punt
in!
htmacht
7
Mijn beroep is
een zichzelf
betalende hobby
Fotomodel na leeuwebeet
Diepvriesmens heeft
geen enkele kans
Die man met Qvst
zijn karretje
Paris
7
-Goese kleinveeteeltexpert mej. F. v.d. Bosch:
17
Liever konijnen
Hobby's
Boeken
TENTOONSTELLINGEN
DUITSE ONDERZOEKERS MENEN
Fa. de Moor-Vlaeminck
Radio-jeugddag
16
ïcialist
ktronische
sturingstechniek
ecialist
icering GW
ecialist
urleiding GW
ecialist
ifmeester
lecialist
(rkeersleiding
tecialist
ïvechtsleiding
>ecialist
>utbewerken-
jhilderen
pecialist
ommunicatie
pecialist
adiotechniekof
adartechniek
pecialist
liegt.-bewapening
pecialist
ïaterieel
pecialist
idm. zaken
jrondverdediging
17
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 1 APRIL 1967
(Van een onzer verslaggeefster)
GOES „Ik weet niet of er na
mij ooit nog een vrouw zo gek is
geweest om mijn beroep te kiezen.
Het is beestenwerk". Het is mejuf
frouw F. A. C. van den Bosch uit
Goes zelf, die deze conclusie trekt,
nadat zij bijna drie uur enthousiast
over haar werk heeft zitten vertel
len: de kleinveefeelf.
Een beroep is kleinveeteeltexpert
eigenlijk niet, vindt ze zelf. Het is
meer een zichzelf betalende hob-
bie. Een echte opleiding heeft ze
nooit gehad. Die was er gewoon
weg niet. „Je moest zelf maar
zien dat je de kennis bij elkaar
raapte".
Na haar schoolopleiding wilde mej.
v. d. Bosch naar het toneel. Het ging
niet door. Haar ouders vonden het
verstandiger dat ze probeerde vreem
de talen onder de knie te krijgen.
„Zodoende ging ik na de eerste we
reldoorlog naar Engeland .waar ik op
een kippenfarm terecht kwam. Wat
ik daar zag bestond hier helemaal
niet. Hier in Zeeland werkten de
vrouwen op het land. In Engeland
was dat heel anders. Zó liep ik erbij
tussdn de kippen. In een kniebroek
en sportkousen".
De kippetjes hadden haar hard ge
stolen. Overigens maar voor een poos
je. „Bij een oud-sergeant-majoor heb
ik het werk geleerd. Bijvoorbeeld hoe
je een hoenderpark moet besturen".
Na een Jaar ln Amersfoort kwam ze
in Kapellenbosch bij Antwerpen even
eens op een kippenfarm terecht.
„Toen ik er uitgekeken was kon ik
een hoenderpark beginnen. Maar ik
was nog piep-jong en je krijgt heel
wat verantwoording. Bovendien: een
kip is niet aardig, niet om van te
houden. Ze kennen de kleren die je
draagt. Trek je een ander pakje aan
dan vliegen ze rond je oren. Daar
om ben ik toen met konijnen begon
nen, die zijn veel aardiger.
Ik kon alleen studeren in het Duits
en het Engels. Nederlandse boeken
waren er niet. In die tijd ben ik be
gonnen met het vertalen en schrij
ven van artikelen. Daar maakte ik
verslagen van".
„In 1933 bijvoorbeeld heb ik het
wereldpluimveecongres in Rome mee
gemaakt. Buitengewoon interessant.
Ze hadden de vertalers van de Vol
kenbond. Iedere prof kon zijn pread
vies in zijn landstaal zeggen''.
„Na het congres reisde ik in een
groep terug. Mijn medereizigers vroe
gen waarom ik geen keurmeester
werd. Dat bracht me op een goed
idee. Later liep ik langs een coupé
waarin Nederlandse keurmeesters za
ten en ik hoorde achter mijn rug
zeggen: we zullen haar het zwaarste
examen laten doen dat er is. Ze wil
den geen vrouwelijke keurmeester.
Toen ben ik buitenlandse lectuur
gaan studeren en naar keuringen ge
trokken. En ik heb 'n verdraaid
zwaar mondeling examen gedaan.
Maar ik kwam er door. Mijn eerste
keuring was een internationale in
Den Haag. Het was een tentoonstel
ling van konijnen, cavia's (zogenaam
de marmotten) en kleurmuizen".
„Dat keuren Is een beestenwerk.
Altijd in de winter, in de kou en
meestal bij kunstlicht. Keuren bij
kunstlicht is heel moeilijk. Ik heb heel
wat keuringen gehad. Grote en kleine
internationale, nationale en provin
ciale.
bleef er nog tijd over om enkele
boeken over konijnen en caviateelt te
schrijven. De boeken worden nu nog
als vakwerk beschouwd.
„Voedsel voor de dieren kreeg ik
van regeringswege. Hóe weet ik niet,
maar ik kreeg het. Het was belangrijk
voor de fokkerij dat er een goede
kern bleef om na de oorlog op door
te kunnen gaan. Voor mezelf heb ik
heel wat konijnen gefokt, gekruist en
leuke proeven gedaan".
„Toen kwam er een poes binnen
lopen", valt ze zichzelf in de rede.
„Als ik tijd van leven heb ga Ik we
tenschappelijk poezen fokken". En
weer terug naar de konijnen: „Mijn
fokkerij heb ik onngeveer twintig jaar
gehad. Het was een zichzelf betalende
liefhebberij.
In oorlogstijd had Ik ongeveer 80
konijnen. En maar vergunning voor
20. Ik was er een hele dag mee bezig.
Om een konijn aan een tentoonstel
ling mee te laten doen moet het dier
er perfect uitzien. Neem bijvoorbeeld
muggen die op d'r neus gaan zitten.
•Het konijn krabt zijn neus kapot en
is ongeschikt voor een expositie".
In de winter van 1944 zag het er
naar uit voor mej. Van den Bosch.
„Ik moest Zeeland uit, omdat ik
geen echt beroep uitoefende. Maar
toen kreeg ik de mooiste titel die ik
ooit gehad heb. Op mijn persoons
bewijs kwam te staan: rijkskonijnen-
rasseninstandhoudster. Dat heeft me
gered. Anders had ik Zeeland uit
gemoeten".
Na 20 jaar was voor mej. Van den
Bosch het plezier van de konijnen
fokkerij er af. Het gebrek aan perso
neel, het klimmen der jaren en het
feit dat er minder prettige elementen
optraden in de fokkerij maakten dat
ze „merci" zei.
„Ik heb me laten schrappen als
keurmeesteresse van de raad van be
heer voor kleinveeteelt, zoals dat dan
officieel heet. Ik weet niet of er nu
nog vrouwelijke konijnenkeumeesters
zijn. Gek eigenlijk, je vind ze wel
in de hondensport".
Ze blijft er niet lang bij stil staan.
Er zijn gekkere dingen, vindt ze.
„Vroeger als kind sjouwde je voor je
konijnen. Maar nu. Hoe welvarender
de mensen worden, hoe slechter de
dieren worden verzorgd. Wie houdt
er tegenwoordig nog konijnen? Bijna
niemand immers: want daar moet je
voor zorgen. En wat de mensen kwijt
willen zetten ze bij ons in de tuin.
Dat mag je best eens een keertje in
de krant schrijven. Het is verschrik
kelijk".
Er zijn nog vee! andere dingen die
ze doet of zou willen doen. „Ik heb
een berg hobbies. Lezen bijvoorbeeld.
Maar daar heb ik geen tijd voor".
Begrijpelijk. De huishouding en de
verpleging van haar 90-jarige moeder
vergen het grootste deel van de dag.
„Ik houd erg veel van schilder
kunst. Maar ik zou niet meer naar
een tentoonstelling' in Holland dur
ven. Ik zou op hol slaan, zo druk
als het daar is"
Eigenlijk had ik een wonderlijk
beroep.- Daarover zou ik willen schrij
ven. Ik heb met mijn voeten onder
veel vreemde tafels gezeten. Veel
gekke, leuke en- ook nare dingen mee
gemaaktEn toch: het doet me
nog altijd goed inlichtingen over de
verschillende diersoorten te kunnen
geven, als mij daarom wordt ge
vraagd. Vanmorgen nog werd ik twee
maal opgebeld".
In de oorlogstijd was mejuffrouw
Van den Bosch v'an 's morgens vroeg
tot 's avonds laat bezig op haar ei
sen konijnenfokkerij achter het ouder
lijk huis aan de Kloetingseweg. Toch
AMSTERDAM
Sted. museum: Picasso (30 april)
BERGEN OP ZOOM
Etcetera: A. van Wijngaarden, schil
derijen (16 april)
BREDA
De Beyerd: World Press Photo (2
april)
R.K. Openb. Leeszaal: Buitenlandse
sprookjesboeken (8 april)
De Trapkes: Paul Klabbers, collages
(3 april)
DETJRNE
Dinghuls: Collectie Wiegersma
(10 april)
EINDHOVEN
Van Abbemuseum: Artypo, grafische
technieken (16 april)
J. van der Heyden, schilderijen, gra
fiek (23 april) en Robert van 't Hof,
architectuur 24 april)
t.h.: Ed van der Elsken en Paul Huf.
foto's (12 april)
den haag
Gemeentemuseum: Jean Arp
(17 april)
s-hertogenbosch
Kon. Academie: Rein Draijer en Otto
Prinsen (28 april)
hn,varenbeek
Gemeentehuis: Janus Kluytmans,
schilderijen, tekeningen, aquarellen en
lino's
mecheeen (b)
Cultureel Centrum: De Vijf (Cantré,
Jozef en Jan), Masereel, Minne en
Van Straten), houtsneden (1 mei)
OISTERWIJK
Gemeentehuis: Willi van der Plas
(10 april)
terneuzen
Galerie J.: Lucebert, tekeningen,
gouaches, litho's (17 april)
TILBURG
Ned. Textielmuseum: Fiets en mode
(1 juni)
weert
Gemeentemuseum: J. Niën, schilde
rijen en tekeningen (10 april)
Het Amerikaanse fotomodel
Nell Theobald, dat vorig jaar met
een leeuw poseerde en toen ver
schillende keren in het been is
gebeten is na verschillende ope
raties te hebben ondergaan weer
terug in het vak. De foto's laten
haar zien op de autotentoonstel
ling in New York.
(Van een medewerker)
MüNCHEN Het geval van een Ame
rikaanse professor, die zich kent voor
zijn klinische dood liet invriezen, om
weer tot leven gebracht te worden, als
de medische wetenschap in staat is
hem van zijn kankerkwaal te gene
zen. heeft drukke discussies in het
openbaar uitgelokt. Vele geleerden re
ageren hoofdschuddend: niet eens proe
ven op dieren hebben tot nu toe bewe
zen, dat hogere levende wezens ip staat
zijn, gedurende een langere tijd ex
treem lage temperaturen te doorstaan.
Een belangwekkende bijdrage tot deze
resultaten van onderzoek konden ook
Duitse chemici leveren-
De proeven in de afdeling voor ex
perimentele chemie aan de universiteit
van München onder leiding van pro
fessor dr. Walter Brendel hebben in de
eerste plaats tot doel, nieuwe kennis
over de toepassing van onderwaterkoe
ling bij operaties op te doen. Sinds
bekend is, dat niet het ophouden van
de ademhaling en het niet meer func
tioneren van het hart. maar de ver
woesting van de hersencellen de dood
veroorzaakt, ligt er een groot terrein
om te experimenteren open. Chirurgi
sche ingrepen, waarbij het hart van de
patiënt meer dan acht minuten wordt
stilgelegd, zijn sindsdien geen sensaties
meer.
De afzonderlijke processen, moge
lij Wieden. en grenzen van de hypother
mic (onderkoeling) toonden de Mün-
chener geleerden bij verschillende
reeksen van proeven aan. Zij verlaag
den de temperaturen van verschillen
de dieren gedurende anderhalf uur tot
0 graden Celsius, zonder dat na het
weer opwarmen ernstige storingen in de
gezondheid optraden. Zowel de tijde
lijke begrenzing als ook de tempera-
tuursgrens van nul graden Celsius
waren onderhevig aan beslissende le
venswetten: ook al waren hart en
ademhalingsorganen in de buurt van
het nulpunt buiten werking en kon
Zelfs zeer gevoelige meetapparatuur
geen hersenimpulsen meer registreren
zo waren er bij deze onderkoelings-
grens toch nog levensprocessen aanwe
zig. Specifieke biochemische onderzoe
kingen toonden in de schijnbaar dode
dieren stofwisselingsprocessen aan,
waarbij klaarblijkelijk energiereserves
vrij kwamen. Het reduceren van d*
levensprocessen boven de tijdsduur van
de proeven uit, zou tot het verbruik
ervan geleid en de dan optredende be
schadigingen aan de hersens een weer
tot leven wekken van de dieren onmo
gelijk gemaakt hebben.
De tot nu toe opgedane ervaringen
kon men zich derhalve tot nu toe al
leen bij de conservering van zekere
organen ten nutte maken. Zo helpt de
onderkoeling bij nier- en huidtrams-
plantaties en bloedtransfusies. De mo
gelijkheid van èen op slapen gelijkend
verder leven van hele organismen
gedurende lange tijd bij minimum tem
peraturen van 130 graden Celsius be
staat volgens de mening van experts
niet. Ijskristallen, die zich tijdens het
bevriezen tussen de cellen vormen en
daarin aanwezige zoutconcentraties
verwoesten het weefsel onvermijde
lijk. Vooral echter zou men bij het ont
dooien van de „diepvries-mens" op on
overkomelijke moeilijkheden stuiten
omdat de daarbij optredende storingen
tn de stofwisseling onverwijld de dood
m wil, n ï°?de? hebben. De medici
in West-Duitsland hopen, dat verdere
onderzoekingswerkzaamheden op dit
gebied alleen al zullen leiden tot een
vergroting van de overlevingskansen
oij gecompliceerde operaties.
(ADVERTENTIE)
voor al uw
ktjn stmeststoffen
Het goedkoopste adres:
Hulst - Axel - Sassing
Telefoon 01140 - 2628.
(Van onze Parijse correspondent)
Er zijn woorden in het Frans, die
men niet of bijna niet in een die-
tionnaire zal vinden. Bijvoorbeeld:
crainquebille en pipeiet. Het eerste
woord betekent marktkoopman en
is gemaakt door Anatole France.
Het tweede woord, dat concierge
betekent, is een schepping van Bal
zac. Beide woorden, door de twee
auteurs zo maar uit de iucht ge
grepen, zijn sedertdien gemeen
goed geworden, ledereen weet, wie
er mee bedoeld wordt. Als inlei
ding van dit artikel boge in het
kort herinnerd worden aan het al
leraardigste, maar wrange toneel
stukje, dat Anatole France omstreeks
1900 heeft geschreven en dat tot
titel heeft: „Crainquebille". Het stuk
beschrijft een schilderachtige volks
wijk in Parijs, die helaas bezig is
te verdwijnen. Ook daar gaat de
tank van onze moderne tijd over
heen.
In sommige straatjes van Parijs,
meestal heel smalle, vindt men nog
de kooplui „des quatre saisons", van
alle vier jaargetijden. Ze staan er
winter en zomer, van 's morgens een
uur of zeven tot 's avonds half acht.
Hun handkarretjes, meestal groen of
rood geschilderd, mogen de precies
voorgeschreven afmetingen niet over
schrijden. Ze staan aan beide kanten
van de trottoirs, vlak voor de zaken
van de gevestigde winkeliers. In hoofd
zaak verkopen de mannen en vrou
wen aan hun karretjes groente, fruit
en snijbloemen.
Met een stuk of tien mensen op het
toneel laat Anatole France ons de we
reld zien. zoals zij altijd geweest is
en vermoedelijk ook wel altijd zal blij
ven. Bij elkaar zijn wij een egoïstische
troep met maar hier en daar, zowel
in hoge als in lage standen, een goed
mens. Ieder voor zich en nog niet
eens God voor ons allen. Met de beste
bedoelingen heeft Onze Lieve Heer de
wereld en de mens geschapen, naar zijn
evenbeeld nog wel. Maar overal zit de
duivel hem op de hielen. Satan zaagt-
-chter zijn rug —in een prachtig
Tsjechisch tekenfilmpje de toppen
van de bergen af en dan worden het
vulkanen, die met hun kokende lava
Pompei en Messina hebben verwoest.
Zijn de wateren gemaakt, waarover
nota bene Gods geest zweeft, dan
komt satan met een grote zoutpot aan
dragen en kwakt er bergen zout in,
opdat de mens het water nooit meer
zal kunnen drinken. Als God halver
wege klaar is met het maken van Adam
en even van het werk zijner handen
uitblaast, naait satan in ons lichaam
een blindedarm, die akelige complica
ties kan veroorzaken.
Op de volksmarkt van Anatole Fran
ce, in de Rue de Beaujolais, mogen
de marktkooplui niet stilstaan, maar
moeten voortdurend met hun karre
tje in beweging zijn. De held van het
stuk is Crainquebille, die wortels, kool,
prei, appels en peren van de hand
doet. Om hem heen leven een koop
man met hete kastanjes, madame
Bayard uit een zogenaamd deftige
schoenenwinkel, madame Laure, die
het onderste uit de kan wil hebben
en la Souris, een clocharde, die niet
weet, tussen welk afval en welke vod
den zij morgen slapen zal.
Net als Crainquebille aan madame
Bayard een paar bossen prei heeft
verkocht, komt agent nummer 64
langs en maant Crainquebille tot door
rijden aan. Agent 64 is een dienstklop
per. Hij weigert te luisteren naar
een paar redelijke woorden van Crain
quebille, die op zijn centen staat te
wachten, want schielijk ls madame
Bayard in haar schoenwinkel verdwe
nen, omdat er een klant binnenkwam.
Agent 64 heeft daar geen oren naar.
Er staat in zijn boekje, dat marktkoop-
staan. Net als Pilatus zegt hij: wat
er geschreven staat, dat staat er ge
schreven. En dus moet Crainquebille
doorrijden. Er ontstaat, zoals altijd in
zulke omstandigheden, een volksoploop
in het straatje, waarbij het ene woord
het andere uithaalt. Het scheldwoord
valt: ,,Mort aux vaches", wat in de
gewone spreektaal betekent: naar de
hel met alle smerissen.
Agent 64 kijkt op, want hij ls diep
in zijn eer getast. Wie heeft dat ge
zegd, vraagt hij. Wat gezegd, vraagt
Crainquebille. Mort aux vaches, zegt
de agent. Mort aux vaches, vraagt
Crainquebille verbaasd.
Agent 64 maakt proces-verbaal op en
noteert de namen van de getuigen.
Tot die getuigen behoren natuurlijk
madame Bayard en madame Laure.
Maar op het laatste ogenblik meldt
zich een voorname heer als getuige
aan: dokter Pierre-Philippe David Ma-
thieu, 62 jaar, directeur-geneesheer
van het ziekenhuis Ambroise-Père
met het officierskruis van het legioen
van eer op de borst. Dat erekruis
draagt hij niet voor niets. Beleefd
vraagt hij de agent om ook iets in het
midden te mogen brengen en als hij
schoorvoetend wordt toegestaan je
bent agent 64 of je bent het niet
zegt de arts heel het incident van het
begin tot het eind te hebben meege
maakt. Hij weet heel zeker, dat Crain
quebille de uitdrukking „mort aux
vaches" niet heeft gebruikt. Hij staat
er op straks in de rechtszaal als ge
tuige te worden gehoord.
Dat proces komt. In de dagen: klas-
se-justitie van de ergste soort. Crain
quebille bezweert zijn onschuld. Pre
sident: heb je „mort aux vaches" ge
roepen, ja of neen? Crainquebille: de
agent vroeg: heb jij „mort aux va
ches" geroepen?, waarop ik zei: ih
„m'ort aux vaches?" Zo is het ge
gaan. President: dus hebt u wel de
gelijk mort aux vaches gezegd. Bewijs
geleverd, je kunt gaan zitten. Daarop is
de beurt aan madame Laure, die in het
verleden menigmaal een peer of een
appel van Crainquebille heeft gekregen,
maar voor de groeriè tafel van de
rechter zegt ze: mijn naam is haas.
En madame Bayard, die nog altijd
haar bossen prei niet betaald heeft?
Crainquebille? nooit van gehoord. Ze
kent hem niet eens. „Jammer ge
noeg, in tegenstelling tot het bijbelver
haal, kraait er geen haan. Dokter Ma-
thieu getuigt, dat Crainquebille on
schuldig is. Hij zegt het met verhef
fing van stem, zoals later Emile Zola
het zal zeggen van Dreyfus. De ad
vocaat van Crainquebille houdt een
fielterig pleidooi en eet van alle wal
len. Hij heeft het grootste respect
voor alle agenten van politie, ware
helden van de maatschappij. Wat zij
iedere dag presteren grenst aan het
ongelooflijke. Maar zo gaan deze
stumperds onder de zware last van
hun dagelijks werk gebukt, dat er af
en toe één aan een soort van vervol
gingswaanzin gaat lijder en dat is
waarschijnlijk het geval geweest met
agent 64. En wat Crainquebille betreft:
natuurlijk heeft hij „mort aux vaches"
geroepen. Maar, edelachtbare, aanzie
deze man, die lezen noch schrijven
kan. Hij weet niet eens wat „mort aux
vaches" betekent. Crainquebille is vol
komen toerekenbaar..
De rechtbank trekt zich terug, ln
naam der wet.overwegende dit
overwegende dat. wordt Crainquebil
le schuldig gevonden en veroordeeld
tot twee weken gevangenisstraf en vijf
tig frank boete.
Als hij uit de gevangenis komt, is
Crainquebille een ander mens gewor
den. Van de gevangenis wordt niemand
beter. Zijn karretje is weg. Zijn oude
vrienden keren hem de rug toe, want
wie ïn de bajes heeft gezeten is gajes.
Ga maar naar een andere wijk, zegt
de koopman met hete kastanjes. Ma
dame Laure, die vroeger om een ap
peltje heeft staan bedelen, kent hem
niet meer. Madame Bayard peinst er
niet over de bossen prei te betalen.
In zijn wanhoop loopt Crainquebille
naar de eerste de beste agent
en schreeuwt zo hard als hij kan in
diens gezicht: „Mort aux vaches".
Maar die agent heeft een ander num
mer dan 64 en wordt van die scheld
woorden heet noch koud. Regelrecht
wil Crainquebille naar de Seine lopen,
want wat heeft het leven verder nog
zin. Maar vóór hij er is gaat een luik
open. „Het water is nat, Crainquebil
le", schreeuwt de clocharde la Souris,
„ik heb nog een litertje wijn en kruip
maar gauw naast mij op de vodden
wat Crainquebille doet. En daarmee
is het stuk uit.
De orde is hersteld en de wereld kan
weer normaal doordraaien.
Straatjes als Rue de Beaujolais be
staan er nog altyd in Parijs. Rue Ca
det is er een, niet ver van het grote
warenhuis Lafayette. Rue des petits
Carreux is er ook een, vlak bij de
beurs en de krantenwereld. Veel met
de tijd van Anatole France is er niet
veranderd. De zaak is wat meer ge
reglementeerd. Vroeger moesten de
karretjes doorrijden, tegenwoordig
moeten ze op hun vaste plaats stil
blijven staan. Officieel mogen ze maar
tien produkten verkopen-: 1. fruit, 2.
verse groenten, 3. gevogelte, 4 wild,
5 eieren, 6. boter, 7 kaas, 8 oesters,
9. vis, 10. gesneden bloemen.
Geen levende dieren. Ook geen voor
werpen, die speciaal de aandacht van
de voorbijgangers kunnen trekken.
Ook zijn nog toegestaan suikerwerk en
koek, maar alleen van 20 december
tot 15 januari en acht dagen na Pasen.
De kooplui met bloemen moeten hun
snijbloemen los op de wagen hebben
liggen. Bloemen in een emmer water
zetten om ze fris te houden is verbo
den. De afstand tussen kar en bloemen
winkel moet minsten hond erdvijf tig
meter bedragen. Het karretje van de
.tea karretje dat precies moei voldoen aan vele voorschriften.
viskoopman moet een zinken bak heb
ben met gaten in de bodem voor het
wegdruipende water. Het vak van
Crainquebille ze heten tegenwoordig
nog zo is geen recht, maar een
gunst. Volgens de wet mogen de crain-
quebilles eigenlijk geen zeildoek boven
hun hoofd hebben als het regent, maar
daar wordt de hand mee gelicht. Agen
ten 64 zijn er niet zo heel veel meer
en bovendien hebben de crainquebilles
hun eigen vakbond.
Jammer genoeg staan alle crainque
billes met één been in het graf. Het
leven wordt hun niet gemakkelijk ge
maakt. Een paar jaar geleden be
paalde de prefectuur, dat de kooplui
in de Rue Cadet er alleen nog maar
mochten staan tot 's middags half
twee, wat voor deze lieden de dood
steek is. 's Morgens vroeg halen ze op
de hallen hun vers fruit, dat zijn in
de zomermaanden kersen, aardbeien,
perziken, die in één dag verkocht moe
ten zijn willen ze niet bederven. Die
maatregel is ook bij de omwonenden
op zoveel verzet gestuit, dat de pre
fectuur het decreet schielijk heeft
moeten intrekken. De crainquebilles
hebben het grote voordeel, dat zij prijs-
regelend werken. Verkoopt een ge
vestigde winkelier zijr sinaasappelen
voor twee frank per kilo en de
marktkoopman prijst precies dezelfde
kwaliteit voor een frank tachtig aan.
dan koopt iedereen bij de crainque
bille en niet bij de winkelier. On
het eerste gezicht zou men dus zeg
gen. dat de winkeliers de marktkooplui
niet schele ogen aankijken, maar dat
is merkwaardig genoeg niet het ge
val. In de Rue Clignancourt had de
prefectuur het plan alle vergunningen
voor de crainquebilles in te trekken,
maar dat is afgestuit op het geza
menlijk protest van alle winkeliers,
voor wie de pittoreske karretjes een
grote attractie vormen, want zij trek
ken kopers en publiek.
De prefectuur doet het dus anders.
Ih «tilte. Nieuwe vergunningen wor
den niet meer uitgegeven. Gaat een
crainquebille dood het zijn bijna zon
der uitzondering manmen en vrouwen
boven de vijftig dan vervalt de ver
gunning automatisch. De prefectuur
beroept zich op het toenemende auto
verkeer in Parijs. Daar valt wat voor
te- zeggen. De Rue des petits Carreaux
loopt van de drukke verkeersader Rue
Reamur naar de hallen. Alle auto's,
die van de Rue Reaumur rechts af
slaan naar de hallen en de Rue des
petits Carreaux door moeten, rijden
er bumper aan bumper. Blijft in dat
smalle straatje een vrachtwagen staan
om te laden of te lossen, dan loopt
ogenblikkelijk heel het drukke verkeer
op de Rue Reaumur muurvast.
De schilderachtige crainquebilles zijn
c» dus wel de langste tijd geweest.
Ook de huizen en de geveltjes, die in
al die smalle straatjes tegen elkaar
aan leunen en van ouderdom ietwat
krom zijn gegroeid. Straks komen er
bulldozers en vermorzelen alles tot
puin. In hun plaats komen de toren
flats, de grote warenhuizen en de een
heidsprijs winkels.
Over de verdwenen madame Bayard
zullen wij niet treuren. Maar met wee
moed zullen wij blijven denken aan
Crainquebille. En aan la Souris.
(Van onze rtv-redaotie)
Evenals vorige jaren kunnen op de
radio-jeugddag van de AVRO op 16
mei a.s. de amateur-disc-jockey's tussen
16 en 26 jaar meedingen om de eretitel
„Topperspil". Zij moeten daarvoor een
proefbandje van een platenprogramma
van een half uur met oorspronkelijke
presentatie in zenden voor 15 april aan
de afdeling jeugduitzendingen van de
AVRO, postbus 444 te Hilversum. De
kampioen ontvangt niet alleen een
radiotoestel, maar mag bovendien een
maal het platenprogramma „toerbeurt"
op Hilversum 3 samenstellen en presen
teren.
Op de radiojeugddag van de AVRO
worden in het programma „Muziek uit
het vuistje" jonge amateurmusici in
de gelegenheid gesteld om te impro-
viseren.
Dat kan in alle genres van klassiek
tot jazz en beat. Zowel solisten ais
ensembles kunnen zich hiervoor op
geven. Het thema kan worden aange
vraagd bij de afdeling jeugd-uitzendin-
gen van de AVRO te Hilversum.
Noodzakelijk is dat de muzikale im
provisatie voor 15 aoril op Pen bandje
naar voornoemde afdeling wordt ge-
zonden.