee het do
cumentaire gegeven wordt ver
werkt, al meteen kunnen vermoe
den, hoe jankerig en damesblad
achtig het zal toegaan in het ver
haal zelf, waar de auteur hele
maal niet aan enige zakelijkheid
gebonden is.
Ongetwijfeld kan men van
iemand die, zoals ik, jarenlang bij
het onderwijs werkzaam is en zelf
dezer dagen ook zijn haak in het
viswater gegooid heeft, niet ver
wachten dat hij in juichkreten los
barst bij het lézen van dit boekje.
Want wie is blij met een aanklacht
tegen zijn wreedheid, als hij zich
helemaal geen wreedaard voelt?
Gelukkig geeft deze positie ook
een mogelijkheid de objectiviteit
van zo'n geschrift enigszins te be
oordelen en bijvoorbeeld een eind-
examensklas gymnasium te laten
gen voor het eindexamen zakt en
Ter Haar laat twee „begrijpende"
leraren dan tegen elkaar zeggen
dat dit een „sociale misdaad" is.
(bi. 140) De vraag is maar, van wie
hier de discriminatie uitgaat en om
die te 1 antwoorden wil ik geen
beroep doen op het onbewuste,
zoals Ter Haar tot driemaal toe
doet om uit te leggen, waarom le
raren bij het mondeling examen
zo'n moeilijke vragen stellen. Zij
doen dat namelijk „onbewust" om
toch maar hun integriteit te bewij
zen of om te laten zien dat zij uit
stekend les gegeven hebben.
Uiteraard heeft J. E. ter Haar dat
wel door. Laat hem dan maar eens
met diezelfde helderheid over die
hazelip nadenken, want die heb ik
nou weer door.
Telkens wordt het betoog onder
broken door de quasi-verwonderde
mededeling dat niemand naar Den
Haag marcheerde om te proteste
ren. Een auteur moet minstens een
Multatuli zijn om zich door zo'n
emotionele herhaling niet bela
chelijk te maken. Welnu, de schrij
ver van „Operatie Eindexamen" is
volstrekt geen Multatuli. Zijn stijl
is helemaal die van de knusse mid
delmaat en kan hoogstens „lekker
commercieel" genoemd worden.
Ook zijn kijk op het onderwijs is
tof en commercieel. De „liefde voor
het kind" waar hij het voortdurend
over heeft en waarvan hij veron
derstelt dat die in het onderwijs
hikken van de lach over de gevoe
lens die J. E. ter Haar de kandi
daten toedicht of zich te ergeren
over de nogal tendentieuze en
discriminerende samenstelling van
het groepje. Niet alleen moet je
iets terug doen, maar de feiten zijn
er ook naar. De domste en braafste
jongen van de klas wil dominee
worden. Hij zakt en blijft vrolijk.
Roeping is best, maar je zuit er
wat voor over moeten hebben. De
jongen met de mooie blazer blijkt
homofiel te zijn en verongelukt
modieus in 'n snelle sportwagen.
(Over de tragische rol van de sport
wagen in dit soort van lectuur zou
een boekje open oe doen zijn). De
stiekeme jongen, door niemand ver
trouwd, is de zoon van een begra
fenis-ondernemer „met een uit
gestreken smoel" (bi. 142) Uitge
rekend deze jongen zien we leraar
worden: zo komt het uitgestreken
smoel toch nog van pas. Het ergste
is de zoon van een stratenmaker
eraan toe. J. E. ter Haar schijnt
dat maar een min oeroep te vinden.
De jongen hoort op het gymnasium
niet thuis en moet dat stevig voe
len: een hazelip is de prijs die hij
van Ter Haar moet betalen Dat
lqidt tot een merkwaardig soort
van vaststellingen als: „De ge
kromde rug waarop de hazelip
haast loodzwaar leek te drukken,
verdween uit het gezicht", (bl. 46)
Natuurlyk is 'deze jongen hijgerig
verliefd op het mooiste meisje van
de klas, het schaap met de reeë-
ogen en even natuurlijk is het dat
zij hem niet moet. Het is niet meer
dan vanzelfsprekend, dat deze jon-
totaal ontbreekt, is de enige kreet
die op dit gebied verkocht kan
worden en hij leurt er dan ook mee
alsof hij zojuist iets heel nieuws
ontdekt had. Al in de eerste zm
zie boven constateert hij een
vijandigheid tussen school en leer
ling die helemaal niet bestaat en
die hij alleen maar nodig heeft om
te kunnen laten marcheren. Hij
gaat van die vijandigheid uit als
van een vaststaand gegeven en
meent op die manier de schooi nu
eens fijn vanuit de leerling te kun
nen zien. Het onderwijs als genot
schijnt hij alleen te kennen in de
vorm van enkele toffe, vertellende
lessen en hij last daarvan een paar
voorbeelden in die mij als stuitend
middelmatig voorkomen. Hij doet
weer eens, alsof alle leerlingen
walgen van vrijwel alles wat ze op
school leren: de oude flinkheids
mystiek met een scheutje begrip.
„In de ogen van de kinderen was
een schooi vol willekeur en onre
delijkheid en waren eindexamens
rijstebrijbergen", (bl. 109) Is het
een beroepsdeformatie, wanneer ik
van dit alles zelden iets merk en
dan nog alleen bij Werkelijk mid-
melmatige leerlingen? Het is mo
gelijk Maar dan moet J E. ter
Haar mij toch eens uitleggen, hoe
hij op bl. 155 met een uitgestreken
gezicht kan zeggen, dat de nega
tieve image van leraren en scholen
drastisch moet veranderen, als zijn
hele boekje dan al 154 bladzijden
lang drastisch bijgedragen heeft tot
het instandhouden daarvan. Is dat
misschien ook „onbewust" ge
beurd? 6