TEO 6ESEMER MAAKT „DINGEN
KEES FENS TROK LOODLIJNEN DOOR DE LITERATUUR
oms-
«tie
BREDA EN TILBURG SCHAKELEN IN DE KUNST-VERSNELLING
TWAALF PLASTIC DEELDEN VOOR VIER SCHOLEN
URBELEID
ADSBEZIT
16
ïh
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 15 APRIL 1967
u
<e sortering
nd ook opgesteld,
ikijken. Wist u het
E
de levens
pluspunt,
nde voor-
iollicitatie-
soonsgege-
:hef Petso-
latschappij
n.
vermelden
plezier in
Dat verhe
om je heen
Teo Bese
dag in dag
lijn Bredase
ijzer, lassen
gen en kij
grondvorme
„beelden
staat op te r
lat ieder-
gaat ma-
Ik voel me een ge
woon werkman, die er
dingen te maken.
'Kunstsfeertje
iet afgelopen zijn".
stajftt momenteel
hard te werken in
lellen vlechten met
igaas bevesti-
ontstaan de
twaalftal
de beeldhouwer
voer vier nieuwe
scholen in botterdam. Nee, het
worden „dingen" „denk er zelf
maar een naam voor uit, dat doen
de kinderen straks ook wel" -
„dingen van polyester; een broer
tje of zusje van het plastic. Bont
gekleurde tekens aan de hemel en
de prefabicated scholen.
pigenlijk sta ik ze maar toevallig
-L' in Breda te maken, vertelt hij.
Toen ik twee jaar geleden terug
kwam uit Milaan, waar ik op de
Academia di Belle Arti onder Marini
gewerkt heb, kon ik deze werkplaats
bij de schouwburg van de gemeente
krijgen". Waar vroeger de decors
stonden rijst nu het geweld van grote
houten vormen voor je op. „Hout
is (was?) mijn liefste materiaal. Het
is heerlijk om in bomen te wroeten.
Ik haal liever materiaal weg van door
er iets op te plakken. Een ding laten
ontstaan; dat-is het."
Plotseling is daar polyester bijge
komen als werkmateriaal. „Dat is
de natuur gegeven vormen dan zelf
natuurlijk niet nieuw. Maar de wijze
waarop het tot nu toe gebruikt
wordt is niet oorspronkelijk; het
wordt als namaak-brons (gebruind
en al) gepresenteerd. Je moet dit
materiaal met zijn eigen mogelijk
heden vorm geven. Ik heb wel eens
bescheiden plastieken op deze wijze
gezien in een of ander gebouw, maar
nog nooit buiten. Ja, in Engeland
wel; daar hebben ze met hulp van
de industrie; maar die kennen we
hier niet prachtige dingen op dit
gebied gemaakt.
Hoe ik ertoe gekomen ben? Dat
ls een hele geschiedenis. Kreeg
opdracht de omgeving van de scho
len te verfraaien en klaar te maken.
Had het plan met een bulldozer in
de vlakten te gaan spelen: glooiingen
kuilen, betonnen paddestoelen er
op, niet volgens vooropgezet sche
ma, maar spelend er doorheen.
Maar het mocht niet; afwaterings
toestanden en weet ik veel. Je hebt
met dertig diensten te maken bij
zo'n gemeente. Ik was het geklets
moe en dacht toen: Dan gaat er iets
van plastic komen. Loek (zijn vrouw)
was het ermee eens. En ik moet zeg
gen het is machtig materiaal, waar
je veel grote en kleine dingen van
kunt maken. Ik zou een bont ge
kleurde buis willen maken van Bre
da naar Eindhoven; kronkelend en
spelend door het landschap. Dat zou
een prachtig gezicht zijn. En je zou
er alles doorheen kunnen leggen;
postvervoer, gasleidingen, colalei
dingen, waaruit je langs de route
kunt tappen, alles kan er doorheen.
Er kwamen natuurlijk van allerlei
instanties wel bezwaren: brandbaar;
niet sterk. Maar dezer dagen heb
ben we de eerste drie „dingen" op
gesteld. Het spul houdt het. Kan een
stootje hebben. Is flexibel in de wind.
Ze zijn 3,50 - 4 meter hoog. Maar
toen ik zei: ik heb ze gemaakt voor
een jaar of drie schrokken ze zich
dood. Och ze zullen wel langer mee
gaan, maar wij Hollanders zijn van
die degelijkheidsvereerders, die dan
direct aan het geld denken. Ik voel
me geen kunstenaar, die met zijn
produkten de eeuwigheid wil trotse
ren. Onze voorwerpen moeten „ge
bruiksvoorwerpen" worden; een on
derdeel, spelelement van het dagelijk
se leven. Daarom schrijf ik deze
beelden voor mezelf eigenlijk in een
jaar of drie af. Zal mij een zorg
zijn, wat ermee gebeurt. Bovendien
kan dan na verloop van jaren ie
mand anders ook weer eens wat ma
ken".
I Tij zet grote ijzeren buizen in de
grond. Buigt er betonijzer om
heen. Dat wordt gelast. Bekleed
het met steengaas. Dan twee lagen
polyester (vermengd met fel groen,
rood en wit pigment) er omheen.
„Uitgangspunt zijn modulaties, ge
dacht vanuit de architectuur der scho
len. Natuurlijk denk ik daarbij, dat
het voor kinderen is. Maar ik maak
geen speelgoed; dat hebben ze thuis
genoeg. Wel kunnen ze als carnava-
leske-kermisachtige dingen hun fan
tasie prikkelen. Ik denk zelf nog aan
de niet meer weg te denken kastan
jeboom op de speelplaats van mijn
school in Nederhorst ter Berg. Daar
klommen we in. Toen we deze week
de eerste resultaten op het Rotter
damse schoolplein plaatsten vroegen
de kinderen: Wat is dat voor 'n beest,
meneer? Een Dolfijn? Nee joh, een
raket. En een ander riep: De konin
gin komt. Heerlijk".
"T\e fel gekleurde elementen steken
in zijn atelier af tegen de grote ge
sloten vormen in hout. Het lijken
houten totempalen, maar dat mag ik
niet zeggen. Indrukwekkende oervor
men, die de maker de baas lijken.
Maar dat is niet het geval. „In Mi
laan ben ik tot hele keienvelden ge
komen. Het was een inspirerende
tijd, vooral door het internationale
klimaat van de artiesten en de men
tale inspiratie door Marini. Daarvoor
was ik op de academies van Breda
en Maastricht. Beide zijn ze interna
tionaal gevormd: zijn vrouw Loekie
Thomassen was in Münster op de
academie. Als men goed kijkt is in
een donker hoekje van De Beyerd
een wandtapijt (Zeelandschap) te
zien. Dat komt van haar weefge
touw. Beiden zijn ze door Europa
gereisd om tentoonstellingen van
Teo's werk te organiseren: in Zü-
rich, Berlijn, Antwerpen, Milaan.
Maar ook in ons land was zijn werk
te zien o.a. in de Keukenhof '65.
T\e grote beelden, die Teo Bese-
mer nu maakt reiken tot het pla
fond van zijn atelier. Hij groeit eruit.
„Ben blij met deze ruimte, maar het
wordt hier te klein", zegt hij. Het
beroerde is, dat de gemeente Breda
weinig doet om kunstenaars aan ate-
lierruimten te helpen. Eindhoven
bouwt ze; Tilburg schept ruimten,
Amsterdam bouwt ze. De fout in Bre
da is. dat er geen onderscheid ge
maakt wordt tussen St.-Joost, de
gevestigde kunstenaars van kort na
de oorlog en een grote middengroep.
Deze laatste groep, meestal kunste
naars met jonge gezinnen, wordt ver
geten en beschikt over slechte ate
liers. Hoe ik verder moet weet ik nog
niet. Maar ik werk maar rustig en
hard door". Dat doet hij en het mag
gezien worden.
H. E.
Teo Besemer bezig een laag
polyester aan te brengen op een
van zijn beelden. Tegen de achter
wand staan twee beeldendie ge
reed zijn. Daarvoor twee van zijn
houten structuren.
ten,
Ten tijde van het tijdschrift Fo
rum ging het, zoals men weet,
om de vent, ten tijde van
Merlijn, meende men, ging het uit
sluitend om het werkstuk, en wilde
men van het geleuter omtrent de
vent niets weten; men had alleen
g
te maken met wat er stond en
daarvan moest men zich zo goed
1 mogelijk rekening geven door
close reading, lezen met het ge
zicht zo dicht mogelijk bij het pa
pier dus.
i T)e verheerlijking of verguizing
van de vent en de verheerlijking
of verguizing van het werkstuk heb-
ben in overdreven gevallen geleid
tot vermakelijke vergissingen en
soms gelijke resultaten. Men heeft 't
begrip vent wel erg nauw genomen
j en men heeft het werkstuk zo op
zijn structurele eigenaardigheden be-
keken dat men soms vergat, dat in
gewikkelde structuur met weinig stof
en veel artificialiteit gepaard kan
gaan. Bovendien zijn er door de aan-
i hangers van de werkstuktheorie uit
leggingen gedaan die voor een goed
deel niet uit het onderhavige werk
stuk kwamen, maar uit het soms
bepaald speelse vernuft van de werk
stukaanhanger. Of een kritiek be
tekenis heeft, ontdekt men tenslotte,
hangt niet af van het feit, dat de
criticus voor de vent of voor het
werkstuk is, maar of hij goed ziet,
of hij als het schone letteren be
treft gevoel heeft voor letterkun
dige waarden. Als hij dat heeft zal
hij praktisch zowel met de vent als
met hetwerkstuk te maken krij
gen, ook al is het volkomen waar
dat het werkstuk tenslotte een on
afhankelijk bestaan heeft. Kees
Fens heeft zich wel eens vrolijk ge
maakt over de bezwaren die men te
gen de kritiek van Merlijn aanvoer
de. Hij wees er dan op, dat het be
paald niet alleen om close reading
ging in dat tijdschrift en dat er ook
wel wat anders aan de hand was,
al is close reading natuurlijk alles
zins aan te bevelen.
LJij is te nuchter voor een alleen
1 geldende theorie en hij laat dat
in zijn critische artikelen waaT de
vent, naast het werkstuk gewoon
lijk ook aan bod komt, steeds zien.
Op het omslag van zijn nieuwste
boekvorm, staan de namen van de
venten, diet de titels van hun werk
stukken. Men kan er in lezen over
Carmiggelt, Bomans, Last, Daisne,
Weisgerber, Dekker. Blaman, Gij-
sen. Verspoor, Hermans, Van het
Reve, Mulisch, Van der Tuuk. Co-
hen, Verwey, Keuls, Bloem, Minne,
Roelandts, Claes, Burssens, De Vries
Den Doolaard, Van Kerkwijk en Al
berts en natuurlijk ook over Ter
Braak en Du Perron, al staan die
niet op het omslag. De publikatie,
een verzameling van artikelen, het
Loodlijnen, omdat het artikelen be
treft van een kolom, die Kees Fens
publiceerde, naast zijn langere we
kelijkse beschouwingen. Zij hebben
herhaaldelijk ook met de dingen van
de dag te doen, bijvoorbeeld met de
strijdvraag over Forum, waar wijlen
Marice Roelandts zich zo dik om
maakte. Kees Fens heeft met zorg
uitgekozen wat hij iets meer dan van
uitsluitend actueel belang achtte.
Het is een aantrekkelijke verzame
ling. Close reading kan er aan voor
afgegaan zijn, maar in het werkstuk
komt die er direct nauwelijks aan
te pas. Kees Fens heeft het wel de
gelijk over personen. Hij heeft het
over personen bijvoorbeeld als hij
Carmiggelt en Bomans met elkaar
vergelijkt.
Qarmiggelt schept mensen of door
ze te beschrijven of door ze zich
zelf bijvoorbeeld in monologen te la
ten beschrijven. En de besten van
..zijn" mensen zijn niet weg te den
ken individuen geworden. Dat heb
ben ze met alle belangrijke roman-
en verhaalfiguren gemeen. Daar
door krijgt de lezer persoonlijk met
hen te maken. Ze zijn er niet om te
vermaken of bedroefd te maken. Ze
komen en gaan gewoon naast hem
staan omdat ze nu eenmaal tot men
selijk leven gewekt zijn en uit dien
hoofde kunnen ze vermakelijk of be
droevend zijn. Meestal zijn ze het
beide, zoals bijna ieder dat is voor
een. medemens die zichzelf niet te
hoog heeft."
Met Bomans is het een héél ander
geval, die schept volgens Fens indi
viduen, maar verkondigt meningen.
Hij is volgens Fens meer een gees-
tigaard dan een humorist-
„Nu kan men zeggen dat Bomans
in zijn stukken talrijke meningen en
opvattingen relativeert van de me
ning van anderen. En dat maakt zijn
stukken juist zo humorloos (hoewel
ze geestig zijn) ze hebben de eigen
wijsheid van de man die zich wijs
weet.
Bomans heeft althans in zijn
stukken de zaken in de hand. De
werkelijke humorist lopen ze voort
durend uit de hand. Men zou Bo
mans een omgekeerde humorist kun
nen noemen: het zijn niet zijn idea
len die niet met de werkelijkheid
kloppen, de werkelijkheid klopt niet
met zijn idealen- Daarom kan hij ter
verantwoording roepen, de les lezen,
de meester te zijn, terwijl de werke
lijke humorist zich dagelijks een leer
ling weet wiens prestaties bijna nul
zijn, hoe vlijtig hij ook is."
17 en goed criticus en Fens
heeft terecht de prijs der Neder
landse kritiek verworven is ie
mand die dergelijke onderscheidin
gen weet te maken, het is voor de
verbruiker vooral iemand die met re
denen omkleed, laat zien welke kunst
werken goed zijn om te zien of goed
om te lezen, en welke men zonder
verlies rustig niet kan zien of niet
kan lezen. Dat is tenslotte wat de
waarde van een criticus en zijn kri
tieken bepaalt. Dat is heel eenvou
dig om vast te stellen,- het is veel
minder eenvoudig om het te doen.
Een volmkaat criticus bestaat
niet. Iedere criticus heeft wel voor
bepaald werk een kritische blind
heid. Men kan zelfs een bijzonder
criticus zijn met een vrij grote blind
heid. Edgar du Perron was daar
bijvoorbeeld een uitstekend voor
beeld van. Kees Fens vertoont in
deze bundel bepaald weinig van de
blindheid. Hij is vrijwel voortdurend
raak. Hij toont herhaaldelijk dat het
veelgeprezene niet identiek is met
het beste.
Qm een enkel vóorbeeld te noe-
men, wijzen we op de „loodlijn"
die'Fens aan het pocketboek: Anns.
Blaman over zichzelf en andere wijd
de. „Een groot dichteres is aan de
prozaschrijfster Anna Blaman niet
verloren gegaan. Ik vraag me zelfs
af, of men met de herdruk van de
verzen, waarvan enkele regelrechte
kitsch zijn, wel goed gedaan heeft.
Hoe merkwaardig het ook klinkt: An
na Blamans romans en verhalen-
werk en ook het proza in dit boekje
bewijzen, dat zij in geen enkel op
zicht dichterlijk was. Anna Blaman
nam haar taak als schrijfster zo
ernstig, dat haar proza er slachtoffer
van werd. Men zou willen zeggen,
dat bij haar de wil tot getuigen al
tijd sterker is geweest dan het ple
zier in het schrijven, het uitschrij
ven van een probleem geprevaleerd
heeft boven het vormgeven. Anders
gezegd, zij was als getuigend schrijf
ster te eerlijk om een groot proza
schrijfster te zijn-''
Er mogen in Loodlijnen, bij Polak
en Van Gennep te Amsterdam ver
schenen, enkele artikelen wat erg
aan de actualiteit gebonden zijn, het
zijn oordelen als deze, die het tot
een bijzondere boeiende lectuur ma
ken.
JOS PANHUIJSEN
Schakel heet de tentoonstelling,
die de Tilburgse stadsschouw
burg momenteel organiseert
naar aanleiding van twee festivals
I voor jongeren. Ze is bedoeld als
i schakel tussen een contact van de
kunstenaars met de jongelui. Een
niet onbelangrijk nevenverschijn
sel is dat hier een indruk gegeven
wordt van de stand van zaken bij
de midden-Brabantse kunstenaar.
Het is namelijk gelukt het be
langrijkste deel (elf) kunstenaars
uit deze streek op één expositie
bijeen te brengen. We treffen hier
bijeen de namen van Jan Assel-
bergs, Frans Broers, Hans Claesen,
Egbert Dekkers, Jan Dijker, Lucas
van Hoek, Henk Potters, Ru van
Rossum, Joost Sicking en Hans van
Zummeren, Nico Molenkamp.
■yan iedere kunstenaar zijn er twee
werken aanwezig. Dat is een ha
chelijke zaak. Twee werken kunnen
nooit representatief zijn voor een
kunstenaar. Verschillende hebben
moeten grijpen naar werken, die toe
vallig aanwezig waren. En dat zijn
naar hun eigen gevoel vaak
niet die doeken e.d. geweest, waar ze
zelf het gelukkigst mee waren. Daar
om kan een vergelijking ter plaatse
en die wordt opgeroepen ook
niet helemaal eerlijk zijn. Ze zijn er
dus „allemaal".
Het creatieve denken in midden-
Brabant blijkt over het algemeen ge
sproken platgetreden paden te gaan
j (nogmaals: afgaand op hetgeen er
hangt). Men merkt er weinig van een
„beweging" (al is die elders vaak
een schijnbeweging), die wil door
stoten naar nieuwe werelden, waar
mee we dagelijks geconfronteerd wor
den. Althans er is praktisch geen
zoeken naar expressievormen, die ge-
ent zijn op de hedendaagse mentale
worstelingen. En als dat zoeken wèl
aanwezig is, dan ziet men nog ge-
J ankerd in conventionele uitdruk-
p kingsmiddelen, die afketsen op de
problematiek zelf. Afgaande op deze
persoonlijke indruk zou men zeggen:
het schijnt in midden Brabant nog
goed traditioneel-leven met hier en
daar een beetje onrust. De meest
„frisse" hoek van de expositie was
voor ons die waar Joost Sicking
(Herinnering aan een reproduktie)
en Jan Asselbergs (Variatie op eeri
beat-thema 1) bij elkaar hangen.
Asselbergs is de meest „vergaande"
met zijn pop-elementen, maar ver
loochent zichtbaar zijn klassieke oor
sprong (nog) niet. Om dan een tegen
pool te noemen: Luuc van Hoek. Zijn
wandtapijt (met Lurcat elementen)
mag sommigen dan nog aanspreken;
dat doét het toch niet meer. Nog min
der zijn décor-schilderij Sarlat.
"T\e eerste aanleiding tot Schakel
was het congres Kerk en Kunst.
We houden congressen over proble
men. Nergens op deze expositie is dit
probleem scherper geformuleerd dan
in de beide werken van Egbert Dek
kers. We dachten daarbij aan wat
Bekaert eens schreef: „Het middel
van de kerk om bij te blijven is de
concessie. Een van die concessies is
de moderne kerkelijke kunst
Sommige vormverschijnselen worden
overgenomen om zichzelf voor de
moderne wereld weer iets aanvaard
baar te makenDe kerkelijke kunst
is een koketterie tegenover de we
reld."
Jan Asselbergsvariaties op
een beat-thema.
„„Ij" ,met zUn beide gouaches;
goed, maar niet om kapot van te zijn.
Hans van Zummeren kan ook beter
dan zijn beide vrouwenfiguren. Ru
van Rossum: als steeds akelig knap
maar zijn uitdrukkingsvormen voor
Jeruzalem en met name voor Astro
naut heeft bij ons althans (met deze
k?ankeSCFneVvnt fa-tels) Weinig weer"
TW..;, - 2dat Frans
hJ,°dL?1?,"1Schreeuw" juist iets te
naid wil laten schreeuwen, waardoor
de overigens fraaie structuur van het
■n! iLT1 Seweld 'S aangedaan.
De bezoekers yan deze tentoonstel
ling, voor wie de schakel naar de
kunstenaar niet wordt aangereikt,
zullen misschien wat onbevredigend
blijven. Toch is het prettig, dat velen
juist hier in contact worden gebracht
met werk van kunstenaars uit eigen
streek Wie weet, is het aanleiding
tot meer. En hoe men ook persoon-
0Jer, verscbillende produkten
moge denken, het zijn allen werken
die ieder op hun manier onderschei
den groepen mensen iets kunnen
doen.
Een andere belangrijke scha
kel wordt er gelegd in Bre
da. In De Beyerd is een ten
toonstelling te zien met de uitvoe
rige titel „Kunst uit eigen bezit
voor bruikleen". Dat „eigen bezit"
slaat op de stad Breda en „bruik
leen" op de mogelijheid, die aan
de stedelijke scholen wordt gebo
den deze kunstwerken in eigen ge
bouwen op te hangen. Zowel de
groeiende verzameling als het daar
aan verbonden initiatief stemmen
tot vreugde. Hopelijk is het een be
gin van een reeks initiatieven op
het gebied der stedelijke cultuur
ontwikkeling.
en zichzelf respecterende stad
I vormt tegenwoordig kunstbezit.
Dat betekent meestal, dat het stede
lijk bestuur een subsidiepost be
steedt voor het aankopen van min of
meer geslaagde kunstwerken. Die
worden dan als statussymbolen in
gemeentehuizen en andere publieke
gebouwen ergens opgehangen; op
zijn „best" in een museum opgebor
gen. Ook Breda is naarstig aan het
verzamelen. De heer Niemeijer heeft
in zeven maanden tijds een verzame
ling grafiek van ongeveer 60 op 180
bladen gebracht. En het moet ge
zegd, de aankopen zijn over het alge
meen gesproken niet slecht, vaak
zelfs uitstekend. Het is de moeite
waard zichzelf daarvan te overtui
gen op de expositie in de Beyerd.
Toch geloven we, dat de klacht
die we hoorden bij Brabantse
kunstenaars: „Wij komen er niet aan
te pas", niet helemaal ongerecht
vaardigd is. Dat maakt de namen
lijst (op enkele uitzonderingen na)
van de aangekochte werken duide
lijk. Er zijn verschillende Brabantse
kunstenaars, die hei vertikken naar
het Amsterdamse kunstenaars-Mek
ka te verhuizen om gunstiger op de
markt te komen. Maar zij zeggen:
„Als je de Bredase aankopen ziet,
zou je zeggen, dat het nodig is om
in Amsterdam te wonen". Ér zou al
les voor te zeggen zijn het kunstbezit
van Breda (en andere Brabantse
steden) een eigen authentiek streek
karakter te geven. Er zijn verschil
lende kunstenaars in deze provincie,
die daar terecht aanspraak op kun
nen maken.
Dat het kunstbezit van een stad
gaat circuleren door de scholen is
verheugend. Niet alleen omdat hier
door het begrip „stadsbezit" wordt
verruimd, maar ook omdat de jeugd
op deze wijze in contact wordt ge
bracht met over het algemeen vrij
moderne expressievormen. We zijn
zeer benieuwd naar de reacties,
want verschillende kunstwerken ver
tegenwoordigen een denkwereld, die
bij scholieren de nodige repercussies
kan oproepen. Het zou ideaal zijn,-
wanneer de makers van de werken
zelf eens de onderscheidende scholen
zouden bezoeken om met de scholie
ren daarover te praten. Hierdoor zou
een belangrijk schakelproces op gang
worden gebracht. Ook zijn we be
nieuwd hoeveel leerlingen in ver
schillende werken een zelfbevesti
ging of zelfherkenning zullen onder
gaan.
Het is in ieder geval een initiatief
dat elders navolging verdient. We
hopen echter, dat de scholen een be
gin zullen zijn. Ziekenhuizen, bedrij
ven waarom daar ook niet? Zo
veel mogelijk mensen van een stad
kunnen zich dan dit stadsbezit „toe-
eigenen".
Een stad als Breda en eigen
lijk geldt het voor alle plaatsen
en steden in West-Brabant is niet
rijk aan modern kunstbezit. In Bre-
dat komt een schuchter begin. Het is
dus niet overbodig. Behalve enkele
cultuurhistorische monumenten en
een paar plastieken is er in deze
stad weinig te vinden, dat zorg
draagt voor een prettige eigentijdse
„aankleding". De pleinen zijn kaal,
de plantsoenendienst is nog lang niet
aan het eind van haar Latijn, de
nieuwe wijken bezitten weinig plas
tiek (in de ruimste zin van het
woord) etc. etc. Er staat een aan
koop van vijf beelden op het pro
gram. Fijn. Maar, wat naar ons ge
voel (nog) ontbreekt is een systema
tisch bèleid, dat een totale greep
heeft op de mogelijkheden. En die
zijn er.
Cultuur-beleid van een stadsbe
stuur blijft vaak steken in een subsi
diebeleid, terwijl cultuur-visie ont
breekt. Wat zou er bijv. in Breda al
niet te beginnen zijn met de kunste
naars binnen eigen muren? Schakel
ze in om in teamverband de
stad te „versieren": pleinen, mark
ten, plantsoenen, bruggen, gebou
wen, straten Het bedrijfsleven kan
daarbij ook veel „doen"; er is im
mers alles aan gelegen, dat hun
werknemers in een prettige, origine
le omgeving wonen. Dat kan niet
het werk zijn van één man hoe
goed ook of van één subsidies-
verdelend college! Alleen een team
kunnen dan ook een bezoek aan dit
..stadsbezit" aanbevelen. Van de
Bredanaar Huub Leijendekkers han
gen er fraaie bladen. Jef Diederen
vinden wij fijn. Wessel Couzijn heeft
een inspirerende visie op de schep»
ping. Aad Verhoog met litho
„Vlucht" knap. Co Westerik met een
surrealistische ets: plant en meisje.
Een andere J. v. d. Heyden dan we
momenteel elders te zien krijgen.
Fijne Luceberts. En dan niet te ver
geten de litho's van Marthe Röling,
ln Constants compositie zullen jonge
scholieren iets van hun dromen kun
nen herkennen. Tajiri: compositie
van verwordingen. Wat zal een
I ling: litho.
van enthousiaste en deskundige men
sen zal hier iets kunnen bereiken.
Een team met visie, moed en.cul
tuur
Me dunk dat althans vele
kunstenaars meer gebaat zijn bij
een integratie in he4 stedelijk cul
tuurbeleid dan enkel door het aan
kopen van hun werk. Daarbij speelt
nog te veel de gedachte van het „so
ciale element" mee. Inmiddels is
Breda het laatste jaar door deze
aankopen behoorlijk verrijkt. We
„Rouwkaart voor Vietnam" van L
Dooper straks op een school doen'
Er hangen verschillende Appels en
een Corneüle. Krachtige litho's van
Aad de Haas, waarbij je met zijn
geschiedenis in je achterhoofd
het een en ander afvraagt.
Wilt u nog wat namen? Westerik
Verhoog, Middleton, Koornstra, Mi-
chielsen, Sins, Huisman, Eshuis. Ga
zelf in de Beyerd kijken. Nog meer
ü!Sena V005al meer schoon-
vatten onder woorden ls t«
H.E.