EUROPA GROEIT OVERZICHT VAN DE EUROPESE INTEGRATIE
Nederland is
behoorlijk aan
zijn trekken
kunnen komen
„Men heeft teveel gedacht, dat
uit de economische integratie
als vanzelf de politieke eenheid
zou groeien."
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 25 MAART 1967
23
O
19
■v,'Jslatid is üd van de Noordse "aad.
de Raad v. Europa, de OESO, de NAVO.
FIN LAM D
A±>©
NOORWEGEN ZWEDEN. 1
IJsland
FINLAND
leden v.d RAAD v. EUROPA^
endeRaadvKulfurete <?r)
Samenwerking C C C
De Raad v.Europa zeielf' in fij&Mi
Sfraafsburgen werkfop
bebrekkelrjk losse basis aan
de Europese samenwerking
en eenheid
NOORDSE RAAD
(Bureau in Kopenhagen)
Gemeenschappelijke
Raad voor bespreking
van gezamenl ijke
vraagsrukken (njer-
mililtnr) Leden: Dene
marken. Noorw/Zwe-
den, Finland en 'Jsland
Finlandneernhniehaan ai,
hel werk van de Raad deel
noorwegen!
ZWEDEM
De landen vd. EFTA,Ier-y/t
zJJ land en Spanje wensen \c
hoenadering Tol-de E.E.G. y*
fes, (De EFTA-landen lellen lolaal
Er^s\ ca. 100 miljoen inwoners)-
ölockholnj,
OOSTZEE
NOORDZEE
(Engeland heef! een spe-
Iciaïe associalie meh de
EGKS en Euratom
Denemarken!
^«Kopenhagen"
ierland
Jg^EENGELAND
iLondenr^^;
=WEST^=
?DUITSlAMDi
Maurelanië
SerTV^-^
ATLANTISCHE
OCEAAN
"Shraahsburg
FRANKRUK
%Aio^
ZWITSERL
OOSTEN R'JK
'Frankrijk onhhrekh zich-
"aan de organisahie vd
'NAVO maar zegh meh
"heh verdrag op.
0 waarnemer »e|
IJiel-volledig
^•lidv-d.OESO:
JOEGOSLAVIË
Spanje heefh een
milihaire overeen-1
komsh meh de 1
Ver. Skaten. 1
SPANJE
je is lid vd Raad
lureleSamenw.
de Europese Economische Gemeenschap (e eg), de Europese
chap voorAhoomenergie (EURATOM), en de Europese Gemeenschap
i enShaal eg k s.oF K.S.G.). Doel vd. EE-G. is.via douane- en economische
rije gemeenschappelijke markh he scheppen voor ca 185 miljoen mensen.
"OÏRs.
%GRIEKENIls|
IGriekenl. en
Turkije 2ijn ge- 35
associeerd meh -■ "S
|deEEG i=
Einddoehsheh
volledig lidmoalschac TE
over ca 30jaar
MIDDELLANDSE ZEE
Ook Cyprus en Malha
zijn lid van de Raad
van Europa
BALANS VAN
TIEN JAAR
DIV HOOFDKWARTIEREN
Benelux Brussel
CEMT Parijs
CERN Genève
EEG Brusse'
EFTA Genève
EGKS Luxemburg
ESRO' Parijs
Euratom Brusse'
OESO' Parijs
NAVO Brussel (po
tihek hoofd kw)
■>^fQc. lid)
*/S©Fin(and neemf bepsrkhdeel
a^T'a aan de OESO.
o
?olen is
waarnemer
jgasy
In Z-Amenka zijn de meh
Frankrijken Nederland ver
bonden gebiederrger
cieerd meh de E.ETG
ergaah de belangrijke
I IE
^cn,»TS«de,s
Dih is qeen er.hhe Gemeenschap
Europese orgamsahievoor
Ruimheonderzoek (ESRO).
O InSllIkTcïw rfOERNm"
%0 Leden v.d. Organisatie voor Econo-
VerSh, Canada en Japan zijn lid.
Leden v.d. Wesheuropese Unie
(WEU y_Polihiek-milihair verdrag
meh ook economüchë-,sociale-en
kulhurele aspecten (Zetel Londen)
Leden v.d NoordahlanhischeVer-
dragsorganisahie NAVO of hWO).
Ook de Ver Sh en Canada zijn licj
DeNAVOisheh belangrijkste milihaire
bondgenootschap van heh Westen
f\i Leden v.d. CEMT. Een
I alaemene verkeerspo
CEMT. Een organisatie ve,
verkeerspolihiek en kontaKh
keersproblemen van Europa,
n Canada ziin geassocieerd
weer sterker wordend nationalisme van
enkele E.E.G.-landen. Zolang deze ten
dens aanwezig blijft zal 4e ontwikke
ling naar een politieke eenheid nog
een lange weg moeten gaan. Ook zal
zijn Griekenland, Turkije, Suriname,
de Nederlandse Antillen en een
aantal Afrikaanse landen met de E.E.
G. geassocieerd en ook al is het lid
maatschap van Engeland en Denemar
ken binnen kortere of langere tijd
misschien zeker.
Feit is echter wel dat de wereld
thans rekening houdt en zelfs moet
houden met het Brussel van de zes
E.E.G.-landen, dat tal van landen daar
al diplomatieke vertegenwoordigers ge
plaatst hebben en dat ministers en
ambtenaren bijna dagelijks reizen tus
sen hun eigen regeringscentrum en het
Brussel van de E.E.G.
Het zoeken de groei naar een
heid binnen Europa is duidelijk aan
wezig. Zeker op economisch terrein.
De contacten met de zeven landen
van de Europese vrijhandelszone wor
den steeds beter en wederzijds probeert
men een brug te slaan naar eikaars
belangen. Een brug, die wellicht op de
duur een vaste verbinding wordt wan
neer E.E.G. en E.V.A. in elkaar zul
len opgaan. ,,De tijd voor aanpassing
en verzoening tussen de E.E.G. en de
E.V.A.-landen is thans rijp", zeggen
de Europese deskundigen.
Het zal op de eerste plaats een eco
nomische aanpassing en verzoening
zijn, met daarna waarschijnlijk een
eensgezinde politieke verstandhouding.
,,Maar dan moet de politieke wil tot
eenheid eerst in de E.E.G. aanwezig
zijn", aldus mr. Luns.
Het vrije verkeer van industrie- en
landbouwgoederen, het opheffen van
de grensbarrières ook voor de burgers
van de zes landen, de werkgelegen
heid van de 180 miljoen EEG-burgers
ook in eikaars landen, de sociale een
wording, de belastingharmonisatie,
maar vooral de werkelijke verant
woordelijkheid van het Europees par
lement maken van de EEG een wer
kelijk gezamenlijk Europees gebied
voor 180 miljoen burgers. (Om dan
nog maar niet eens te spreken van
Europese verkiezingen). „Helaas zijn
alle pogingen hiertoe van Nederland
se kant ondernomen telkens weer ge
strand", verzucht.mr. Luns.
In de Europese Economische Ge
meenschap en .Euratom van 25 maart
1957 tot 25 maart 1967 is bijzonder
veel bereikt. De statistieken wijzen dit
uit met indrukwekkende cijfers over
de energie-ontwikkeling en over een
toenemende handel in de E.E.G. en
tussen de E.E.G. en derde landen.
Zonder ernstige schokken voor indivi
duele burgers en individuele onderne
mingen is dit echter niet gegaan. De
ze problemen, die in 1957 onmogelijk
voorzien konden worden, staan tien
jaar later levensgroot voor de deur.
De toenemende welvaart nivelleert de
financiële verschillen tussen de 180 mil
joen burgers niet, zij maakt de ver
schillen alleen maar groter. Achterblij
vers hebben het .moeilijker dan tien
jaar geleden. Ondernemingen die zich
niet aanpassen gaan ten onder, andere
bedrijven, die de juiste koers bevaren
hebben, groeien uit tot concerns.
De vrije handel brengt artikelen in
huis voor prijzen, waartegen de Ne
derlandse industrie op de eigen markt
nauwelijks kan concurreren. Omge
keerd krijgen Nederlandse ondernemin
gen in de andere E.E.G.-landen kan
sen, die zij vroeger nooit gekend heb
ben. Tenminste, wanneer zij van aan
passing, van marktverkenning weten.
En wanneer de zes regeringen haast
maken met hun belastingl^armonisatie,
met het gelijktrekken van onderne
mingsfaciliteiten, met het stimuleren
van de aanpassing, die bijvoorbeeld in
Nederland allerlei sectoren dringend
moeten doorvoeren.
Wat dit alles betreft hebben de zes
regeringen de versnelde economiscne
integratie binnen de E.E.G. nauwelijks
kunnen bijhouden met daarop afge
stemde wetten, voorschriften, regels en
andere hulpmiddelen.
„Laten we hopen dat de politieke
teleurstellingen van tijdelijke aard
zijn", zegt mr. J. Luns. „Ik-ben daar
van zelfs overtuigd. Aan Nederland zal
het niet liggen, want Nederland is in
Brussel vertegenwoordigd door mensen
als Mansholt en Sassen en door een
leger van bijzonder bekwame ambte
naren, die misschien meer dan ande
re nationaliteiten van de E.E.G. over
tuigd zijn van de supra-nationale ge
meenschap. Zij hebben minder last
van nationale complexen, dan wie ook"
Over een paar dagen maken de
regeringsleidersvan de zes EEG-
landen in het weer. feestend. Rome
de balans op van tien jaar Euro
pese Economische Gemeenschap.
Zeker is, dat het FrahMjk v^n 1967
anders zal spreken dan in. 1957 toen
de Franse minister Pineau nadrukke
lijk opmerkte „Zonder het Verenigd
Koninkrijk is Europa niet volledig"
De overige Europese ministers knik
ten al even nadrukkelijk. Op dit mo
ment weet men na tien jaren
nog steeds niet, wat het Verenigd Ko
ninkrijk wil en wat het Frankrijk van
generaal De Gaulle zal zeggen.
Mr. J. Luns heeft als enige Euro
pese minister, die nog steeds in func
tie is, de ontwikkelingen binnen de
E.G. volledig meegemaakt. In de eer
ste jaren, toen de zes lidstaten Frank
rijk, West-Duitsland, Italië, Nederland,
België en Luxemburg nog dezelfde ge
dachten hadden over de boven-nationa-
le basis waarop de E.E.G. moest berus
ten In het crisisjaar 1963 toen gene
raal De Gaulle de Europese poort voor
het Verenigd Koninkrijk afgrendelde.
En in de jaren daarna, die de E.E.G.
in een teleurstellende impasse door
worstelde, alleen op de been gehouden
door veel goede wil van vijf partners,
door eindeloze vergaderingen in Brus
sel, door gesprekken onder vier ogen
in Den Haag, Brussel, Bonn, Luxem
burg, Rome en zelfs in Parijs.
,,Het is teleurstellend te moeten er
varen, dat alle pogingen door Neder
land ondernónien om uit de impasse
te geraken en omhet Europees par
lement meer bevoegdheden te geven,
gestrand zijn", stelt mr. Lims thans
vast. „Men heeft te veel gedacht, dat
uit de economische integratie als van-
zélf de politieke eenheid zou groeien.
De politieke wil tot deze eenheid was
in 1957 wel aanwezig, maar men heeft
nadrukkelijk vastgelegd dat eerst de
economische integratie tot stand ko
men moest."
Economisch zijn de zes lidstaten van
de Europese Economische Gemeen
schap al zo vast aan elkaar gegroeid
dat niemand van de zes zich daarvan
zal durven loémaken „Dat zou de
doodsteek voor het land betekenen",
zegt men in Brussel. Zo redenerend
zou men moeten vaststellen, dat de
zes op de duur als vanzelf ook tot po
litieke eenheid moeten komen. „Als die
politieke wil er niet is, gebeurt dat
niet, dan blijft ieder toch zijn eigen
lijn volgen, ondanks de economische
eenheid", waarschuwt mr. Luns.
Economisch gaat het de E.E.G. wel
goed. Men is zelfs op het schema voor.
In het Verdrag van Rome, op 25 maart
1957 op het Romeinse Capitool onder
tekend, was een periode van 14 jaar
vastgelegd om tot de economische een
heid te komen.
De handel binnen de zes landen steeg
van 24,4 miljard gulden in 1957 tot
74,8 miljard gulden in 1965 en is nu
weer aanmerkelijk hoger. De Neder
landse handel steeg in deze jaren even
eens tot het drievoudige, van 4,6 mi-
jard tot 12,6 miljard gulden. Hierbij
speelde de Nederlandse handel op W.
Duitsland met ruim 6 miljard gulden
(in 1957 nog ruim 2 miljard) de be
langrijkste rol. Gezamenlijk nam de
invoer van de E.E.G. uit derde lan
den toe met 77 procent en de uitvoer
naar derde landen met 70 procent.
Deze cijfers bewijzen de innerlijke
economische groei van de zes leden-
landen. Zij bewijzen niet alles, want
belangrijk acht minister Luns het vrije
verkeer van industrie- en landbouwgoe
deren, waarin de zes landen elkaar
hebben gevonden. Belangrijk is ook de
persoonlijke interesse van de burgers
uit de zes landen voor eikaars lan
den, eikaars levensgewoonten, eikaars
wel en wee. Nog belangrijker is het
dat de jongeren uit de E.E.G. steeds
meer aandacht krijgen voor de Eu
ropese eenheid.
Daarmee zijn echter lang niet alle
problemen de E.E.G. uit. Sommige Eu
ropese deskundigen menen zelfs, dat
de problemen eerder toenemen, dan
verminderen, vooral door het helaas
Mr. J. Luns
(Van een onzer verslaggevers)
DEN HAAG Vandaag tien jaren geleden zei minister
Luns in Rome hij had juist namens Nederland het Verdrag
van Rome ondertekend „Nederland ziet de toekomst
met vertrouwen tegemoet
Nu, tien jaar later verbergt hij maar nauwelijks zijn
teleurstelling over de politieke ontwikkelingen binnen de
E.E.G. „Waar de politieke wil tot eenheid ontbreekt, volgt
ieder zijn eigen lijn
In het feestend Rome van tien jaar geleden zei minister
Luns verder „Wij hopen, dat deze samenwerking zal lei
den tot een groter stoffelijk welzijn van de burgers
Thans constateert hij zonder teleurstelling „Op econo
misch gebied is de ontwikkeling sneller gegaan, dan wij
in 1957 hadden durven hopen
(Van een onzer verslaggevers)
DEN HAAG Tien jaar Europese Economische Gemeenschap zijn
voor mr. B. W. Biesheuvel, de thans demissionaire minister van land
bouw, aanleiding geweest op ons verzoek tien vragen te beantwoor
den. Een persoonlijk gesprek werd bemoeilijkt, omdat hij, zoals be
kend te veel met formatiebeslommeringen bezet was (en nog is)
In zijn antwoord wijst mr. Biesheuvel erop, dat de E.E.G. uit een
stuk Papier (het Verdrag van Rome), tot realiteit uitgroeide, dat Ne
derland behoorlijk aan zijn trekken gekomen is, maar dat er nog' heel
wat moet gebeuren „Het politieke klimaat moet verbeterd worden",
aldus mr. Biesheuvel.
„Bovendien moet ons Europa zijn verantwoordelijkheid tegenover
de ontwikkelingslanden aanvaarden en bereid zijn daarvoor reële
offers te brengen."
Mr. B. Biesheuvel
Vraag: Hebt u na tien Jaar Verdrag
van Rome reden om het grote „ak
koord" van maart 1957 nog belangrij
ker te vinden dan het toen reeds leek?
Antwoord: Daar heb ik inderdaad
reden voor en zelfs meer dan een
Vooreerst zou ik erop willen wij
zen. dat de termijnen die de op
stellers van het verdrag hadden
voorzien om de economische unie te
realiseren in feite veel korter zullen
2ijn. In de tweede plaats bevatte het
verdrag bepalingen die wel een doel
stelling aangeven, doch waarvan
niets concreet vaststond. Ik denk
hierbij vooral aan de landbouw. Daar
hebben we een gemeenschappelijk be
leid opgebouwd, waarin velen in 1957
niet zouden hebben durven geloven.
Maar het allerbelangrijkste vind ik
dat de gemeenschap van een stuk
papier tot een realiteit is geworden,
niet alleen in Europa, maar zelfs
op het mondiale vlak. Het schip
waarop we in 1957 zee kozen heeft
al verscheidene keren zwaar weer
en hoge zeeën moeten trotseren.
Maar het is volkomen zeewaardig
gebleken en dat kan men van lang
niet alle organisaties zeggen die bij
verdragen zijn opgericht.
Vraag: Waar liggen de belangrijkste
ontwikkelingen in de gemeenschap van
de zes in de afgelopen tien jaren?
Antwoord: Als de belangrijkste ont
wikkeling in de gemeenschap in de
achter ons liggende jaren beschouw
ik de spectaculaire toename van de
welvaart, welke voor een belangrijk
deel is voortgevloeid uit de voortdu
rend sterker wordende vervlechting
van de zes economieën. Ter illustra
tie moet ik enkele cijfers noemen.
Van 1957 tot 1965 nam het bruto na
tionaal produkt per hoofd der bevol
king in constante prijzen dus met
uitschakeling van dé invloed uitgaan
de van de geldontwaarding in de
gemeenschap toe met 40 procent. Als
u dit vergelijkt met Engeland (23
procent) en de Verenigde Staten (21
procent), moet de conclusie zijn dat
de economische ontwikkeling van de
E.E.G. zeer opvallend is geweest,
immers een dergelijk groeitempo zou
de welvaart in 20 jaar tijds verdub
belen.
De nauwere banden in de gemeen
schap worden weerspiegeld door de
toename van het intra-communau
taire handelsverkeer dat sedert
1957 maar liefst verdrievoudigde, ter
wijl het handelsverkeer met de bui
tenwereld in die periode verdubbel
de.
De zes lidstaten mogen dan als mili
taire machten dwergen zijn vergele
ken met Amerika en de Sovjet-Unie,
in de wereldhandel is de situatie zo
dat de E.E.G., méér invoert uit der
de landen dan Amerika en Rusland
samen invoeren. Dit feit schildert
de betekenis van de gemeenschap
in de wereld en tevens de verant
woordelijkheden die daaruit voort
vloeien.
Vraag: Nederland, zeker ook agra
risch Nederland, heeft een krachtige
bijdrage geleverd tot de ontwikkeling
Maar zijn wij er materieel beter van
geworden?
Antwoord: Ik heb de indruk dat Ne
derland in deze ontwikkeling behoor
lijk aan zijn trekken is gekomen.
Van 1957 tot 1965 nam onze uitvoer
naar derde landen met 50 procent
toe, onze export naar de E.E.G.-part-
ners steeg tot het drievoudige. Het
bruto nationaal produkt per hoofd
in constante prijzen steeg hier te
lande in 8 jaar met 31 procent en
dat ondanks het feit dat door het
relatief grote aandeel van de econo
misch niet produktieven (kinderen)
gehuwde vrouwen en bejaarden) in
de Nederlandse bevolking de spoe
ling dunner is dan in andere lan
den.
Deze ontwikkeling van de welvaart
laat ik zwaar wegen. Niet zozeer
omdat het ons mogelijk maakt steeds
duurdere auto's te kopen of steeds
luxueuzer vakantiereizen te onderne
men. Maar die wélvaart bepaalt me
de in hoeverre we ruimte kimnen
scheppen om. het welzijn van de mens
te bevorderen.
Zodner welvaart kunnen we onmo
gelijk voorzieningen treffen, die no
dig zijn voor de culturele verheffing
van ons volk, kunnen we onmogelijk
de bejaarden een in materieel op
zicht onbezorgde levensavond geven,
kunnen we onmogelijk onze bijdrage
leveren aan de vernauwing van de
kloof die ons van de arme landen
scheidt. De groei van de welvaart
betekent daarom naar mijn mening
veel meer dan brood alleen.
Vraag: De landbouwintegratie bin
nen de E.E.G. is in de afgelopen 10
jaren bijzonder snel verlopen. Heeft
het „schokeffect" van de snelheid geen
problemen opgeroepen voor de Neder
landse agrarische sector
Antwoord: De aanpassing van de Ne
derlandse landbouw aan het gemeen
schappelijk beleid is inderdaad snel
verlopen. Van ernstige schokken is
daarbij echter geen sprake geweest.
Vooreerst startte Nederland vanaf
een gunstig uitgangspunt, n.l. als
land met lage prijzen. De stijging van
de consumentenprijzen die uit de aan
passing voortvloeide is uitgesmeerd
over een periode van verscheidene
jaren, juist om schökken te voorko
men. Bovendien ging, die prijsstijging
gepaard met een aanzienlijk grote
re toename van de inkomens. Deze
maakte het mogelijk de stijging van
de kosten van levensonderhoud niet
alleen op te vangen maar er zelfs
ruim aan over te houden.
Vraag: Hebben de landbouw, de vee
teelt, de pluimveesector, de tuinbouw
in Nederland: A. de aanpassing kun
nen bijhouden; B. zich ook geestelijk
Ingesteld op de volledige integratie
binnen de E.E.G.?
Antwoord: Op één enkele uitzonde
ring na kan ik deze vraag met een
volmondig „ja" beantwoorden. Onze
ordeningsprodukten dat zijn de
landbouwprodukten waarvoor we een
gemeenschappelijke E.E.G.-ma rkt-
en prijsbeleid voeren naar de»
E.E.G.-partnerlanden nam van 1957
tot 1965 toe met 120 procent, die
naar derde landen met 40 procent.
Van de totale export van marktor-
deningsprodukten van alle lidstaten
nam Nederland in 1965 eenderde deel
voor zijn rekening. Dat is een grote
prestatie, vooral wanneer men be
denkt dat onze oppervlakte cultuur
grond slechts 3 procent uitmaakt van
de totale oppervlakte cultuurgrond
in de gemeenschap.
Die uitzondering waarop ik doelde
ligt in de eierensector. Daar is men
in de partnerlanden en vooral in
Duitsland tot aanzienlijke produktie-
uitbreidingen gekomen die ertoe ge
leid hebben dat de Nederlandse eie-
renexport in 7 jaar tijds bijna werd
gehalveerd. Wanneer in de loop van
dit jaar het volledig vrije handels
verkeer voor dit produkt wordt ver
wezenlijkt en de discriminerende
stempeling van eieren in Duitsland
komt te vervallen, is het niet on
denkbaar dat onze kansen op de
Duitse markt voor dit produkt weer
iets verbeteren.
Wat de geestelijke instelling van on
ze agrarische bevolking betreft heb
ben we niet te klagen, dacht ik. Een
frisse wind van aanpassing en ver
nieuwing waait over het platteland,
vooral bij de jongeren.
Vraag: Geeft de integratie de Neder
landse agrarische sector voldoende
eerlijke kansen om zich minstens te
kunnen handhaven? Of voelen sommi
ge lidstaten zich nog te veel natio
naliteit, ook in de agrarische sector?
Antwoord: Wanneer dat niet het ge
val zouzijn, zouden we in eén on
aanvaardbare situatie komen te ver
keren; In dit verband is het vereist
dat de integratie zich meer gaat
richten op sectoren als fiscale poli
tiek, sociaal beleid, hetsteunbeleid
en het structuurbeleid. Daarnaast
speelt de financieel-economische po
litiek een grote rol. Al deze sectoren
hebben invloed op de landbouw. Zou
den de lidstaten op dit terrein al te
zeer uit de pas lopen dan kan men
op den duur niet spreken van eer
lijke kansen. Inderdaad, daarbij zijn
hindernissen te overwinnen die bo
venal worden opgeworpen door hen
dié de handen vrij willen houden om
een zuiver nationaal beleid te voe
ren. Maar die hindernissen kunnen
en moeten worden overwonnen. Ook
in de landbouwintegratie gaat het niet
altijd van een leien dakje.
Vraag: Houdt de Nederlandse agra
riër ook in de E.E.G. van de toekomst
zijn belangrijke positie in eigen land,
of zal hij ernstig rekening moeten hou
den met de import en zich door ver
dere aanpassing daartegen moeten
„wapenen"?
Antwoord: Of de Nederlandse agra
riër zijn positie in eigen land zal
handhaven of versterken zal voor een
belangrijk deel mede van hemzelf af
hangen. Vanzelfsprekend zullen er in
deze geïntegreerde markt aanpassin
gen en verschuivingen optreden. Maar
dat is gezond. In het integratiepro
ces past immers niet meer een re
servering van de nationale markt voor
de nationale producent. Maar onze
boeren en tuinders hebben in het ver
leden bewezen dat ze zich niet alleen
in eigen land kunnen handhaven maar
ook grote stukken van het afzetge
bied elders in de E.E.G. weten te
veroveren, dank zij een voortduren
de zorg over kwaliteit, regelmatige
aanvoer en handelsrelaties waar de
buitenlandse afnemers van op aan
kunnen. Die wapens zal de Neder
landse land- en tuinbouw steeds in
de aanlsag moeten houden en voortdu
rend moeten verbeteren.
Vraag: Geldt dit alles ook onverkort
bij een E.E.G. met meer dan zes le
den, na bijvoorbeeld toetreding van
Engeland, Denemarken, e.a. landen?
Antwoord: Dat zal niet anders zijn
wanneer Engeland en Denemarken toe
getreden zullen zijn. Wanneer deze
landen lid worden zal het evenwicht
m.i. niet ernstig verstoord worden.
Zoals u weet is Engeland een groot
importeur en Denemarken een groot
exporter van landbouwprodukten.
Vraag: Heeft u na uw jarenlange er
varing als onderhandelaar in Brussel
de indruk dat men naar Nederland
luistert ook in zijn landbouwopvattin-
gen binnen de EjE.G.?
Antwoord: Die indruk heb ik stel
lig, al moet ik erbij zeggen dat je
natuurlijk alleen mag verwachten
dat men naar je luistert als je ver
standige dingen zegt en met redelij
ke argumenten voor de dag komt. Ik
denk bijvoorbeeld aan de discussies
in de raad over de eenmaking van
de graanprijzen. In die marathon
wist ons land samen met de Bel
gen te bereiken dat tegelijk met de
vrijmaking van het verkeer in gra
nen ook het verkeer in veredelingspro-
dukten volledig vrijgemaakt zou wor
den.
Vraag: Wat zijn na tien jaren „Ver
drag van Rome" uw wensen ten op
zichte van de E.E.G.?
Antwoord: Mijn eerste wens is dat
het politieke klimaat verbetert op
dat we gezamenlijk de basis kunnen
leggen voor een veel verdergaande in
tegratie in Europa.
In de tweede plaats zou ik de toe
treding van Engeland en in aanlsui-
ting daarop wellicht van Denemar
ken, Noorwegen en Ierland, een be
langrijk winstpunt vinden. Vervolgens
zou ik willen dat dit geïntegreerde
Europa meer en meer verantwoor
delijkheden in de wereld aanvaart, zo
wel ten opzichte van het Oostblok als
tegenover Amerika. En tenslotte, en
dat is misschien wel het allerbelang
rijkste in de toekomst zal ons Euro
pa zijn verantwoordelijkheden tegen
over de ontwikkelingslanden moeten
aanvaarden en bereid moeten zijn
daarvoor reële offers te brengen.