ESI»
DIT IS MIJN TROTS," ZEGT BERT DE JONGE
H
E
R
V
A
N
NAAR NOG INTENSIEVER PLANTSYSTEEM
rr
I
jmingsbedrijf nv
lindustrie
;ructie-bureau
em Venray
11
BLIJVERS
NAUWER PLANTEN
SPECULATIE
TEGENSTAND
BEDDENTEELT
PLUKEMMER
WINDSCHERMEN
TOEKOMST
.Dat is het'
1UIS
t
1
VEILINGNUMMER TERNEUZEN
DAGBLAD DE STEM
29 MAART 1967
BEELD
VAN DE
Schematische voorstelling
van de beddenteelt van appel.
Bomen in driehoeksverband
pluk vanaf de boom op
transportband en vandaar in
stapelkist.
TOEKOMST
Het toekomstige fruitteeltbedrijf:
een gevaarlijke titel voor een
beschouwing over de inrichting
van het fruitteeltbedrijf in de toe
komst. Gevaarlijk omdat niet ver
genoeg in de toekomst kan
kijken om voorspellingen te
kunnen doen over hoe het
fruitteeltbedrijf er over vijf, tien
of vijftien jaar uit moet zien om
dan zodanig te zijn ingericht
dat een zo hoog mogelijke
rentabiliteit, d.w.z. een zo hoog
mogelijk netto-overschot boven
de noodzakelijk te maken kosten
wordt bereikt.
Als we vijftien tot dertig jaar terug
kijken dan wordt pas goed duidelijk
hoe riskant het is zich te wagen aan
beschouwingen over de toekomst.
De oudere fruitteeltgebieden in ons
land tonen ons ten volle de snel
ingetreden veroudering van de
fruitopstanden.
Het is voor de toerist wel aardig, vooral
In de bloeitijd, om zich door streken te
laten rijden waar nog vele hoogstamboom-
gaarden voorkomen, maar die toerist zal
vaak niet beseffen dat een moderne renda
bele teelt van kwaliteitsfruit aan dergelijke
bomen onmogelijk is geworden.
Dat die bomen er nog staan, komt omdat
de bomen dikwijls behoren aan personen
die de fruitteelt slechts als nevenberoep
bedrijven, terwijl anderzijds wordt opgezien
tegen de hoge kosten die het rooien van
dergelijke bomen met zich meebrengt.
Het zal echter duidelijk zijn dat het
snoeien, het dunnen van de vruchten, het
plukken, het bespuiten ter voorkoming van
aantasting door schimmels en insekten alles
veel moeilijker is bij zulke grote
hoogstambomen dan bij een kleinere boom-
En dan is nog een groot nadeel van de grote
boom dat deze al hun krachten in groei
omzetten en pas later vruchten gaan dragen-
Bij die grote boom paste, zij het wat
overdreven, het gezegde: „boompje groot,
plantertje dood".
Of een boom groot wordt of klein zal
blijven hangt van vele factoren af, maar
vooral van de zogenaamde onderstam en
van de wijze van opkweken- Uitgebreid
selectiewerk heeft de fruitteler sedert
ongeveer 1935 de beschikking gegeven over
sterke groei veroorzakende onderstammen
(b-v. type XI, XIII, XVI), matig sterke
groei gevende onderstammen (b.v- type II,
M IV, M VII) en zwakke groei gevende
onderstammen (type VIII, IX).
Vooral In de laren 1946 tot omstreeks
1952 werden in ons land veel boomgaarden
volgens het toen moderne blijver- en
wijkersysteem aangelegd- Daarbij werden
bomen op sterke onderstammen, matig sterke
onderstammen en zwakke onderstammen
zodanig afwisselend geplant, dat men de
bomen op zwakke onderstammen en wat
later ook die op matig sterke onderstammen
kon laten wijken, d w-z. rooien, als de
blijvers (dat waren de bomen op sterke
onderstammen) zo groot werden dat zij de
wijkers in de weg gingen staan- Het
eindresultaat van zo'n blijver- en w ijker-
beplanting was een boomgaard met alleen
blijvers, d-w.z- met alleen grote bomen- De
populariteit van dit plantsysteem heeft
met lang geduurd, maar juist door het
gebruik van de wij kers ging men de
voordelen van het telen van fruit aan
kleine bomen pas goed ervaren-
Vandaar dat sinds ongeveer 1952 alleen
nog maar boomgaarden worden aangelegd
waar de bomen in de rijen alle op dezelfde
zwakke of matig sterke onderstam staan en
niet meer afwisselend in de rijen op sterke,
matige of zwakke onderstam zoals in het
blijver- en wijkersysteem het geval was.
De bomen op de zwakke onderstam stellen
wel hogere eisen aan de grond en ook aan
het vakmanschap van de teler, maar goede
gronden zijn in Zeeuwsch-Vlaanderen
voldoende aanwezig, terwijl het vakmanschap
van de fruitteler in Zeeuwsch-Vlaanderen
ver boven het gemiddelde ligt-. Bovendien
zit het nieuwe fruitteelgebied
Zeeuwsch-Vlaanderen niet met de oude
erfenis van veel verouderde beplantingen-
De meeste boomgaarden zijn nog jong en
dus volgens het sinds 1952 algemeen
geaccepteerde plantsysteem aangelegd-
Dat betekent dat de afstand tussen de rijen
bomen meestal 4 meter bedraagt en dat
de bomen in de rijen op 2 tot 2% meter
staan. Er staan derhalve op een hectare
grond 900 tot 1000 bomen. Dit vraagt,
afgezien van de kosten van de grond, een
investering aan bomen, palen, wind
scherm, hazenkering en plantkosten vaij
ongeveer 5500,— per ha. Een kleine boom
brengt niet direct na het planten vruchten
voort, maar vraagt wel verzorging. Daarom
bedragen de totale stichtingskosten t/m
het vierde jaar voor een aanplant van 900
bomen per ha ongeveer 18.000,(zonder
kosten van de grond).
In deze moderne „standaardboomgaard
zullen we meestal vier tot vijf appelrassen
aantreffen, te weten Golden Delicious,
Cox's Orange Pippin, James Grieve,
Goudrenet en één van de rassen Wmston,
Stark Earliest. Tydeman's Early.
De Golden Delicious kan gemiddeld 30.000
tot 40.000 kg appels per ha voortbrengen;
Cox's Orange Pippin zal het gemiddeld
niet verder brengen dan 20.000 tot 25.000
kg per ha. James Grieve levert een pres
tatie tussen deze beide rassen in.
Is deze standaardboomgaard ook de meest
gewenste opzet voor de toekomst? Of zijn
wij weer aangeland op een keerpunt in
het plantsysteem? En hoe wordt het_
plantsysteem beïnvloed door de stapelkist?
Wij zullen op deze vragen wat nader ingaan.
Doordat de kosten van het telen van fruit
vooral de laatste jaren veel sterker zijn
gestegen dan de prijs, die de teler voor het
fruit ontvangt, is de rentabiliteit van een
fruitaanplant gedaald. Wij zullen nu niet
ingaan op de vraag, waarom de marktprijs
geen gelijke tred heeft gehouden met de
stijging van de kostprijs van het fruit.
Hiervoor zijn wel enkele oorzaken aan te
wijzen. Belangrijker is wat nu gedaan kan
worden om de rentabiliteit te doen
stijgen. We zouden ons er gemakkelijk
af kunnen maken door te zeggen dat de
produktiviteit moet worden opgevoerd. Dat
wil zeggen verhoging van de kg-opbrengst
per hectare en zo mogelijk ook van de
kwaliteit van het fruit. Voorts zal de pro
duktiviteit worden opgevoerd wanneer de
produktie per manuur kan worden verhoogd.
Door de overgang van de hoogstambossen
naar het blijver- en wijkersysteem en
vervolgens naar het gehele perceel op
type IX hebben we al een duidelijke op
voering van de produktiviteit per ha en
per manuur doorgemaakt.
Sommigen denken dat het eindstadium
van de mogelijkheden in dit opzicht Is be
reikt. Steeds meer breekt echter het inzich'
door dat verdere opvoering van de pro
duktiviteit nog wel degelijk mogelijk is
door naar een nog intensiever plant
systeem te gaan.
Intensiever wil zeggen: nauwer planten, dus
nog meer bomen per hectare en dat wil
weer zeggen: nog kleinere boomvormen.
Door een groter aantal bomen per hectare
wordt uiteraard de stichtingsperiode
verkort. Plant men Golden Delicious op
4x2 meter, dan gaan er 1125 bomen op
een ha en zal de kg-opbrengst in het
zevende groeijaar het niveau van 30.000
kg per ha kunnen bereiken. Plant men
hetzelfde ras op 3 x 1 meter, d.w.z. 3000
bomen per ha, dan mag men het vijfde
groeijaar al op een opbrengst van 30.000 kg
per ha rekenen.
Nog duidelijker wordt het wanneer we
eens kijken wat de kg-opbrengst over de
eerste zeven jaar zou zijn bij de „ruime"
beplanting (4x2 meter of bij de nauwe
beplanting (3x1 meter). Dan zien we:
opbrengst eerste
7 jaar
4x2 meter beplanting
3x1 meter beplanting
76.000 kg
124.000 kg
Natuurlijk staan er tegenover de 48.000 kg
hogere kg-opbrengst bij de 3 x 1 meter
beplanting hogere kosten. De 3 x 1 meter
beplanting kost globaal ƒ9700,meer
aan bomen, palen, plantkosten en rente
dan 4 x 2 meter beplanting. De oogst- en
afleveringskosten bedragen ongeveer 12
cent per kg, dus de 48,000 kg hogere op
brengst gaat ƒ5760,meer oogst- en
afleveringskosten vragen. Over de eerste
7 jaar moeten we dus ƒ9700,h 5760,—
ƒ15.460,— meer op tafel brengen.
De inkomstenkant is een grotere speculatie.
Dat hangt er van af hoe het prijspeil in
de toekomst zal zijn. Bij een gemiddelde
prijs van ƒ0,40 per kg zou de meer
afgeleverde 48.000 kg ƒ19.200,betekenen.
Bij deze naar onze mening vrij lage prijs
van 0,40 heeft de nauwere beplanting dus
toch in de eerste 7 jaren een netto-voord eel
van ongeveer ƒ3800,per ha opgeleverd!
Zelfs als de prijs zou zakken tot ƒ0,35 per
kg, dan is er nog een klein netto-voordeel
van de nauwe beplanting boven de ruime
beplanting. Dit alles bij de aanname dat
de exploitatiekosten aan bemesting, ziekte
bestrijding e.d. in de 4 x 2 meter en in
de 3 x 1 meter beplanting gelijk zijn. Dat
zal in grote wel waar zijn. De snoei aan
de kleine boom vraagt, dat heeft de
ervaring al geleerd, in het algemeen
echter minder arbeid dan in de grotere
bomen, zodat het werkelijke voordeel nog
wat groter is.
Zij die de voordelen van het nauwere plan
ten niet willen zien, brengen naar
voren dat het in de nauwe beplanting moei
lijker en dus duurder werken is. Degenen
die zo redeneren hebben het oog op TE
nauwe beplanting. Maai' hier behoeft geen
sprake van te zijn als men de keuze van
de plantafstand aanpast aan de te ver
wachten groeikracht, dus aan de kwaliteit
van de grond en het appelras.
Cox's en Goudreinette moeten wat meer
ruimte hebben dan Golden Delicious.
Bij eerstgenoemde rassen valt eerder te
denken aan 31/2 of 3 3/4 meter tot 11/2 a
1 3/4 meter. Bij de uitzonderlijke „goede"
groeiomstandigheden in de IJsselmeer-
polders zullen deze afstanden waarschijn
lijk nog te nauw zijn, maar we hebben ons
nu gericht op Zeeuwsch-Vlaanderen. Als
er in de beplanting kort vóór de oogst tus
sen de rijen bomen een open ruimte is van
ongeveer 1.30 meter dan is dat voldoende
om de trekker met stapelkist te kunnen
doorlaten. Bij een afstand tussen de rijen
van 3 meter betekent dat dat de boom
1.70 meter breed mag zijn. dus 0.85 meter
naar elke zijde.
Tegenstanders van de nauwere beplanting
voeren ook wel aan dat de uitbreiding van
de fruitteelt in hoofdzaak plaats heeft op
de akkerbouwbedrijven en dat men dan
beter wat meer grond kan nemen dus rui
mer planten, in plaats van veel geld
in meer bomen per ha te investeren.
Men offert dan alleen de winstmogelijk
heid van een zekere oppervlakte landboir
gewassen op.
Wij zijn het hier bepaald mee oneens. Er
mag naaf onze mening GEEN verschil
worden gemaakt tussen fruftteelt op het
akkerbouwbedrijf of fruitteelt op een
bedrijf waar de grond de beperkende
factor is.
Voor beiden gelden de voordelen van de
nauwe beplanting evenzeer. Wij hebben hel
tot nu toe alleen nog maar gehad over dc
beplanting, maar niet over de stapelkist.
Elders in dit blad vindt u de positieve
kanten van het plukken, vervoeren en
opslaan van fruit in de stapelkist uitvoer
beschreven. Laten wij hier eens nader
bekijken of het zojuist geschetste plant
systeem, het meest moderne van vandaag,
wel het meest ideale is uit een oogpunt van
mechanisatie en in het bijzonder nu de
stapelkist zijn intrede heeft gedaan.
Wij willen dan de aandacht vestigen op
het bij het Instituut voor Tuinbouwtechniek
te Wageningen door ir. Verheij en ir. de
Vries genomen initiatief om een plant
systeem te proberen, waarbij de bomen
dicht bijeen op bedden komen te staan. Het
uitgangspunt is dat als de bomen in de
rijen op 1 meter kunnen staan, zoals in de
3x1 meter beplanting, dan heeft die boom
ook in de andere richting niet veel meer
nodig dan lal 1/2 meter.
Als men de bomen op 5 meter brede bedden
op 1.60 x 1.25 meter zou planten dan kan
men per ha ongeveer 3600 bomen planten.
De ruimtewinst zit hem er uiteraard in
dat het aantal rijpaden per ha kleiner wordt.
Uit bovenstaande afbeelding blijkt de
bedoeling van het plantsysteem nader.
Men kan direct tegenwerpen dat er aan
zo'n beddenteelt allerlei bezwaren kleven.
Die zijn er ook nog wel, maar de
mogelijkheden voor zo'n beddenteelt zijn
de laatste jaren toch dichterbij gekomen.
Zonder chemische onkruidbestrijding zou
de beddenteelt ondenkbaar zijn, maar nu
hebben we die chemische onkruidbestrijding,
al willen we niet ontkennen dat er zeker
bij een vrij breed bed nog voorzieningen
nodig zullen zijn om de onkruidbestrijding
te kunnen uitvoeren zonder schade aan
de bomen te veroorzaken.
De intrede van de stapelkist brengt de
beddenteelt naar onze mening ook veel
dichterbij. We plukken bij de stapelkist
immers toch in een plukemmer. Bij
bedden met b.v. drie rijen bomen is de
loopafstand van de bomen naar de in het
rijpad staande kist niet groter dan bij
het thans gangbare plantsysteem. Voor
lopig zien wij nog niet hoe men met de
thans beschikbare werktuigen verder zou
den kunnen gaan dan bedden die drie rijen
bomen breed zijn. Bij bredere bedden van
b.v. 5 of 6 rijen bomen, zoals in boven
staande afbeelding is getekend, zal een
aanpassing van de werkwijze nodig zijn,
zowel voor de ziekte- en onkruidbestrijding
als voor de pluk. De heren Verhey en de
Vries hebben ook dit probleem al be
naderd. In bovenstaande afbeelding is
schematisch weergegeven hoe men b.v.
zou kunnen plukken. De appels worden
op een. transportband gelegd, die de appels
naar op een wagen staande stapelkisten
zou kunnen voeren. Nog niet opgelost is hoe
de vrucht dan zonder te worden beschadigd
in die kist terechtkomt, maar al experi
menterende zou men daar stellig een
oplossing voor kunnen vinden. Wij willen
ook niet betogen dat dit dè werkwijze in de
toekomst zou moeten zijn. Het lijkt ons nu
nog te riskant voor de teler om zich op
zo'n beddenteelt met brede bedden te storten.
Laat u dat eerst over aan proeftuinen.
Op enkele plaatsen in ons land worden
die proeven inderdaad genomen. Eén van
de vragen die wij ons stellen is namelijk
of het rijpad tussen elke twee rijen bomen
bij het thans gangbare plantsysteem
uitsluitend de functie heeft van rijpad of
dat het rijpad ook een rol speelt bij de
belichting van de bomen. Als we TE dicht
gaan planten dan zal de hoeveelheid licht
vooral onder in de bomen te beperkt
worden. Dat betekent onder in de boom
te weinig groei, te weinig vruchten en te
slecht gekleurde vruchten. Daarom naar
onze mening voorzichtig aan met de
beddenteelt. Stort u niet in een avontuur,
maar probeer het optimum van nauw
planten te benaderen. Niemand kan precies
aangeven waar dat optimum ligt, omdat
het optimum niet steeds hetzelfde is. Het
varieert met de groeiomstandigheden
(grond) en het ras.
Tenslotte mag hier zeker niet vergeten
worden dat het optimum ook en zeker
niet in het minst afhangt van het
vakmanschap en het inzicht van de
teler. Wij zijn echter in het geheel niet
bezorgd dat de Zeeuwsch-Vlaamse teler
in dit opzicht te kort zou komen.
Windschermen zijn een onontbeerlijk
element bij cle opzet van een fruitteelt
perceel, zeker in Zeeuwsch-Vlaanderen.
Vele jaren was de Italiaanse populier de
uitverkoren boom voor de schermen aan
de buitenzijde van de fruitpercelen. De
Italiaanse populier heeft de laatste jaren
echter afgedaan. Hij is te vatbaar voor
verscheidene schimmelziekten, waardoor
de bomen te vroeg kaal staan en vaak
zelfs afsterven. Wat dan nu? Meestal wordt
nu de zogenaamde Populus Vereecken
gekozen. Deze is inderdaad wat sterker
aan de Italiaanse populier, maar beide
boomsoorten hebben gemeen dat ze waarde
loos of vrijwel waardeloos hout leveren.
Zou het niet mogelijk zijn twee ruggen
uit een varken te snijden? Letterlijk niet
maar misschien wel met het windscherm.
In Zeeuwsch-Vlaanderen is een fruitteler
begonnen met een poging in deze richting.
Een goed hout leverende populier, b.v.
Populus Heidemij wordt op 3 a 4 meter
geplant met daartussen els of veldiep. De
bedoeling is dat de populieren worden
opgesnoeid naarmate de ondergroei van els
of veldiep omhoog komt. Als dit lukt zou
men na 20 tot 25 jaar een windscherm 1
kunnen hebben dat een niet onbetekenend
vermogen aan hout oplevert. Het Proef
station voor de Fruitteelt heeft in overleg
met Staatsbosbeheer enkele jaren geleden
een soortgelijk windscherm geplant om te
onderzoeken óf zo'n scherm een minstens
even goede windbeschutting geeft als het
traditionele scherm van op korte afstanden
van elkaar geplante populieren. Het is nog
te vroeg voor een oordeel, maar wij hebben
wel eens de indruk dat nieuwe ideeën
over een windscherm te moeilijk worden
geaccepteerd.
Concluderende zien wij in de toekomst
een boomgaard met 2500 tot 4000 bomen
per ha. Die bomen zullen öf nog in enkel
voudige rijen staan met een rijpad tussen
elke twee rijen óf ze staan op bedden van
2 tot 5 rijen breed. Er zal een aanpassing
van de mechanisatie nodig zijn. De sinds
kort in gebruik genomen stapelkisten
zullen deze ontwikkeling in het plant
systeem eerder bevorderen dan afremmen.
Zo zal de fruitteelt in Zeeuwsch-Vlaanderen
toonaangevend voor Nederland kunnen
blijven.
Ir. G. S. ROOSJE
directeur proefstation voor de
fruitteelt, Wilhelminadorp.
(Van een onzer verslaggevers)
AXEL „Ons werk wordt altijd weg
gestopt en dat vind ik zonde, want ik
ben er nogal trots op. Maar u moet nou
eens op de veiling kijken: de voorwanden
van de bedieningspanelen zijn van dat
doorzichtige pantser-plastic. Je zou die
kasten in je kamer zetten Het is anders
een hele bedoening, niet En dat om een
appeltje te koelen." Bert de Jonge uit Axel
wordt helemaal enthousiast als hij over
zijn werk op de nieuwe Terneuzense vei
ling begint te praten. „Meestal vragen ze
voor zulk werk grote installatiebureaus,
maar dat wij dit als „gewone" elektrici
teitszaak hebben kunnen uitvoeren, man,
daar ben ik trots op."
Zoon Bert van Gerrit de Jonge uit Axel
neemt de papieren voor zich waar het
allemaal op staat: de PZEM, die een
speciale transformatorruimte maakte voor
de nieuwe veiling; de twee transformatoren
300KvA, waarmee je een klein dorp behoorlijk
van licht zou kunnen voorzien; de twee
hoofdschakelaars van 1000 Ampère („thuis hel?
ie er hooguit een van 25"); en dan nog iets
nieuwsvoor het elektriciteitsschema, evena'
het koelsysteem een ontwerp van Food
Industries uit Wageningen, werden door de
firma Van Andel in Vianen de bedienings
panelen gebouwd (en in de recordtijd van
twee maanden). Hierin wordt met Klöckner
Moelier materiaal afgeweken van het gebru
van hoofd zekeringen. Alle hoofdschakelaar
zelfs de 1000 A rijn thermisch-maximaal
beveiligd, d.w.z. dat ze reageren op
temperaturen. In de praktijk blijkt dat de
bedrijfszekerheid er veel groter door is.
„Het hele geval", aldus de heer De Jonge,
„is in tweeën gesplitst. Er zit een koppeling
tussen en als het ene deel uitvalt kun je
de hele zaak in z'n geheel overzetten op de
andere voeding."' Bovendien is het meters
lange paneel, evenals trouwens de veiling
zelf, geheel berekend op uitbreiding. En
dat schijnt niet eens zo moeilijk te zijn.
Intussen werd nu al achttien kilometer
kabel verwerkt. En ook hierbij werden de
modernste methodes toegepast men heeft
afgezien van de gebruikelijke metalen
kabelbanen en -goten. Daarvoor kwamen
(het is nu eenmaal vochtig in een koelhuis)
hard plastic kabelkanalen in de plaats. „Je
legt de kabels er maar in", aldus de heer
De Jonge, „en als de zaak vol is. sla je de
deksel dicht. Er komt zelfs geen schroeve-
draaier aan te pas."
„Dit is nou eindelijk eens een installatie,
zoals je dat altijd zou willen doen, zo efficiënt
en helemaal geautomatiseerd. Alles wordt
met drukknoppen bestuurd", vertelt Bert de
Jonge, „het is een schakelaar-bediening op
afstand, waarbij de schakelaars in de verdeel
kasten zitten achter de plastic-ramen." Zelfs
aan de buitendeur valt nog met signaal-
lichten te zien, op welke afdeling nog een
lichtje brandt. De buitenverlichting zelf
werkt met een z.g. schemerschakelaar. Een
foto-elektrische cel regelt automatisch het
tijdstip waarop de verlichting ingeschakeld
moet worden.
Bovendien is alles bijzonder veilig. Er is
geen enkel stopcontact („het heet tegen
woordig wandcontactdoos", verbetert de
heer De Jonge) van 220 volt. Alles is veilig
met 42 volt, zodat ook geen gevaarlijke con
trole-looplampen van 220 gebruikt kunnen
worden. Ook die zijn vervangen door
veiliger 42-apparaten.
Ook de koeling verloopt helemaal automatisch.
Als een cel om een lagere temperatuur vraagt,
dan gaat er ergens op een paneel een lichtje
branden en in het paneel wordt automatisch
geregeld, hoeveel cilinders van één of van
alle drie de compressoren (aangedreven door
twee motoren van 65 p.k. en een van 100 p k.)
aan het werk moeten.
Evenals een huiselijke koelkast, vraagt ook
die koelsysteem om ontdooiing. Maar hier
gaat dat automatisch. Er staan 36 koelers
met 108 ventilatoren erachter, apparaten
die desnoods nog wel een winterjas in hun
schoepen mee willen zuigen. Maar dat zal
niet zo gemakkelijke gebeuren, alles is goed
beveiligd.
Het hele gebouw is voorzien van een
geluidsinstallatie met vijftig luidsprekers.
Daarmee kunnen de werkers In de sorteerhal
niet alleen in eik hoekje hun dagelijkse
muzikale arbeidsvitaminen opvangen, maar
kan de telefoniste ook iedereen direct, be.
reiken. Daarom staan ook overal telefoon
toestellen; er zouden anders vele
onproduktieve kilometers per dag gelopen
worden. De heer De Jonge zegt„Ik heb
altijd al een hekel gehad aan dat „hallo"
of „attentie"-gedoe. Daarom hebben we
hier een ding-dong net als op het vliegveld.
Automatisch valt de muziek uit, de ding-
dong gaat en de telefoniste kan haar oproep
doen Overal hangen luidsprekers, van de
machinekamers tot aan de aan- en afvoer-
ruimten.