Meer belangstelling voor eigentijdse geschiedenis bij V.H.M.O. Duke Ellington: meer dan veertig jaar geeft hij de toon aan mensen en muzen Paestum Perugia DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 9 OKTOBER 1965 Akke Sins uit Breda heeft zich in de loop der jaren een reputatie als gyafi- ca opgebouwd, men kan haar langza merhand wel gaan rekenen tot de al- lerbesten. Zy heeft zich gaandeweg een vaardigheid eigen gemaakt, die velen haar benijden zullen: haar hand is vast en trefzeker. Maar niet alleen technisch ook artistiek heeft zij van zich doen spreken: haar grafiek is van een rustige allure, altijd beschaafd en steeds zinvol. Zo pas is zij teruggekeerd van een studiereis naar Italië, zij werd daartoe in de gelegenheid gesteld door o.k. en w. Het aanbod verraste haar, want een departementale reisbeurs betekent, dal men zich dat jaar geen zorgen behoef', te maken over zijn reisbudget. Belang rijker is echter, dat zo'n beurs eer erkenning betekent van de kunstenaar die door zo'n reis zijn horizon verbre den kan. Akke Sins had de keuze tussen ItaJiè en Israël. Zij koos zonder omwegen het eerste land. Dat lijkt op het eerste gezicht vreemd, want zjj kende Italië reeds van een vroegere reis. Zij was toen al verliefd geworden op dat land en de kans tot een tw.'ode kennisma king greep zij met heide hande aan Zij kwam nu in de gelegenheid zaken te gaan bezien, die er tijden- haar eerste reis bij ingeschoten waren. Zo landde zij per KLM in Rome, van waar haar artistieke pelgrimage begon door de steden en landschappen. Zij maakte die reis helemaal alleen Het enthousiasme voor de schoonheid, die haar overal omving, kon zij dus niet kwijt aan een reisgenoot Zij leg de deze ervaring echter neer op teken- bladen en zo ontstond een bundel schetsen uit Assisië en Perugia, Amalli. Salerno en Rtme. Zij bezocht Pompei en Paestum. Keer op keer ging zij zitten op een brok ruïne om in enkele vlugge lijnen een impressie op papier te zetten. Dat gebeurde met vaste hand. zonder aarzelen. Zo ontstonden bij tientallen de reisschetsen, fijn-getekend, goed geob serveerd. De lijnen volgen de hoofd zaak, details worden verwaarloosd. Maar uit dit lijnenspel ontstaan bladen waar men de ontroering om de ervaren schoonheid nog duidelijk van af leest. De schetsen zijn luchtig, bijna door zichtig en toch compact. Een stadje tegen de rotswand blijft bjjeenhangen als een kunstig geconstrueerd vogel nest. In enkele lijnen schetst zij de enorme zuilen, zoals men die in Paes tum vindt. Ook dit lijnenspel is luchtig en toch ervaart men deze lijnen als kolossen. en R. de Jong) bekijken met tamelijk milde ironie De Taaie Rooie Rakkers tussen 1918 en 1946; A. C. de Gooy- er tekent Het Beeld Der Vad'ren, en Flex ziet zijn Parade Der Mannen broeders voorbijtrekken; Dr L. M. H- Joosten promoveert in 1964 op een proefschrift „Katholieken en Fascis me in Nederland 1920-1940". eenzijdigheid Het is niet nodig de. opsomming nog langer te maken. Duidelijk is dat (vooral natuurlijk ook in Duitsland) er mensen gekomen zijn die met het jongste verleden afgerekend hebben. Zij hebben het verleden niet ont luisterd; ze gaven daarentegen (mis schien enigszins eenzijdig) objectieve informatie die niet bewust of onbe wust gekleurd was door religieus, po litiek (enzovoorts) winstbejag. Protes- sor F. Buytendijk zegt dan ook (De moderne mens en zijn lectuur): ,,Wat de moderne, naoorlogse mens, in te genstelling tot de vorige generaties, van het boek verlangt, ls de onvoor waardelijke oprechtheid en de deelna me zonder reserve aan de ellende en de angsten van deze tijd. Men weigert de gereserveerdheid en dus die be schaving, welke vanaf de renaissance tot de wereldoorlogen gelijk gesteld werd met zelfbeheersing". De moderne mens verlangt een waarheidsgetrouw inzicht in de gebeurtenissen van deze tijd en in die van de geschiedenis. Veel geschiedkundige geschriften heb ben dan ook een soort ontmaskerings karakter. Begrijpelijk is de onrust ven de oudere mensen als ze vernemen hoe het gesteld was met de verhouding tussen het katholicisme en Hitiers der de rijk, als ze bijvoorbeeld horen van de acties van de jezuïeten tegen de Franse „libertijnse" auteurs in de ze ventiende eeuw, als men de gruwelijke geschiedenissen leest van heksenpro cessen en jodenvervolgingen. Onze conclusie mag zijn dat er veel ten goede is veranderd wat betreft ons streven naar eerlijke informatie, naar waarheidsgetrouw inzicht, naar ge fundeerde meningsvorming. En dat moet in het geschiedenisonderwijs na tuurlijk zijn weerslag hebben. Er zal daarom veel moeten veranderen. Dit geldt niet alleen voor leerboeken en methoden, maar vooral voor de men taliteit en deskundigheid van de leer krachten. Door het bijzondere onderwijs zijn in deze eeuw in de Nederlandse be volking eigenlijk drie groeperingen ont staan, die vanuit een totaal verschil lende historische reactiebasis de te genwoordige situaties kunnen bekij ken- W. Brouwer heeft in Opvoeding (mei 1965) hierover een goed stuk ge schreven. Hij zegt hierin o.m.: „Een heel eenvoudig onderzoek wijst wel uit dat de katholieke schoolboekjes méér dan de helft van hun ruimte be steden aan de Middeleeuwen, waar de Protestantse met 10 propent van de ruimte mee klaar zijn". In de huidige schoolboekjes consta teert men nog steeds een erg veront rustende eenzijdigheid. Katholieke kin deren worden doorgaans niet ingelicht over de 4500 protestanten, die in de zestiende eeuw op last van de Roomse overheid zijn ter dood gebracht. In een voortreffelijk artikel (Opvoe den tot oorlog of vrede?) in De Gids (1965, 1 en 2) zegt S. C. Derksen: „De bewering van de Engelse wijsgeer Bertrand Russel dat het nationalisme en het chauvinisme in de eerste plaats produkten van de school zijn geweest, lijkt nauwelijks meer voor tegenspraak vatbaar". Het op bepaalde wijze geven van geschiedenisonderwijs blijkt een wapen te zijn dat door allerlei politie ke, godsdienstige, ideologische richtin gen misbruikt kan worden. Het zijn inderdaad de Duitse schoolmeesters geweest uit de jaren 1918-1945 die de bodem voor het nationaal-socialisme hebben bereid en een groot aandeel hebben gehad in de snelle opmars van het Hitlerdom. Derksen schrijft: „Vooral de Duitse leerboeken uit de periode 1848-1945 zijn berucht geworden door de nationale grootheidswaan en de onbekookte agressiviteit van hun samenstellers". Zowel in de totalitaire staten als in de zogenaamde demo cratische landen is het historische beeld door middel van het geschiede nisonderwijs veelvuldig vervalst, en behelsden de leerboeken veel falsifi caties. In veel mindere mate is dit momenteel het geval, al valt nog vaak in de (natuurlijk altijd enigszins sub jectieve) keuze en interpretatie van historische feiten een tragische subjec tiviteit te constateren. Bovendien is er meestal teveel aandacht voor militaire verwikkelingen en voor de histoire- bataille (wat de mensheid scheidde), maar te weinig voor de cultuurgeschie denis. Terecht vraagt W. M. A. Peters in Jeugd in School en Wereld (1965, nr 4); „Hebben Ruusbroec en Thomas van Kempen, Geert Grote en Erasmus niet steeds vele ronden in de belangstelling achtergelegen bij Floris V, Maurits, J. P. Coen en Piet Heyn? Omdat het geschiedenisonderricht zo'n intensieve invloed heeft op de meningsvorming, daarom is het een belangrijk en ook een gevaarlijk vak. ernstige fouten Veilig kunnen we aannemen dat overal in het geschiedenisonderwijs ernstige fouten zijn gemaakt, en dat niet alleen de Duitse schoolmeesters schuld treft Om tot een genuanceerd oordeel over de fouten van het onder wijs te komen, dient gewezen te wor den op de verhouding tussen weten schappen en onderwijs. Men kan bij voorbeeld het Duitse onderwijs scherp laken bij het zoeken naar de ont- staansmogelijkheden van het nationaal- socialisme; men vergete echter niet dat de „grootheidswaan en „onbekookte agressiviteit", waardoor het Duitse ge schiedenisonderwijs zich kenmerkte regelrecht stammen uit de wetenschap pelijke geschriften. Men mag gerusi stellen dat de wetenschap, die het on derwijs de leerstof aan de hand heeft gedaan, ongetwijfeld de voedingsbo dem heeft geschapen, waarin de nazi- idealen wortel konden schieten. Een uitstekend voorbeeld om dit aan te to nen is te vinden in De Ontwikkeling en de Oorsprong van de Taal van de wereldberoemde. Deense taalkundige Prof. Dr. O. Jespersen. Deze be schrijft in dit boek de taaltheorieën van de eveneens alom befaamde, Duitse taalgeleerde Jacob Grimm. Wat Ja cob Grimm, die werkelijk een kundig geleerde was, durft beweren over de oerkracht van het Duitse volk en het oernationale dat hij in elk taalver schijnsel denkt te bespeuren, wat hij zegt over het verband tussen eigen schappen van heersende volkeren en de 'ontwikkeling van de Duitse taal, maakt duidelijk dat het onderwijs wel misleid moest worden. Men moet een blind fanaticus zijn om te willen ver onderstellen dat een dergelijke ver heerlijking van nationale idealen enkel en alleen in Duitsland plaats kon vin den. Wij geloven dat voor het inzicht dat all mensen vrij en gelijk in waardig heid en rechten geboren zijn steeds meer begrip komt, tevens hebben we enig vertrouwen in het streven om het verleden, ook als het de eigen le vensbeschouwing, godsdienst, natie be treft, zo eerlijk mogelijk te 'leren ken nen. Hopelijk wordt niet langer ge draald om het geschiedenisonderwijs, met dit streven in overeenstemming te brengen. geen leugens Al treft men in de huidige leerboek jes weinig of geen pertinente verval singen en leugens aan, uit het hierbo ven geschrevene is misschien gebleken dat er nog veel te doen is. De auteurs van geschiedenismethoden kunnen put ten uit vele werken, die afgerekend hebben met de mistige theorieën van de romantiek, die laten zien dat de frasen van de Roomse fanfare, de principiële onwrikbaarheid van de Mannenbroeders in hun disputen met de anderen, en de rooie kruistochten tegen alle Rooms en Calvinistisch ge spuis, langzamerhand geschiedenis zijn geworden. Er is geen toekomst te bou wen op verwijdering, op het cultiveren van tegenstellingen, ook niet op onver schilligheid en lauwe principeloos- heid. zeker niet op enghartigheid, een bekrompen mentaliteit en kortzichtig denken. Het begrijpen van de proble men van deze tijd vereist een helder en eerlijk inzicht in het verleden Laat ons erkennen dat bijvoorbeeld de sterk autoritaire opvoedingsidealen, waarin kritiekloze volgzaamheid werd geeist en ontplooiing van het verant woordelijkheidsgevoel werd verwaar loosd, (door wat in het recente verle den is gebeurd) ongeschikt zijn geble ken voor de komende maatschappij. Langeveld zegt dat opvoeden dit in houdt: de mens brengen tot zelfver - antwoordelijke zelfbepaling. Het geschiedenisonderwijs kan daar aan werkelijk een bijdrage van be- ang leveren, mits het eerlijke voor lichting vooropstelt. Daarom is het verheugend dat het recente verleden nadrukkelijke, in het middelpunt van schoolprogramma's en exameneisen komt te staan. Het zal ook wel begrij pelijk zijn dat onze leraren en onder wijzers met grote nadruk een zware taak opgelegd krijgen. Want kinderen vragen: „Wie was Eichmann?", ..Waarom is hij vermoord?", „Waar om liet hij de joden doden?. Zelfs de knapste deskundige sal in diverse gevallen liever zwijgen dar antwoorden. In het onderwijs is anl woorden verplicht. ADRIAAN MAAS verandering Van een democratische gezindheid was niets te bespeuren: de waarheid van andersdenkenden werd bij voor baat afgewezen. Dat na de tweede we reldoorlog hierin een belangrijke ver andering is gekomen kan niemand ont kennen. Het is gemakkelijk te bewijzen aan de hand van de recente geschie denis zelf. De laatste jaren wordt er met verbazingwekkende ijver gewroet in de jaren tussen de twee wereld oorlogen. Michel van der Plas (die katholiek is) wandelt grijnzend door Het Rijke Roomsche Leven; Gerard Kroon verdrinkt bijna in de vele be wijzen voor de droge, duffe en dorre toestand waarin de katholieke moraal auch zelfs nog na 1945 bevond (In De Woestijn Van De Moraal); enige so cialisten (L Cornelisse, G. Harmsen In een koninklijk besluit zal binnen kort bekend worden gemaakt dat bij het Voortgezet Hoger en Middelbaar Onderwijs (VHMO) de eigentijdse en meest recente geschiedenis veel meer in het middelpunt van de belangstel ling zal moeten komen te staan. De leerlingen (van HBS, MMS, gymnasi um, enzovoorts) dienen in 1967 bij het eindexamen op de hoogte te zijn van de historische ontwikkeling vanaf de eer ste wereldoorlog. Tot en met 1966 geldt de eis: de geschiedenis vanaf de Franse revolutie tot heden. Op het eerste gezicht lijkt het dat er dus niets veranderd is. Toch is dit wel het ge val. Het gebeurt namelijk nogal eens dat men in het geschiedenisonderwijs niet verder komt dan zo om en nabij de eerste wereldoorlog. Het besef dat een dergelijke situatie in diverse opzichten onaanvaardbaar is, wint in kringen van onderwijzers en leraren gelukkig veld. Dat het be lichten van het heel recente verleden verschillende moeilijke problemen op roept zal in dit artikel aan de orde gesteld worden. Niet alleen het onder wijs over het jongste verleden, maar eigenlijk het geschiedenisonderwijs in zijn geheel vereist in deze tijd een vol komen nieuwe benadering en aanpak. Er is geen kunst aan om tientallen voorbeelden in geschiedenisboeken op te sporen waaruit duidelijk blijkt hoe gauw en hoe gemakkelijk een oordeel over historische zaken scheef getrok ken wordt door politieke hartstocht ol berekening, door onverdraagzaam fa natisme op godsdienstig of ideolo gisch gebied, of door bijvoorbeeld al lerlei nationalistische gevoelens. Eeu wenlang hebben katholieken en protes tanten historische feiten en ontwikke lingen in eigen voordeel geïnterpre teerd; steeds is een voor eigen doel einden vervormd beeld van de historie ontworpen; leugens en verzinsels ver meed men daarbij niet; beschuldigin gen en verdachtmakingen werden nooit op hun juistheid getoetst, maar wel klakkeloos van het ene schoolboek naar het andere overgeheveld. Niet te gauw moet men wat dit alles betreft de term „geschiedenisvervalsing gebrui ken, al is daar in bepaalde gevallen zeker wel alle reden toe. Veelal is er sprake van ernstige kortzichtigheid, vanzelfsprekend veroorzaakt door het isolationisme waarin opvoeding en onderwijs, leven eji denken, plaats vonden. (Bijzondere medewerking) Omstreeks 1925 richtte een jonge man, die rond de eeuwwisseling gebo ren werd, zyn eerste orkest op ei daar hij in Washington het levenslich aanschouwde noemde hy zyn orkes „The Washingtoniens". Van het begii af verbaasde en verraste hy de lief hebbers van de jazz. Duke Ellington heet hy en thans veertig jaar latei stelt hy de wereld van de jazz nop steeds voor verrassingen. Hy heeft in de afgelopen veertig jaar vrywel on afgebroken gespeeld en platen gemaakt. Zjjn werk kenmerkt zich ook door een grote verscheidenheid zowel wat'kwan- titeit als kwaliteit betreft. Als men over Duke Ellington spreekt, denkt men in de eerste plaats aan zijn grote orkest, waarmee hij in alle grote steden van de wereld op treedt en dat zowel in New-York als in Parijs grote triomfen viert. Geen wonder overigens want hij is het ge weest, die de jazz tot de perfectie heeft gevoerd in de grote formaties. Het grote orkest van Duke Elling ton is met geen ander groot orkest te vergelijken. Hij is erin geslaagd iedere solist van zijn orkest te door dringen van zijn muzikale opvattingen terwijl zij toch zichzelf konden blijven Duke Ellington zegt daar zelf van: „Een bandleader is als een kok en zijn ingrediënten zijn de musici!" Onder deze omstandigheden behoeft het ook niet te verwonderen, dat Duke Ellington zijn solisten zo lang aan zich kon binden. De bariton-saxofonist is bijvoorbeeld al vijfendertig jaar aan zijn orkest verbonden en andere trouwe orkestleden zijn de alt-saxofonisten Jo-hny Hodges en Russel Procope, de tenor-saxofonist Paul Gonsalves. de klarinettist Cootie Hamilton alsmede de trompettisten Lawrence Brown, Ray Nance, Cootie Williams en Cat An derson. Zij hebben het orkest welis waar meermalen verlaten maar keer-, den steeds weer naar Duke Ellington terug en zij vonden, het de gewoonste zaak van de wereld, hun plaats in het orkest steeds open- De plaat „Mary Poppins" is ken merkend voor de methode van Elling ton- Hij heeft zich laten inspireren door de songs van een film van Walt. Disney, waarvan het succes verzekerd is in de Ver. Staten. Maar in plaats van een banale versie zonder reliëf heeft hij alles omgewerkt en er zijn eigen „sound" aan gegeven- De bewon deraars (sters) van de film zullen er zeker hun geliefde sengs in herkennen maar anderen zullen een op zichzelf staand werk aanhoren, dat meer te danken heeft aan het genie van Duke Ellington dan aan dat van de gebroe ders Sherman, die de originele muziek schreven. Toch heeft Duke Ellington die altijd zeer gevoelig is geweest voor de smaak van het publiek, er niet zijn eigen persoonlijkheid voor opgeofferd. De opname ademt jeugd, dynamie en een muzikale intelligentie die van het meesterschap van de artiest ge tuigt. Meer nog dan dirigent is Duke El lington een pianist en wel een van de grootste jazz-pianisten ter wereld- Hij bespeelt dan ook meestal zelf de piano in zijn orkest. ..The Duke plays Ellington" ls een album, dat geheel gewijd is aan de pianist en componist Duke Ellington Het zijn thema's, die al sinds lang hun weg door de wereld hebben gevonden: ..Prelude to a kiss", „In a sentimental mood", „Things ain't what they used to be". „Passion flowers", „Dancers in love" enz. In dit repertoire bewijst Duke El lington. dat hij een zeer modern musi cus is en dat ook altijd geweest is. Hij heeft de meeste van de tegen woordige jazzpianisten beïnvloed, o.a. Thelonious Monk. Hij is gevoelig zon der gekunsteld te zijn, teder en vooral intelligent en waardig in zijn muzikale composities en in de uitvoering ervan! Duke Ellington ontplooit zijn activi teiten op velerlei gebied. Zo heeft hij ook de muziek voor verscheidene films gecomponeerd, o.a. bij „Autopsie van een moord" van Otto Preminger. Ook heeft hij muzikale stukken van Sha- kespeares geïllustreerd alsmede talrijke suites gecomponeerd, die voor het me rendeel geïnspireerd, zijn op de tra gedie van de Amerikaanse neger. „My people" is een soort oratorium op dit thema. Men hoort er zijn stem in. Het orkest wordt gedirigeerd door een van zijn oude medewerkers, Billy Strayhorn- Het is een typisch werk van Ellington waarin de menselijke stem iets fascinerends heeft. Kortom, hij is een bijzonder veel zijdig muzikaal mens. Al de bijdragen van de jonge musici, de kwaliteiten van zijn solisten, de schoonheid van de thema's giet hij in zijn eigen vorm en het is puur goud. dat er uitkomt dank zij zijn genie en zijn synthese. Dit kunnen alleen de zeer groten! j

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1965 | | pagina 15