P K K 0 TAPIO WIRKKALA bezieler van gebruiksvoorwerpen SARTRE: wiellengte achter «y /IJ OOK NIET u u VESTDIJK: een tè slappe huisbewaarder DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 1 APRIL 1967 1» tv e schilder Jacques van der 1 Heyden uit Den Bosch f J signeert zijn schilderijen niet. Hij voelt zich name lijk niet de maker van zijn pro- iluktenmaar de ontvanger. Voor dit ontvangen wil hij weer opnieuw ontvangen. Tenslotte geeft hij de plaatjes uit zijn poesiealbum, de spiegeltjes, de tubetjes plakaat, en het linnen niet voor niets iveg. Hij moet ook leven. En Tegenbosch, die rond deze „Kosmische maker" een gedogmatiseerde mystiek aaneen- breide in een catalogus, zal er ook wel voor betaald willen worden. Die catalogus is voor de mensen, die zover zijn dat ze het cijfer 4 kosmisch kunnen doortrekken en dan in het Van Abbemuseum te Eindhoven gaan kijken naar een expositie vol pretenties als lucht ballonnen. Als ie niet anonyme vader van de anonyme Van der Heyden plast en hij het niet kan helpen zal dat mij een zorg zijn. Ik snap niet goed waarom dat den volke kond moet worden gedaan in een mu seum en Tegenbosch dat quasi- wetenschappelijk moet verant woorden. Nee, kom nou, geen aan stoot aan het „vieze" plaatje, maar ik vond het teel een aardig voor beeld om te illustreren, dat ik er geen barst van snap. Dat zal dan wel zo zijn en kunnen de ingewij den zich verkneukelen over dit domme geschrijf. Van der Heyden heeft een merk waardige zeef, waarin de grote korrels van zijn waarnemings patroon blijven hangen. Maar goed. De vraag is of deze korrelsbelangrijk genoeg zijn om die in een lijstje te zetten. (Geordend volgens eigen opvatting over „orde"). Daar komt dan bij dat zijn „schilderijen" zoveel bege leidende tekst nodig hebben om begrepen of desnoods ervaren te worden. De niet-mystleke be schouwer zal hoogstens bij een wit vlak in lijst denken: ,,Ha de lijst is klaar; we zullen eens beginnen" Het leeg blijven van een vlak is wel een cxistentieU ervaring, maar door haar vast te leggen wordt zij gedogmatiseerd; zeker wanneer zij uit naam van een „god" gepre senteerd wordt. Om over het be staan van het „puur artistieke" dan nog maar te zwijgen Bij Van der Heyden, die „het per soonlijke wil uitschakelen", wordt de zaak uit het ovtstaansverband gerukt en is luist 'daardoor niet meer dan alleen maar zwart-icit. En als hij zegt: „Ik wil het beeld niet bederven" dan riekt dit m.i. naar een minderwaardigheidscom plex. Enfin, er zou nog Veel re zeggen ztjn over het begrip „Kos misch denken" dat bij deze acaaa- bra gehanteerd wordt. Ik heb er gewoon geen zin m. Teveel eer. Als Van der Heyden zijn spelletjes wil spelen of met Tegenbosch wil reneren; best. Maar doe dat op een andere manierNu zie fe mensen In het Van Abbe lopen, waarbij de vraagtekens van het gezicht drui pen en dan als er anderen in de buurt komen snobistisch ver zuchten; Fijn hè Dat kan tot en met 23 april. H.E. Rectificatie: Op deze pagina werd vorige week zaterdag in de bespre king van de tentoonstelling Artypo gezegd: „Dat wil zeggen, dat de „normale" typografie van krant, boek, gelegenheidsgrafiek e.d. geen kunst kan zijn" Dat is natuurlijk on zin. Er moest staan. „Dat wil niet 2esgen, datetc. Een zetfout. Taplo Wirkkala (46) is een per soonlijkheid met zoveel onder scheiden artistie ke talenten, dat hij alle definities trotseert. Een voorbeeld: zijn zeven Grand Prix en zijn gouden medaille van de Milanese Triën nale heeft hij gewonnen in vijf verschillende af delingen: lichte bekleding, kunst glaswerk, beeld houwen, hout bewerking en ten- toonstellings planning. Hij heeft bijzonder mooie werken ge. creeërd in zilver en porceleln. Hij behaalde eerste en tweede prijzen tn het ontwerp van nieuwe bank biljetten. Hem werd de Lunntng Prize toegekend als beste ontwer per van de Scan dinavische lan- aen. Voor een Fin zijn zijn donkere- haren en gebruinde tint vrij ongewoon. Hij zat ontspan nen in zijn gemakkelijke stoel van zijn atelier, en herhaalde diep- na denkend onze vraag: „Is er een verklaring voor de originaliteit in het Finse ontwerp?" Hij is een verstokt pijproker. Hij vult de grote kop zorgvuldig met tabak, en let er op dat zijn pijp goed brandt, vóór hij antwoord geeft. „Daar zijn natuurlijk veel factoren voor, zegt hij. Maar de voornaamste is toch wel de oude Finse vaardigheid in handenar beid. De Finse boeren hebben door de jaren heen zeer fraaie dingen ge maakt in hout, dit vooral dank zij een typisch Fins werktuig: de puukko - een speciaal soort mes. Daarmee kan je een stuk afwerken tot in de kleinste details. Maar, om dat het een smal werktuig is, is het niet geschikt om er een bepaalde vorm mee uit te hakken. Je bent dus verplicht de struktuur van het hout te volgen. Met de puukko kan je geen onnatuurlijke dingen maken. En zo komt het dat de Finnen met hun puukko in de loop der eeuwen een eenvoudige en natuurlijke zin voor stijl en vorm ontwikkeld hebben. En daar ligt volgens mij de voornaam ste reden voor de orginaliteit van het moderne Finse design. Wirkkala legt zijn pijp neer op het tafeltje naast zijn stoel. En die tafel is wel het mooiste voor beeld voor wat hij gezegd had over een natuurlijk design. Het blad ls uitgesneden m discusvorm uit een dikke boomstam, ongeveer een meter in doorsnee. De tekening van het hout aan de oppervlakte vormt een bij zonder fraaie tekening, het mooiste mozaïek dat <je je kunt voorstellen. Het Finse ontwerp werd na de oor log bijzonder gul onthaald in het buitenland. Misschien wet het meest in de landen, met de oudste bescha vingen die alle mogelijke antieke stijlen ontwikkeld hebben, maar nau welijks enig modern design beproefd hadden. Wirkkala meent, dat de doorbraak van de Finse designers onder andere ook het gevolg is van de schaarse jaren na de oorlog. Er waren bijna geen buitenlandse grondstoffen voor radig in Finland, en, wat wel van het meeste belang is: er was geen enkel contact met buitenlandse stijl invloeden. Vandaar dat de Finnen hun puukko's moesten hanteren en model len van oude vaardigheid bruikbaar moesten maken voor industriële pro- duktie. In dit designwerk, begon de vorm zelf de creatieve ideeën in te palmen. Zowel voor de planning van nut tige voorwerpen als voor het ontwerpen van kunstvoorwerpen heeft Tapio Wirkkala een diep, persoonlijk gevoel. Zijn persoonlijke „touch" ls terug te vinden zowel in de vorm van televisietoestellen, en ijskasten, als in abstracte creaties in glas en hout. Hij legt de nadruk op de be langrijkheid van de vorm van ge bruiksvoorwerpen. Het kan dan zijn/dat de prijs dan een beetje boven het gemiddelde komt te liggen, maar dan loont het zeker nog de moeite de mensen ermee in contact te brengen. Volgens Wirkkala is het moderne design bijna universeel geworden, om dat er met de internationale contacten die er nu zijn, geen „copyrights" be staan op het design. Dit stelt de ont werper natuurlijk voor een nieuw pro bleem: moet hij ziich beperken tot zijn eigen milieu, of moet hij buitenlandse indrukken in zijn produktie verwer ken? yV'irkkala: „Ikzelf ontvlucht ge- W maniereerdheid zoveel mogelijk wanneer ik op een ander ontwerp overstap. Het vraagt een immense Inspanning en een nieuwe start, tel kens opnieuw. Maar enkel op die manier kan er iets werkelijk nieuw» gecreeërd worden". F.A. Het gezond verstand is het best verdeeld op deze wereld of precies te zijn Le bon sens est la chose du monde la mieux partages Zo- begint Des cartes zijn tractaa1 dat hij het „Dis cours de la methode" noemde. Zijn methodische twijfel, waar bij hij de twijfel gebruikt als mid del om de waarheid te vinden is bruikbaar en wordt nog steeds ge bruikt. Descartes, zoals het in de handboeken staat, heeft het idea lisme, het positieve en zelfs het existentialisme voorbereid. Jean-Paul Sartre steunt, naar eigen getuigens, op het je pense, done je suis', (ik denk. dus ik besta), waar toe Descartes in het vierde korte ge deelte van zijn Discours de La me thode komt en Ludwig Wittgenstein, die op het ogenblik in de mode naar voren treedt, is de methodische twij fel niet vreemd. Tean-Paul Sartre, die het 'ik denk, dus ik besta' overnam en dan vaststelde dat het bestaan bij de mens voorafgaat aan het ontwerp, dat wil zeggen dat de mens zichzelf maakt, dat hij wordt door wat hij doet, is, vergeleken bij Descartes een veel groter verzinner. Wie zich ooit aan die dikke pil L'être et le néant gewaagd heeft, weet dat. Hij weet dat in de filosofie de fantasie een veel groter aandeel heeft dan de filosofen tenminste wat hun eigen werk betreft me nen. Dat wil nret zeggen, dat men daarom van hen of de filosofie niets zou kunnen leren. Het tegendeel is waar. In L'être et le néant staat heel veel dat zeer wijs en zeer waar is. Er zullen maar betrekkelijk weinig mensen zijn die L'être et le néant lazen, maar wel hebben er veel men sen l'Existentialisme est un Huma nisme gelezen, dat onder de titel Over het Existentialisme in een goe de vertaling zo juist uitkwam als een Wit Beertje bij Bruna en Zoon te Utrecht. Men kan daar in heel een voudige bewoordingen Jean-Paul Sartre zijn existentialisme zien ver dedigen tegen de aanvallen die zijn filosofie te verduren had. Sommige dier aanvallen vindt men in het tweede gedeelte van het boekje "uitgedrukt door zijn aanvallers. Wie over Sartre en zijn aanvallers nader wil worden ingelicht, kan terecht bij de kleine monografie, die dr. L. W. Nauta in de serie wijsgerige mono grafieën van Het Wereldvenster te Baarn publiceerde. Nauta verdedigt Sartre terecht tegen verschillende van die aanvallen, die soms absurd en meestal sterk emotioneel geladen zijn. Schelden is iets dat bij filosofen meer voorkomt dan men zou ver moeden bij mensen die van het ge zond verstand uitgaan. Plato kon het al en Nietzsche en Schopenhauer waren er matadors in Maar Nauta doet meer dan ver dedigen alleen, hij vereenvoudigt, maar niet te veel, hij bewondert te recht, maar hij gaat ook kritisch te werk, hij heeft er oog voor wanneer Sartre aan het verzinnen gaat. Daar om is zijn werkje, dat zich rustig rekenschap geeft verhelderend. Cartre is uit de mode geraakt, zoals men weet. Hij is nog wel een beetje in de mode maar bij het soort mensen dat net een wiellengte ach ter is bij wat juist op dit ogenblik in is. Zijn werk is door de mode na tuurlijk hevig vervormd. Dat is altijd het geval in de mode. De mode over drijft enkeleuiterlijkheden tot in het absurde en laat waar het om gaat meestal ontwapenend naïef terzijde. Wie de literatuur, speciaal de poë zie, volgt, weet dat we de hevig heden, de eenzaamheden van het existentialisme al gepasseerd zijn. We zijn terecht gekomen in de nuchtere constateringen van het werk van de internationale avant-garde oftewel de nieuwe stijl. u Iemand die daar mee te maken zou kunnen hebben of kunnen krijgen is een heel ander man dan Jean-Paul Sarlre. Namelijk Ludwig Wittgen stein. Willem Frederik Hermans wijst daar op in zijn geschrift Wittgenstein in de mode, dat zo juist bij de Bezige Bij te Amsterdam verscheen. Voor jaar 1966 exposeerde het Stedelijk Museum te Amsterdam een reeks van dertien serigrafieën, As is when, door Eduardo Paolozzi. In deze enigs zins collegeachtige platen waren vol- zinnen van Wittgenstein verwerkt. En al in 1958 publiceerde Ires Mur doch een roman, waarin Wittgen stein al personnage optreedt. Tris Murdoch heeft een boek geschre ven over Sartre die ze een roman tisch rationalist noemde, wat nog zo gek niet is. Tot Wittgenstein voelt ze zich waarschijnlijk - aangetrokken om dezelfde reden als professor dr. C. A. van Peursen en dr. H. G. Hubbe- ling, die beiden een kleine mono grafie over Wittgenstein schreven. Men kan zich daarin vergissen, maar Ires Murdoch houdt van mystiek evenals, volgens Hermans, de Neder landse auteurs. Deze willen volgens Hermans het werk van Wittgenstein voor hun the ologisch gerichte filosofie gebruiken en daar verzet Hermans zich tegen. Hij kon daar wel eens gelijk in heb ben. Ludwig Wittgenstein, die In Wenen geboren werd en die in Engeland studeerde onder Bertrand Russell, veegt namelijk vrijwel alle meta fysische en theologische problemen als zinledig van de kaart. Men kan volgens hem alleen spreken over wat de positieve wetenschap tot onder werp heeft, over feiten, bestanddelen van een Sachverhalt. Alle gedachten samen, geven een beeld van de wereld. „Wat gezegd kan worden", meent Wittgenstein, „kan duidelijk gezegd worden, en waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen." Over de metafysische en theologische problemen kan men volgens Wittgenstein niet zinnigs zeggen, zij maken namelijk niet het onderwerp uit van de positieve we tenschap. Filosofie is bij hem kritiek van de taal. Nu ontkent Wittgenstein niet dat hetgene waar men niet zinnig over spreken kan, niet bestaat. „Er is wel iswaar iets onuitsprekelijks. Dit toont zich. Het is het mystieke." Hierop concentreren zich Peursen zowel als Hubbeling, maar als men de celd- zame uitspraken van Wittgenstein \over God nagaat, ziet men dat zijn opvatting van het mystieke grondig verschilt van de meer gebruikelijke. YjTfttgenstein is al in de mode en hij zal er nog meer in komen, de vervormingen zullen zich wel to nen en ze zullen, als altijd vermake lijk zijn. Wittgenstein zou ze zelf ook vermakelijk vinden. Hij was een merkwaardig man. Fi losofie was zijn hobby. Hij hield er van. Toen men hem in het ziekenhuis kwam vertellen, dat hij op het punt stond te sterven aan zijn prostaat kanker, zei hij: „Good", en zijn laat ste woorden luidden: „Teil them I've had a wonderful life". Jos Paiihuijsen Dat Vestdijk kan schrijven weet hij waarschijnlijk zelf nog be ter dan zijn lezers. De vraag is of deze wetenschap alleen voldoende aanleiding is om dan maar weer een boek te schrij ven. Vestdijk weet met zijn pen te tekenen en situaties te schilde ren. Maar met zijn nieuwe „Een huisbewaarder" (De Bezige Bij, Amsterdam) is het sop de kool niet waard. Het is echter goed mo gelijk dat hij niet meer gepreten deerd heeft dan het schrijven van op zijn zachtst gezegd een verstrooiingsroman overgoten door een psychologisch kleddersausje. De hulsbewaarder is een student medicijnen, die de dubbelvilla van Louis Bijtel (inclusief vrouw Jikke, zoontje Derkje, kater Thomas en hond Joy) moet bewaken. De mislukte vio list en jurist bij een margarine-con cern Bijtel gaai op medisch advies naar de wintersport. Dit gegeven is de aanleiding tot het ontrafelen via de brein van Aadje Oosthoek als huisbewaarder Van het geheim „LOU'S" Waarom liet hij dit dub- belhuis bouwen? Hij zegt dat de in- hraak bij majoor Bruinhorst, rij-in- structeur van zijn vrouw, hem bang heeft gemaakt. "j\Ta een traag begin ontwikkelt 'le! boek zich tot een soort de- tective, waarin allerlei „psycholo gische draden elkaar kruisen. Aadje schijnt daarin de detective; maar ver der dan schijn komt het niet. 'Intus sen werkt hij nog een artistiekeling hl' dienstmeisje (Vestdijk- specialite) af. En niet te vergeten om a.n?^!'e pagina gebruikt hij de vaste wastafel ais waterplaats (een wat geforceerd „engagement"). Op het 2!Bn het verhaal verneemt Aadje \an Awaantje, een excentrieke vrien- ,v?n Jikke, de ware oorzaak van oe dubbele woning. Louis wilde Jik- j 9UW bewijzen. De majoor was de boosdoener. Deze dure en vreemdsoortig ingewikkelde procedu re, die Bijtel gevolgd heeft, komt op rekening van Louis karakter: een'ach terdochtige en op het hysterische af jalourse echtgenoot. Zijn verleden wordt uit de doeken gedaan om dil enigszins aannemelijk te maken. Men kan met de gewrongen con structie van een detective vrede hebben, wanneer de figuren daarin waar worden genhaakt. Maar dit is niet het geval. Het is allemaal zo gladjes en weinig overtuigend de losse puntige gezegdes en medische termen ten spijt. dat zelfs een ra tionaliteit van Vestdijk hier blijkt verstek te hebben laten gaan. Zijn in spiratie bij Victor Slingeland, 'waar aan Louis Bijtel herinneringen op roept, is ongetwijfeld groter geweest. Eerlijk gezegd was dit boek Vest- dijks kwaliteiten overwegend. niet nodig 'geweest. Maar het is reen ge makkelijk. niet steeds eVen boei end te lezen boek voor hen, die geen al te hoge eisen stellen. Een goed geschreven vertelling voor in een luie stoel, wanneer men niet teveel aan zijn hoofd wil hebben. H.E. Sanne Sannes 4- 24.3.'67 staat er onder een prachtig vrouwenportret in de hal van het Arnhems gemeentemuseum. Het zou er gehangen hebben zonder de nadrukkelijke vermelding van deze datum. Sanne Sannes is, zoals he kend, vorige week verongelukt, daags voor de opening van deze expositie. Ongewild is ze. nu een hommage aan een deze internationaal befaamde Ne derlandse fotograaf, die eens zei: „Ik geloof niet in fotografie". Wat hij daarmee bedoelde wordt duidelijk bij het bezien van zijn werkstukken. De tentoonstelling kan niet volledig representatief heten voor de veelzijdigheid van Saime's experimenteerlust, maar geeft toch een indrukwekkend beeld van zijn vakmanschap en beeldend vermogen; zijn wonderlijke vermeni- ging van keihard realisme en romantiek. „Ik kies onderwerpen, die te ma ken hebben met menselijke emoties. Omdat ik helemaal op de mens uit hen kies ik dus geëmotioneerde momenten. Dat is het schokpunt", heeft hij ge zegd. „Erotiek is het gezichtsveld waar alle menselijke emoties in zijn onder te brengen, waarbij de mens zich bewust wordt van iets haast instinktief, 't spel". De verschillende grote vrouwenportretten op deze expositie zijn een pliysiognomie van onsteltenis, vreugde, droom, afkeer, schrik, liefde in een dikwijls spekend korreleffect. Prachtige composities, maar méér dan pren ten. Verstolde levens. Sanne Sannes werd 19 maart '37 geboren. Hij had onder meer exposities te Amsterdam (Stedelijk) en New York. In de Amerikaanse vakpers kon men zijn naam en werk regelmatig aantreffen. De Bezige Bij is momenteel met een Amerikaanse uitgeverij bezig een fotoboek van Sannes samen te stellen. Bekend is ook zyn fotoboek „Oog om oog" met gedichten van Hugo Claus. V eel van zijn foto's verschenen in de geïllustreerde pers (o.a. Vogue en Pa=> norama). Hij kreeg de Prix Nièpce Europeène en Hollandais. H. E.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 13