EUROPA GROEIT OVERZICHT VAN DE EUROPESE INTEGRATIE Nederland is behoorlijk aan zijn trekken kunnen komen „Men heeft teveel gedacht, dat uit de economische integratie als vanzelf de politieke eenheid zou groeien." DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 25 MAART 1967 23 O 19 ■v,'Jslatid is üd van de Noordse "aad. de Raad v. Europa, de OESO, de NAVO. FIN LAM D A±>© NOORWEGEN ZWEDEN. 1 IJsland FINLAND leden v.d RAAD v. EUROPA^ endeRaadvKulfurete <?r) Samenwerking C C C De Raad v.Europa zeielf' in fij&Mi Sfraafsburgen werkfop bebrekkelrjk losse basis aan de Europese samenwerking en eenheid NOORDSE RAAD (Bureau in Kopenhagen) Gemeenschappelijke Raad voor bespreking van gezamenl ijke vraagsrukken (njer- mililtnr) Leden: Dene marken. Noorw/Zwe- den, Finland en 'Jsland Finlandneernhniehaan ai, hel werk van de Raad deel noorwegen! ZWEDEM De landen vd. EFTA,Ier-y/t zJJ land en Spanje wensen \c hoenadering Tol-de E.E.G. y* fes, (De EFTA-landen lellen lolaal Er^s\ ca. 100 miljoen inwoners)- ölockholnj, OOSTZEE NOORDZEE (Engeland heef! een spe- Iciaïe associalie meh de EGKS en Euratom Denemarken! ^«Kopenhagen" ierland Jg^EENGELAND iLondenr^^; =WEST^= ?DUITSlAMDi Maurelanië SerTV^-^ ATLANTISCHE OCEAAN "Shraahsburg FRANKRUK %Aio^ ZWITSERL OOSTEN R'JK 'Frankrijk onhhrekh zich- "aan de organisahie vd 'NAVO maar zegh meh "heh verdrag op. 0 waarnemer »e| IJiel-volledig ^•lidv-d.OESO: JOEGOSLAVIË Spanje heefh een milihaire overeen-1 komsh meh de 1 Ver. Skaten. 1 SPANJE je is lid vd Raad lureleSamenw. de Europese Economische Gemeenschap (e eg), de Europese chap voorAhoomenergie (EURATOM), en de Europese Gemeenschap i enShaal eg k s.oF K.S.G.). Doel vd. EE-G. is.via douane- en economische rije gemeenschappelijke markh he scheppen voor ca 185 miljoen mensen. "OÏRs. %GRIEKENIls| IGriekenl. en Turkije 2ijn ge- 35 associeerd meh -■ "S |deEEG i= Einddoehsheh volledig lidmoalschac TE over ca 30jaar MIDDELLANDSE ZEE Ook Cyprus en Malha zijn lid van de Raad van Europa BALANS VAN TIEN JAAR DIV HOOFDKWARTIEREN Benelux Brussel CEMT Parijs CERN Genève EEG Brusse' EFTA Genève EGKS Luxemburg ESRO' Parijs Euratom Brusse' OESO' Parijs NAVO Brussel (po tihek hoofd kw) ■>^fQc. lid) */S©Fin(and neemf bepsrkhdeel a^T'a aan de OESO. o ?olen is waarnemer jgasy In Z-Amenka zijn de meh Frankrijken Nederland ver bonden gebiederrger cieerd meh de E.ETG ergaah de belangrijke I IE ^cn,»TS«de,s Dih is qeen er.hhe Gemeenschap Europese orgamsahievoor Ruimheonderzoek (ESRO). O InSllIkTcïw rfOERNm" %0 Leden v.d. Organisatie voor Econo- VerSh, Canada en Japan zijn lid. Leden v.d. Wesheuropese Unie (WEU y_Polihiek-milihair verdrag meh ook economüchë-,sociale-en kulhurele aspecten (Zetel Londen) Leden v.d NoordahlanhischeVer- dragsorganisahie NAVO of hWO). Ook de Ver Sh en Canada zijn licj DeNAVOisheh belangrijkste milihaire bondgenootschap van heh Westen f\i Leden v.d. CEMT. Een I alaemene verkeerspo CEMT. Een organisatie ve, verkeerspolihiek en kontaKh keersproblemen van Europa, n Canada ziin geassocieerd weer sterker wordend nationalisme van enkele E.E.G.-landen. Zolang deze ten dens aanwezig blijft zal 4e ontwikke ling naar een politieke eenheid nog een lange weg moeten gaan. Ook zal zijn Griekenland, Turkije, Suriname, de Nederlandse Antillen en een aantal Afrikaanse landen met de E.E. G. geassocieerd en ook al is het lid maatschap van Engeland en Denemar ken binnen kortere of langere tijd misschien zeker. Feit is echter wel dat de wereld thans rekening houdt en zelfs moet houden met het Brussel van de zes E.E.G.-landen, dat tal van landen daar al diplomatieke vertegenwoordigers ge plaatst hebben en dat ministers en ambtenaren bijna dagelijks reizen tus sen hun eigen regeringscentrum en het Brussel van de E.E.G. Het zoeken de groei naar een heid binnen Europa is duidelijk aan wezig. Zeker op economisch terrein. De contacten met de zeven landen van de Europese vrijhandelszone wor den steeds beter en wederzijds probeert men een brug te slaan naar eikaars belangen. Een brug, die wellicht op de duur een vaste verbinding wordt wan neer E.E.G. en E.V.A. in elkaar zul len opgaan. ,,De tijd voor aanpassing en verzoening tussen de E.E.G. en de E.V.A.-landen is thans rijp", zeggen de Europese deskundigen. Het zal op de eerste plaats een eco nomische aanpassing en verzoening zijn, met daarna waarschijnlijk een eensgezinde politieke verstandhouding. ,,Maar dan moet de politieke wil tot eenheid eerst in de E.E.G. aanwezig zijn", aldus mr. Luns. Het vrije verkeer van industrie- en landbouwgoederen, het opheffen van de grensbarrières ook voor de burgers van de zes landen, de werkgelegen heid van de 180 miljoen EEG-burgers ook in eikaars landen, de sociale een wording, de belastingharmonisatie, maar vooral de werkelijke verant woordelijkheid van het Europees par lement maken van de EEG een wer kelijk gezamenlijk Europees gebied voor 180 miljoen burgers. (Om dan nog maar niet eens te spreken van Europese verkiezingen). „Helaas zijn alle pogingen hiertoe van Nederland se kant ondernomen telkens weer ge strand", verzucht.mr. Luns. In de Europese Economische Ge meenschap en .Euratom van 25 maart 1957 tot 25 maart 1967 is bijzonder veel bereikt. De statistieken wijzen dit uit met indrukwekkende cijfers over de energie-ontwikkeling en over een toenemende handel in de E.E.G. en tussen de E.E.G. en derde landen. Zonder ernstige schokken voor indivi duele burgers en individuele onderne mingen is dit echter niet gegaan. De ze problemen, die in 1957 onmogelijk voorzien konden worden, staan tien jaar later levensgroot voor de deur. De toenemende welvaart nivelleert de financiële verschillen tussen de 180 mil joen burgers niet, zij maakt de ver schillen alleen maar groter. Achterblij vers hebben het .moeilijker dan tien jaar geleden. Ondernemingen die zich niet aanpassen gaan ten onder, andere bedrijven, die de juiste koers bevaren hebben, groeien uit tot concerns. De vrije handel brengt artikelen in huis voor prijzen, waartegen de Ne derlandse industrie op de eigen markt nauwelijks kan concurreren. Omge keerd krijgen Nederlandse ondernemin gen in de andere E.E.G.-landen kan sen, die zij vroeger nooit gekend heb ben. Tenminste, wanneer zij van aan passing, van marktverkenning weten. En wanneer de zes regeringen haast maken met hun belastingl^armonisatie, met het gelijktrekken van onderne mingsfaciliteiten, met het stimuleren van de aanpassing, die bijvoorbeeld in Nederland allerlei sectoren dringend moeten doorvoeren. Wat dit alles betreft hebben de zes regeringen de versnelde economiscne integratie binnen de E.E.G. nauwelijks kunnen bijhouden met daarop afge stemde wetten, voorschriften, regels en andere hulpmiddelen. „Laten we hopen dat de politieke teleurstellingen van tijdelijke aard zijn", zegt mr. J. Luns. „Ik-ben daar van zelfs overtuigd. Aan Nederland zal het niet liggen, want Nederland is in Brussel vertegenwoordigd door mensen als Mansholt en Sassen en door een leger van bijzonder bekwame ambte naren, die misschien meer dan ande re nationaliteiten van de E.E.G. over tuigd zijn van de supra-nationale ge meenschap. Zij hebben minder last van nationale complexen, dan wie ook" Over een paar dagen maken de regeringsleidersvan de zes EEG- landen in het weer. feestend. Rome de balans op van tien jaar Euro pese Economische Gemeenschap. Zeker is, dat het FrahMjk v^n 1967 anders zal spreken dan in. 1957 toen de Franse minister Pineau nadrukke lijk opmerkte „Zonder het Verenigd Koninkrijk is Europa niet volledig" De overige Europese ministers knik ten al even nadrukkelijk. Op dit mo ment weet men na tien jaren nog steeds niet, wat het Verenigd Ko ninkrijk wil en wat het Frankrijk van generaal De Gaulle zal zeggen. Mr. J. Luns heeft als enige Euro pese minister, die nog steeds in func tie is, de ontwikkelingen binnen de E.G. volledig meegemaakt. In de eer ste jaren, toen de zes lidstaten Frank rijk, West-Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg nog dezelfde ge dachten hadden over de boven-nationa- le basis waarop de E.E.G. moest berus ten In het crisisjaar 1963 toen gene raal De Gaulle de Europese poort voor het Verenigd Koninkrijk afgrendelde. En in de jaren daarna, die de E.E.G. in een teleurstellende impasse door worstelde, alleen op de been gehouden door veel goede wil van vijf partners, door eindeloze vergaderingen in Brus sel, door gesprekken onder vier ogen in Den Haag, Brussel, Bonn, Luxem burg, Rome en zelfs in Parijs. ,,Het is teleurstellend te moeten er varen, dat alle pogingen door Neder land ondernónien om uit de impasse te geraken en omhet Europees par lement meer bevoegdheden te geven, gestrand zijn", stelt mr. Lims thans vast. „Men heeft te veel gedacht, dat uit de economische integratie als van- zélf de politieke eenheid zou groeien. De politieke wil tot deze eenheid was in 1957 wel aanwezig, maar men heeft nadrukkelijk vastgelegd dat eerst de economische integratie tot stand ko men moest." Economisch zijn de zes lidstaten van de Europese Economische Gemeen schap al zo vast aan elkaar gegroeid dat niemand van de zes zich daarvan zal durven loémaken „Dat zou de doodsteek voor het land betekenen", zegt men in Brussel. Zo redenerend zou men moeten vaststellen, dat de zes op de duur als vanzelf ook tot po litieke eenheid moeten komen. „Als die politieke wil er niet is, gebeurt dat niet, dan blijft ieder toch zijn eigen lijn volgen, ondanks de economische eenheid", waarschuwt mr. Luns. Economisch gaat het de E.E.G. wel goed. Men is zelfs op het schema voor. In het Verdrag van Rome, op 25 maart 1957 op het Romeinse Capitool onder tekend, was een periode van 14 jaar vastgelegd om tot de economische een heid te komen. De handel binnen de zes landen steeg van 24,4 miljard gulden in 1957 tot 74,8 miljard gulden in 1965 en is nu weer aanmerkelijk hoger. De Neder landse handel steeg in deze jaren even eens tot het drievoudige, van 4,6 mi- jard tot 12,6 miljard gulden. Hierbij speelde de Nederlandse handel op W. Duitsland met ruim 6 miljard gulden (in 1957 nog ruim 2 miljard) de be langrijkste rol. Gezamenlijk nam de invoer van de E.E.G. uit derde lan den toe met 77 procent en de uitvoer naar derde landen met 70 procent. Deze cijfers bewijzen de innerlijke economische groei van de zes leden- landen. Zij bewijzen niet alles, want belangrijk acht minister Luns het vrije verkeer van industrie- en landbouwgoe deren, waarin de zes landen elkaar hebben gevonden. Belangrijk is ook de persoonlijke interesse van de burgers uit de zes landen voor eikaars lan den, eikaars levensgewoonten, eikaars wel en wee. Nog belangrijker is het dat de jongeren uit de E.E.G. steeds meer aandacht krijgen voor de Eu ropese eenheid. Daarmee zijn echter lang niet alle problemen de E.E.G. uit. Sommige Eu ropese deskundigen menen zelfs, dat de problemen eerder toenemen, dan verminderen, vooral door het helaas Mr. J. Luns (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG Vandaag tien jaren geleden zei minister Luns in Rome hij had juist namens Nederland het Verdrag van Rome ondertekend „Nederland ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet Nu, tien jaar later verbergt hij maar nauwelijks zijn teleurstelling over de politieke ontwikkelingen binnen de E.E.G. „Waar de politieke wil tot eenheid ontbreekt, volgt ieder zijn eigen lijn In het feestend Rome van tien jaar geleden zei minister Luns verder „Wij hopen, dat deze samenwerking zal lei den tot een groter stoffelijk welzijn van de burgers Thans constateert hij zonder teleurstelling „Op econo misch gebied is de ontwikkeling sneller gegaan, dan wij in 1957 hadden durven hopen (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG Tien jaar Europese Economische Gemeenschap zijn voor mr. B. W. Biesheuvel, de thans demissionaire minister van land bouw, aanleiding geweest op ons verzoek tien vragen te beantwoor den. Een persoonlijk gesprek werd bemoeilijkt, omdat hij, zoals be kend te veel met formatiebeslommeringen bezet was (en nog is) In zijn antwoord wijst mr. Biesheuvel erop, dat de E.E.G. uit een stuk Papier (het Verdrag van Rome), tot realiteit uitgroeide, dat Ne derland behoorlijk aan zijn trekken gekomen is, maar dat er nog' heel wat moet gebeuren „Het politieke klimaat moet verbeterd worden", aldus mr. Biesheuvel. „Bovendien moet ons Europa zijn verantwoordelijkheid tegenover de ontwikkelingslanden aanvaarden en bereid zijn daarvoor reële offers te brengen." Mr. B. Biesheuvel Vraag: Hebt u na tien Jaar Verdrag van Rome reden om het grote „ak koord" van maart 1957 nog belangrij ker te vinden dan het toen reeds leek? Antwoord: Daar heb ik inderdaad reden voor en zelfs meer dan een Vooreerst zou ik erop willen wij zen. dat de termijnen die de op stellers van het verdrag hadden voorzien om de economische unie te realiseren in feite veel korter zullen 2ijn. In de tweede plaats bevatte het verdrag bepalingen die wel een doel stelling aangeven, doch waarvan niets concreet vaststond. Ik denk hierbij vooral aan de landbouw. Daar hebben we een gemeenschappelijk be leid opgebouwd, waarin velen in 1957 niet zouden hebben durven geloven. Maar het allerbelangrijkste vind ik dat de gemeenschap van een stuk papier tot een realiteit is geworden, niet alleen in Europa, maar zelfs op het mondiale vlak. Het schip waarop we in 1957 zee kozen heeft al verscheidene keren zwaar weer en hoge zeeën moeten trotseren. Maar het is volkomen zeewaardig gebleken en dat kan men van lang niet alle organisaties zeggen die bij verdragen zijn opgericht. Vraag: Waar liggen de belangrijkste ontwikkelingen in de gemeenschap van de zes in de afgelopen tien jaren? Antwoord: Als de belangrijkste ont wikkeling in de gemeenschap in de achter ons liggende jaren beschouw ik de spectaculaire toename van de welvaart, welke voor een belangrijk deel is voortgevloeid uit de voortdu rend sterker wordende vervlechting van de zes economieën. Ter illustra tie moet ik enkele cijfers noemen. Van 1957 tot 1965 nam het bruto na tionaal produkt per hoofd der bevol king in constante prijzen dus met uitschakeling van dé invloed uitgaan de van de geldontwaarding in de gemeenschap toe met 40 procent. Als u dit vergelijkt met Engeland (23 procent) en de Verenigde Staten (21 procent), moet de conclusie zijn dat de economische ontwikkeling van de E.E.G. zeer opvallend is geweest, immers een dergelijk groeitempo zou de welvaart in 20 jaar tijds verdub belen. De nauwere banden in de gemeen schap worden weerspiegeld door de toename van het intra-communau taire handelsverkeer dat sedert 1957 maar liefst verdrievoudigde, ter wijl het handelsverkeer met de bui tenwereld in die periode verdubbel de. De zes lidstaten mogen dan als mili taire machten dwergen zijn vergele ken met Amerika en de Sovjet-Unie, in de wereldhandel is de situatie zo dat de E.E.G., méér invoert uit der de landen dan Amerika en Rusland samen invoeren. Dit feit schildert de betekenis van de gemeenschap in de wereld en tevens de verant woordelijkheden die daaruit voort vloeien. Vraag: Nederland, zeker ook agra risch Nederland, heeft een krachtige bijdrage geleverd tot de ontwikkeling Maar zijn wij er materieel beter van geworden? Antwoord: Ik heb de indruk dat Ne derland in deze ontwikkeling behoor lijk aan zijn trekken is gekomen. Van 1957 tot 1965 nam onze uitvoer naar derde landen met 50 procent toe, onze export naar de E.E.G.-part- ners steeg tot het drievoudige. Het bruto nationaal produkt per hoofd in constante prijzen steeg hier te lande in 8 jaar met 31 procent en dat ondanks het feit dat door het relatief grote aandeel van de econo misch niet produktieven (kinderen) gehuwde vrouwen en bejaarden) in de Nederlandse bevolking de spoe ling dunner is dan in andere lan den. Deze ontwikkeling van de welvaart laat ik zwaar wegen. Niet zozeer omdat het ons mogelijk maakt steeds duurdere auto's te kopen of steeds luxueuzer vakantiereizen te onderne men. Maar die wélvaart bepaalt me de in hoeverre we ruimte kimnen scheppen om. het welzijn van de mens te bevorderen. Zodner welvaart kunnen we onmo gelijk voorzieningen treffen, die no dig zijn voor de culturele verheffing van ons volk, kunnen we onmogelijk de bejaarden een in materieel op zicht onbezorgde levensavond geven, kunnen we onmogelijk onze bijdrage leveren aan de vernauwing van de kloof die ons van de arme landen scheidt. De groei van de welvaart betekent daarom naar mijn mening veel meer dan brood alleen. Vraag: De landbouwintegratie bin nen de E.E.G. is in de afgelopen 10 jaren bijzonder snel verlopen. Heeft het „schokeffect" van de snelheid geen problemen opgeroepen voor de Neder landse agrarische sector Antwoord: De aanpassing van de Ne derlandse landbouw aan het gemeen schappelijk beleid is inderdaad snel verlopen. Van ernstige schokken is daarbij echter geen sprake geweest. Vooreerst startte Nederland vanaf een gunstig uitgangspunt, n.l. als land met lage prijzen. De stijging van de consumentenprijzen die uit de aan passing voortvloeide is uitgesmeerd over een periode van verscheidene jaren, juist om schökken te voorko men. Bovendien ging, die prijsstijging gepaard met een aanzienlijk grote re toename van de inkomens. Deze maakte het mogelijk de stijging van de kosten van levensonderhoud niet alleen op te vangen maar er zelfs ruim aan over te houden. Vraag: Hebben de landbouw, de vee teelt, de pluimveesector, de tuinbouw in Nederland: A. de aanpassing kun nen bijhouden; B. zich ook geestelijk Ingesteld op de volledige integratie binnen de E.E.G.? Antwoord: Op één enkele uitzonde ring na kan ik deze vraag met een volmondig „ja" beantwoorden. Onze ordeningsprodukten dat zijn de landbouwprodukten waarvoor we een gemeenschappelijke E.E.G.-ma rkt- en prijsbeleid voeren naar de» E.E.G.-partnerlanden nam van 1957 tot 1965 toe met 120 procent, die naar derde landen met 40 procent. Van de totale export van marktor- deningsprodukten van alle lidstaten nam Nederland in 1965 eenderde deel voor zijn rekening. Dat is een grote prestatie, vooral wanneer men be denkt dat onze oppervlakte cultuur grond slechts 3 procent uitmaakt van de totale oppervlakte cultuurgrond in de gemeenschap. Die uitzondering waarop ik doelde ligt in de eierensector. Daar is men in de partnerlanden en vooral in Duitsland tot aanzienlijke produktie- uitbreidingen gekomen die ertoe ge leid hebben dat de Nederlandse eie- renexport in 7 jaar tijds bijna werd gehalveerd. Wanneer in de loop van dit jaar het volledig vrije handels verkeer voor dit produkt wordt ver wezenlijkt en de discriminerende stempeling van eieren in Duitsland komt te vervallen, is het niet on denkbaar dat onze kansen op de Duitse markt voor dit produkt weer iets verbeteren. Wat de geestelijke instelling van on ze agrarische bevolking betreft heb ben we niet te klagen, dacht ik. Een frisse wind van aanpassing en ver nieuwing waait over het platteland, vooral bij de jongeren. Vraag: Geeft de integratie de Neder landse agrarische sector voldoende eerlijke kansen om zich minstens te kunnen handhaven? Of voelen sommi ge lidstaten zich nog te veel natio naliteit, ook in de agrarische sector? Antwoord: Wanneer dat niet het ge val zouzijn, zouden we in eén on aanvaardbare situatie komen te ver keren; In dit verband is het vereist dat de integratie zich meer gaat richten op sectoren als fiscale poli tiek, sociaal beleid, hetsteunbeleid en het structuurbeleid. Daarnaast speelt de financieel-economische po litiek een grote rol. Al deze sectoren hebben invloed op de landbouw. Zou den de lidstaten op dit terrein al te zeer uit de pas lopen dan kan men op den duur niet spreken van eer lijke kansen. Inderdaad, daarbij zijn hindernissen te overwinnen die bo venal worden opgeworpen door hen dié de handen vrij willen houden om een zuiver nationaal beleid te voe ren. Maar die hindernissen kunnen en moeten worden overwonnen. Ook in de landbouwintegratie gaat het niet altijd van een leien dakje. Vraag: Houdt de Nederlandse agra riër ook in de E.E.G. van de toekomst zijn belangrijke positie in eigen land, of zal hij ernstig rekening moeten hou den met de import en zich door ver dere aanpassing daartegen moeten „wapenen"? Antwoord: Of de Nederlandse agra riër zijn positie in eigen land zal handhaven of versterken zal voor een belangrijk deel mede van hemzelf af hangen. Vanzelfsprekend zullen er in deze geïntegreerde markt aanpassin gen en verschuivingen optreden. Maar dat is gezond. In het integratiepro ces past immers niet meer een re servering van de nationale markt voor de nationale producent. Maar onze boeren en tuinders hebben in het ver leden bewezen dat ze zich niet alleen in eigen land kunnen handhaven maar ook grote stukken van het afzetge bied elders in de E.E.G. weten te veroveren, dank zij een voortduren de zorg over kwaliteit, regelmatige aanvoer en handelsrelaties waar de buitenlandse afnemers van op aan kunnen. Die wapens zal de Neder landse land- en tuinbouw steeds in de aanlsag moeten houden en voortdu rend moeten verbeteren. Vraag: Geldt dit alles ook onverkort bij een E.E.G. met meer dan zes le den, na bijvoorbeeld toetreding van Engeland, Denemarken, e.a. landen? Antwoord: Dat zal niet anders zijn wanneer Engeland en Denemarken toe getreden zullen zijn. Wanneer deze landen lid worden zal het evenwicht m.i. niet ernstig verstoord worden. Zoals u weet is Engeland een groot importeur en Denemarken een groot exporter van landbouwprodukten. Vraag: Heeft u na uw jarenlange er varing als onderhandelaar in Brussel de indruk dat men naar Nederland luistert ook in zijn landbouwopvattin- gen binnen de EjE.G.? Antwoord: Die indruk heb ik stel lig, al moet ik erbij zeggen dat je natuurlijk alleen mag verwachten dat men naar je luistert als je ver standige dingen zegt en met redelij ke argumenten voor de dag komt. Ik denk bijvoorbeeld aan de discussies in de raad over de eenmaking van de graanprijzen. In die marathon wist ons land samen met de Bel gen te bereiken dat tegelijk met de vrijmaking van het verkeer in gra nen ook het verkeer in veredelingspro- dukten volledig vrijgemaakt zou wor den. Vraag: Wat zijn na tien jaren „Ver drag van Rome" uw wensen ten op zichte van de E.E.G.? Antwoord: Mijn eerste wens is dat het politieke klimaat verbetert op dat we gezamenlijk de basis kunnen leggen voor een veel verdergaande in tegratie in Europa. In de tweede plaats zou ik de toe treding van Engeland en in aanlsui- ting daarop wellicht van Denemar ken, Noorwegen en Ierland, een be langrijk winstpunt vinden. Vervolgens zou ik willen dat dit geïntegreerde Europa meer en meer verantwoor delijkheden in de wereld aanvaart, zo wel ten opzichte van het Oostblok als tegenover Amerika. En tenslotte, en dat is misschien wel het allerbelang rijkste in de toekomst zal ons Euro pa zijn verantwoordelijkheden tegen over de ontwikkelingslanden moeten aanvaarden en bereid moeten zijn daarvoor reële offers te brengen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 19