punt in! htmacht 7 Mijn beroep is een zichzelf betalende hobby Fotomodel na leeuwebeet Diepvriesmens heeft geen enkele kans Die man met Qvst zijn karretje Paris 7 -Goese kleinveeteeltexpert mej. F. v.d. Bosch: 17 Liever konijnen Hobby's Boeken TENTOONSTELLINGEN DUITSE ONDERZOEKERS MENEN Fa. de Moor-Vlaeminck Radio-jeugddag 16 ïcialist ktronische sturingstechniek ecialist icering GW ecialist urleiding GW ecialist ifmeester lecialist (rkeersleiding tecialist ïvechtsleiding >ecialist >utbewerken- jhilderen pecialist ommunicatie pecialist adiotechniekof adartechniek pecialist liegt.-bewapening pecialist ïaterieel pecialist idm. zaken jrondverdediging 17 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 1 APRIL 1967 (Van een onzer verslaggeefster) GOES „Ik weet niet of er na mij ooit nog een vrouw zo gek is geweest om mijn beroep te kiezen. Het is beestenwerk". Het is mejuf frouw F. A. C. van den Bosch uit Goes zelf, die deze conclusie trekt, nadat zij bijna drie uur enthousiast over haar werk heeft zitten vertel len: de kleinveefeelf. Een beroep is kleinveeteeltexpert eigenlijk niet, vindt ze zelf. Het is meer een zichzelf betalende hob- bie. Een echte opleiding heeft ze nooit gehad. Die was er gewoon weg niet. „Je moest zelf maar zien dat je de kennis bij elkaar raapte". Na haar schoolopleiding wilde mej. v. d. Bosch naar het toneel. Het ging niet door. Haar ouders vonden het verstandiger dat ze probeerde vreem de talen onder de knie te krijgen. „Zodoende ging ik na de eerste we reldoorlog naar Engeland .waar ik op een kippenfarm terecht kwam. Wat ik daar zag bestond hier helemaal niet. Hier in Zeeland werkten de vrouwen op het land. In Engeland was dat heel anders. Zó liep ik erbij tussdn de kippen. In een kniebroek en sportkousen". De kippetjes hadden haar hard ge stolen. Overigens maar voor een poos je. „Bij een oud-sergeant-majoor heb ik het werk geleerd. Bijvoorbeeld hoe je een hoenderpark moet besturen". Na een Jaar ln Amersfoort kwam ze in Kapellenbosch bij Antwerpen even eens op een kippenfarm terecht. „Toen ik er uitgekeken was kon ik een hoenderpark beginnen. Maar ik was nog piep-jong en je krijgt heel wat verantwoording. Bovendien: een kip is niet aardig, niet om van te houden. Ze kennen de kleren die je draagt. Trek je een ander pakje aan dan vliegen ze rond je oren. Daar om ben ik toen met konijnen begon nen, die zijn veel aardiger. Ik kon alleen studeren in het Duits en het Engels. Nederlandse boeken waren er niet. In die tijd ben ik be gonnen met het vertalen en schrij ven van artikelen. Daar maakte ik verslagen van". „In 1933 bijvoorbeeld heb ik het wereldpluimveecongres in Rome mee gemaakt. Buitengewoon interessant. Ze hadden de vertalers van de Vol kenbond. Iedere prof kon zijn pread vies in zijn landstaal zeggen''. „Na het congres reisde ik in een groep terug. Mijn medereizigers vroe gen waarom ik geen keurmeester werd. Dat bracht me op een goed idee. Later liep ik langs een coupé waarin Nederlandse keurmeesters za ten en ik hoorde achter mijn rug zeggen: we zullen haar het zwaarste examen laten doen dat er is. Ze wil den geen vrouwelijke keurmeester. Toen ben ik buitenlandse lectuur gaan studeren en naar keuringen ge trokken. En ik heb 'n verdraaid zwaar mondeling examen gedaan. Maar ik kwam er door. Mijn eerste keuring was een internationale in Den Haag. Het was een tentoonstel ling van konijnen, cavia's (zogenaam de marmotten) en kleurmuizen". „Dat keuren Is een beestenwerk. Altijd in de winter, in de kou en meestal bij kunstlicht. Keuren bij kunstlicht is heel moeilijk. Ik heb heel wat keuringen gehad. Grote en kleine internationale, nationale en provin ciale. bleef er nog tijd over om enkele boeken over konijnen en caviateelt te schrijven. De boeken worden nu nog als vakwerk beschouwd. „Voedsel voor de dieren kreeg ik van regeringswege. Hóe weet ik niet, maar ik kreeg het. Het was belangrijk voor de fokkerij dat er een goede kern bleef om na de oorlog op door te kunnen gaan. Voor mezelf heb ik heel wat konijnen gefokt, gekruist en leuke proeven gedaan". „Toen kwam er een poes binnen lopen", valt ze zichzelf in de rede. „Als ik tijd van leven heb ga Ik we tenschappelijk poezen fokken". En weer terug naar de konijnen: „Mijn fokkerij heb ik onngeveer twintig jaar gehad. Het was een zichzelf betalende liefhebberij. In oorlogstijd had Ik ongeveer 80 konijnen. En maar vergunning voor 20. Ik was er een hele dag mee bezig. Om een konijn aan een tentoonstel ling mee te laten doen moet het dier er perfect uitzien. Neem bijvoorbeeld muggen die op d'r neus gaan zitten. •Het konijn krabt zijn neus kapot en is ongeschikt voor een expositie". In de winter van 1944 zag het er naar uit voor mej. Van den Bosch. „Ik moest Zeeland uit, omdat ik geen echt beroep uitoefende. Maar toen kreeg ik de mooiste titel die ik ooit gehad heb. Op mijn persoons bewijs kwam te staan: rijkskonijnen- rasseninstandhoudster. Dat heeft me gered. Anders had ik Zeeland uit gemoeten". Na 20 jaar was voor mej. Van den Bosch het plezier van de konijnen fokkerij er af. Het gebrek aan perso neel, het klimmen der jaren en het feit dat er minder prettige elementen optraden in de fokkerij maakten dat ze „merci" zei. „Ik heb me laten schrappen als keurmeesteresse van de raad van be heer voor kleinveeteelt, zoals dat dan officieel heet. Ik weet niet of er nu nog vrouwelijke konijnenkeumeesters zijn. Gek eigenlijk, je vind ze wel in de hondensport". Ze blijft er niet lang bij stil staan. Er zijn gekkere dingen, vindt ze. „Vroeger als kind sjouwde je voor je konijnen. Maar nu. Hoe welvarender de mensen worden, hoe slechter de dieren worden verzorgd. Wie houdt er tegenwoordig nog konijnen? Bijna niemand immers: want daar moet je voor zorgen. En wat de mensen kwijt willen zetten ze bij ons in de tuin. Dat mag je best eens een keertje in de krant schrijven. Het is verschrik kelijk". Er zijn nog vee! andere dingen die ze doet of zou willen doen. „Ik heb een berg hobbies. Lezen bijvoorbeeld. Maar daar heb ik geen tijd voor". Begrijpelijk. De huishouding en de verpleging van haar 90-jarige moeder vergen het grootste deel van de dag. „Ik houd erg veel van schilder kunst. Maar ik zou niet meer naar een tentoonstelling' in Holland dur ven. Ik zou op hol slaan, zo druk als het daar is" Eigenlijk had ik een wonderlijk beroep.- Daarover zou ik willen schrij ven. Ik heb met mijn voeten onder veel vreemde tafels gezeten. Veel gekke, leuke en- ook nare dingen mee gemaaktEn toch: het doet me nog altijd goed inlichtingen over de verschillende diersoorten te kunnen geven, als mij daarom wordt ge vraagd. Vanmorgen nog werd ik twee maal opgebeld". In de oorlogstijd was mejuffrouw Van den Bosch v'an 's morgens vroeg tot 's avonds laat bezig op haar ei sen konijnenfokkerij achter het ouder lijk huis aan de Kloetingseweg. Toch AMSTERDAM Sted. museum: Picasso (30 april) BERGEN OP ZOOM Etcetera: A. van Wijngaarden, schil derijen (16 april) BREDA De Beyerd: World Press Photo (2 april) R.K. Openb. Leeszaal: Buitenlandse sprookjesboeken (8 april) De Trapkes: Paul Klabbers, collages (3 april) DETJRNE Dinghuls: Collectie Wiegersma (10 april) EINDHOVEN Van Abbemuseum: Artypo, grafische technieken (16 april) J. van der Heyden, schilderijen, gra fiek (23 april) en Robert van 't Hof, architectuur 24 april) t.h.: Ed van der Elsken en Paul Huf. foto's (12 april) den haag Gemeentemuseum: Jean Arp (17 april) s-hertogenbosch Kon. Academie: Rein Draijer en Otto Prinsen (28 april) hn,varenbeek Gemeentehuis: Janus Kluytmans, schilderijen, tekeningen, aquarellen en lino's mecheeen (b) Cultureel Centrum: De Vijf (Cantré, Jozef en Jan), Masereel, Minne en Van Straten), houtsneden (1 mei) OISTERWIJK Gemeentehuis: Willi van der Plas (10 april) terneuzen Galerie J.: Lucebert, tekeningen, gouaches, litho's (17 april) TILBURG Ned. Textielmuseum: Fiets en mode (1 juni) weert Gemeentemuseum: J. Niën, schilde rijen en tekeningen (10 april) Het Amerikaanse fotomodel Nell Theobald, dat vorig jaar met een leeuw poseerde en toen ver schillende keren in het been is gebeten is na verschillende ope raties te hebben ondergaan weer terug in het vak. De foto's laten haar zien op de autotentoonstel ling in New York. (Van een medewerker) MüNCHEN Het geval van een Ame rikaanse professor, die zich kent voor zijn klinische dood liet invriezen, om weer tot leven gebracht te worden, als de medische wetenschap in staat is hem van zijn kankerkwaal te gene zen. heeft drukke discussies in het openbaar uitgelokt. Vele geleerden re ageren hoofdschuddend: niet eens proe ven op dieren hebben tot nu toe bewe zen, dat hogere levende wezens ip staat zijn, gedurende een langere tijd ex treem lage temperaturen te doorstaan. Een belangwekkende bijdrage tot deze resultaten van onderzoek konden ook Duitse chemici leveren- De proeven in de afdeling voor ex perimentele chemie aan de universiteit van München onder leiding van pro fessor dr. Walter Brendel hebben in de eerste plaats tot doel, nieuwe kennis over de toepassing van onderwaterkoe ling bij operaties op te doen. Sinds bekend is, dat niet het ophouden van de ademhaling en het niet meer func tioneren van het hart. maar de ver woesting van de hersencellen de dood veroorzaakt, ligt er een groot terrein om te experimenteren open. Chirurgi sche ingrepen, waarbij het hart van de patiënt meer dan acht minuten wordt stilgelegd, zijn sindsdien geen sensaties meer. De afzonderlijke processen, moge lij Wieden. en grenzen van de hypother mic (onderkoeling) toonden de Mün- chener geleerden bij verschillende reeksen van proeven aan. Zij verlaag den de temperaturen van verschillen de dieren gedurende anderhalf uur tot 0 graden Celsius, zonder dat na het weer opwarmen ernstige storingen in de gezondheid optraden. Zowel de tijde lijke begrenzing als ook de tempera- tuursgrens van nul graden Celsius waren onderhevig aan beslissende le venswetten: ook al waren hart en ademhalingsorganen in de buurt van het nulpunt buiten werking en kon Zelfs zeer gevoelige meetapparatuur geen hersenimpulsen meer registreren zo waren er bij deze onderkoelings- grens toch nog levensprocessen aanwe zig. Specifieke biochemische onderzoe kingen toonden in de schijnbaar dode dieren stofwisselingsprocessen aan, waarbij klaarblijkelijk energiereserves vrij kwamen. Het reduceren van d* levensprocessen boven de tijdsduur van de proeven uit, zou tot het verbruik ervan geleid en de dan optredende be schadigingen aan de hersens een weer tot leven wekken van de dieren onmo gelijk gemaakt hebben. De tot nu toe opgedane ervaringen kon men zich derhalve tot nu toe al leen bij de conservering van zekere organen ten nutte maken. Zo helpt de onderkoeling bij nier- en huidtrams- plantaties en bloedtransfusies. De mo gelijkheid van èen op slapen gelijkend verder leven van hele organismen gedurende lange tijd bij minimum tem peraturen van 130 graden Celsius be staat volgens de mening van experts niet. Ijskristallen, die zich tijdens het bevriezen tussen de cellen vormen en daarin aanwezige zoutconcentraties verwoesten het weefsel onvermijde lijk. Vooral echter zou men bij het ont dooien van de „diepvries-mens" op on overkomelijke moeilijkheden stuiten omdat de daarbij optredende storingen tn de stofwisseling onverwijld de dood m wil, n ï°?de? hebben. De medici in West-Duitsland hopen, dat verdere onderzoekingswerkzaamheden op dit gebied alleen al zullen leiden tot een vergroting van de overlevingskansen oij gecompliceerde operaties. (ADVERTENTIE) voor al uw ktjn stmeststoffen Het goedkoopste adres: Hulst - Axel - Sassing Telefoon 01140 - 2628. (Van onze Parijse correspondent) Er zijn woorden in het Frans, die men niet of bijna niet in een die- tionnaire zal vinden. Bijvoorbeeld: crainquebille en pipeiet. Het eerste woord betekent marktkoopman en is gemaakt door Anatole France. Het tweede woord, dat concierge betekent, is een schepping van Bal zac. Beide woorden, door de twee auteurs zo maar uit de iucht ge grepen, zijn sedertdien gemeen goed geworden, ledereen weet, wie er mee bedoeld wordt. Als inlei ding van dit artikel boge in het kort herinnerd worden aan het al leraardigste, maar wrange toneel stukje, dat Anatole France omstreeks 1900 heeft geschreven en dat tot titel heeft: „Crainquebille". Het stuk beschrijft een schilderachtige volks wijk in Parijs, die helaas bezig is te verdwijnen. Ook daar gaat de tank van onze moderne tijd over heen. In sommige straatjes van Parijs, meestal heel smalle, vindt men nog de kooplui „des quatre saisons", van alle vier jaargetijden. Ze staan er winter en zomer, van 's morgens een uur of zeven tot 's avonds half acht. Hun handkarretjes, meestal groen of rood geschilderd, mogen de precies voorgeschreven afmetingen niet over schrijden. Ze staan aan beide kanten van de trottoirs, vlak voor de zaken van de gevestigde winkeliers. In hoofd zaak verkopen de mannen en vrou wen aan hun karretjes groente, fruit en snijbloemen. Met een stuk of tien mensen op het toneel laat Anatole France ons de we reld zien. zoals zij altijd geweest is en vermoedelijk ook wel altijd zal blij ven. Bij elkaar zijn wij een egoïstische troep met maar hier en daar, zowel in hoge als in lage standen, een goed mens. Ieder voor zich en nog niet eens God voor ons allen. Met de beste bedoelingen heeft Onze Lieve Heer de wereld en de mens geschapen, naar zijn evenbeeld nog wel. Maar overal zit de duivel hem op de hielen. Satan zaagt- -chter zijn rug —in een prachtig Tsjechisch tekenfilmpje de toppen van de bergen af en dan worden het vulkanen, die met hun kokende lava Pompei en Messina hebben verwoest. Zijn de wateren gemaakt, waarover nota bene Gods geest zweeft, dan komt satan met een grote zoutpot aan dragen en kwakt er bergen zout in, opdat de mens het water nooit meer zal kunnen drinken. Als God halver wege klaar is met het maken van Adam en even van het werk zijner handen uitblaast, naait satan in ons lichaam een blindedarm, die akelige complica ties kan veroorzaken. Op de volksmarkt van Anatole Fran ce, in de Rue de Beaujolais, mogen de marktkooplui niet stilstaan, maar moeten voortdurend met hun karre tje in beweging zijn. De held van het stuk is Crainquebille, die wortels, kool, prei, appels en peren van de hand doet. Om hem heen leven een koop man met hete kastanjes, madame Bayard uit een zogenaamd deftige schoenenwinkel, madame Laure, die het onderste uit de kan wil hebben en la Souris, een clocharde, die niet weet, tussen welk afval en welke vod den zij morgen slapen zal. Net als Crainquebille aan madame Bayard een paar bossen prei heeft verkocht, komt agent nummer 64 langs en maant Crainquebille tot door rijden aan. Agent 64 is een dienstklop per. Hij weigert te luisteren naar een paar redelijke woorden van Crain quebille, die op zijn centen staat te wachten, want schielijk ls madame Bayard in haar schoenwinkel verdwe nen, omdat er een klant binnenkwam. Agent 64 heeft daar geen oren naar. Er staat in zijn boekje, dat marktkoop- staan. Net als Pilatus zegt hij: wat er geschreven staat, dat staat er ge schreven. En dus moet Crainquebille doorrijden. Er ontstaat, zoals altijd in zulke omstandigheden, een volksoploop in het straatje, waarbij het ene woord het andere uithaalt. Het scheldwoord valt: ,,Mort aux vaches", wat in de gewone spreektaal betekent: naar de hel met alle smerissen. Agent 64 kijkt op, want hij ls diep in zijn eer getast. Wie heeft dat ge zegd, vraagt hij. Wat gezegd, vraagt Crainquebille. Mort aux vaches, zegt de agent. Mort aux vaches, vraagt Crainquebille verbaasd. Agent 64 maakt proces-verbaal op en noteert de namen van de getuigen. Tot die getuigen behoren natuurlijk madame Bayard en madame Laure. Maar op het laatste ogenblik meldt zich een voorname heer als getuige aan: dokter Pierre-Philippe David Ma- thieu, 62 jaar, directeur-geneesheer van het ziekenhuis Ambroise-Père met het officierskruis van het legioen van eer op de borst. Dat erekruis draagt hij niet voor niets. Beleefd vraagt hij de agent om ook iets in het midden te mogen brengen en als hij schoorvoetend wordt toegestaan je bent agent 64 of je bent het niet zegt de arts heel het incident van het begin tot het eind te hebben meege maakt. Hij weet heel zeker, dat Crain quebille de uitdrukking „mort aux vaches" niet heeft gebruikt. Hij staat er op straks in de rechtszaal als ge tuige te worden gehoord. Dat proces komt. In de dagen: klas- se-justitie van de ergste soort. Crain quebille bezweert zijn onschuld. Pre sident: heb je „mort aux vaches" ge roepen, ja of neen? Crainquebille: de agent vroeg: heb jij „mort aux va ches" geroepen?, waarop ik zei: ih „m'ort aux vaches?" Zo is het ge gaan. President: dus hebt u wel de gelijk mort aux vaches gezegd. Bewijs geleverd, je kunt gaan zitten. Daarop is de beurt aan madame Laure, die in het verleden menigmaal een peer of een appel van Crainquebille heeft gekregen, maar voor de groeriè tafel van de rechter zegt ze: mijn naam is haas. En madame Bayard, die nog altijd haar bossen prei niet betaald heeft? Crainquebille? nooit van gehoord. Ze kent hem niet eens. „Jammer ge noeg, in tegenstelling tot het bijbelver haal, kraait er geen haan. Dokter Ma- thieu getuigt, dat Crainquebille on schuldig is. Hij zegt het met verhef fing van stem, zoals later Emile Zola het zal zeggen van Dreyfus. De ad vocaat van Crainquebille houdt een fielterig pleidooi en eet van alle wal len. Hij heeft het grootste respect voor alle agenten van politie, ware helden van de maatschappij. Wat zij iedere dag presteren grenst aan het ongelooflijke. Maar zo gaan deze stumperds onder de zware last van hun dagelijks werk gebukt, dat er af en toe één aan een soort van vervol gingswaanzin gaat lijder en dat is waarschijnlijk het geval geweest met agent 64. En wat Crainquebille betreft: natuurlijk heeft hij „mort aux vaches" geroepen. Maar, edelachtbare, aanzie deze man, die lezen noch schrijven kan. Hij weet niet eens wat „mort aux vaches" betekent. Crainquebille is vol komen toerekenbaar.. De rechtbank trekt zich terug, ln naam der wet.overwegende dit overwegende dat. wordt Crainquebil le schuldig gevonden en veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf en vijf tig frank boete. Als hij uit de gevangenis komt, is Crainquebille een ander mens gewor den. Van de gevangenis wordt niemand beter. Zijn karretje is weg. Zijn oude vrienden keren hem de rug toe, want wie ïn de bajes heeft gezeten is gajes. Ga maar naar een andere wijk, zegt de koopman met hete kastanjes. Ma dame Laure, die vroeger om een ap peltje heeft staan bedelen, kent hem niet meer. Madame Bayard peinst er niet over de bossen prei te betalen. In zijn wanhoop loopt Crainquebille naar de eerste de beste agent en schreeuwt zo hard als hij kan in diens gezicht: „Mort aux vaches". Maar die agent heeft een ander num mer dan 64 en wordt van die scheld woorden heet noch koud. Regelrecht wil Crainquebille naar de Seine lopen, want wat heeft het leven verder nog zin. Maar vóór hij er is gaat een luik open. „Het water is nat, Crainquebil le", schreeuwt de clocharde la Souris, „ik heb nog een litertje wijn en kruip maar gauw naast mij op de vodden wat Crainquebille doet. En daarmee is het stuk uit. De orde is hersteld en de wereld kan weer normaal doordraaien. Straatjes als Rue de Beaujolais be staan er nog altyd in Parijs. Rue Ca det is er een, niet ver van het grote warenhuis Lafayette. Rue des petits Carreux is er ook een, vlak bij de beurs en de krantenwereld. Veel met de tijd van Anatole France is er niet veranderd. De zaak is wat meer ge reglementeerd. Vroeger moesten de karretjes doorrijden, tegenwoordig moeten ze op hun vaste plaats stil blijven staan. Officieel mogen ze maar tien produkten verkopen-: 1. fruit, 2. verse groenten, 3. gevogelte, 4 wild, 5 eieren, 6. boter, 7 kaas, 8 oesters, 9. vis, 10. gesneden bloemen. Geen levende dieren. Ook geen voor werpen, die speciaal de aandacht van de voorbijgangers kunnen trekken. Ook zijn nog toegestaan suikerwerk en koek, maar alleen van 20 december tot 15 januari en acht dagen na Pasen. De kooplui met bloemen moeten hun snijbloemen los op de wagen hebben liggen. Bloemen in een emmer water zetten om ze fris te houden is verbo den. De afstand tussen kar en bloemen winkel moet minsten hond erdvijf tig meter bedragen. Het karretje van de .tea karretje dat precies moei voldoen aan vele voorschriften. viskoopman moet een zinken bak heb ben met gaten in de bodem voor het wegdruipende water. Het vak van Crainquebille ze heten tegenwoordig nog zo is geen recht, maar een gunst. Volgens de wet mogen de crain- quebilles eigenlijk geen zeildoek boven hun hoofd hebben als het regent, maar daar wordt de hand mee gelicht. Agen ten 64 zijn er niet zo heel veel meer en bovendien hebben de crainquebilles hun eigen vakbond. Jammer genoeg staan alle crainque billes met één been in het graf. Het leven wordt hun niet gemakkelijk ge maakt. Een paar jaar geleden be paalde de prefectuur, dat de kooplui in de Rue Cadet er alleen nog maar mochten staan tot 's middags half twee, wat voor deze lieden de dood steek is. 's Morgens vroeg halen ze op de hallen hun vers fruit, dat zijn in de zomermaanden kersen, aardbeien, perziken, die in één dag verkocht moe ten zijn willen ze niet bederven. Die maatregel is ook bij de omwonenden op zoveel verzet gestuit, dat de pre fectuur het decreet schielijk heeft moeten intrekken. De crainquebilles hebben het grote voordeel, dat zij prijs- regelend werken. Verkoopt een ge vestigde winkelier zijr sinaasappelen voor twee frank per kilo en de marktkoopman prijst precies dezelfde kwaliteit voor een frank tachtig aan. dan koopt iedereen bij de crainque bille en niet bij de winkelier. On het eerste gezicht zou men dus zeg gen. dat de winkeliers de marktkooplui niet schele ogen aankijken, maar dat is merkwaardig genoeg niet het ge val. In de Rue Clignancourt had de prefectuur het plan alle vergunningen voor de crainquebilles in te trekken, maar dat is afgestuit op het geza menlijk protest van alle winkeliers, voor wie de pittoreske karretjes een grote attractie vormen, want zij trek ken kopers en publiek. De prefectuur doet het dus anders. Ih «tilte. Nieuwe vergunningen wor den niet meer uitgegeven. Gaat een crainquebille dood het zijn bijna zon der uitzondering manmen en vrouwen boven de vijftig dan vervalt de ver gunning automatisch. De prefectuur beroept zich op het toenemende auto verkeer in Parijs. Daar valt wat voor te- zeggen. De Rue des petits Carreaux loopt van de drukke verkeersader Rue Reamur naar de hallen. Alle auto's, die van de Rue Reaumur rechts af slaan naar de hallen en de Rue des petits Carreaux door moeten, rijden er bumper aan bumper. Blijft in dat smalle straatje een vrachtwagen staan om te laden of te lossen, dan loopt ogenblikkelijk heel het drukke verkeer op de Rue Reaumur muurvast. De schilderachtige crainquebilles zijn c» dus wel de langste tijd geweest. Ook de huizen en de geveltjes, die in al die smalle straatjes tegen elkaar aan leunen en van ouderdom ietwat krom zijn gegroeid. Straks komen er bulldozers en vermorzelen alles tot puin. In hun plaats komen de toren flats, de grote warenhuizen en de een heidsprijs winkels. Over de verdwenen madame Bayard zullen wij niet treuren. Maar met wee moed zullen wij blijven denken aan Crainquebille. En aan la Souris. (Van onze rtv-redaotie) Evenals vorige jaren kunnen op de radio-jeugddag van de AVRO op 16 mei a.s. de amateur-disc-jockey's tussen 16 en 26 jaar meedingen om de eretitel „Topperspil". Zij moeten daarvoor een proefbandje van een platenprogramma van een half uur met oorspronkelijke presentatie in zenden voor 15 april aan de afdeling jeugduitzendingen van de AVRO, postbus 444 te Hilversum. De kampioen ontvangt niet alleen een radiotoestel, maar mag bovendien een maal het platenprogramma „toerbeurt" op Hilversum 3 samenstellen en presen teren. Op de radiojeugddag van de AVRO worden in het programma „Muziek uit het vuistje" jonge amateurmusici in de gelegenheid gesteld om te impro- viseren. Dat kan in alle genres van klassiek tot jazz en beat. Zowel solisten ais ensembles kunnen zich hiervoor op geven. Het thema kan worden aange vraagd bij de afdeling jeugd-uitzendin- gen van de AVRO te Hilversum. Noodzakelijk is dat de muzikale im provisatie voor 15 aoril op Pen bandje naar voornoemde afdeling wordt ge- zonden.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 19