V SOCIETY-TONEEL VAN PAUL STEENBERGEN Laatste overlevende Potemkin" is een Ier T&denhw gezicht. Acteur en directeur Haagse Comedie 60 jaar Belgen blijven Kongo helpen Priester niet boven, maar naast alle mensen i OVERGORDIJNEN H. L. UGTVOET Na jaren zwerven tot rust gekomen étui... menthol dropjes! Zwerven Even „thuis" DAGBLAD DE STEM VAN WOENSDAG IS MAART 1967 SPANNING PRIJZEN PUBLIEK TROUW TELEVISIE KANSEN dat helpt S 50en30cent per doosje 55 Britse priesters mogen weer naar het theater loenJe ontdekt, hoe r, vrijer, zelfbewuster, sns heel anders naar je aatste mode niet aan je il? Gewoon, veranderd of acht. Lekker modern PRIJSKLASSE uit tientallen it. Passend bij de mode, passend r is ook wat de glazen betreft verscheidenheid. Bijvoorbeeld glazen. Kom eens langs, je ER IA, TEL. 41745 DAGS DE HELE DAG GESLOTEN (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG Naar aanleiding van de voorstelling van Super- vielle's De kinderrover" door de Haagse Comedie schreef Jeanne van Schaik-Willing een jaar of twaalf geleden in de Groene Am sterdammer „Er zullen niet veel acteurs in Nederland zijn, die het zoals Steenbergen klaar zouden spelen om deze gentleman, ex- kolonel met stijl, hoffelijkheid, trots uit te beelden en hem een zo sterk fluïdum van innerlijke bewogenheid mee te geven, dat hij, zonder zijn allure aan te tasten, aan de naaimachine kon zitten babybroekjes naaien voor de ongeboren kinderen van- zijn fanta sie. Geef Steenbergen een rol waarin verlangen zich verdicht tot kwelling en hij laat iedereen achter zich." PAUL STEENBERGEN, ZESTIG De laatste zin uit dit citaat is een van de meest treffende typeringen van de acteur Paul Steenbergen, die neergeschreven zijn. Op woens dag 22 maart a.s. zal hij, directeur en belangrijkste acteur van de Haag se Comedie zestig jaar oud wor den. Het gezelschap zal dit jaar zijn twintigste seizoen afsluiten een tijd waarin Steenbergen onon derbroken deel ervan uitmaakte, terwijl hij in 1950 mede-directeur werd (naast Cees Laseur), een taak die hij in 1960 geheel moest over nemen, na de dood van Laseur. I Een derde deel van zijn jaren bij hetzelfde gezelschap, dat kan aan het Nederlands toneel een opmerkelijk feit genoemd worden. Des te opmerke lijker is het echter, wanneer men be denkt dat hij zich reeds in 1932 ver bond aan 't toenmalige Hofstad-toneel en sinds 1938 was opgenomen in het I Residentie-toneel, twee gezelschappen die elkaar opvolgden en weer de voor lopers waren van de Hiaagse comedie. I Daarmee is Steenbergen dit jaar ook 35 jaar verbonden aan het Haagse to neelleven. Daarvoor was hij een aan tal jaren bij de groep van zijn vader, waar hij het vak heeft geleerd, in de praktijk van het kleine, reizende thea ter. Vrijwel een geheel leven dus voor de Haagse toneelstijl, die door Steenber gen mede voor een groot deel gezicht gekregen heeft, zoals de typische Hiaag se atmosfeer uiteraard een belangrij ke werking heeft gehad op de stijl van acteren, die men van hem kent. Een stijl waarover veel geschreven is, omdat er zo'n groot aantal prachtige rollen en voorstellingen door tot stand gekomen zijn. De invloed van Steen bergen, die ten dele heeft bijgedragen tot de vorming van een van de meest vooraanstaande gezelschappen die ons land kent, valt moeilijk geheel te o- verzien, zoals ook omgekeerd slechts ten dele valt af te meten in hoeverre het Haagse klimaat het spelen van Steenbergen beïnvloed heeft. Coen Flink was een aantal jaren ge leden de belangrijkste jonge acteur in Den Haag. waar hij velerlei rollen speelde, o.a. de Hamlet. Volgend sei zoen zal hij zijn opgenomen in de leiding van toneelgroep Ensemble. Ju- lés Croiset heeft onder leiding van Steenbergen zijn eerste stappen op het toneel gezet, ook hij heeft in Den Hiaag een groot aantal opmerkelijke rollen gebracht. Dezer dagen begint hij bij de Nederlandse Comedie met de repetities van zijn eerste regie. Het zijn de meest opmerkelijke voor beelden van acteurs van een jongere generatie, die onder de hoede van Paul Steenbergen hun eerste toneel ervaringen opdeden en hun le gro te verantwoordelijk werk deden, als ze belangrijke rollen te spelen kregen. diepgang ontbreekt, integendeel, juist het „klein houden" van het spel le vert een nieuwe spanning op, die het stuk helemaal maakt, doorlicht, wan neer alles perfect werkt. .Tocht naar het duister" van O'neill, wat weer die rol in „Een maan voor de misdeelden" in herinnering bracht. Creaties die stuk voor stuk historie hebben gemaakt. De 17 jaar dat Paul Steenbergen de leiding heeft van de Haagse Co medie. kenmerken zich door een op merkelijke trouw aan de uitgangspun- i ten, met als gevolg een even grote trouw van zoveel vooraanstaande ac teurs. die ook in Den Haag blijven werken. Allereerst natuurlijk Steen bergens echtgenote Myra Ward, ver volgens Joris Diels en Ida Wasser man, die allebei reeds vele jaren aan het, gezelschap verbonden zijn waar zij een vooraanstaande positie zijn gaan mnemen, en een aantal anderen zoals Do van Stek, Gijsbert ter Steeg, Hep van Delft, Annie Leenders, Gerard de Groot, die in even grote mate him I draai hier zeer goed lijken te vinden. De lijst is dan nog onvolledig. An derzijds bestaat er een voldoende door stroming om te garanderen dat het ge zelschap niet in een artistiek isolement komt te verkeren. Bob de Lange heeft een aantal jaren meegeholpen aan de artistieke leiding van de groep, Ko van Dijk is de laatste jaren een naam van belang in het gezelschap, waar hij vanaf dit jaar vast verbonden is. Ook in het repertoire-beleid, waar Steenbergen als directeur voor een belangrijk deel de verantwoording draagt, ziet men een duidelijke signa tuur. Het Haagse gezelschap staat he kend om een voorkeur voor society- toneel. Nu is dat een zaak, waarin men twee verschillende aspecten moet on derscheiden. Allereerst is het natuur lijk een onmiddellijk te constateren feit, dat het gezelschap, meer dan an dere groepen in het land, stukken uit het society-repertoire kiest. Dit is een logisch verschijnsel, gezien de vraag van het Haagse publiek naar dit soort toneel. Men kan dit repertoire onaantrek kelijk vinden, men kan het verfoeien het blijft een feit, dat er noodzaak bestaat het te spelen, al was het alleen maar om aan financiële eisen te kun nen voldoen. Er zijn overigens genoeg uitschieters van stukken. die helemaal buiten dit repertoire staan (bijvoor beeld Voorjaarsontwaken", „Profes sor Bernhardi", „Serjeant Musgrave's dance" en Sartre's „Trojaanse vrou wen" om iets te noemen uit recent verleden of directe toekomst.) Een tweede reden van die betite ling society-toneel" is gelegen in de speelstijl van Paul Steenbergen c.s. die stijl kan men slechts positief waar deren, gezien de prachtige resultaten die ermee bereikt zijn en waar de hierboven aangehaalde woorden van Jeanne van Schaik-Willinig een voor beeld van zijn. Steenbergen is de ac teur van het understatement, een be naming die de stijl van zijn gezelschap ook verdient. Dientengevolge Tot op zekere hoogte zeker wel. De prachtige voorstelling van ..Professor Bernhar di" in het vorig seizoen, onder regie van Steenbergen, dankte zijn grote kwaliteit inderdaad aan de stijl van het understatement: zorgvuldig werd vermeden emoties uit te laten schieten tot gekweldheden, botsingen tussen personen tot catastrofes. Dat betekent niet, dat in deze stijl heftigheid of Paul Steenbergen (links) met Ko van Dijk in „Othello". Door deze stijl van spelen wordt de herkenbaarheid van het publiek groter, zoals in vrijwel alle rollen die Paul Steenbergen de laatste vijf tien jaar speelde, waarneembaar was. Niet bij elk stuk is deze techniek misschien zo gelukkig: in Shakespea- res ..Macbeth" scheen er een onop geloste discrepantie te bestaan tussen de stijl van de "schrijver en die van de acteur, ook in „De Meteoor" dat op het ogenblik op het repertoire staat, doet zich, maar op andere wijze, een zelfde moeilijkheid voor. De rolleit dië misschien het best hebben getoond, hoe verhelderend de stijl van het understatement kan zijn, waren Jago in Othello" en Quen- tin in „Na de Zondeval". In het eerste stuk speelde Paul Steenbergen zijn Jago tegenover de Othello van Ko van Dijk. Deze rolverdeling bracht op zich al een spanning teweeg, door de zozeer verschillende speeltechniek benadering en toneelpersoonlijkheid van beide acteurs. Deze spanning vormde een bruikbaar structuurele ment in de voorstelling, omdat ze van toepassing bleek op de spanning die bestaat tussen Jago en Othello. Het werd zodoende een zeer boeiend ex periment, het stuk zo te benaderen, omdat het thema van het stuk nu de relatie tussen deze twee personen werd. Naast zijn werkzaamheden als direc teur van het gezelschap (die zeer tijd rovend moeten zijn) heeft Paul Steen bergen in de laatste tien seizoenen, om maar een bepaalde tijd af te ba kenen, 41 rollen gespeeld, in 43 voor stellingen. Een enkele tv-rol is hier bij niet meegerekend. Zo-als bekend vermijdt Steenbergen nogal opvallend het spelen voor de televisie, al heeft hij wel eens meegewerkt, bijvoorbeeld aan Rattingan's „The Winslow biy" een aantal jaren geleden bij de KRO- televisie en onlangs nog aam de t.v.- documentaire over Multatuli, daar naast was er een enkele filmrol (Cis- ke de Rat). In diezelfde tien seizoenen heeft hij over 25 voorstellingen de regie ge voerd, in 15 daarvan speelde hij zelf een grotere of kleinere rol. Er zijn rollen te noemen van geheel verschil lende draagwijdte: de tandarts in „Cactusbloem" maar ook Macbeth, twee stukken die hij regisseerde: Lord Proteus in „De Cirkel" maar ook Platonow in het stuk van Tsjechow. Andere rollen die lang in de herinnering van het theaterpubliek zullen blijven: de Humorist (Osbor ne), de titelrol in „De Dolleman" van Anouihl, de uitbeelding van Shaw in het stuk van de briefwisseling van Shaw met Patricia Campbell„Lie ve Leugenaar", Bitos in „Arme Bi- tos" van Anouilh, James Tyrone in De waardering voor dit vele en knappe werk van Steenbergen is te recht niet uitgebleven. In de loop van de jaren zijn hem nogal wat prijzen en erkenningen toegevallen, evenzo- vele blijken van die waardering. De Louis d'or kreeg hij de afgelopen tien jaar drie maal: in 1959, 1960 en in 1965. Voor zijn rol in „Arme Bitos" kreeg hij in 1962 de zilveren legpen ning, die eveneens door de schenkers van de Louis d'or wordt toegekend. De prijsenquête, die het Theater Jaar boek jaarlijks organiseert, toonde de - waardering van het publiek- met de zelfde frequentie: in de afgelopen tien jaar werd Paul Steenbergen tot driemaal toe tot de acteur van het jaar uitgeroepen: in 1959 met zijn rol in „De Humorist" in 1960 om zijn Bonaparte en zijn Dolleman in twee stukken, van Anouilh, in 1965 op nieuw om Quentin in „Na de zonde val". Een hoge onderscheiding viel hem te beurt bij zijn veertigjarig to neeljubileum in 1963. toen hij na de première van'Macbeth van Albert van Dalsum de ring kreeg, die hem inder tijd als bewijs van waardering was aangeboden. „Geef Steenbergen een rol waarin verlangen zich verdicht tot kwelling en hij laat iedereen achter zich". Heel vaak heeft hy laten zien hoezeer dit het geval is. Men moet verwachten dat het nog heel vaak opnieuw te zien zal zijn. Hoeveel prachtige rollen wachten niet op hem Momenteel heeft Steenbergen het waarschijnlijk wel druk. Een nieuwe rol is de komen de maanden niet te verwachten. Hij regisseert op het ogenblik een stuk van John Arden „Serjeant Musgrave's dance" met Ko van Dijk in de hoofd rol, waarmee een van de jonge En gelse auteurs in Nederland wordt ge ïntroduceerd, zeker niet de minst be langrijke overigens. Er is reden ge noeg om Paul Steenbergen alle ge luk en succes toe te wensen met zijn zestigste verjaardag en zijn werk. Ook jongere acteurs hebben onder directeur Paul Steenbergen vele kan sen kunnen grijpen. Niet alleen in de werkgroep Haagse Comedie, waarin jonge mensen eigen voorstellingen tot stand konden brengen, buiten het normale repertoire-beleid om. Nu schijnt de werkgroep niet meer in leven te zijn, maar het is ook minder "°dig. Immers, de jonge leden van het gezelschap komen in het normale re- EÜ ?re meer a^n hun trekken dan voorheen. Er zijn voorstellingen te noemen, waarin jonge mensen de ÜÏvTj n SP0!611 „Een mddzomer- nachtsdroom" het vorig seizoen en i.voorjaarsontwaken" in het lopende beelden Zva daar zeer duideliJke voor- I Er zijn enkele belangrijke acteurs te va«mc?' d!e onder het directeurschap steenbergen van de grond zijn w11 en nu belangrijke figuren sp il gorden zijn in het Nederland- Annet Nieuwenhuyzen, in Haacrc n ont.air aangenomen bij de lanpH?w0medie' is nu een van de be- terSïï!rï actrices bij het Nieuw Rot- Süeel?!9 .?n<rel- Zeven seizoenen lang steed* m Den Haag' waar zb s meer op de voorgrond kwam. (ADVERTENTIE) KINSJAS (AP) „De Belgische re gering is niet van plan in Kongo de technische hulpverlening langza merhand te verminderen, daar is he slist geen sprake van", zo heeft Jef van Bilsen verklaard. Deze chef van het kabinet op het Bel gische ministerie van buitenlandse zaken, die met de samenwerking is belast, gaf een persconferentie in de Kongolese hoofdstad- Van Bilsen, die de onderhandelingen met de Kongolese regering over pro blemen in verband met technische hulp leidt, maakte bekend dat Kongo en België besloten hebben een nieuwe algemene vergadering over samen werking te beleggen. De besprekingen zullen in meii een aanvang nemen. Van Bilsen bevestigde dat België on danks zijn moeilijke financiële positie heeft toegezegd, dat in Kongo gedu rende vijf jaar de aanwezigheid van duizend leerkrachten gewaarborgd zal zijn. IN HET Stadsziekenhuis in Kampen is een 19-jarige dienstplichtige soldaat uit Katwijk, gedetacheerd bij de tweede „Coak" in Kampen, opgenomen, voor behandeling van nekkramp. (ADVERTENTIE) (Van een bijzondere medewerker) DUBLIN Het laatste over levende lid van de bemanning van de beroemde Russische pant serkruiser „Potemkin", die op 27 juni 1905 aan het muiten sloeg en de oorlog verklaarde aan de Tsaar, nadat de kozakken op de kaden van Odessa verscheidene duizenden burgers hadden afge slacht, is een Ier. Een Russische Ier. Hij heet Iwan Fyodorovitsj Be sjoff en in.juli wordt hij 84 jaar. Tijdens de gebeurtenissen van de 27ste juni 1905 was Iwan Besjoffof, zoals hij destijds heette: Iwan Besjai- ko een jong lid van de bemanning van de „Potemkin". „Om eerlijk de waarheid te zeg gen", vertelde hij, „wist ik eigen lijk nauwelijks wat er aan de 'hand was. Ik werkte namelijk benedendeks. in de machinekamer en andere leden van de bemanning moesten me ver tellen wat er gaande was. Toen hem werd verteld, dat de muiterij een on derdeel was van de Russische revolu tie van 1905, sloot Besjoff zich er met geestdrift bij aan. „Wij aan boord, van de Potemkin beschouwden ons als deelnemers aan die revolutie", vertelt hij. Twaalf dagen lang beheerste de pantserkruiser „Potemkin" met wisse lend succes de Russische wateren van de Zwarte zee. Toen stortte de revolu tie bijna even plotseling als zij was ontstaan ineen. „Wij wisten niet pre cies. wat we met onszelf moesten aan vangen". zet hy uiteen. „Mijn maats schreeuwden en redetwistten en ik denk, dat ik behoorlijk heb meege daan, maar we werden het erover eens, dat wij, als we in Rusland ble ven, vermoedelijk zouden worden doodgeschoten of opgeknoopt". „Wat hebt u toen gedaan"? ..We zijn 'm gepiept", zegt Iwan. De „Potemkin" voer naar de Roe meense haven Constanza en om streeks 8 juli verruilden Iwan Mesjoff en de anrlere opvarenden de kruiser tegen politiek asiel. „Ik geloof niet, dat ik, politiek ge sproken. tot de roden of tot de witten behoorde", zegt Besjoff. „Ik was meer een tussensoort. Ik was pas 20 of 21 jaar en diende amper zeven maanden op het slagschip. In Constanza moest de bemanning een besluit nemen over haar toekomst. „Ongeveer 600 leden van de beman ning besloten in Roemenië te blijven of in elk geval niet terug te gaan naar Rusland. Ongeveer 50 of 60 besloten wel terug te gaan". Iwan vervolgt: „Ik ging ook terug, maar ik nam voorzorgsmaatregelen. Ik veranderde mijn Oekrainse naam Besjaiko in Besjoff en ging onder die nieuwe naam terug naar Odessa. Ik deed er ongeveer een maand over". Terug te Odessa vernam de terugge komen revolutionair, dat zijn vader, een provinciaal magistraat, in de ge vangenis was geworpen. ,,Ik weet ze ker dat dit was wegens mijn deelne ming aan de opstand van de „Po temkin", zegt hij. „In elk geval, ik begreep wel, dat het niet al te lang zou duren voor de politieke politie van de tsaar me te pakken kreeg en ik nam dus mijn maatregelen". Van een Finse zeeman kocht hij een valse pas. „Ik vond een Nederlands schip, dat naar Engeland ging en ging mee. Ik voer een jaar of acht onder de naam Jon Porkka. In 1913 was zijn schip toevallig in Ierland. „Ik ging aan land, nam een trein naar Dublin en hoe langer .ik bleef en hoe meer ik door Ierland rondreisde, hoe meer het land mij be viel", vervolgt hij. „Ik mocht de mensen, met wie ik kennis maakte, vooral de Ierse revolu tionairen. Ik leerde velen van hen ken nen. Maar één Iers staatsburger mocht ik meer dan alle anderen. Dat was een meisje uit Tipperary", In 1918 trouwde Iwan met haar. „Dat is zo ongeveer mijn geschie denis", lacht Iwan, „en nu ben ik hier, de vader van een dochter en vijf zo nen, die even Iers zijn als die lieflijke heuvels van Wicklow. Wat heeft Iwan al die 53 jaar in Du- blis gedaan? „Vis gebakken", antwoordt hy met een diepe, dreunende stem. Tegenwoordig bemoeien de zonen van Besjoff zich met de fish-and-chips- zaafc „maar van tijd tot tijd werk ik nog een dagje mee, al was het alleen maar om hun te laten zen, dat de oude man nog leeft". Verlangt u er nooit naar om naar Rusland terug te gaan? „Alle Russen verlangen terug te gaan", antwoordt hij, „En ik ben te rug geweest. Na de revolutie heb ik er een bezoek gebracht en ik hoorde zo veel over Lenin en Stalin en Trotzki, dat het moeilijk was er een touw aan vast te knopen. Maar een ding wist ik: mijn broer werd een koelak ge noemd, een koelak van acht hectaren. Ik zag Stalin zijn volgelngen als ba zen installeren en ze leken even slechit als de oude bazen. Ik werd door Stalin verbannen. Ik keerde naar Ierland te rug en de Engelsen zetten me in de ge vangenis. Ik denk dat zij me als een gevaarlijke revuoltionair beschouwden. Maar ik hield nog altijd van de Ieren en zij, goddank, van mij. „Ik heb er wel eens over gedacht, naar Rus land terug te keren en er te blijven. Ze zullen mijn terugreis betalen en als overlevende van de „Potemkin" ze zeggen dat ik de laatste ben zou ik een heel aardig pensioen kunnen krij gen". Waarom gaat hij dan nét terug? „Mama" (zijn vrouw) zou het niet prettig vinden", zeide hij. „Hoe het ook zij, ik ben hier gelukkig en kijk eens naar mijn kinderen. Ze zijn zo Iers als maar mogelijk is. Ze lijken helemaal niet op Russen. Dat is toch leven, of niet"? „Tussen een priester en iedere wil lekeurige brave mens bestaat een verschil als tussen hemel en aarde", stelde Pius X vast in zijn „De ex- hortatio ad clerum" en Pius xn be roept zich op deze exhortatio in „Me diator Dei" van 1947, waarin hij het onderscheid tussen priester en leek nog eens extra benadrukt. Tegen de ze uitspraken keert zich de rooms- katholieke lekentheoloog Henri Bou- chette met beslistheid in zyn laatste geschrift „Ambt en mythe". En hij doet dit niet gedreven door een mo dezucht tot protesteren en ontmytho logiseren, maar uit een overtuiging die geboren is uit schriftonderzoek dat weer verband houdt met de he dendaagse spiritualiteit: „Terug naar de bronnen". Bouchette stelt dan vast, en ons inziens op een overtuigende wijze, dat de rooms-katholieke theologie van het priesterschap zich te eenzijdig gericht heeft op en ontwikkeld heeft uit de nieuw-testamentische term hiereus, die daar steeds gebruikt wordt voor de joodse of de heidense priester. Maar ook Christus wordt aldius aangeduid als de enige en waarachtige hogepriester .Dit is het uitgangspunt van de verwarring ge weest. De leiders van de christelijke gemeenten zijn echter presbuteroi, presbyters, waar ons woord priester vandaan komt. Zij worden in de bij bel nooit hiereus genoemd. De theo logische ontwikkeling van de latere kerk echter heeft dat „hierateuma" echter doorgetrokken, wa.ardoor de priester een soort „alter-Christus" is geworden, iemand die niet alleen het priesterlijk ambt van Christus be dient, maar die ook deel heeft aan dat hogepriesterschap van de Heer zelf. Bouchette acht dat hiermee een on dragelijke last op de mensenschou ders is gelegd in strijd met de bij belse ambtsopvatting. We naderen hier dus de opvattingen van 't oosten en de reformatorische kerken, met name die van Engeland: de priester is bedienaar van de geheimen van Christus, voorganger van de gemeen te, maar beslist geen middelaar tus sen God en de mensen, omdat er maar één middelaar is, ons door God aangewezen: Jezus Christus, die met Zijn eigen bloed het hemelse heilig dom is binnengegaan en daar verzoe ning voor ons verricht. Dit is het priestertype waarvoor in de toekomstige oecumenische evange lische kerk alleen plaats zal zijn een priester die niet boven, maar on der en naast de mensen zal staan om in opdracht van de Heer zijn mys- terieën te vieren, samen met het godsvolk. Bouchette spreekt klare taal, evenals hij d'at in zijn vorge twee boeken deed, waarvan dit der de deel de sluitsteen moet vormen. Hij poneert zijn standpunten kort en zakelijk en voegt er terstond de ver klaringen aan toe. Het komt ons voor als een geschrift dat inzake de ver anderende opvattingen over het ambt die in het „reform-katholicisme" een zeer belangrijke rol zullen spelen, de aandacht van theoloog en leek meer dan waard is. Henri Bouchette: Ambt en mythe (H. Nelissen, Bilthoven) LONDEN (KtfP) De Britse pries ters mogen weer naar alle theater voorstellingen. De bisschoppen hebben namelijk hun collega's elders in de wereld gevolgd en het aan de pries ters zelf overgelaten of zij deze of ne- ne voorstelling bezoeken. Tot nu toe konden priesters worden gesuspen deerd als zij naar de schouwburg gin gen. Veel priesters ontdoken de regel door naar de generale repetitie van een bepaald stuk te gaan in plaats van naar de officiële voorstelling. In een toelich ting bij de opheffing zegt kardinaal Heenan van Westminster, dat het ver bod paste in een tijd toen er nog geen radio, t.v. en film waren en het toneel nog niet hoog aangeschreven stond bij de katholieken. (ADVERTENTIE) L I KEIWEG 78 OOSTERHOUT TEL. 01620 - 4272

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 7