ESI» DIT IS MIJN TROTS," ZEGT BERT DE JONGE H E R V A N NAAR NOG INTENSIEVER PLANTSYSTEEM rr I jmingsbedrijf nv lindustrie ;ructie-bureau em Venray 11 BLIJVERS NAUWER PLANTEN SPECULATIE TEGENSTAND BEDDENTEELT PLUKEMMER WINDSCHERMEN TOEKOMST .Dat is het' 1UIS t 1 VEILINGNUMMER TERNEUZEN DAGBLAD DE STEM 29 MAART 1967 BEELD VAN DE Schematische voorstelling van de beddenteelt van appel. Bomen in driehoeksverband pluk vanaf de boom op transportband en vandaar in stapelkist. TOEKOMST Het toekomstige fruitteeltbedrijf: een gevaarlijke titel voor een beschouwing over de inrichting van het fruitteeltbedrijf in de toe komst. Gevaarlijk omdat niet ver genoeg in de toekomst kan kijken om voorspellingen te kunnen doen over hoe het fruitteeltbedrijf er over vijf, tien of vijftien jaar uit moet zien om dan zodanig te zijn ingericht dat een zo hoog mogelijke rentabiliteit, d.w.z. een zo hoog mogelijk netto-overschot boven de noodzakelijk te maken kosten wordt bereikt. Als we vijftien tot dertig jaar terug kijken dan wordt pas goed duidelijk hoe riskant het is zich te wagen aan beschouwingen over de toekomst. De oudere fruitteeltgebieden in ons land tonen ons ten volle de snel ingetreden veroudering van de fruitopstanden. Het is voor de toerist wel aardig, vooral In de bloeitijd, om zich door streken te laten rijden waar nog vele hoogstamboom- gaarden voorkomen, maar die toerist zal vaak niet beseffen dat een moderne renda bele teelt van kwaliteitsfruit aan dergelijke bomen onmogelijk is geworden. Dat die bomen er nog staan, komt omdat de bomen dikwijls behoren aan personen die de fruitteelt slechts als nevenberoep bedrijven, terwijl anderzijds wordt opgezien tegen de hoge kosten die het rooien van dergelijke bomen met zich meebrengt. Het zal echter duidelijk zijn dat het snoeien, het dunnen van de vruchten, het plukken, het bespuiten ter voorkoming van aantasting door schimmels en insekten alles veel moeilijker is bij zulke grote hoogstambomen dan bij een kleinere boom- En dan is nog een groot nadeel van de grote boom dat deze al hun krachten in groei omzetten en pas later vruchten gaan dragen- Bij die grote boom paste, zij het wat overdreven, het gezegde: „boompje groot, plantertje dood". Of een boom groot wordt of klein zal blijven hangt van vele factoren af, maar vooral van de zogenaamde onderstam en van de wijze van opkweken- Uitgebreid selectiewerk heeft de fruitteler sedert ongeveer 1935 de beschikking gegeven over sterke groei veroorzakende onderstammen (b-v. type XI, XIII, XVI), matig sterke groei gevende onderstammen (b.v- type II, M IV, M VII) en zwakke groei gevende onderstammen (type VIII, IX). Vooral In de laren 1946 tot omstreeks 1952 werden in ons land veel boomgaarden volgens het toen moderne blijver- en wijkersysteem aangelegd- Daarbij werden bomen op sterke onderstammen, matig sterke onderstammen en zwakke onderstammen zodanig afwisselend geplant, dat men de bomen op zwakke onderstammen en wat later ook die op matig sterke onderstammen kon laten wijken, d w-z. rooien, als de blijvers (dat waren de bomen op sterke onderstammen) zo groot werden dat zij de wijkers in de weg gingen staan- Het eindresultaat van zo'n blijver- en w ijker- beplanting was een boomgaard met alleen blijvers, d-w.z- met alleen grote bomen- De populariteit van dit plantsysteem heeft met lang geduurd, maar juist door het gebruik van de wij kers ging men de voordelen van het telen van fruit aan kleine bomen pas goed ervaren- Vandaar dat sinds ongeveer 1952 alleen nog maar boomgaarden worden aangelegd waar de bomen in de rijen alle op dezelfde zwakke of matig sterke onderstam staan en niet meer afwisselend in de rijen op sterke, matige of zwakke onderstam zoals in het blijver- en wijkersysteem het geval was. De bomen op de zwakke onderstam stellen wel hogere eisen aan de grond en ook aan het vakmanschap van de teler, maar goede gronden zijn in Zeeuwsch-Vlaanderen voldoende aanwezig, terwijl het vakmanschap van de fruitteler in Zeeuwsch-Vlaanderen ver boven het gemiddelde ligt-. Bovendien zit het nieuwe fruitteelgebied Zeeuwsch-Vlaanderen niet met de oude erfenis van veel verouderde beplantingen- De meeste boomgaarden zijn nog jong en dus volgens het sinds 1952 algemeen geaccepteerde plantsysteem aangelegd- Dat betekent dat de afstand tussen de rijen bomen meestal 4 meter bedraagt en dat de bomen in de rijen op 2 tot 2% meter staan. Er staan derhalve op een hectare grond 900 tot 1000 bomen. Dit vraagt, afgezien van de kosten van de grond, een investering aan bomen, palen, wind scherm, hazenkering en plantkosten vaij ongeveer 5500,— per ha. Een kleine boom brengt niet direct na het planten vruchten voort, maar vraagt wel verzorging. Daarom bedragen de totale stichtingskosten t/m het vierde jaar voor een aanplant van 900 bomen per ha ongeveer 18.000,(zonder kosten van de grond). In deze moderne „standaardboomgaard zullen we meestal vier tot vijf appelrassen aantreffen, te weten Golden Delicious, Cox's Orange Pippin, James Grieve, Goudrenet en één van de rassen Wmston, Stark Earliest. Tydeman's Early. De Golden Delicious kan gemiddeld 30.000 tot 40.000 kg appels per ha voortbrengen; Cox's Orange Pippin zal het gemiddeld niet verder brengen dan 20.000 tot 25.000 kg per ha. James Grieve levert een pres tatie tussen deze beide rassen in. Is deze standaardboomgaard ook de meest gewenste opzet voor de toekomst? Of zijn wij weer aangeland op een keerpunt in het plantsysteem? En hoe wordt het_ plantsysteem beïnvloed door de stapelkist? Wij zullen op deze vragen wat nader ingaan. Doordat de kosten van het telen van fruit vooral de laatste jaren veel sterker zijn gestegen dan de prijs, die de teler voor het fruit ontvangt, is de rentabiliteit van een fruitaanplant gedaald. Wij zullen nu niet ingaan op de vraag, waarom de marktprijs geen gelijke tred heeft gehouden met de stijging van de kostprijs van het fruit. Hiervoor zijn wel enkele oorzaken aan te wijzen. Belangrijker is wat nu gedaan kan worden om de rentabiliteit te doen stijgen. We zouden ons er gemakkelijk af kunnen maken door te zeggen dat de produktiviteit moet worden opgevoerd. Dat wil zeggen verhoging van de kg-opbrengst per hectare en zo mogelijk ook van de kwaliteit van het fruit. Voorts zal de pro duktiviteit worden opgevoerd wanneer de produktie per manuur kan worden verhoogd. Door de overgang van de hoogstambossen naar het blijver- en wijkersysteem en vervolgens naar het gehele perceel op type IX hebben we al een duidelijke op voering van de produktiviteit per ha en per manuur doorgemaakt. Sommigen denken dat het eindstadium van de mogelijkheden in dit opzicht Is be reikt. Steeds meer breekt echter het inzich' door dat verdere opvoering van de pro duktiviteit nog wel degelijk mogelijk is door naar een nog intensiever plant systeem te gaan. Intensiever wil zeggen: nauwer planten, dus nog meer bomen per hectare en dat wil weer zeggen: nog kleinere boomvormen. Door een groter aantal bomen per hectare wordt uiteraard de stichtingsperiode verkort. Plant men Golden Delicious op 4x2 meter, dan gaan er 1125 bomen op een ha en zal de kg-opbrengst in het zevende groeijaar het niveau van 30.000 kg per ha kunnen bereiken. Plant men hetzelfde ras op 3 x 1 meter, d.w.z. 3000 bomen per ha, dan mag men het vijfde groeijaar al op een opbrengst van 30.000 kg per ha rekenen. Nog duidelijker wordt het wanneer we eens kijken wat de kg-opbrengst over de eerste zeven jaar zou zijn bij de „ruime" beplanting (4x2 meter of bij de nauwe beplanting (3x1 meter). Dan zien we: opbrengst eerste 7 jaar 4x2 meter beplanting 3x1 meter beplanting 76.000 kg 124.000 kg Natuurlijk staan er tegenover de 48.000 kg hogere kg-opbrengst bij de 3 x 1 meter beplanting hogere kosten. De 3 x 1 meter beplanting kost globaal ƒ9700,meer aan bomen, palen, plantkosten en rente dan 4 x 2 meter beplanting. De oogst- en afleveringskosten bedragen ongeveer 12 cent per kg, dus de 48,000 kg hogere op brengst gaat ƒ5760,meer oogst- en afleveringskosten vragen. Over de eerste 7 jaar moeten we dus ƒ9700,h 5760,— ƒ15.460,— meer op tafel brengen. De inkomstenkant is een grotere speculatie. Dat hangt er van af hoe het prijspeil in de toekomst zal zijn. Bij een gemiddelde prijs van ƒ0,40 per kg zou de meer afgeleverde 48.000 kg ƒ19.200,betekenen. Bij deze naar onze mening vrij lage prijs van 0,40 heeft de nauwere beplanting dus toch in de eerste 7 jaren een netto-voord eel van ongeveer ƒ3800,per ha opgeleverd! Zelfs als de prijs zou zakken tot ƒ0,35 per kg, dan is er nog een klein netto-voordeel van de nauwe beplanting boven de ruime beplanting. Dit alles bij de aanname dat de exploitatiekosten aan bemesting, ziekte bestrijding e.d. in de 4 x 2 meter en in de 3 x 1 meter beplanting gelijk zijn. Dat zal in grote wel waar zijn. De snoei aan de kleine boom vraagt, dat heeft de ervaring al geleerd, in het algemeen echter minder arbeid dan in de grotere bomen, zodat het werkelijke voordeel nog wat groter is. Zij die de voordelen van het nauwere plan ten niet willen zien, brengen naar voren dat het in de nauwe beplanting moei lijker en dus duurder werken is. Degenen die zo redeneren hebben het oog op TE nauwe beplanting. Maai' hier behoeft geen sprake van te zijn als men de keuze van de plantafstand aanpast aan de te ver wachten groeikracht, dus aan de kwaliteit van de grond en het appelras. Cox's en Goudreinette moeten wat meer ruimte hebben dan Golden Delicious. Bij eerstgenoemde rassen valt eerder te denken aan 31/2 of 3 3/4 meter tot 11/2 a 1 3/4 meter. Bij de uitzonderlijke „goede" groeiomstandigheden in de IJsselmeer- polders zullen deze afstanden waarschijn lijk nog te nauw zijn, maar we hebben ons nu gericht op Zeeuwsch-Vlaanderen. Als er in de beplanting kort vóór de oogst tus sen de rijen bomen een open ruimte is van ongeveer 1.30 meter dan is dat voldoende om de trekker met stapelkist te kunnen doorlaten. Bij een afstand tussen de rijen van 3 meter betekent dat dat de boom 1.70 meter breed mag zijn. dus 0.85 meter naar elke zijde. Tegenstanders van de nauwere beplanting voeren ook wel aan dat de uitbreiding van de fruitteelt in hoofdzaak plaats heeft op de akkerbouwbedrijven en dat men dan beter wat meer grond kan nemen dus rui mer planten, in plaats van veel geld in meer bomen per ha te investeren. Men offert dan alleen de winstmogelijk heid van een zekere oppervlakte landboir gewassen op. Wij zijn het hier bepaald mee oneens. Er mag naaf onze mening GEEN verschil worden gemaakt tussen fruftteelt op het akkerbouwbedrijf of fruitteelt op een bedrijf waar de grond de beperkende factor is. Voor beiden gelden de voordelen van de nauwe beplanting evenzeer. Wij hebben hel tot nu toe alleen nog maar gehad over dc beplanting, maar niet over de stapelkist. Elders in dit blad vindt u de positieve kanten van het plukken, vervoeren en opslaan van fruit in de stapelkist uitvoer beschreven. Laten wij hier eens nader bekijken of het zojuist geschetste plant systeem, het meest moderne van vandaag, wel het meest ideale is uit een oogpunt van mechanisatie en in het bijzonder nu de stapelkist zijn intrede heeft gedaan. Wij willen dan de aandacht vestigen op het bij het Instituut voor Tuinbouwtechniek te Wageningen door ir. Verheij en ir. de Vries genomen initiatief om een plant systeem te proberen, waarbij de bomen dicht bijeen op bedden komen te staan. Het uitgangspunt is dat als de bomen in de rijen op 1 meter kunnen staan, zoals in de 3x1 meter beplanting, dan heeft die boom ook in de andere richting niet veel meer nodig dan lal 1/2 meter. Als men de bomen op 5 meter brede bedden op 1.60 x 1.25 meter zou planten dan kan men per ha ongeveer 3600 bomen planten. De ruimtewinst zit hem er uiteraard in dat het aantal rijpaden per ha kleiner wordt. Uit bovenstaande afbeelding blijkt de bedoeling van het plantsysteem nader. Men kan direct tegenwerpen dat er aan zo'n beddenteelt allerlei bezwaren kleven. Die zijn er ook nog wel, maar de mogelijkheden voor zo'n beddenteelt zijn de laatste jaren toch dichterbij gekomen. Zonder chemische onkruidbestrijding zou de beddenteelt ondenkbaar zijn, maar nu hebben we die chemische onkruidbestrijding, al willen we niet ontkennen dat er zeker bij een vrij breed bed nog voorzieningen nodig zullen zijn om de onkruidbestrijding te kunnen uitvoeren zonder schade aan de bomen te veroorzaken. De intrede van de stapelkist brengt de beddenteelt naar onze mening ook veel dichterbij. We plukken bij de stapelkist immers toch in een plukemmer. Bij bedden met b.v. drie rijen bomen is de loopafstand van de bomen naar de in het rijpad staande kist niet groter dan bij het thans gangbare plantsysteem. Voor lopig zien wij nog niet hoe men met de thans beschikbare werktuigen verder zou den kunnen gaan dan bedden die drie rijen bomen breed zijn. Bij bredere bedden van b.v. 5 of 6 rijen bomen, zoals in boven staande afbeelding is getekend, zal een aanpassing van de werkwijze nodig zijn, zowel voor de ziekte- en onkruidbestrijding als voor de pluk. De heren Verhey en de Vries hebben ook dit probleem al be naderd. In bovenstaande afbeelding is schematisch weergegeven hoe men b.v. zou kunnen plukken. De appels worden op een. transportband gelegd, die de appels naar op een wagen staande stapelkisten zou kunnen voeren. Nog niet opgelost is hoe de vrucht dan zonder te worden beschadigd in die kist terechtkomt, maar al experi menterende zou men daar stellig een oplossing voor kunnen vinden. Wij willen ook niet betogen dat dit dè werkwijze in de toekomst zou moeten zijn. Het lijkt ons nu nog te riskant voor de teler om zich op zo'n beddenteelt met brede bedden te storten. Laat u dat eerst over aan proeftuinen. Op enkele plaatsen in ons land worden die proeven inderdaad genomen. Eén van de vragen die wij ons stellen is namelijk of het rijpad tussen elke twee rijen bomen bij het thans gangbare plantsysteem uitsluitend de functie heeft van rijpad of dat het rijpad ook een rol speelt bij de belichting van de bomen. Als we TE dicht gaan planten dan zal de hoeveelheid licht vooral onder in de bomen te beperkt worden. Dat betekent onder in de boom te weinig groei, te weinig vruchten en te slecht gekleurde vruchten. Daarom naar onze mening voorzichtig aan met de beddenteelt. Stort u niet in een avontuur, maar probeer het optimum van nauw planten te benaderen. Niemand kan precies aangeven waar dat optimum ligt, omdat het optimum niet steeds hetzelfde is. Het varieert met de groeiomstandigheden (grond) en het ras. Tenslotte mag hier zeker niet vergeten worden dat het optimum ook en zeker niet in het minst afhangt van het vakmanschap en het inzicht van de teler. Wij zijn echter in het geheel niet bezorgd dat de Zeeuwsch-Vlaamse teler in dit opzicht te kort zou komen. Windschermen zijn een onontbeerlijk element bij cle opzet van een fruitteelt perceel, zeker in Zeeuwsch-Vlaanderen. Vele jaren was de Italiaanse populier de uitverkoren boom voor de schermen aan de buitenzijde van de fruitpercelen. De Italiaanse populier heeft de laatste jaren echter afgedaan. Hij is te vatbaar voor verscheidene schimmelziekten, waardoor de bomen te vroeg kaal staan en vaak zelfs afsterven. Wat dan nu? Meestal wordt nu de zogenaamde Populus Vereecken gekozen. Deze is inderdaad wat sterker aan de Italiaanse populier, maar beide boomsoorten hebben gemeen dat ze waarde loos of vrijwel waardeloos hout leveren. Zou het niet mogelijk zijn twee ruggen uit een varken te snijden? Letterlijk niet maar misschien wel met het windscherm. In Zeeuwsch-Vlaanderen is een fruitteler begonnen met een poging in deze richting. Een goed hout leverende populier, b.v. Populus Heidemij wordt op 3 a 4 meter geplant met daartussen els of veldiep. De bedoeling is dat de populieren worden opgesnoeid naarmate de ondergroei van els of veldiep omhoog komt. Als dit lukt zou men na 20 tot 25 jaar een windscherm 1 kunnen hebben dat een niet onbetekenend vermogen aan hout oplevert. Het Proef station voor de Fruitteelt heeft in overleg met Staatsbosbeheer enkele jaren geleden een soortgelijk windscherm geplant om te onderzoeken óf zo'n scherm een minstens even goede windbeschutting geeft als het traditionele scherm van op korte afstanden van elkaar geplante populieren. Het is nog te vroeg voor een oordeel, maar wij hebben wel eens de indruk dat nieuwe ideeën over een windscherm te moeilijk worden geaccepteerd. Concluderende zien wij in de toekomst een boomgaard met 2500 tot 4000 bomen per ha. Die bomen zullen öf nog in enkel voudige rijen staan met een rijpad tussen elke twee rijen óf ze staan op bedden van 2 tot 5 rijen breed. Er zal een aanpassing van de mechanisatie nodig zijn. De sinds kort in gebruik genomen stapelkisten zullen deze ontwikkeling in het plant systeem eerder bevorderen dan afremmen. Zo zal de fruitteelt in Zeeuwsch-Vlaanderen toonaangevend voor Nederland kunnen blijven. Ir. G. S. ROOSJE directeur proefstation voor de fruitteelt, Wilhelminadorp. (Van een onzer verslaggevers) AXEL „Ons werk wordt altijd weg gestopt en dat vind ik zonde, want ik ben er nogal trots op. Maar u moet nou eens op de veiling kijken: de voorwanden van de bedieningspanelen zijn van dat doorzichtige pantser-plastic. Je zou die kasten in je kamer zetten Het is anders een hele bedoening, niet En dat om een appeltje te koelen." Bert de Jonge uit Axel wordt helemaal enthousiast als hij over zijn werk op de nieuwe Terneuzense vei ling begint te praten. „Meestal vragen ze voor zulk werk grote installatiebureaus, maar dat wij dit als „gewone" elektrici teitszaak hebben kunnen uitvoeren, man, daar ben ik trots op." Zoon Bert van Gerrit de Jonge uit Axel neemt de papieren voor zich waar het allemaal op staat: de PZEM, die een speciale transformatorruimte maakte voor de nieuwe veiling; de twee transformatoren 300KvA, waarmee je een klein dorp behoorlijk van licht zou kunnen voorzien; de twee hoofdschakelaars van 1000 Ampère („thuis hel? ie er hooguit een van 25"); en dan nog iets nieuwsvoor het elektriciteitsschema, evena' het koelsysteem een ontwerp van Food Industries uit Wageningen, werden door de firma Van Andel in Vianen de bedienings panelen gebouwd (en in de recordtijd van twee maanden). Hierin wordt met Klöckner Moelier materiaal afgeweken van het gebru van hoofd zekeringen. Alle hoofdschakelaar zelfs de 1000 A rijn thermisch-maximaal beveiligd, d.w.z. dat ze reageren op temperaturen. In de praktijk blijkt dat de bedrijfszekerheid er veel groter door is. „Het hele geval", aldus de heer De Jonge, „is in tweeën gesplitst. Er zit een koppeling tussen en als het ene deel uitvalt kun je de hele zaak in z'n geheel overzetten op de andere voeding."' Bovendien is het meters lange paneel, evenals trouwens de veiling zelf, geheel berekend op uitbreiding. En dat schijnt niet eens zo moeilijk te zijn. Intussen werd nu al achttien kilometer kabel verwerkt. En ook hierbij werden de modernste methodes toegepast men heeft afgezien van de gebruikelijke metalen kabelbanen en -goten. Daarvoor kwamen (het is nu eenmaal vochtig in een koelhuis) hard plastic kabelkanalen in de plaats. „Je legt de kabels er maar in", aldus de heer De Jonge, „en als de zaak vol is. sla je de deksel dicht. Er komt zelfs geen schroeve- draaier aan te pas." „Dit is nou eindelijk eens een installatie, zoals je dat altijd zou willen doen, zo efficiënt en helemaal geautomatiseerd. Alles wordt met drukknoppen bestuurd", vertelt Bert de Jonge, „het is een schakelaar-bediening op afstand, waarbij de schakelaars in de verdeel kasten zitten achter de plastic-ramen." Zelfs aan de buitendeur valt nog met signaal- lichten te zien, op welke afdeling nog een lichtje brandt. De buitenverlichting zelf werkt met een z.g. schemerschakelaar. Een foto-elektrische cel regelt automatisch het tijdstip waarop de verlichting ingeschakeld moet worden. Bovendien is alles bijzonder veilig. Er is geen enkel stopcontact („het heet tegen woordig wandcontactdoos", verbetert de heer De Jonge) van 220 volt. Alles is veilig met 42 volt, zodat ook geen gevaarlijke con trole-looplampen van 220 gebruikt kunnen worden. Ook die zijn vervangen door veiliger 42-apparaten. Ook de koeling verloopt helemaal automatisch. Als een cel om een lagere temperatuur vraagt, dan gaat er ergens op een paneel een lichtje branden en in het paneel wordt automatisch geregeld, hoeveel cilinders van één of van alle drie de compressoren (aangedreven door twee motoren van 65 p.k. en een van 100 p k.) aan het werk moeten. Evenals een huiselijke koelkast, vraagt ook die koelsysteem om ontdooiing. Maar hier gaat dat automatisch. Er staan 36 koelers met 108 ventilatoren erachter, apparaten die desnoods nog wel een winterjas in hun schoepen mee willen zuigen. Maar dat zal niet zo gemakkelijke gebeuren, alles is goed beveiligd. Het hele gebouw is voorzien van een geluidsinstallatie met vijftig luidsprekers. Daarmee kunnen de werkers In de sorteerhal niet alleen in eik hoekje hun dagelijkse muzikale arbeidsvitaminen opvangen, maar kan de telefoniste ook iedereen direct, be. reiken. Daarom staan ook overal telefoon toestellen; er zouden anders vele onproduktieve kilometers per dag gelopen worden. De heer De Jonge zegt„Ik heb altijd al een hekel gehad aan dat „hallo" of „attentie"-gedoe. Daarom hebben we hier een ding-dong net als op het vliegveld. Automatisch valt de muziek uit, de ding- dong gaat en de telefoniste kan haar oproep doen Overal hangen luidsprekers, van de machinekamers tot aan de aan- en afvoer- ruimten.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 27