ZZEL COMMENTAAR i MOET DE ARTS TIJDIG SPREKEN? Zwaarste opgave in dit leven: kunnen sterven! De partij heeft ongelijk" NATUURZUIVER mg ens teen Geknipt Middelen genoeg maar moed? Nog geen slotakkoord Niet onaantastbaar li 15 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG I APRIL 1967 19 n peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peil ngen peil ngen ^kjngdcm.k.^eiüng^„...feiling^...,£eiunigen peilingen peiliigen peilingen peilingen peilingen peilingen peilngen peilingen peilingen .peilingen .peilingen pe li iïiiik,pje ngen...pe,l|ngen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peil ngen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peiilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peil Eerste keer Aarzeling Nuances Zakelijk Trauma's Uitersten DR CORN. VERHOEVEN, ïaam met zijn dunne huid. Schoeisel biedt 'e bescherming en kan het gaan in mul zand erig terrein vergemak- Nee, zegt de expositie museum. De mens wil kken, wat anderen niet lij wil zichzelf aantrek- Hij wil iets over zieh- Het uiterlijk blijkt dik- ■kenningsteken te zijn, [roerisgenoten als voor ï's. Binnen dit algemene n weer variaties op als ersoonlijke smaak, rijk- iale status. Zo kleden -rouwen zich niet gelijk, leeftijd wordt onder- kleuren, model van ooi. De gehuwde staat ikwijls kenbaar door be ien, een aparte hoofd- ale kleding te dragen, st de gelovige weer in oep. die zich naar kle- iiering dikwijls onder- ik aan de soutane en de m het Leger des Heils, te blijven. iog de gelegenheden bin- ;n van de' individuele :n zijn eigen gemeen- an groot emotioneel be kleedt en tooit zich dan irg en met een speciale 1 deze categorie vallen jdingsplechtigheden, hu- [rafenissen en andere ce- .aar bijvoorbeeld ook de gaat er daarbij steeds tie, waarin men zich be- ijk kenbaar te maken en of de groep, die het vormen, te onderschei- enen, die er niet bij be- vroeger zo, dat is niet rden, al is in het moder- itroon een streven naar I, waarbij tradities en ■chten bijdragen tot een lat er eerst niet was. Zo [positie in het Tropen- sindelijk tot de conclusie, r uitdrukking komt van n eigenwaarde, naar ma il sneller verandert. Afrika) renk iel, 43. voornaam^.. >t, 45. achting, 47. voord rling, 49. zijtak Donau, boomloot, 54. spoedig» 8. foei, 59. term bij D OPLOSSING op, 3. bedeesd, 9. do, 11. JraS' 14. are, 15. klap, 17. eeft. iteei, 21 stram, 23. Ot, 24. pi, 29. berk, 31. dok, X O., 36. Oerle, 38. el, ader, 41. mi, 42. Segre, nank, 48. Noë, 49. deer, 54. do, 55. L.K., 56 crt"» 16. Cham, 62. ere. 64. fV 67. slier, 69. kip, 70. M, 72, Ee, ork, 2. palster, 4, Em, eens. 8. s.l.. 9. drempet j, at, 14. ara, 16. Perk. 23. Ob, 25. por, deken, 32. klare, 34- 7. Ede, 41. manchet, 43- e. 46. ma. 47. krem, 49. ,g 53. om, 54. de, 57. ram. eed, 60. tak. 61. cel, 63, I"" 7. sa, 68. r.o. De steeds meer terrein winnende gedachte, dat christelijke politiek een radicale aanpak voorschrijft van de grote problemen van deze tijd heeft een krachtige ondersteuning gevonden in de zojuist gepu bliceerde encycliek „Populorum Progressio", de vooruitgang der volken. Zoals destijds Rerum Novarum en Quadragesimo Anno nieuwe ontwikke lingen ingang hebben gezet kan deze encycliek van paus Paulus VI de aanzet zijn voor een versnelde maatschappelijke evolutie. In „Populorum Progressio" wordt de christenplicht benadrukt om op ruime schaal bij te dragen aan de hulpverlening aan arme landen, om mee te werken aan een meer rechtvaardige verdeling van rijkdom en welvaart? ledereen kent dit probleem, kent ook zijn verantwoordelijkheid terzake. De rijke landen hebben de middelen om het krachtig aan te pakken maar zij missen de moed daartoe. Paus Paulus wijst op de mogelijkheid het geld, dat thans voor de be wapeningswedloop wordt uitgegeven, aan te wenden voor hulpverlening aan de arme landen. Gezien de huidige internationale situatie lijkt die mogelijkheid niet irriëel. Rusland en Amerika zouden de wereld nieuwe hoop geven; als zij zouden besluiten tot een evenredige, gelijktijdige vermindering van hun defensiebudget ten voordele van de ontwikke lingshulp. Overigens waarom zouden kleinere landen hier geen initia tief kunnen nemen? Paus PauJus heeft verder nog gepleit voor de instelling van een nationaal fonds, dat ingezamelde gelden objectief kan verdelen. In ons eerste commentaar op deze encycliek is er al opgewezen, dat de instelling van een dergelijk fonds zeer sterk gepropageerd zou worden als het Vati- caan hier het goede voorbeeld zou geven en een eerste schenking zou doen. De R.K. kerk wordt echter niet uitsluitend belichaamd in het Vati- caan. Er is ook een Nederlandse kerkprovincie. Via de Vastenactie kunnen Nederlandse katholieken en de R.K. kerk in Nederland laten zien, wat zij onder een goed voorbeeld verstaan. s het gisternacht gesloten akkoord tussen artsen en ziekenfondsorgani- safie een slotakkoord? Wij zouden het zo graag willen geloven, maar wij durven dat niet goed. De huisartsen hebben, ondanks hun herhaalde verklaringen dat zij (na de basisakkoorden van december 1966 en januari 1967) geen stap meer zouden wijken, toch weer wat water in de wijn moeten doen. Wat zij op het stuk van hun honoraria voor ziekenfondspatiënten hebben be reikt is, althans voor het lopende jaar, uit te drukken in enkele dub beltjes. De vaste uitkering van het ziekenfonds voor elke bij een huisarts ingeschreven patiënt, zal met 79 cent per jaar worden verhoogd tot een bedrag van zeven gulden per „ziel". Een lichtpunt is echter, dat de zie kenfondsorganisaties zich nu door eigen deskundigen zullen laten oriën teren omtrent de werkelijke economische situatie van een huisartsen praktijk. Dit houdt enerzijds in, dat het voor de artsen niet ongunstige rapport van de commissie-Van der Ven feitelijk buiten werking wordt gesteld, hetgeen het verlies van een aantal sterke argumenten ten gunste van de artsen betekent. Anderzijds vertrouwen de artsen er stellig op, dat de ziekenfondsen en hun accountants tot ongeveer dezelfde bevindingen zullen komen als de commissie Van der Ven. Met andere woorden: de artsen rekenen erop, dat de ziekenfondsen nu zelf de argumenten zullen gaan vergaren, die de artsen in een vroeger stadium van de onderhandelingsmarathon vergeefs tegen de fondsen hebben uitgespeeld. Het is te hopen, dat er spoed achter de economische verkenning wordt gezet, want het akkoord van gisternacht kan men bezwaarlijk beschou wen als een eindresultaat. Het is veeleer een principiële beslissing om trent de toekomst, waarbij nog verschillende zaken open zijn gelaten. Het Nederlandse parlement zal een minister, die zijn taak onvoldoende aan kan, niet gauw naar huis sturen. Een kabinet komt bij ons na tuurlijk tot stand op basis van een dusdanig verweven complex van afspraken over program, zetelverdeling en personen, dat het als een kaartenhuis ineen pleegt te storten, als aan één van die afspraken ge toornd wordt. Bij deze kabinetsformatie is sterk de gedachte gepropageerd, dat het tus sentijds heengaan van een bewindsman niet langer gevolgen mag heb ben voor het hele kabinet. Wij juichen deze ontwikkeling van harte toe. Hef is onverantwoord, dat een zwakke minister gehandhaafd wordt uit beduchtheid voor de politieke gevolgen van zijn aftreden, zijn aanblijven kan het land meer schade berokkenen dan politiek geharrewar. Deze kwestie speelt overigens niet alleen op ministerieel niveau. Alle gezagsdragers in Nederland hebben iets onaantastbaars. Toch zijn er heel wat gemeenten en provincies aan te wijzen, die sterk aan be stuurskracht zouden winnen, als de colleges van B. en W. en van G.S. minder beoordeeld zouden worden op basis van politieke vriendschap maar meer en dan konsekwent volgens dezelfde normen, welke het bedrijfsleven laat gelden voor zijn topmensen. (Van een onzer redacteuren) BREDA „Als u aan een dodelijke ziekte zou lijden, zou u dan wensen dat de dokter u dat vertelde?" Deze indringende vraag werd aan een grote groep Amerikanen gesteld tij dens een psychologisch onderzoek. Tachtig procent van de ondervraag den zei: „Ja! Ik zou willen weten waar ik aan toe was, hoe hard de waarheid ook zou klinken". Bij hetzelfde onderzoek werd aan een groep artsen gevraagd: „Zou u ervóór zijn om aan een ten dode opgeschreven patiënt de waarheid over zijn toestand mede te delen?" Zeventig procent van de artsen zei: „Neen! Ik zou het verzwijgen". Uit de antwoorden kan blijken, dat althans in Amerika, een meerderheid van de patiënten iets verlangt wat een meerderheid van de artsen niet wenst te verschaffen: zekerheid om trent het levenseinde. Een beetje verbitterd'wordt dan ook in een sociologische verkenning (Glaser en Strauss, Wiedenfeld en Nicholson) geconstateerd: „De arts heeft aan een patiënt die een uiter ste situatie tegemoet gaat, niet meer te bieden dan wat ouwewijvenge- klets". Dit is alles bijeen, een trieste situa tie. Ergens heeft het de schijn dat de arts faalt, juist op het moment dat er van hem een opperste, geeste lijke inspanning wordt verwacht. Waarom Een antwoord op deze vraag is niet eenvoudig. Wij zullen trouwens eerst de uitkomsten van het onderzoek en de bereikte personages moeten rela tiveren. Om te beginnen werid de vraag: „Zou u het willen weten als u ten dode was opgeschreven?", gesteld aan gewone, gezonde mensen van uiteenlopende leeftijden. Zij stonden zó objectief tegenover het probleem (dat ieder mens te zijner tijd als 100 procent subjectief ervaart), dat hun antwoorden alleen daarom al met een korreltje zout genomen mo gen worden. Voor de artsen gold het bezwaar dat zij op de vraag, zoals die gefor muleerd was, onmogelijk een alge meen antwoord konden geven. De dertig procent die voor duidelijkheid was, zelfs in zaken van leven en dood, bedoelde dat het onthullen van iemands hopeloze situatie, voor hen zoiets als een gedragslijn was. Met andere woorden: Zij zouden hun patiënten in het algemeen niet met valse hoop vleien. Maar zij zullen te vens erkennen, dat er uitzonderin gen op die gedragslijn mogelijk zijn. De zeventig proeent „verzwijgende" artsen nam kennelijk de gedragslijn aan, zo min mogelijk mensen van hun illusies te beroven, maar ook zij zullen ongetwijfeld uitzonderin gen op die regel willen maken. Voor zover bekend is het de eerste keer. dat men een (zij het beperkt) onderzoek heeft ingesteld naar de relatie arts-patiënt, op een zo deli caat punt als het sterven. Wie vanuit Nederland de resulta ten van het Amerikaanse onderzoek bekijkt, dient te beseffen dat de gemiddelde Amerikaan anders te genover de dokter staat dan de Ne derlander doet. De arts in de V.S. is in verreweg de meeste gevallen, de bekwame vakman, die in dienst van een hospitaal of kliniek, ziekten be handelt. Men heeft met hem te ma ken zolang men in handen van de inrichting is. Daarna wordt de rela tie verbroken. Voor de Nederlander is de medicus in de eerste plaats zijn gezinsarts. Arts en patiënt trekken als het ware samen op, terwijl zij in Amerika elkaar slechts vluchtig ont moeten. De arts als raadsman, als iemand, die met één been in het sociale werk staat, is een typisch Nederlands fenomeen. Dit is er de vermoedelijke reden van, dat Nederlandse artsen, nog minder dan hun Amerikaanse collega's, in staat rijn om een algemene gedragslijn te bepa len ten aanzien van zoiets belangrijks als het aankondigen van het onherroe pelijke, nabije einde van één hunner pa tiënten. Vraagt men hen ernaar, dan krijgt men antwoorden met oneindige nu ances. Enkele ervan In welk stadium van een ziekte is de arts serieus verplicht, zich te beraden over de vraag: Moet ik mijn patiënt, als hij erom verzoekt, de waarheid vertellen Is dat het stadium waarin een ziek te gediagnostiseerd wordt, die ver klaard ongeneselijk is „Mag ik als arts dan maar zonder meer aanne men dat er, tussen de dag van he den en het uur „U" van mijn pati ent, geen therapie of geneesmiddel zal worden gevonden, dat de ziekte nog genezen zal Vraagt een patiënt: Dokter, wat zijn mijn kansen hoopt hij dan niet in zijn hart, hetgeen heel men selijk is, dat de arts hem van de twijfel die hem pijnigt zal verlossen, door een positief antwoord Zijn mensen in het algemeen ge lukkig met harde waarheden Is het sterven, niet zoiets aller individueelst, dat de taak van bren ger van een jobstijding (gesteld dat een patiënt de waarheid moet ken nen, teneinde te regelen wat nog door hem geregeld kan worden) eer der aan de priester of de intieme vriend, dan aan de arts toekomt (Van een onzer redacteuren) DEN HAAG „Jaren geleden heeft een Oostenrijkse communis tische auteur en dichter, F. Fürnberg, een liedje gemaakt, waarvan het refrein luidde: „Die Partei hat immer recht"Historisch ge sproken kan een communist alleen maar zeggen, dat het juist is. Wie dat ontkent, moet de partij maar zo snel mogelijk verlaten". Deze woorden richt F. Baruch tot zijn vroegere partijgenoten. Genoemd re freintje „de partij heeft altijd gelijk" is echter allesbehalve een be lijdenis in zijn mond. Het is een beschuldiging. Baruch richt deze beschuldiging aan het adres van de Communistische Par tij Nederland. De partij die hem in 1964 schorste uit haar dagelijks be stuur, hem vorig jaar royeerde en het jaar daarvoor ontsloeg als re dacteur van haar orgaan De Waar heid, van welke krant hij jarenlang zelf hoofdredacteur is geweest. Geen wonder, zal men zeggen, dat een man als Baruch beschuldigingen gaat rondslingeren. Er zelfs een heel boek aan wijdt: „Links af/naar rechts." Een boek waarin de CPN wordt afge schilderd als sectarisch onserieus en stuurloos, waarin gelijkhebber ij, per soonsverheerlijking, tweeslachtigheid en dadenloosheid de CPN worden aangemeten. Toch, Baruch is niet de verongelijkte jongen, die terugscheldt, Baruch is in „Links af/naar rechts" zelfs amper de man die zich recht vaardigt. Baruch wil waarschuwen: „In elk geval heb ik moeite gedaan, wat degelijk voedsel voor twijfel te verschaffen." Baruch, ex-topman in de partij, ver schaft voedsel voor twijfel aan zijn vroegere kameraden. Wij „koesteren bewondering" voor hen, schrijft hij. Maar„stuurloos drijven ze achter een stuurloze groep wereldvreemde, beginselloze en rancuneuze leiders aan." De stakkers, vindt Baruch, slikken alles, „want de eenheid van de partij staat voorop". Een gevolg hiervan is: het gelijk van de partij staat voorop. En dat wil zeggen: het gelijk van Paul de Groot staat voorop. Baruch in hoofdstuk twee: „Gedurende dertig jaar heeft P. de Groot in de CPN zulk een overheersende rol gespeeld, dat de partij meer en meer met hem geïden tificeerd werd; niet alleen door de po litieke tegenstanders van de CPN, maar ook door de leden zelf. Groot komt te voorschijn sis de grote obsessie van Baruch. Deze laatste zojuist door de partyleiding aan de dyk gezet zegt: „De Groot is menhangt, vertelt hij op dezelfde blad zijde: „De geest van de 'persoonsver- de partijleiding." En wat hiermee sa ri eerlij king' yiert nog steeds hoogtij in de CPN-leiding. Het is alsof men zich in de ergste tijden van de Stalinperiode bevindt. Men kan het ook", gaat hij verder en hier raken we het grote Waarom? van Baruchs beschuldigende waarschuwing „Men kan het ook een voor-afschaduwing van de 'pro letarische revolutie' in China noemen. Het grote Waarom? Iedereen weet onderhand wel van het conflict Mos kouPeking af, een conflict dat het wereldcommunisme van vandaag danig parten speelt. Velen weten ook nog wel dat het hierbij gaat om twee ver uiteenlopende opvattingen over de weg die het communisme in haar verove ringstocht over de wereld moet gaan. Simpelweg aangeduid: China, d.w.z. Mao Tse Toeng ziet geweld als een geoorloofd en noodzakelijk middel, Moskou zoekt vreedzame wegen. De geïnteresseerde krantenlezer kan bo vendien nog weten dat de Communis tische Partij Nederland de laatste ja ren steeds sterker met de Chinese visie sympathiseert. Baruch valt in zijn boek de CPN, respectievelijk Paul de Groot, uitein delijk hierop aan, op deze ommezwaai van Moskou naar Peking. Hij zeft houdt het, inderdaad, op Moskou. Maar het conflict gaat dieper. De ^'«beschuldigingen aan h*t adres van de CPN in Baruchs boek culmineert in deze ene grote aanklacht: de CPN is geen communistische partij meer. Degenen die denken dat het in het j conflict gaait om een keuze tussen de twee machten Moskou en Peking zien het volgens Baruch totaal verkeerd' Voor de „echte" communist valt er niets te kiezen, de „echte" communist volgt de leiders in Moskou en niemand an ders. En de CPN dan? „Er bestaat hier alleen nog een groepering, die de gril lige, voluntaristische leken-ideeën van De Groot als Marxisme beschouwt". ?arte.'. hat immer recht". Heeft "^altijd gelijk In het verleden, ja: „Historisch gesproken kan een commu nist alleen maar zeggen dat het juist is zegt Baruch zelf Maar nu heeft Baruch gelijk en de partij ongelijk, en wel „historisch gesproken ongelijk". En bedoelt Baruch mat deze cryptische taai niet, dat de partij haar verleden, haar historie verloochent? En wie dan begrijpt, hoe enorm belangrijk ja, fun damenteel de „historie" in de commu nistische ideologie is, beseft tegelijk hoe sterk de CPN nu, in de ogen van Baruch, ongelijk heeft. ?eefi- hiJ als re,medie, wje ont- heef! VlnA dat de Partii ongelijk rhofo„„„a,ï> klezen: de partij verlaten tnetgeen Baruch onvrijwillig deed) of ?v,JWerillg van de groep-De W««T?ÏÏJnaftreven"- En wat dat de foi t 62-jarige Baruch bereid df» van Moskou te worden, die er m Nederland rondloopt. Links af/naar rechts door F. Baruch. uitg. Kruseman - Den tiCLdg, Er zyn gevallen waarin „veelzeggend zwijgen" geboden is. De conclusie komt dan, geleidelik, in de patiënt en in zijn omgeving op. Onduidelijkheid rijpt tot zekerheid. Tenslotte zal de arts dan de man zijn, of (op zijn informatie) de priester, om dat waarop men reeds langzaam is voorbereid, te bevestigen. Maar hoe het ook gaat, het zijn de zwaarste ogenblikken die je in je be roep meemaakt. Het aantal artsen dat wij naai hun oordeel over dit, ook voor hen moeilijkste probleem voegen was te klein om ook maar in het geringste opzicht van een „enquête" te kun nen spreken. Wel wagen wij de voor zichtige conclusie, dat het motto ,,de volle waarheid en niets dan de waarheid", in Amerika (gegeven de overigens aanvechtbare statistiek die wij in de aanhef noemden) belang rijk meer aanhangers heeft dan bij ons het geval is. Wij betwijfelen dan ook of er in Nederland veel artsen te vinden zijn, die het verschaffen van zekerheid aan een ongeneselijk zieke, als alge mene gedragslijn huldigt. Maar eveneens betwijfelen wij of er artsen zijn, die zonder voorbehoud kiezen voor het troostende smoesje, de vaak afschuwelijke komedie die rond de persoon van een ongenese lijk zieke wordt opgevoerd. De door ons gevraagde artsen zeiden: „Wij behandelen mensen. En bij een zo funidamenteel-menselijke zaak als het naderen van de dood, of die nu in het verschiet ligt of pal voor de deur staat, bekijken wij de mens dig niet met een kluitje in het riet sturen. Zij weten hoe zij ervoor staan. Daartegenover zijn er ande- Sommige mensen laten zich eenvou- ren, die zeker denken te weten dat zij aan een dodelijke ziekte lijden, doch die in feite nog een lang leven voor de boeg hebben. Zulke neer slachtige naturen moet men als arts liet dwangidee dat zij ten dode zijn opgeschreven, uit het hoofd praten Geen enkel geval is gelijk aan het andere. Uit 'de antwoorden blijkt de grote reserve die de ondervraagde artsen ten aanzien van ons probleem aan de dag leggen. Zij vonden het per centage Amerikaanse artsen dat „voor de draad met de waarheid" als gedragslijn huldigt, bijzonder hoog. Waaraan dankt men dit hoge percen tage Het kan haast niet anders, of men moet de oorzaak zoeken in de meer zakelijke ingestelde Amerikaanse manier van leven. Hoezeer men in de V.S. de dood ook verheimelijkt, tegelijkertijd schijnt men nuchter en praktisch genoeg te zijn, om in te zien dat elke mens wiens einide na dert, nog veel te doen kan hebben. Hij laat een belangrijke onderne ming na; hij zou zijn liefste wensen nog in vervulling willen zien gaan hij wil zich verzoenen met degenen die anders in wrok zouden achter blijven. Kortom: Het sterven kan zelfs nóg in het teken van activiteit zijn. In een artikel in „The Obser ver" worden daar voorbeelden van gegeven. Iemand die onherroepelijk zeker is van zijn einde, maakt nog een lange zeereis. Een ander brengt een laatste bezoek aan een familie lid in Australië. Sommigen gebruiken de hen nog toegemeten tijd om een gelukkig familieleven op te bouwen, een verwoest huwelijk te herstellen. Maar verreweg de meesten gebrul ken de tijd die hen nog rest, om zich mentaal op het sterven voor te be reiden. Zij zoeken soms de hulp van psychiaters. Zij overtuigen zich er van, dat zij niet in eenzaamheid zul len sterven en proberen hun vrees voor het proces van het sterven enigszins te bedwingen. moeten „ontdooien", zodra er een midldel of een operatietechniek ge vonden was, die genezing van zijn ziekte mogelijk maakte. Het experi ment is mislukt. De geleerde heeft zijn poging om een natuurlijke dood te overleven, met de dood moeten be. kopen. -Het experiment toont aan, hoe hartstochtelijk ide mens aan het 'leven kan hangen. In een Noordhollandse stad ver neemt een jonge priester van zijn dokter dat hij aan kanker zal ster ven. Hij heeft nog hoogstens een j aar te leven. Hij besteedt dit laatste jaar om een „apostolaat van de sterven den" op te bouwen. Hij bezoekt al len, gelovig of niet, die evenais hij ten dode zijn opgeschreven. In zijn dagboek schrijft hij, kort voor zijn dood: Er moeten mensen zijn die ons leren leven. Maar wie heeft ons ooit geleerd om te sterven?" Zijn handelwijze maakt duidelijk tot welke geestelijke hoogten een mens kan stijgen, als hij in het sterven een levensopgave weet te zien. TOM KOOPMAN In de kraamafdelingen van Israëls ziekenhuizen doet dit verhaal de ron de: Een flinke boreling maakte het feit, dat hy springlevend was, niet zoals gebruikelijk is bekend door te krijten maar door te lachen. Hy laehte maar en lachte maar, en toen hy maar niet ophield werden er nog een paar dokters bijgehaald om na te gaan wat er aan de hand was. Zij constateerden dat de baby een van zijn vuistjes styf dicht geklemd hield. Een hunner plukte behoedzaam de vingertjes uiteen, en wat zat er in de hand van het lachebekje? De Pil. De Groene Amsterdammer Toen onze Piet een Pietje was. (Weemoedig kabinets versje) De Groene Amsterdammer „Met die duikbootkapitein kan het Schip van Staat in ieder geval lang onder water blijven. Wnbbe, Vrij Nederland Beatrijs, het enige blad met beat er in. Volkskrant „Mtnt-rokken rijn net zo erg sla nens- peu teren". Een rentenier ln de Haagse Post. Minister-president Zijlstra beeft laten weten, dat als de olie van de Torrey Canyon onze kust be reikt, de staat niet aan de be strijding zal deelnemen. Deze wordt volledig aan de oliemaat schappijen overgelaten. Vrij Nederland „Dat ls de kleine man. die hele kleine man met aril confesslepakkle an". De zetter VN Wijs (muller) wordt er niet wij- zei van. Brabants Nieuwsblad In Belgrado werd in een „kunsthuis" op de eerste verdieping een tentoonstelling geopend, en gelijkvloers trof ik in een soort grote leeszaal aan lange rek ken langs de wanden honderden in ternationale kranten en (meest) lite raire tijdschriften aan. Ik heb net zolang gezocht tot ik alle Nederlandse druk werken had opgespoord. Het waren er twee, te weten „Politiek en Cultuur (Een uitgave van de CPN) en „Groei en Bloei" (het orgaan van de Konink lijke Nederlandse Maatschappij voor Tuinbouw en Plantenkunde). Hopper, Volkskrant Eén man vertelt het ontroerende verhaal over zijn ouders, die gingen sterven en dit tijdig wisten. ..Ik zat aan hun bed, streelde hun handen en hun haar. Het was alsof de cirkel van mijn en hun leven zich sloot, alsof ik de antipode van mijn eigen geboorte beleefde". Een vrouw, intussen gestorven, sprak met haar man regelmatig over de dood, totdat dit denkbeeld, dank zij het liefdevolle inzicht van de man, zijn verschrikking verloren had. Psychiaters vertellen hoe ge zinstrauma's werden opgelost in de periode tussen doodstijding en ster ven. „Sommige karakters zijn on herstelbaar verwoest omdat een kind, dat zijn broertje haatte, meen de dat het de dood van dit broertje aan zichzelf moest wijten. Anderen verkopimeren geestelijk, omdat de liefde van hun omgeving uitgaat naar een dode, wiens eigenschappen geïdealiseerd werden. Dit zou voor komen zijn als men de komenide dood als realiteit had leren aanvaar den". De mens bezit boven het dier, dat met de dood in zijn stervensuur ken nis maakt, de pijnigende eigenschap, dat hij al denkt aan sterven, terwijl hij nog in de bloei van zijn leven is. Is dit een straf, een zwaar vonnis dat op de mens rust, of is het een zegen Dit zijn vragen waarover men ein deloos kan denken, zonder het ant woord te vinden. Welke uitersten er denkbaar zijn, bewijzen de twee vol gende voorbeelden In de V.S. heeft onlangs een psy choloog, die op het punt stond aan kanker te sterven, zijn lichaam juist voor het moment waarop de dood zou intreden in vloeibare helium (bijna op het absolute nul punt) laten dompelen. Hij hoopte dat zijn levensprocessen evenals het ziekteproces geheel stil zouden ko men te liggen. Hij zou slechts schijn dood zijn. Zijn collega's zouden hem Ur gaat geen dag voorbij of ik verbaas mij over de reclame', daarom zeur ik er natuurlijk ook zo dikwijls over. Nergens ter we reld worden door zo uitgekookte jongens zo domme dingen met zo grote nadruk aan zoveel mensen tegelijk verkondigd. Of is het soms niet dom te denken dat ie dereen merk X gaat gebruiken, als je maar voortdurend uitroept dat mensen van deze tijd merk X ge bruiken? En nu lijkt het misschien slimmer dan het is- op iemands domheid te speculeren, zodat via een simpele redenering een flink stuk van die domheid weer op re kening te schrijven zou zijn van het gewiekste reclame-volkje. Mij lijkt dat zo'n tegenbeweging nodig en nuttig is, om er niet helemaal onderdoor te gaan. Het is, om een ander voorbeeld te noemen, dood eenvoudig dom om te veronder stellen, dat mensen nog zo dom zijn roest en vuil als een klein duiveltje voor te stellen of zich de reinigende werking van een was middel te denken in de gedaante van een vlekkenbestrijdende rid der in een kikvorsmanachtige uit rusting. De afstotende werking van zo'n advertentie, is misschien on eindig veel gróter dan de werf kracht, maar, zo wordt er blijk baar geredeneerd, het publiek ont houdt intussen de naam van het in de natuur zo verheerlijkt wordt, steunt intussen niet alleen op vi sioenen van prachtig aangelegde parken en helder vruchtensap, maar in veel hogere mate op een kwaad geweten b.v. tegenover een veel primitiever en ongecompli ceerder verleden. Wie natuurzui vere roomboter, natuurlijke vetten, puur-natuurlijke jams en tintel- frisse sappen, natuurblanke peper munten, natuurgerijpte tabakken of natuurfrisse yoghurt aanprijst speculeert op een goedkoop heim wee naar de tijd, waarin alleen de allersterksten aan de verstikkende greep van die natuur konden ont snappen en in leven blijven. Zelf is hij dan ook verstandig genoeg zijn handen ver te houden van die natuur. Laat hem maar eens de bossen ingaan en daar één hapje pure natuur tot zich nemen: de kans dat hij het niet overleeft is niet zo gering, want er zijn ook natuurzuivere en zondoorstoofde vergiften in overvloed. J^ortom: de natuur is absoluut niet zuiver en heeft met zui verheid niets te maken. Zuiverheid is een technisch product, op de na tuur veroverd. En wat als het na tuurlijke product wordt aangepre zen, is juist inzoverre het een na tuurlijke product is, geen product van de natuur,' maar van de tech- product en als men voor de keuze staat, dan zal men het „bekende" merk kiezen en nauwelijks meer weten hoe die bekendheid ont staan is. Dat is in reclame-kringen waarschijnlijk al een bekend pro cédé, ik weet het niet. Maar wel geloof ik dat er in de afgelopen jaren al kilo's goud aan de man gebracht zijn, omdat menigeen de kriebels krijgt als hij weer eens hoort, dat goud „zo blij" maakt. Qnuitroeibaar is ook de neiging om de „natuur" wat dat ook moge zijn als een toppunt van zuiverheid en gezondheid te hanteren. Die neiging stamt waar schijnlijk uit de romantiek, toen de verheerlijking van de natuur ly rischer vormen ging aannemen naar gelang de mensen meer kunst matig gingen leven. Kort gezegd komt het hierop neer: de natuur is zo zuiver omdat wij er zo ver van af staan. Onze antiseptische levens wijze is precies die afstand van de natuur, de bron van alle vuilig heid, het eindeloze rijk van schim mel en verrotting, de grote be dreiging yan het menselijk leven. Elk stukje menselijk leven moet op de natuur veroverd worden, en als we die beroemde natuur een paar jaar haar gang zouden laten gaan, kwamen we met ons hoofd niet meer boven de viezerigheid uit. De romantische reclame, waar- niek. De natuur is dat, waar de techniek nog geen greep op heeft, wat zich voorlopig aan de mense lijke macht onttrekt en waar hij dus uit veiligheidsoverwegingen alleen al zijn handen af houdt. Dat waar we mee kunnen werken is niet meer de natuur, maar een stuk cultuur, inclusief het voedsel. Het is dan ook begrijpelijk, dat ge avanceerde moralisten en theolo gen er tegenwoordig voor terug schrikken over „natuurwetten" te spreken en de mensen aansprake lijk te stellen voor de naleving daarvan. Een natuurwet is dat waaraan de natuur zich blijkbaar houdt b.v. het scheppen van een kolossale hoop rotzooi; het is niet iets waar een mens zich aan moet houden. Mensen hebben menselijke wetten. Als ethisch begrip is „na tuurwet" niet geschikt en het ver oudert dan ook snel. Des te ver wonderlijker is het dat de reclame die zo haar best doet bij de tijd te zijn en zo ongegeneerd haar boodschap richt tot „mensen van deze tijd'telkens weer met die natuur en haar zuiverheid op de proppen komt. Vroeger werd er wei eens gezegd dat theologen en moralisten lepe lieden waren, die erop uit waren de mensen dom te houden. Het begint er nu op te lijken dat die enorm gisse jongens van de reclame deze taak gaan overnemen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 17