MODERN BIJGELOOF, ILLUSIE, LEUGEN: ZE
BESTAAN DOOR GEBREK AAN TWIJFEL
Bastions van het onverstand":
fel
verdedigde bolwerken
heetman,
net ietsje
langer
dan de
Domtoren
T
Vanwege de jeuk
Dikke schedels
Blanke aap
Statistiek
(en véél zachter)
55
Portret van
een realist'66
mieren
„Smartegeld"
Nederlander
in Frankrijk
verongelukt
Bus ramt vrachtwagen
Geen voorrang:
een dode,
20 gewonden
IEDERE VROUW IS ANDERS, MAAR TOCH...
1000 Velletjes zachtheid.
500 Per rol. Samen 130
meter! De lengte van twee
torenlange EDET King Size
en. Voor
per rol kunt U het nameten!
In '65 hehoort dat grove,
stugge closetpapier toch de
finitief tot liet grijze verle
den? Zeker nu er EDET is
voor hetzelfde geld!
EDET toiletpapier is zacht
en hygiënisch. EDET geeft
méér zachtheid per velletje.
En méér velletjes per rol.
EDET toiletpapier is op en
top modern toiletpapier; in
rose, groen, geel en wit
verkrijgbaar.
EDET geeft het grootste
comfort in Uw kleinste ka
mertje. Zorg dat U nooit
zonder zit!
Zacht
en héééél
veel papier
17
DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 4 NOVEMBER 1965
21
(Van een onzer redacteuren)
Wij mensen zijn zó beschaafd,
dat wil althans zeggen: wij be
schaafde mensen zijn zo beschaafd
dat we niet alleen geen dier een
haar of een pluim zullen krenken,
maar we zijn zelfs verschrikkelijk
lief en behulpzaam voor beesten
geworden, tot een peil dat minder
beschaafden onder ons soms ab
surd durven noemen.
Maar zelfs die sceptici willen
wel in tedere vervoering raken
wanneer zij de broedende vogel
tjes beschouwen. Het beeld van
het vogelvrouwtje op haar eitjes,
trouw en vol zorg voor toekomstig
kroost, en van haar plichtsgetrouw
met voedsel af- en aanvliegende
vogel-gemaal, is in onze maat
schappij het ideale voorbeeld ge
worden van echtelijke trouw, ge
zinsgeluk, zelfopoffering en wa
terdicht plichtsbesef.
Er zijn ook vader-vogeltjes die zich
niet beperken tot het verdienen van
de kost voor het broedende wijfje,
die soms „met zachte drang" het
vrouwtje van de eieren duwen, met
een blik in de ogen die duidelijk zegt
„vooruit, ,meid, neem nou maar even
een half uurtje vrij, dan broed ik
wej effeZe verwerven daar
mee van onze zijde extra achting, mis
schien vermengd met een klein
scheutje van de goedmoedige laehe-
righeid die we ook over hebben voor
de man onder ons die geregeld de baby
van schone luiers voorziet, maar we
vinden het toch wel vreselijk lief van
zo'n mannetjes vogel.
Al voor de kindertjes van de kleu
terschool schilderen we het jonge vo
gelgezin af als een schitterend voor
beeld voor onze menselijke maat
schappij; we hebben daarvoor de pas
sende woorden gevonden èn de ex
cuses om dat voorbeeld toch weer niet
zo consequent te volgen.
We zouden niettemin bijzonder on
aangenaam getroffen en in onze hei
ligste gevoelens gekwetst worden als
een mispunt van een cynicus ons ging
vertellen dat vogelmoedertjes hele
maal niet uit trouw, plicht of liefde
op het broedsel gekluisterd blijven,
maar dat alleen de betrekkelijke koel
te van ,de eieren die ellendige jeuk
aan de broedplekken op het lichaam
wat verzacht. En dat de mannetjes
vogel die een deel van het karwei op
zich neemt, toevallig van de natuur
ook bedeeld is met broedplekken, zo
dat hij, wanneer de jeuk niet meer te
harden is, zijn wijfje van de eieren
schopt om de pijnlijke plekken fijn
even tegen de gladde, als een koele
compres werkende oppervlak van de
eitjes te drukken.
Zo'n mispunt is de heer Bergen B.
Evans, een Amerikaans hoogleraar.
Hij heeft een boek geschreven over de
(Advertentie)
Deze carrière-maker reali
seert zich, dat 'n zakelijke
uitmonstering hoort bij zijn
job. Deze individualist voelt
echter niets voor het grijze
zaken „uniform". Hij kiest het
allernieuwste: de 1=2 look.
Op 5 meter afstand 'n keurig
3-delig effen kostuum, op 2
meter blijkt het een nobele
combi. Een amper zichtbare
ruit op het jasje geeft koele
zakelijkheid net
ietsje fleur en flair
waar de man van
van houdt,
met of zonder vest
v.a. 229.50
geren Cin herenmode}
ls v°ORurrz,EN1
onzin die wij allemaal maar geloven.
„De bastions van het onverstand"*)
bevat niet alleen dit ontnuchterende
verhaaltje over de dus toch niet zo
liefdevolle, eerder bar egoïstische vo
geltjes. Als het dat maar was, zouden
we de schouders kunnen ophalen om
een man die er aardigheid in heeft
een aandoenlijk stukje romantiek te
ontluisteren, zonder enig zinnig doel.
Neen, op elke van de 265 bladzijden
schiet hij met een voltreffer een bres
in de weerbarstige muren van het
bastion des onverstands, totdat er ten
slotte een rokende puinhoop van over
is. Althans, dat is de bedoeling, maar
Bergen Evans moet zelf te verstandig
zijn te geloven dat het onverstand uit
te roeien is. Nog niet met een mil
joen boeken, al zouden ze allemaal zo
exact, zo puntig, zo nuchter en zo
verkwikkend-geestig zijn als „De bas
tions van het onverstand". Want
nuchterheid en geestigheid mogen dan
ontwapenen^ zijn, degenen die in ba
kerpraatjes, onzin en doodordinaire
leugens geloven, hebben nauwelijks
deserteurs of overlopers onder zich,
de dikte van de muren hunner burcht
correspondeert met die hunner sche
dels.
Daar hèb je het nou al: dikke sche
dels. Van de onverstandigen en de
alles-maar-gelovers te zeggen dat ze
een dikke schedel hebben ls vrijwel
risicoloos, maar het is verleidelijk
om niet alleen van degene van wie je
dat zeker weet, te beweren dat zyn
hersenpan uit een te zwaar beenpant
ser bestaa«t, maar ook van do lieden
die je eenvoudig niet mag en die je
daarom de dikke schedel met het
onvermijdelijk bijbehorende lage in
telligentie-quotiënt toedicht. Trou
wens, als je dat consequent en by her
haling doet, gaat niet alleen je om
geving dat geloven, maar je weet het
op den duur zelf ook zeker.
Zo weten miljoenen Amerikanen,
aldus Evans, „zeker" dat negers on
der andere) een dikke schedel heb
ben. En dat is dan één van de bewij
zen van hun minderwaardigheid.
Straks komen we nog even op het
radicale aspect van de bastions van
het onverstand terug. Eerst nog even
naar de wat minder gevaarlijke vo
geltjes. Goed, pa en ma vogel zijn
ontmskerd, maar laat ons verdraag
zaam zijn, want tenslotte kunnen zij
het ook weer niet helpen dat ze zo'n
jeuk hebben, daarvoor is slechts de
natuur verantwoordelijk. Lief blijven
ze toch wel, vooral als ze nog zo klein
en hulpbehoevend zijn. Al hebben
hun ouders hen dan slechts uitge
broed omdat er geen zalfje tegen een-
brandende huid bij de hand was,, ze
verstrekken toch ijverig wormpjes en
vliegjes en ook als we dat tot een
stom instinct willen terugvoeren, dan
toch blijft het jonge vogelgezin een
lieflijk voorbeeld om aan onze ruziën
de kleuters ten toon te stellen.
Kletspraat-, striemt Evans evenwel
meedogenloos. Het systeem waardoor
alle vogelkindertjes hun portie van
de vliegen en de wormen krijgen, be
rust voornamelijk op ellebogenwerk
en grote bekken.
Met onze verachting voor de koe
koek zitten we dan dus wel goed,
zou men menen. Hier echter schudt
de heer Evans opnieuw het hoofd: dat
het koekoeksjong uit puur egoïsme de
rechtmatige bewoners van het nest
over de rand zou smijten is evenzeer
een bakerpraatje. Het beest kan er,
ondanks zijn grote bek, niets aan doen,
het gaat gewoon vanzelf: hij is zwaar
der dan de échte kindertjes, komt dus
onderin het nest terecht en de boven
op drijvende kleintjes kunnen bij elke
onverhoedse beweging naar beneden
smakken.
We geloven maar raak, aldus de
auteur, zonder dat we eerst eens na
gaan of het allemaal wel waar is* we
geloven dat de haren en de nagels* van
een lijk nog „geruime tijd" door
groeien, dat welvaart tot degeneratie
lijdt en dat derhalve een stijgende
levensstandaard een ongunstig effect
op de volksgezondheid heeft, dat
iemand van schrik of van ellende in'
één nacht volslagen grijs kan worden,
dat de hik daarentegen juist door een
flinke schrik kan overgaan, dat een
lichaam in ongebluste kalk zeer snel
tot ontbinding komt, dat het gele ras
scheve ogen heeft, dat stieren boos
worden als ze iets roods zien, dat hon
den „gevoel" hebben voor het karak
ter en de betrouwbaarheid van de
mensen, dat oliefanten een ijzersterk
geheugen bezitten, dat mieren ijverig
en krekels luie vlerken zijn, dat wol
ven en andere wilde dieren soms
mensekinderen opnemen en „opvoe
den", dat er na een oorlog, waarin
vele mannen sneuvelen, ter compen
satie meer jongetjes dan meisjes ge
boren worden, dat „wilde" en „onbe
schaafde" volkeren ons, gecultiveerde
en verwende fijnproevers kloppen op
het stuk van lichaamskracht, zesde en
desnoods vele volgende zintuigen, uit
houdingsvermogen en weerstand te
gen ziekten en alle mogelijke andere
bekommernissen
Nu ja, wat geloven we eigenlijk
allemaal niet Dit is slechts een
onbetekenende greep uit wat Evans
allemaal opsomt, en j^vat hij, dat had
u al begrepen, met nuchtere argu
menten weerlegt..
Is het nu eigenlijk wel zo erg dat de
mensheid in bakerpraatjes gelooft? En
grijpt de beschaving, op het ritme van
de opmars van de techniek, niet zo
snel om zich heen dat de resten van
het bijgeloof zeer binnenkort dood
zullen zijn?
Wat dat laatste betreft: Evans is
niet erg optimistisch. Niet geloven in
kletspraatjes en onzin is geen kwestie
van vooruitgang, maar van nuchter
denken. En dat is een bezigheid waar
toe zo weinig mensen komen, zegt hij.
Op de eerste vraag zou men kunnen
antwoorden: weineen. wat doet het er
eigenlijk toe, laat de mensen maar
bezig. Maar onverstand beperkt zich
niet, zoals Evans opmerkt, tot dieren-
fabeltjes en versteende spreekwoor
den. Zijn boek wordt gaandeweg een
vlijmscherp requisitoir tegen de ras
senwaan die voor een groot deel stoelt
op „argumenten" die niets met de
waarheid uitstaande hebben.
Een groot deel van het Amerikaanse
publiek is er met de grootste heilig
heid van overtuigd dat negers en an
dere gekleurden verre minderwaardig
zijn aan de blanke. De heiligheid van
hun overtuiging is niet eens. schijn
heiligheid: ze weten het echt allemaal
zeker, dat de neger met zijn dikke
schedeldak, zijn kleine schedelinhoud,
zijn woestbehaarde lichaam, zijn lange
armen en benen, zijn dikke lippen en
naar voren stekende onderkaak aan
zienlijk dichter bij 's mensen voor
ouder, de aap, staat dan de superieure
blanke. En dat hij derhalve geen
recht heeft op een gelijkwaardige
plaats in de samenleving.
De nuchtere, hoewel op steeds ern
stiger toon sprekende, ïoch altijd ver
rukkelijk snedig blijvende Evans, ont
zenuwt bijna al die zekerheden stuk
voor stuk. De neger heeft wel langere
armen dan de blanke, en zyn schedel-
inhoud is kleiner, alles uiteraard ge
meten naar gemiddelden.
Maar verder? „De blanke lykt
strikt anthropologisch gezien aanzien
lijk méér op een aap dan de neger,"
concludeert hjj, met voldoende weten
schappelijke argumenten échter de
hand.
Negers hebben aanwijsbaar minder
beharing op het lichaam dan blanken,
hun dikkere lippen staan veel verder
af van de ongeveer liploze apen 'dan
de mond van de blanken en wanneer
wij dan tenslotte onze troost willen
putten uit die onomstreden kleinere
schedelinhoud van de neger, dan wijst
de schrijver er even op dat het een
tikje gevaarlijk is daaruit rondweg te
concluderen dat de blanke „dus" in
telligenter is.
De Amerikaan staan daarbij welis
waar indrukv/ekkende statistieken
ten dienste. Ze bewijzen desgewenst
dat de blanke verstandelijk meer ont
wikkeld is dan zijn zwarte landge
noot. Nu is dat zo vreemd njet als
men even nagaat hoezeer de neger tot
dusver is geweerd van middelbaar en
hoger onderwijs.
De statistiek die het superioriteits
besef van de blanke moet helpen be
stendigen is even gemakkelijk aan
vechtbaar als de bewering dat rode
auto's minder gevaarlijk zijn dan an
ders gekleurde, omdat de statistieken
bewijzen dat er aanzienlijk minder
rode bij ongelukken zijn betrokken.
Dat is tamelijk begrijpelijk: er zijn nu
eenmaal heel wat minder rode autp's
dan witte, blauwe en alle andere bij
elkaar.
Het bijgeloof is niet uitgeroeid, het
is alleen wat aangepast aan onze tijd
en het verschanst zich achter statis
tieken en „wetenschappelijk bewezen"
feiten. Het vormt de basis zelfs voor
een groot stuk economische bedrij
vigheid, waaronder Evans vooral de
postorderbedrijven in de V.S. rekent.
Maar ook reclamelieden, advocaten,
professoren, financiële en commer
ciële goochelaars, dokters, drogisten,
politici en journalisten vinden, zegt
hij, trekken him inkomsten uit de
onwetendheid en de ongefundeerde
verwachtingen van het mensdom.
Dat duidt er op dat de wereld
economie voor een goed deel op gang
wordt gehouden door onverstand,
leugen en illusie. Evans besluit zijn
betoog met de opmerking dat de
mens de plicht heeft te twijfelen en
naar bewijzen te vragen voor alles
wat wordt beweerd. Het klakkeloos
geloven is de tegenvoeter van het
denken en zonder denken is geen
twijfel, geen kritisch onderzoek mo
gelijk.
(„De Bastions van het onver
stand" (The natural history of
nonsense). Bergen Evans, ver
taling Walter IJserdraat. Tweede
druk. H. P. Leopolds Uitgevers-
mij., Den Haag.)
(Advertentie)
LONDEN (U.P.I.) Een rechter
in Londen heeft 11.300 pond ster
ling schedevergoeding toegewezen
aan de negentienjarige Iris Clark,
die door een aanrijding niet meer
kan huilen.
Miss Clark, aangereden door een
bestelauto, waarvan de bestuurder
aansprakelijk is gesteld, verloor
haar reuk. en smaakvermogen en
kan door irritatie van haar traan
klieren geen tranen meer plenzen.
LYON (A.F.P.) Nabij het Franse
plaatsje Saint Jean d'Irdieres in het Rhö_
negebied is de 35-jarige Wageningse le
raar wiskunde T. F. Artsen met zijn 59-
jarige schoonmoeder, mevrouw S. Clayeys
uit Brussel, om het leven gekomen, toen
zijn auto in botsing kwam met een Fran
se personenwagen. Zijn 31-jarige echtge
note Janina, hun zoontje Mick (2) en een
passagier uit Brussel werden ernstig ge
wond, evenals de beide inzittenden van de
Franse auto.
VALKENBURG (ANP) Op de
ryksweg 78 (Heerlen - Maastricht) is
de 26-jarige vrachtwagenchauffeur H.
de Saive uit Vijlen (gem. Vaals) bij een
verkeersongeluk om het «even gekomen,
toen hij met zyn vrachtwagen in bot
sing kwam met een Belgische autobus.
Drie mensen werden levensgevaarlijk
gewond, 17 van de 40 inzittenden van de
bus werden met zware of lichte verwon
dingen naar ziekenhuizen in Maastricht
en Heerlen overgebracht.
Het ongeluk gebeurde, toen de vracht
wagen, afkomstig uit Epen, op een kruis
punt de rijksweg opdraaide zonder voor
rang te verlenen aan een uit Aken ko
mende autobus, waarin 40 Belgische,
Griekse, Italiaanse en Spaanse vrouwen
zaten. De vrouwen wonen in Bree (Bel
gisch Limburg) en werken bij een cho
coladefabriek in Aken. De bestuurder
van de autobus heeft nog getracht een
aanrijding te voorkomen, maar botste
bij de mislukte uitwijkpogimg tegen de
voorgevel van een langs de weg gele
gen café.
Toch is er één wens die elke vrouw in stilte
koestert: een sieraad met brillant. Een ring,
een armband of een horloge met de steen die
sinds onheugelijke tijden het symbool is van
liefdeen geluk. Die de"koning deredelstenen"
wordt genoemd 'om zijn onvergelijkelijke,
tijdloze schoonheidEndié-prettige gedachte!-
bovendien een waardevaste belegging is.
Misschien is er binnenkort een aanleiding
om haar die lief is, op een bijzondere
wijze te bedenken? Komt u dan eens aan.Wij
zullen.u graag onze'zeer uitgebreide kollek-
tie exclusieve sieraden met brillant tonen.
BELANGRIJK! Wij verstrekken bij brillant een uniek Certifikaat
met exacte gegevens, diagram en microfoto. Een dokument, dat
u volstrekte zekerheid schenkt over de waarde van uw aankoop.
.Starlet", 1 groteen
12 kleine brillanten
First Lady", 1 grote eri
6 kleine brillanten
1550,-
3875,-
Solitair ringen"
met 1 steen vanaf 125,-
edelsteenkundige f.g.a.
diamantexpert g.i.a.
LIJNBAAN 92 tel. 116670
oostzeedijk 155-157, rotterdam
11)
„Dan kan ik je iets ^ten zien," zei
Giovanni. Hij greep de boekhande
laar bij de schouders en leidde hem
door de duisternis „Ga hier zitten,"
zei hij en drukte zijn vriend omlaag.
„Nee, niet hier! Je moet niet boven
op hem gaan zitten!"
De boekhandelaar voelde iets kouds
onder zich en sprong weer overeind.
„Boven op hem? Boven op hem? Bo
ven op wie?"
Giovanni gaf geen antwoord. Hij
liep weg en de boekhandelaar ge
raakte in paniek. Zijn kreet klonk
door de duisternis.
„Houd je kalm," zei Giovanni rus-'
tig. ,Ik zal een lucifer aanstrijken."
De boekhandelaar voelde zich iets ge
rustgesteld. Hij hoorde een" schra
pend geluid, een vonkje schitterde in
het donker, dan vatte het houtje
vlam en een lichtkrans spreidde zich
door het graf.
De boekhandelaar zag vlak voor zich
de levensgrote figuur van een krijgs
man, rustend op een enorme graf
tombe. Het stenen gelaat van de
krijgsman drukte een grote ernst uit.
„Mamma mia," fluisterde de boek
handelaar.
Het licht flikkerde uit. Giovanni nam
zijn vriend bij de arm en bracht hem
naar een andere plek. Toen de vol
gende lucifer ontbrand was, knipper
de de boekhandelaar even met de
ogen, want hij ontwaarde vier grote
bronzen vazen, waarop prachtige
paarden, strijdwagens en galeien ge-
grafeerd waren. Die vazen waren
lang geleden gevuld met bloemen.
Met bevende vingers raakte hij een
verdord blad aan. Het blad viel di
rect uiteen in stof en grauwe stukjes
dwarrelden naar de grond.
„Bekijk dit eens," Giovanni schui
felde in de duisternis. Toer hij weer
een lucifer aanstreek, stond hij voor
een verzameling lange metalen spe
ren. met zorg geplaatst op een blok
zwart marmer waarop tevens een
dozijn strijdbijlen lag. De scherpe
sneden schitterden in het gelige licht.
Giovanni hief de lucifer hoop op bo
ven zijn hoofd. Het licht scheen nu
op honderden marmeren blokken, die
samengemetseld waren en boven
hem een enorm gewelf vormden.
In de terugkerende duisternis zocht
de boekhandelaar met trillende vin
gers naar het koude gelaat van de
stenen krijgsman. Zijn handen dwaal
den over de stenen sandalen, langs
de stenen benen, de stenen tuniek en
het borstkuras, omhoog naar h t ede
le. strenge gezicht. Hij voelde dat
hij op het punt stond in een waan
zinnige lach uit te barsten.
Een lucifer sputterde. Het licht
scheen op de wand naast hen. Deze
DOOR HOWARD SHAW
was glad gepleisterd en op deze wand
had een schilder in de oudheid een
groots, tafereel afgebeeld. Achter een
overdadige tafel, beladen met prach
tige drinkbekers, zilveren schotels en
uitgezochte spijzen, hielden donkere
bedienden koperen vazen in hun brui
ne handen. Hun zwarte ogen waren
uitdrukkingloos. Voor hen, gelegen op
lange rustbanken naast de tafel, za
gen ze de figuren van vier met juwe
len getooide vrouwen. Hun gezicht
was schoon, hun ogen half afgewend
en hun glimlach raadselachtig. De
linker arm van alle vier was gebo
gen, de palm van de hand omhoog
geheven en in ieder slanke hand lag
een klein rond voorwerp dat op een
ei geleek. Het levendige fresco was
iii schitterende kleuren geschilderd.
Op de aansluitende wand ontdekten
ze een andere schildering. Twee ge
spierde atleten stonden gebogen in
een worsteling, de schouders gespan
nen door de inspanning van de wed
strijd. Een gr^ n jonge edellieden
gekleed in lichtblauwe tunieken, keek
toe van een met gras begroeide heu
vel en op de achtergrond was een
kalme zee te zien, waaruit vissen op
sprongen in het zonlicht.
Prachtige tinten vermiljoen, goud
en groen schitterden van een ander
deel van dezelfde wand. Een panter
loerde in het hoge gras. de spiereen
gespannen in afwachting van een na
derende, maar niet afgebeelde vij
and.
„Ik heb nog maar één lucifer," zei
Giovanni.
Weer was de duisternis verjaagd.
Hoog op een andere wand van de
grafkelder had een antieke schilder
de magere gestalte vun een priester
afgebeeld. Hij was gekleed in een so
ber wit gewaad. Zijn schrale lichaam
stond onbeweeglijk, zijn smalle ogen
drukten ernst uit en hij keek strak
naar de afbeelding van een gesloten
deur. In zijn lange vingers hield hij
een boekrol.
De lucifer doofde en Giovanni zocht
in het donker zijn weg naar de plek,
waar de boekhandelaar zat. „Er is
nög veel meer te zien," zei hij,
„maar ik ga nu naar bed."
Een lang bedwongen lach deed het
gespannen lichaam van de boekhan
delaar schudden. Hij kon geen woor
den vinden die pasten bij alles wat
hij beleefde.
„Ik wou dat je niet lachte," zei Gio
vanni nijdig. „Ik zei je al, dat ik het
helemaal niet grappig vind."
De boekhandelaar bleef onbedwing
baar doorlachen. De restaurateur
stond zich op te winden-
„Giovanni" bracht de boekhande
laar er met moeite uit.
„Ik ga naar bed," bromde Giovanni
en wendde zich af.
De boekhandelaar greep zijn beide
polsen „Wil je werkelijk zeggen dat
je niet begrijpt waar we zijn?" vroeg
hij met hese stem.
Jij hebt die kaart getekend," zei
Giovanni droog. „Aangenomen dat
die juist is, moeten we onder de win
kel van de zilversmid zitten."
De keel van de boekhandelaar was
droog. Zijn hoofd tolde van de vele
verwarrende gedachten, 't Kan een
voudig niet waar"zijn- 't Is gewoon
weg onmogelijk!" fluisterde hij, meer
tot zichzelf dan tot zijn kameraad.
Zijn hersens poogden de indrukken
te verwerken. 'Hij sloot zijn ogen en
leunde met zijn hoofd tegen het koe7
le hout van de ladder. „Maar tóch is
het waar!" zei hij tenslotte.
„Wat is waar?" vroeg Giovanni, die
zijn houweel opraapte.
„Giovanni," zei de boekhandelaar
plechtig, „vannacht heb jij een
van de grootste archeologische ont
dekkingen van de hedendaagse Ita
liaanse geschiedenis gedaan."
„Wét heb ik?"
(Advertentie)
€iéb
l hade in swede*