JAQUES SLECER5 DOET ROT etterende wonden ingelijst PENSEEL- EN ANDERE STREKEN w. hussem DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 11 MAART 1967 Wanneer men niet alleen prijs stelt op het ondergaan van schone klanken, maar ook plezier beleeft aan vergelijkende studies" in de muziekliteratuur kan deze plaat een aardig bezit zijn. H. Vieux- temps, E. Chausson en M. Ravel; een vergelijk van tijdgebonden mu zikale karakters en een streven naar perfectie in compositie-tech nieken etc. Het vioolconcert nr. 4 d-moll op. 31 van Vieuxtemps is een prachtig stuk viool-acrobatiek met Paganini-achtige figuren gevat in een aan Beethoven en Berlioz denkend concerttype. Van Chaus son het bekende melancholische Poème, waarin zijn verwantschap met de „Bande a Franck" en zijn heenwijzen naar Debussy valt te beluisteren. De zigeunerachtige concertrapsodie Tzigane van Ra- vel is overbekend. Deze intellec tuele virtuositeit is onderscheiden van de beide vorigen, maar tegelijk eén logisch vervolg. Het is Arthur Grumiaux, die als solist met liet Lamoureux-orkest, er een vertol king van geeft, die men gemeenlijk met „magistraal" betitelt. De Phi- lipsopname (802 708 LY) is goed, maar niet zo feilloos als de uitvoe ring zelf. Vorige week is de Picassotentoon- stelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam geopend, iet iedereen zal in staat zijn de Schilderijen en 50 tekeningen gouaches te gaan zien. Voor t. maa' de entreeprijs in het eli|k kan men zich evenwel een '9en Picasso tentoonstelling in huis 'c Sede Gr°te Mees- Vl. D.er "-hi'derkunst verscheen deel en aoaSS° met 48 kleurreproducties Jeverii f Wa,rt"Wit reProducties <uit- rr Con,act' Amsterdam). de Lu daarbi« aa" de hand van iichzelf °°r ^a"S onder meer WbbBovertuigen van de onzin- teur d! w'u Va" Stede,iik direc- cn Jli Wllde; dat de blauwe en Picasso 7fen° van Pica«° geen "snaar Z''"' een kun- 'idizelf sTpV" so'istisch bestaan "invloeden" Vri!heid al,e "tslyseerd '!ven9e cfi,ici 9e" heeft is Hit "i jPI|t uitgedrukt 'teven Picasso inS,i,uut ver" ,,Voor raij bestaat er in de kunst verleden noch toekomst. Ik heb alles voor de tegenwoordige tijd gemaakt" en: „Ik ga met de schilderkunst om zoals ik met de dingen omga. Als ik op een schilderij een raam er verkeerd uitziet, dan sluit ik het en trek de gordijnen dicht, zoals ik het in een kamer zou doen". Uit spraken van Picasso. Wie doet me wat? „Waar het op aankomt is te vin den" zegt hij; Wat hij allemaal ge vonden heeft is op gevarieerde wijze bijeengebracht onder kunstcritische belichting van Hans Jaffé. Als com mentaar vervalt deze belichting soms te veel in een criticus jargon dat de reactie oproept van „Laten we toch ophouden met eindeloze commentaren te geven op deze kun stenaar. Picasso zelf vertelt in zijn werk meer dan genoeg." Als we de subjectieve interpretaties en gevoe lens van Jaffé voor Hef nemen, blijft echter nog een schat van autobiogra fische gegevens en persoonlijke uit spraken van Picasso over, die infor matief voor velen van grote waarde zijn als grammatica, nodig om zijn litteratuur zo intens mogelfjk te ver staan. De in het boek opgenomen kleu ren- en zwart-wit reprodukties zijn van goed gehalte; al blijven het reprodukties. De verschillende talen en tekens waarin Picasso zich uitdrukt zijn ruim vertegenwoordigd. Vaak heb ik het verwijt gehoord dat zijn veelzijdigheid op oppervlak kigheid en gebrek aan continuïteit en diepgang zou wijzen. Dit geeft echter de indruk dat men Picasso niet kan verwerken en tevergeefs zoekt naar één woord om achter Picasso is..." te zetten. Hieraan ontkomt het boek gelukkig; Jaffc blijkt goed gedocumenteerd over het netwerk van invloeden waarmee Pi casso de dialoog aanbond. Hij be reikt uiteindelijk dat men. voor zo ver men dit nog niet was, opnieuw geboeid raakt door deze kunstenaar die dioor geen enkele term voldoen de duidelijk wordt; zich losworstelde van de kenmerken van de tijd in zijn jeugdjaren; Symbolisme en Ju gendstil en vervolgens in de armen van de impressionisten dook. Hieruit groeide een eigen oorspronkelijke benaderingswijze van ja. van wat eigenlijk? Niet alleen van vrouwen, mannen en kinderen, sociale toestan- woordspelingen in het volgende kwa- trijntje zeggen genoeg het woord gedicht maakt me ziek poëzie opent maakt muziek Dit wetende, vragen we ons af or een „gedicht'' als het volgende het arukken wel waard is; een armelijk geklede vrouw kijkt de in bont gehulde dame na We kunnen hier moeilijk een origi nele observatie in zien al hebben we begrip voor de tegenstelling vrouw" en „dame' Iets anders wordt het als de me dedeling een vleugje humor bevat, zoals in deze: de wind praat met het riet de regen mengt zich in het ge sprek. \J oor twee scharren blauwbek- ken" is de intrigerende titel van een literaire reuzenpacket (205) van De Bezige Bij te Amster dam. Ze bevat een kleine twee honderd korte gedichten, door W. Hussem in opdracht van het Wil lem Kloosfonds verzameld. Elk vers, hoe miniem ook, beslaat een hele pagina, zodat de dikte van de bundel omgekeerd evenredig is aan de omvang van de poëzie. Willem Hussem behoort tot de weinige schilders, die tevens dich ten. Hij bezocht de Académie te Rotterdam, waar hij in 1900 op het Slagveld geboren is. Van 1919 tot 1936 verbleef hij in Frankrijk en sindsdien woont hij in Den Haag, waar hij in 1965 onderscheiden werd met de Jan Camoertprijs. Zijn eerste gedichten verschenen in tijdschriften als De Stem, Else vier, en Criterium. Ze werden uitge geven in de debuutbundel „De Kust lijn". Deze en een tweede boek Uit zicht op zee" wijzen er in hun titel al op, dat de zee in de kunst van Hussem een belangrijke plaats in neemt. Water, golven, duinen, wind, strand, zijn woorden, die herhaalde lijk in zijn werk terugkeren. [WTet de onderhavige pocket is het al niet anders gesteld. De titel is ontleend aan het volgende poëem: vrieswind en et> met lieslaarzen tot aan de knieën in het watei voor twee scharren blauwbekken rillend ga ik naar huis Men kan er uit leren, dat een vis ser heel wat moet doorstaan ter wil le van een bescheiden vangst. Zoals in vele van deze miniatuurtjes blijft het bij een blote constatering. Nog een voorbeeld; het druppelen van een waterkraan beklemtoont de stilte in huis De echte poëtische vonk ontbreekt. Toch weet Hussem heel goed aan welkt eisen hij moet voldoen. Dt ITen enkele keer doen de verzen van Hussem denken aan de co- pia's van Hendrik de Vries, eveneens een schilderende dichter. Bijvoor beeld in deze: toen je dronken was luisterde je niet naar me nu je nuchter bent versta je me niet Sommige regels hebben meer aro- ristische dan dichterlijke waarde. We denken hierbij aan.: bezit je wat dan ben je Iemand ben je iemand dan heb je niets en aan deze, ook weer aan de zee ontleende spreuk: het geluid van de golf bericht haar dood Als W. Hussem zich houdt aan zijn eigen versregels: iedere dag rustig voortgaan met de dood op de hielen kunnen we van hem nog veel goeds verwachten. Hij ontwierp zelf het omslag voor deze jongste uitga ve, die vanwege het overvloedige wit een beetje pretentieus aandoet. Een foto van de auteur, gemaakt door foto van de auteur, gemaakt door Henk van der Vet, siert de achter kant van het boek. WILLEM v.d. VELDEN. Dat is pas Kunst! Gezellig en eigen tijds ingericht! Vergeet niet, we le ven in de atoom-aera. Sigaartje? O nee, de kunst heeft voor de drommel geen taak als divertiment. Je hebt twee dingen: aan de ene kant, op het droge om het zo maar eens uit te drukken, staat het musi sche leven, de zonzij, de glimlach, het goede verhaal, de beatgirls en al wat dies meer zij. En aan de an dere kant, geïsoleerd, apart van alles wat goed en mooi is, pootjebaidend m de derrie, bloeit de Kunst. Met een hoofdletter, amice! L^unst, zoals het alem geprezen en bejubelde werk dat bijvoorbeeld een Jacques Siegers de laatste tijd maakt. Dertig jaar, winnaar van zeer vele, waaronder roemrijke prijzen, knap vakman, virtuoos schil der, hard werker, zwierig type, vriendelijk causeur, publïcity-man. Sturm und Drang, Pop-art, Experi menteel. Begonnen als schilder van pasteuze, zondoorgloeide, warme en verzadigde „mooie" stukken. Enke le ervan hangen op deze tentoonstel ling. als om de triestheid van het Tegenwoordige werk nog navranter te doen uitkomen. Want triest is het. Soms zelfs ronduit vals. onhoffelijk, onbegrepen en on-intelligent, als in „Ze noemen het sexy", of „Debiel meisje" of het ronduit walgelijke „Blond kind". Andere dingen zijn ge woon dichtgesmeerd en vuil. zoals -,A1 die doden" uit een oorlogs-serie. Nee. Gelukkig zijn er ook wel enkeie grote en genietbare momenten. Een naakt, in de zin van het naakte, on opgesmukte bestaan. De prachtige „Directeur'' en „Farizeeër", de laatste met „niks" gedaan. De „Da me In groen", en nog wel een paar voorbeelden van ongelofelijk kunnen. Er is weer aankoopsubsidie, en tot 16 maart blijft deze, in ieder geval behartenswaardige maar weinig ple zierige expositie ,te bezichtigen. JAN ASSELBERGS. Jean Arp, de vorig jaar op 78- jarige leeftijd overleden kun stenaar, was zonder twijfel een der grootste beeldhouwers van deze eeuw. Hij heeft een enorme invloed gehad. Hij heeft over de gehele wereld de erkenning gevonden die hem toe kwam. Nu in het Haagse Gemeen temuseum een overzichtstentoon stelling van zijn werk wordt ge houden, levert die algemene er kenning van Arps grootheid ech ter een gevaar op. Men zou er na melijk toe kunnen komen deze werken met een ernsf te benade ren die voor velen ervan dodelijk zou zijn. Die ernst past niet bij Arp, die behalve een groot kunstenaar, ook een humorvol mens was, met een voorliefde voor het groteske en het absurde. Hij is een der mede oprichters geweest van de dadabe- weging en in zekere zin is hij als enige altijd dadaïst gebleven. De wildste constructies uit die ja ren zijn op de tentoonstelling niet te zien. Arp heeft later consequent ver nietigd wat hij niet meer van belang achtte. Wel is er een aantal reliëfs, hout op hout. felbeschilderd en vaak met groteske voorstellingen: Eier- plank, Vork en plastron, Neus-wang. Voor dit type reliëfs hoeft men be paald geen stomme bewondering op te brengen al is het interessant er kennis van te nemen. Want al gauw komen in die reliëfs evenals bij voorbeeld in de borduurwerken die hij ontwierp en die door Sophie Ta- euber, het enige Züricher element in de Dadagroep en Arps latere echtgenote, werden uitgevoerd de vormen voor, die zijn verdere werk zouden gaan kenmerken. Het zijn onbestemde „groeisels" met iets plantaardigs, maar ook met het sen suele van mensvormen. Arps wer ken waren, zoals hij het zelf eens formuleerde, „geordend naar de wet ten van het toeval". Arp wilde ermee zeggen dat hij werkte zoals de natuur werkt: de dingen langzaam laten groeien naar hun uiteindelijke vorm. Zijn vrij staande beelden maken ook de In druk van uit zichzelf gegroeid te zijn. Dat dioen ook zijn latere collages: papiersnippers in „Arpse" vormen, waarmee hij spelen ging tot hij een schikking kreeg die hem beviel. Het geldt ook voor zijn latere reliëfs, meestal in duraluminium, waarmee hij zeer esthetische effecten bereik te. [WTaar het liefst zijn ons toch de beeldhouwwerken. Het is 'n uiterst pure plastiek, waarin Arp een grote volmaaktheid kon bereiken juist om dat hij niet gebonden was aan be paalde vormen. Dat werk is nooit slap, het heeft een typisch sensuele in9lag in die zin dat men het als li-» chamelijk ondergaat, ook als er geen lichamelijke vormen aanwezig zijn. Men voelt zich steeds gedrongen de sculpturen aan te raken; ze voelen ook zo goed aan, deze gespannen bronzen oppervlakken die e_en_ leven de huid lijken van soepele en toch zo krachtige vormen. Arps voorliefde om een sculptuur uit zichzelf te laten ontstaan leidde ertoe dat hij vaak vroegere motieven opnieuw opvatte. Hij liet ze dan weer anders „groeien". Een paar van zijn schitterendste beelden zijn op deze wijze ontstaan. Van de tentoonge stelde moemen wij speciaal „Vrucht torso" uit 1960 en een haast even mooie Torso uit 1957. Soms ook ging hij vormen samenvoegen. Dan ont stonden bouwsels als Schalenboom (1947), Sterre-amfora (1965) en_ uit hetzelfde jaar X Scrutant l'horizon. het beeld dat door de gemeente Den Haag is aangekocht en dat sinds kort prijkt in de w>;jk Mariahoeve Dehalve beeldhouwwerken, schil- deriien, reliëfs, collages en der gelijke heeft hij ook veel gedichten gemaakt in zijn beide „moederta len". Frans en Duits. Op de tentoon stelling Is een aantal teksten van de ze gedichten te zien. De kolderieke inslag die zo ken merkend was voor het vroegere werk vas Arp is later gaandeweg verdwenen. Zijn gevoel voor humor zou hem tot zijn laatste dagen blij ven kenmerken. Vol-ernstig is hij nooit, ook niet in zijn voornaamste scheppingen. Dit mag o.m. blijken uit sommige titels die hij zijs werk stukken gaf: ,.Zeer groot persoon" heet een beeld van 2 meter 44 en een reliëf uit 1964 la aangeduid ais „Gebit van een oude heldin". Nog enkele jaren voor zijn dood zou hij speelse reliëfs van beschilderd hout maken, waar de ernstige kunstbe schouwer maar moeilijk raad mee weet. Kusst is toch niet zo'n ernstige zaak. Zeker niet bij de grote kun stenaar die Jean Arp was. T\e Arptentoonstelling betekent op nieuw 'n manifestatierwan interna tionale allure van het museum dat vorig jaar met „Mondriaan" én „Russische Archeologie" al twee maal naar de top reikte. Picasso is nu in Amsterdam, maar voor de beeldhouwkunst is Arp wellicht even belangrijk als Picasso het is voor schilderkunst en grafiek. Vg. den, verdrukkingen (Franco), oor logsgeweld, landschappen, dieren en dingen, maar ook van „het" tragi sche, demonische, erotische en ver scheurde in het menselijk beleven. Corns dient de persoonlijkheid van een mens een hem verre over treffende begip (De strijkster, sym bool van de vermoeidheid, veroor zaakt door de enorme inspanning die het dagelijks levensonderhoud vergt) soms dient een stijl om juist de menselijkheid te accenturen (Zitten de Pierrot)soms dienen de dingen het schilderij (in zijn collages) en soms dient zijn schilderij een sociale mistoestand. De enigste conclusie die men uit Picasso's werk zou kunnen trekken is dat de dingen die men in het leven kan benaderen oneindig zijn en dat ook de wijze van benade ren geen grenzen hoeit te stuiten. Heel typerend voor Picasso is het mopje van de man in een café die opschept over zijn mooie vrouw. Als zij binnenkomt blijkt ze. een scheve neus te hebben, uitstekende tanden, wilde haren, enz. De man antwoordt slechts op alle reacties: „Ik kan er ook niets aan doen dat jullie niet van Picasso houden". M K. Man met lollie (1938) Het waren vooral de spelende mensen met een dichterlijke ader, die reageerden op de mogelijkheid om op deze pagina hun producten aan de muzen-minnende medemensen voor te stellen. Maar ook enkele ear. toons van de Bredanaar Ruud Nelissen (22) kwamen binnen. Een ervan drukken we hierbij af. Hij spreekt voor zichzelf. De mogelijkheid voor verborgen talenten om, behalve gedichten, ook ander werk in te sturen naar onzekunstredaetie houden we open. Hl e Eindhovense kunstenaar Jac- u 1 ques Siegers exposeert in de jBf Brabantse Kunst Stichting in Tilburg. Hij geeft daarbij het vol gende te denken. Wanneer men er maar oog voor heeft, is er in alle dingen van het leven wel ergens rottigheid te vin den. Men moet dikwijls weliswaar vèr zoeken, maar het loont de moeite om het te doen, want het is nog steeds erg „in". Een heden daagse kunstenaar moet, wil hij gerespecteerd worden, nog altijd de zelfkant zoeken van deze on dermaanse mislukking. Mensen als Toon Hermans die (zij het; op een geheel ander vlak) van dit tranendal een watersportcentrum willen maken; die proberen de mooie, de lieve, de fijne kanten te vinden, ook en juist van de rotzooi, zijn dan eigenkjk maar zielige stum pers, niet waardig om een kunste naar de (ongepoetste) schoenen vast te maken. De kortste weg door het moeras is de weg eromheen? Niet voor een kunstenaar: erin, en lek ker wentelen, en maar oproeren. £n die oppervlakkige, goedkope ker misklanten (zoals Toon Her mans), moeten niet het hart hebben zich óók kunstenaar te noemen want, parbleu! wat is dan kunst! Zorgen en narigheid zijn niet om weggela chen te worden! Wanneer men moe- peurd van zijn werk kromt om s avonds in een persoonlijke goede s'eer eindelijk wat rust te genieten, moet er een etterende wond ingelijst 83n de muur hangen. Een bloederig. Mgekloven geraamte; óók goed. Of can doodgereden vogeltje, dat met Dijtend sarcasme de essentie weer- Pft van de goot. Als het maar M aan Onze Tijd herinnert. Ha!

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1967 | | pagina 19