TEO 6ESEMER MAAKT „DINGEN KEES FENS TROK LOODLIJNEN DOOR DE LITERATUUR oms- «tie BREDA EN TILBURG SCHAKELEN IN DE KUNST-VERSNELLING TWAALF PLASTIC DEELDEN VOOR VIER SCHOLEN URBELEID ADSBEZIT 16 ïh DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 15 APRIL 1967 u <e sortering nd ook opgesteld, ikijken. Wist u het E de levens pluspunt, nde voor- iollicitatie- soonsgege- :hef Petso- latschappij n. vermelden plezier in Dat verhe om je heen Teo Bese dag in dag lijn Bredase ijzer, lassen gen en kij grondvorme „beelden staat op te r lat ieder- gaat ma- Ik voel me een ge woon werkman, die er dingen te maken. 'Kunstsfeertje iet afgelopen zijn". stajftt momenteel hard te werken in lellen vlechten met igaas bevesti- ontstaan de twaalftal de beeldhouwer voer vier nieuwe scholen in botterdam. Nee, het worden „dingen" „denk er zelf maar een naam voor uit, dat doen de kinderen straks ook wel" - „dingen van polyester; een broer tje of zusje van het plastic. Bont gekleurde tekens aan de hemel en de prefabicated scholen. pigenlijk sta ik ze maar toevallig -L' in Breda te maken, vertelt hij. Toen ik twee jaar geleden terug kwam uit Milaan, waar ik op de Academia di Belle Arti onder Marini gewerkt heb, kon ik deze werkplaats bij de schouwburg van de gemeente krijgen". Waar vroeger de decors stonden rijst nu het geweld van grote houten vormen voor je op. „Hout is (was?) mijn liefste materiaal. Het is heerlijk om in bomen te wroeten. Ik haal liever materiaal weg van door er iets op te plakken. Een ding laten ontstaan; dat-is het." Plotseling is daar polyester bijge komen als werkmateriaal. „Dat is de natuur gegeven vormen dan zelf natuurlijk niet nieuw. Maar de wijze waarop het tot nu toe gebruikt wordt is niet oorspronkelijk; het wordt als namaak-brons (gebruind en al) gepresenteerd. Je moet dit materiaal met zijn eigen mogelijk heden vorm geven. Ik heb wel eens bescheiden plastieken op deze wijze gezien in een of ander gebouw, maar nog nooit buiten. Ja, in Engeland wel; daar hebben ze met hulp van de industrie; maar die kennen we hier niet prachtige dingen op dit gebied gemaakt. Hoe ik ertoe gekomen ben? Dat ls een hele geschiedenis. Kreeg opdracht de omgeving van de scho len te verfraaien en klaar te maken. Had het plan met een bulldozer in de vlakten te gaan spelen: glooiingen kuilen, betonnen paddestoelen er op, niet volgens vooropgezet sche ma, maar spelend er doorheen. Maar het mocht niet; afwaterings toestanden en weet ik veel. Je hebt met dertig diensten te maken bij zo'n gemeente. Ik was het geklets moe en dacht toen: Dan gaat er iets van plastic komen. Loek (zijn vrouw) was het ermee eens. En ik moet zeg gen het is machtig materiaal, waar je veel grote en kleine dingen van kunt maken. Ik zou een bont ge kleurde buis willen maken van Bre da naar Eindhoven; kronkelend en spelend door het landschap. Dat zou een prachtig gezicht zijn. En je zou er alles doorheen kunnen leggen; postvervoer, gasleidingen, colalei dingen, waaruit je langs de route kunt tappen, alles kan er doorheen. Er kwamen natuurlijk van allerlei instanties wel bezwaren: brandbaar; niet sterk. Maar dezer dagen heb ben we de eerste drie „dingen" op gesteld. Het spul houdt het. Kan een stootje hebben. Is flexibel in de wind. Ze zijn 3,50 - 4 meter hoog. Maar toen ik zei: ik heb ze gemaakt voor een jaar of drie schrokken ze zich dood. Och ze zullen wel langer mee gaan, maar wij Hollanders zijn van die degelijkheidsvereerders, die dan direct aan het geld denken. Ik voel me geen kunstenaar, die met zijn produkten de eeuwigheid wil trotse ren. Onze voorwerpen moeten „ge bruiksvoorwerpen" worden; een on derdeel, spelelement van het dagelijk se leven. Daarom schrijf ik deze beelden voor mezelf eigenlijk in een jaar of drie af. Zal mij een zorg zijn, wat ermee gebeurt. Bovendien kan dan na verloop van jaren ie mand anders ook weer eens wat ma ken". I Tij zet grote ijzeren buizen in de grond. Buigt er betonijzer om heen. Dat wordt gelast. Bekleed het met steengaas. Dan twee lagen polyester (vermengd met fel groen, rood en wit pigment) er omheen. „Uitgangspunt zijn modulaties, ge dacht vanuit de architectuur der scho len. Natuurlijk denk ik daarbij, dat het voor kinderen is. Maar ik maak geen speelgoed; dat hebben ze thuis genoeg. Wel kunnen ze als carnava- leske-kermisachtige dingen hun fan tasie prikkelen. Ik denk zelf nog aan de niet meer weg te denken kastan jeboom op de speelplaats van mijn school in Nederhorst ter Berg. Daar klommen we in. Toen we deze week de eerste resultaten op het Rotter damse schoolplein plaatsten vroegen de kinderen: Wat is dat voor 'n beest, meneer? Een Dolfijn? Nee joh, een raket. En een ander riep: De konin gin komt. Heerlijk". "T\e fel gekleurde elementen steken in zijn atelier af tegen de grote ge sloten vormen in hout. Het lijken houten totempalen, maar dat mag ik niet zeggen. Indrukwekkende oervor men, die de maker de baas lijken. Maar dat is niet het geval. „In Mi laan ben ik tot hele keienvelden ge komen. Het was een inspirerende tijd, vooral door het internationale klimaat van de artiesten en de men tale inspiratie door Marini. Daarvoor was ik op de academies van Breda en Maastricht. Beide zijn ze interna tionaal gevormd: zijn vrouw Loekie Thomassen was in Münster op de academie. Als men goed kijkt is in een donker hoekje van De Beyerd een wandtapijt (Zeelandschap) te zien. Dat komt van haar weefge touw. Beiden zijn ze door Europa gereisd om tentoonstellingen van Teo's werk te organiseren: in Zü- rich, Berlijn, Antwerpen, Milaan. Maar ook in ons land was zijn werk te zien o.a. in de Keukenhof '65. T\e grote beelden, die Teo Bese- mer nu maakt reiken tot het pla fond van zijn atelier. Hij groeit eruit. „Ben blij met deze ruimte, maar het wordt hier te klein", zegt hij. Het beroerde is, dat de gemeente Breda weinig doet om kunstenaars aan ate- lierruimten te helpen. Eindhoven bouwt ze; Tilburg schept ruimten, Amsterdam bouwt ze. De fout in Bre da is. dat er geen onderscheid ge maakt wordt tussen St.-Joost, de gevestigde kunstenaars van kort na de oorlog en een grote middengroep. Deze laatste groep, meestal kunste naars met jonge gezinnen, wordt ver geten en beschikt over slechte ate liers. Hoe ik verder moet weet ik nog niet. Maar ik werk maar rustig en hard door". Dat doet hij en het mag gezien worden. H. E. Teo Besemer bezig een laag polyester aan te brengen op een van zijn beelden. Tegen de achter wand staan twee beeldendie ge reed zijn. Daarvoor twee van zijn houten structuren. ten, Ten tijde van het tijdschrift Fo rum ging het, zoals men weet, om de vent, ten tijde van Merlijn, meende men, ging het uit sluitend om het werkstuk, en wilde men van het geleuter omtrent de vent niets weten; men had alleen g te maken met wat er stond en daarvan moest men zich zo goed 1 mogelijk rekening geven door close reading, lezen met het ge zicht zo dicht mogelijk bij het pa pier dus. i T)e verheerlijking of verguizing van de vent en de verheerlijking of verguizing van het werkstuk heb- ben in overdreven gevallen geleid tot vermakelijke vergissingen en soms gelijke resultaten. Men heeft 't begrip vent wel erg nauw genomen j en men heeft het werkstuk zo op zijn structurele eigenaardigheden be- keken dat men soms vergat, dat in gewikkelde structuur met weinig stof en veel artificialiteit gepaard kan gaan. Bovendien zijn er door de aan- i hangers van de werkstuktheorie uit leggingen gedaan die voor een goed deel niet uit het onderhavige werk stuk kwamen, maar uit het soms bepaald speelse vernuft van de werk stukaanhanger. Of een kritiek be tekenis heeft, ontdekt men tenslotte, hangt niet af van het feit, dat de criticus voor de vent of voor het werkstuk is, maar of hij goed ziet, of hij als het schone letteren be treft gevoel heeft voor letterkun dige waarden. Als hij dat heeft zal hij praktisch zowel met de vent als met hetwerkstuk te maken krij gen, ook al is het volkomen waar dat het werkstuk tenslotte een on afhankelijk bestaan heeft. Kees Fens heeft zich wel eens vrolijk ge maakt over de bezwaren die men te gen de kritiek van Merlijn aanvoer de. Hij wees er dan op, dat het be paald niet alleen om close reading ging in dat tijdschrift en dat er ook wel wat anders aan de hand was, al is close reading natuurlijk alles zins aan te bevelen. LJij is te nuchter voor een alleen 1 geldende theorie en hij laat dat in zijn critische artikelen waaT de vent, naast het werkstuk gewoon lijk ook aan bod komt, steeds zien. Op het omslag van zijn nieuwste boekvorm, staan de namen van de venten, diet de titels van hun werk stukken. Men kan er in lezen over Carmiggelt, Bomans, Last, Daisne, Weisgerber, Dekker. Blaman, Gij- sen. Verspoor, Hermans, Van het Reve, Mulisch, Van der Tuuk. Co- hen, Verwey, Keuls, Bloem, Minne, Roelandts, Claes, Burssens, De Vries Den Doolaard, Van Kerkwijk en Al berts en natuurlijk ook over Ter Braak en Du Perron, al staan die niet op het omslag. De publikatie, een verzameling van artikelen, het Loodlijnen, omdat het artikelen be treft van een kolom, die Kees Fens publiceerde, naast zijn langere we kelijkse beschouwingen. Zij hebben herhaaldelijk ook met de dingen van de dag te doen, bijvoorbeeld met de strijdvraag over Forum, waar wijlen Marice Roelandts zich zo dik om maakte. Kees Fens heeft met zorg uitgekozen wat hij iets meer dan van uitsluitend actueel belang achtte. Het is een aantrekkelijke verzame ling. Close reading kan er aan voor afgegaan zijn, maar in het werkstuk komt die er direct nauwelijks aan te pas. Kees Fens heeft het wel de gelijk over personen. Hij heeft het over personen bijvoorbeeld als hij Carmiggelt en Bomans met elkaar vergelijkt. Qarmiggelt schept mensen of door ze te beschrijven of door ze zich zelf bijvoorbeeld in monologen te la ten beschrijven. En de besten van ..zijn" mensen zijn niet weg te den ken individuen geworden. Dat heb ben ze met alle belangrijke roman- en verhaalfiguren gemeen. Daar door krijgt de lezer persoonlijk met hen te maken. Ze zijn er niet om te vermaken of bedroefd te maken. Ze komen en gaan gewoon naast hem staan omdat ze nu eenmaal tot men selijk leven gewekt zijn en uit dien hoofde kunnen ze vermakelijk of be droevend zijn. Meestal zijn ze het beide, zoals bijna ieder dat is voor een. medemens die zichzelf niet te hoog heeft." Met Bomans is het een héél ander geval, die schept volgens Fens indi viduen, maar verkondigt meningen. Hij is volgens Fens meer een gees- tigaard dan een humorist- „Nu kan men zeggen dat Bomans in zijn stukken talrijke meningen en opvattingen relativeert van de me ning van anderen. En dat maakt zijn stukken juist zo humorloos (hoewel ze geestig zijn) ze hebben de eigen wijsheid van de man die zich wijs weet. Bomans heeft althans in zijn stukken de zaken in de hand. De werkelijke humorist lopen ze voort durend uit de hand. Men zou Bo mans een omgekeerde humorist kun nen noemen: het zijn niet zijn idea len die niet met de werkelijkheid kloppen, de werkelijkheid klopt niet met zijn idealen- Daarom kan hij ter verantwoording roepen, de les lezen, de meester te zijn, terwijl de werke lijke humorist zich dagelijks een leer ling weet wiens prestaties bijna nul zijn, hoe vlijtig hij ook is." 17 en goed criticus en Fens heeft terecht de prijs der Neder landse kritiek verworven is ie mand die dergelijke onderscheidin gen weet te maken, het is voor de verbruiker vooral iemand die met re denen omkleed, laat zien welke kunst werken goed zijn om te zien of goed om te lezen, en welke men zonder verlies rustig niet kan zien of niet kan lezen. Dat is tenslotte wat de waarde van een criticus en zijn kri tieken bepaalt. Dat is heel eenvou dig om vast te stellen,- het is veel minder eenvoudig om het te doen. Een volmkaat criticus bestaat niet. Iedere criticus heeft wel voor bepaald werk een kritische blind heid. Men kan zelfs een bijzonder criticus zijn met een vrij grote blind heid. Edgar du Perron was daar bijvoorbeeld een uitstekend voor beeld van. Kees Fens vertoont in deze bundel bepaald weinig van de blindheid. Hij is vrijwel voortdurend raak. Hij toont herhaaldelijk dat het veelgeprezene niet identiek is met het beste. Qm een enkel vóorbeeld te noe- men, wijzen we op de „loodlijn" die'Fens aan het pocketboek: Anns. Blaman over zichzelf en andere wijd de. „Een groot dichteres is aan de prozaschrijfster Anna Blaman niet verloren gegaan. Ik vraag me zelfs af, of men met de herdruk van de verzen, waarvan enkele regelrechte kitsch zijn, wel goed gedaan heeft. Hoe merkwaardig het ook klinkt: An na Blamans romans en verhalen- werk en ook het proza in dit boekje bewijzen, dat zij in geen enkel op zicht dichterlijk was. Anna Blaman nam haar taak als schrijfster zo ernstig, dat haar proza er slachtoffer van werd. Men zou willen zeggen, dat bij haar de wil tot getuigen al tijd sterker is geweest dan het ple zier in het schrijven, het uitschrij ven van een probleem geprevaleerd heeft boven het vormgeven. Anders gezegd, zij was als getuigend schrijf ster te eerlijk om een groot proza schrijfster te zijn-'' Er mogen in Loodlijnen, bij Polak en Van Gennep te Amsterdam ver schenen, enkele artikelen wat erg aan de actualiteit gebonden zijn, het zijn oordelen als deze, die het tot een bijzondere boeiende lectuur ma ken. JOS PANHUIJSEN Schakel heet de tentoonstelling, die de Tilburgse stadsschouw burg momenteel organiseert naar aanleiding van twee festivals I voor jongeren. Ze is bedoeld als i schakel tussen een contact van de kunstenaars met de jongelui. Een niet onbelangrijk nevenverschijn sel is dat hier een indruk gegeven wordt van de stand van zaken bij de midden-Brabantse kunstenaar. Het is namelijk gelukt het be langrijkste deel (elf) kunstenaars uit deze streek op één expositie bijeen te brengen. We treffen hier bijeen de namen van Jan Assel- bergs, Frans Broers, Hans Claesen, Egbert Dekkers, Jan Dijker, Lucas van Hoek, Henk Potters, Ru van Rossum, Joost Sicking en Hans van Zummeren, Nico Molenkamp. ■yan iedere kunstenaar zijn er twee werken aanwezig. Dat is een ha chelijke zaak. Twee werken kunnen nooit representatief zijn voor een kunstenaar. Verschillende hebben moeten grijpen naar werken, die toe vallig aanwezig waren. En dat zijn naar hun eigen gevoel vaak niet die doeken e.d. geweest, waar ze zelf het gelukkigst mee waren. Daar om kan een vergelijking ter plaatse en die wordt opgeroepen ook niet helemaal eerlijk zijn. Ze zijn er dus „allemaal". Het creatieve denken in midden- Brabant blijkt over het algemeen ge sproken platgetreden paden te gaan j (nogmaals: afgaand op hetgeen er hangt). Men merkt er weinig van een „beweging" (al is die elders vaak een schijnbeweging), die wil door stoten naar nieuwe werelden, waar mee we dagelijks geconfronteerd wor den. Althans er is praktisch geen zoeken naar expressievormen, die ge- ent zijn op de hedendaagse mentale worstelingen. En als dat zoeken wèl aanwezig is, dan ziet men nog ge- J ankerd in conventionele uitdruk- p kingsmiddelen, die afketsen op de problematiek zelf. Afgaande op deze persoonlijke indruk zou men zeggen: het schijnt in midden Brabant nog goed traditioneel-leven met hier en daar een beetje onrust. De meest „frisse" hoek van de expositie was voor ons die waar Joost Sicking (Herinnering aan een reproduktie) en Jan Asselbergs (Variatie op eeri beat-thema 1) bij elkaar hangen. Asselbergs is de meest „vergaande" met zijn pop-elementen, maar ver loochent zichtbaar zijn klassieke oor sprong (nog) niet. Om dan een tegen pool te noemen: Luuc van Hoek. Zijn wandtapijt (met Lurcat elementen) mag sommigen dan nog aanspreken; dat doét het toch niet meer. Nog min der zijn décor-schilderij Sarlat. "T\e eerste aanleiding tot Schakel was het congres Kerk en Kunst. We houden congressen over proble men. Nergens op deze expositie is dit probleem scherper geformuleerd dan in de beide werken van Egbert Dek kers. We dachten daarbij aan wat Bekaert eens schreef: „Het middel van de kerk om bij te blijven is de concessie. Een van die concessies is de moderne kerkelijke kunst Sommige vormverschijnselen worden overgenomen om zichzelf voor de moderne wereld weer iets aanvaard baar te makenDe kerkelijke kunst is een koketterie tegenover de we reld." Jan Asselbergsvariaties op een beat-thema. „„Ij" ,met zUn beide gouaches; goed, maar niet om kapot van te zijn. Hans van Zummeren kan ook beter dan zijn beide vrouwenfiguren. Ru van Rossum: als steeds akelig knap maar zijn uitdrukkingsvormen voor Jeruzalem en met name voor Astro naut heeft bij ons althans (met deze k?ankeSCFneVvnt fa-tels) Weinig weer" TW..;, - 2dat Frans hJ,°dL?1?,"1Schreeuw" juist iets te naid wil laten schreeuwen, waardoor de overigens fraaie structuur van het ■n! iLT1 Seweld 'S aangedaan. De bezoekers yan deze tentoonstel ling, voor wie de schakel naar de kunstenaar niet wordt aangereikt, zullen misschien wat onbevredigend blijven. Toch is het prettig, dat velen juist hier in contact worden gebracht met werk van kunstenaars uit eigen streek Wie weet, is het aanleiding tot meer. En hoe men ook persoon- 0Jer, verscbillende produkten moge denken, het zijn allen werken die ieder op hun manier onderschei den groepen mensen iets kunnen doen. Een andere belangrijke scha kel wordt er gelegd in Bre da. In De Beyerd is een ten toonstelling te zien met de uitvoe rige titel „Kunst uit eigen bezit voor bruikleen". Dat „eigen bezit" slaat op de stad Breda en „bruik leen" op de mogelijheid, die aan de stedelijke scholen wordt gebo den deze kunstwerken in eigen ge bouwen op te hangen. Zowel de groeiende verzameling als het daar aan verbonden initiatief stemmen tot vreugde. Hopelijk is het een be gin van een reeks initiatieven op het gebied der stedelijke cultuur ontwikkeling. en zichzelf respecterende stad I vormt tegenwoordig kunstbezit. Dat betekent meestal, dat het stede lijk bestuur een subsidiepost be steedt voor het aankopen van min of meer geslaagde kunstwerken. Die worden dan als statussymbolen in gemeentehuizen en andere publieke gebouwen ergens opgehangen; op zijn „best" in een museum opgebor gen. Ook Breda is naarstig aan het verzamelen. De heer Niemeijer heeft in zeven maanden tijds een verzame ling grafiek van ongeveer 60 op 180 bladen gebracht. En het moet ge zegd, de aankopen zijn over het alge meen gesproken niet slecht, vaak zelfs uitstekend. Het is de moeite waard zichzelf daarvan te overtui gen op de expositie in de Beyerd. Toch geloven we, dat de klacht die we hoorden bij Brabantse kunstenaars: „Wij komen er niet aan te pas", niet helemaal ongerecht vaardigd is. Dat maakt de namen lijst (op enkele uitzonderingen na) van de aangekochte werken duide lijk. Er zijn verschillende Brabantse kunstenaars, die hei vertikken naar het Amsterdamse kunstenaars-Mek ka te verhuizen om gunstiger op de markt te komen. Maar zij zeggen: „Als je de Bredase aankopen ziet, zou je zeggen, dat het nodig is om in Amsterdam te wonen". Ér zou al les voor te zeggen zijn het kunstbezit van Breda (en andere Brabantse steden) een eigen authentiek streek karakter te geven. Er zijn verschil lende kunstenaars in deze provincie, die daar terecht aanspraak op kun nen maken. Dat het kunstbezit van een stad gaat circuleren door de scholen is verheugend. Niet alleen omdat hier door het begrip „stadsbezit" wordt verruimd, maar ook omdat de jeugd op deze wijze in contact wordt ge bracht met over het algemeen vrij moderne expressievormen. We zijn zeer benieuwd naar de reacties, want verschillende kunstwerken ver tegenwoordigen een denkwereld, die bij scholieren de nodige repercussies kan oproepen. Het zou ideaal zijn,- wanneer de makers van de werken zelf eens de onderscheidende scholen zouden bezoeken om met de scholie ren daarover te praten. Hierdoor zou een belangrijk schakelproces op gang worden gebracht. Ook zijn we be nieuwd hoeveel leerlingen in ver schillende werken een zelfbevesti ging of zelfherkenning zullen onder gaan. Het is in ieder geval een initiatief dat elders navolging verdient. We hopen echter, dat de scholen een be gin zullen zijn. Ziekenhuizen, bedrij ven waarom daar ook niet? Zo veel mogelijk mensen van een stad kunnen zich dan dit stadsbezit „toe- eigenen". Een stad als Breda en eigen lijk geldt het voor alle plaatsen en steden in West-Brabant is niet rijk aan modern kunstbezit. In Bre- dat komt een schuchter begin. Het is dus niet overbodig. Behalve enkele cultuurhistorische monumenten en een paar plastieken is er in deze stad weinig te vinden, dat zorg draagt voor een prettige eigentijdse „aankleding". De pleinen zijn kaal, de plantsoenendienst is nog lang niet aan het eind van haar Latijn, de nieuwe wijken bezitten weinig plas tiek (in de ruimste zin van het woord) etc. etc. Er staat een aan koop van vijf beelden op het pro gram. Fijn. Maar, wat naar ons ge voel (nog) ontbreekt is een systema tisch bèleid, dat een totale greep heeft op de mogelijkheden. En die zijn er. Cultuur-beleid van een stadsbe stuur blijft vaak steken in een subsi diebeleid, terwijl cultuur-visie ont breekt. Wat zou er bijv. in Breda al niet te beginnen zijn met de kunste naars binnen eigen muren? Schakel ze in om in teamverband de stad te „versieren": pleinen, mark ten, plantsoenen, bruggen, gebou wen, straten Het bedrijfsleven kan daarbij ook veel „doen"; er is im mers alles aan gelegen, dat hun werknemers in een prettige, origine le omgeving wonen. Dat kan niet het werk zijn van één man hoe goed ook of van één subsidies- verdelend college! Alleen een team kunnen dan ook een bezoek aan dit ..stadsbezit" aanbevelen. Van de Bredanaar Huub Leijendekkers han gen er fraaie bladen. Jef Diederen vinden wij fijn. Wessel Couzijn heeft een inspirerende visie op de schep» ping. Aad Verhoog met litho „Vlucht" knap. Co Westerik met een surrealistische ets: plant en meisje. Een andere J. v. d. Heyden dan we momenteel elders te zien krijgen. Fijne Luceberts. En dan niet te ver geten de litho's van Marthe Röling, ln Constants compositie zullen jonge scholieren iets van hun dromen kun nen herkennen. Tajiri: compositie van verwordingen. Wat zal een I ling: litho. van enthousiaste en deskundige men sen zal hier iets kunnen bereiken. Een team met visie, moed en.cul tuur Me dunk dat althans vele kunstenaars meer gebaat zijn bij een integratie in he4 stedelijk cul tuurbeleid dan enkel door het aan kopen van hun werk. Daarbij speelt nog te veel de gedachte van het „so ciale element" mee. Inmiddels is Breda het laatste jaar door deze aankopen behoorlijk verrijkt. We „Rouwkaart voor Vietnam" van L Dooper straks op een school doen' Er hangen verschillende Appels en een Corneüle. Krachtige litho's van Aad de Haas, waarbij je met zijn geschiedenis in je achterhoofd het een en ander afvraagt. Wilt u nog wat namen? Westerik Verhoog, Middleton, Koornstra, Mi- chielsen, Sins, Huisman, Eshuis. Ga zelf in de Beyerd kijken. Nog meer ü!Sena V005al meer schoon- vatten onder woorden ls t« H.E.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 15