Fantasie
krijgt
weinig
kans
Beeld en portret
van een dichter
OP 64
VELDEN
Tweemaal A. Roland-Holst
WÊ
HENRY WE:
Niet storen
m ff
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1965
•ifsi
W. J. MUHRING -
Diepe verveling Is af te lezen
van de gezichten van veel kin
deren, die zich in fantasieloze
straten moeten amuseren.
Kinderen zoeken graag het ge
vaar. Zonder het te ver gaan
moet hun die kans geboden
worden.
Tot de vele onwysheden, die men te
genwoordig over beeldende kunst hoort
verkondigen, behoort ook de bewering
dat het afgelopen is met het gebeeld
houwde of geschilderde portret. Het fo
tomechanische procédé zou ze ruim vol
doende hebben vervangen. Mocht dit in
derdaad zo zijn, dan vind ik het maar
treurig voor de hedendaagse samenle
ving. Maar men heeft ook al ettelijke
malen vernomen, dat het tijdperk van
de roman voorbij is en dat het theater
.totaal" heeft te zijn of niet te zijn.
Wiie niet aan zulke slogans gelooft,
behoeft maar om zicth heen te kijken om
gewaar te worden, dat de portretkop
in steen of brons, of het geschilderde
portret, nog heel vaak ontstaan. Zij, die
ze maken hebben maar aan één eis te
beantwoorden, n.l. ze goed en expressief
te maken, d.w.z. de sujetten goed te be
kijken en iets meer te geven dan de
uiterlijke verschijning. Ik meen dat dit
is geschied door Charlotte van Pallandt
en Kees Verwey, toen. zij de dichter A.
Roland Holst kregen te portretteren.
De beeldhouwster deed het ruim een
jaar geleden die schilder pas in de lente
van diit jaar en van de velen die het
zelfde hebben gedaan zijn zij tweeën,
geloof ik, het best geslaagd. De bronzen
kop en het geschilderde portret zijn
thans in elkanders nabijheid tentoonge
steld in het museum Boymans-van B'eu-
ningen-
Wait in de uitbeelding van beiden
vooral opvalt is, dat zij in de weergave
van het gelaat zijn uitgegaan van het
opmerkelijke contrast tussen voorhoofd
en ogen en de mondipartij. Veel lyrici
vallen op door een soort batoy-face, maar
HET KIND KAN NIET MEER
de gelaatsuitdrukking van Roland Holst
is die van een gespleten natuur, gedee?.
telijk die van een soort bevlogen Env
pedokles, een dev vrijen die „sich bt
guter Zeit den Göttern liebend opfern",
maar anderdeels Saturnisch en hier
wordt niet gedoeld op de god van het
landleven en de landbouw, die de gou.
en eeuw te voorschijn roept, maar eer
der op een leider van de Saturnaliën,
de oude Romeinse feesten van Decem
ber.
Deze laatste uitdrukking maakte de
kop van Paul Verlaine zo welsprekend.
Die gespletenheid goed te treffen, is zo
wel Charlotte van Pallandt als Kees
Verwey gelukt en waarschijnlijk juist
door het contrast te accentueren. Dit
zal dan wellicht intuitief zijn geschied,
het heeft beide beeltenissen meer ge-
gwen dan eenvoudige werkelijkheids
weergave en maakt beide recente por
tretten in zekere zin „definitief".^
Verwey is in zijn schilderij daarbij het
verst gegaan, hij heeft de „tristesse"
van heit gelaat een berustende matheid
gegeven, een bitterheid van nagloeiend
vuur, van een schier opgegeven strijd
tussen de wanhoop en de mierenhoop"
(om het met een der laatste versregels
van de dichter zelf te zeggen). De schil
der had daarbij in de uitdrukking van
het sentiment ook de kleding van de
geportretteerde te betrekken en hij heeft
haar coloristisch een bijzonder mooie
verstorvenheid gegeven. In beide beel
tenissen dus: meer dan realiteits-uitbeel-
ding, meer dan het passepartout van de
pasfoto, meer dan de scherpe belichting
en het fitfcsr-raffinement der virtuoze
fotografen.
Beeldende kunst die in de herinnering
blijft
H. Wezelaar behoort tot
grootste beeldhouwers. Hy
die reputatie opgebouwd
atelier van Zadkine in Par
indertijd diens eerste leer
de kunstenaars, waarnaar
lang zijn bewondering is
gaan zijn Maillot en Des]
Maillol doe je anders niet
een Wibaut moet maken,"
hij kijkt op naar het enorw
sel, dat op zijn atelier
beeld is bestemd voor de
Amsterdam, bij legt er thans
hand aan. Het zal dan enl
moeten worden vergroot,
in Parys, daarna wordt he
gegoten.
„Zo'n figuur uit; het niel
is uitermate moeilijk," zegt
„Je moet een voorstelling,
hebben van de man. lede
Wibaut wel, hij is met enke
beschreven. Zakenman, late
uit idealisme, nuchter,held
Zijn idealisme verliest zich
sen. Hij is kortaangebonden
deze en nog meer gegeven
een beeld opbouwen".
Zo'n man1 moet een strijdei
dan een strijder in een co
moet iets van de man-van-£
af van hem uitgaan, het
zich niet in het visionaire v
toch moet het recht doen aai
ter idealisme. Zo'n gegeven
meteen een probleem. We
(Van een onzer redacteuren)
In de moderne psychologie van
het schoolkind speelt Loeki, die in
tussen zelf alweer kinderen in de
groei heeft, nog steeds een belang
rijke rol. Al jaren staat hij model
voor het pedagogisch axioma, dat
een kind, dat niet constructief heeft
leren spelen, ook op school moeilijk
heden krijgt. Destijds, toen Loeki
acht jaar was en al twee jaar had
doorgebracht in de eerste klas, kon
hij nog niet lezen. Hij kende pas
drie letters.
Bij onderzoek bleek hy over een nor
male intelligentie te beschikken. Hij was
echter niet schoolrijp. Hij speelde thuis
steeds met zijn jongere broertje. Hij hol
de, sprong en schommelde, klom en step
te dat het een lieve lust was, maar in
zyn programma kwam geen enkel spel
voor, waarin kinderen al zo'n grote han
digheid kunnen hebben bij het eind van
3e kleuter -en het begin van de school
tijd. Gedurende een maand heeft men
Loeki leren puzzelen, bouwen en tekenen.
Men leerde hem zich te houden aan de
opgaaf en noopte hem zich te concentre
ren. Dit hielp hem over zijn leermoeilijk
heden heen. Loeki haalde daarna binnen
enige maanden zijn grote achterstand in,
Loeki heeft met zijn voorbeeld in de
loop der jaren heel wat ouders de ogen
geopend, maar men heeft het mis als
men denkt, dat dit voldoende is, want het
wemelt onder ons nog van de Loeki's.
Een recent onderzoek heeft aangetoond,
dat bijna eenderde deel van de school
gaande jeugd lijdt aan leerstoornissen,
welke overwegend te wijten zijn aan
onvoldoende vaardigheid in constructief
spel, d.w.z. iets maken, iets tot stand
brengen, wat er voordien niet was. Dit
stadium volgt in het kleuterleven op het
experimenterend spelen, hetgeen bete
kent, dat het kind bestaande dingen uit
elkaar haalt. Dit laatste doet het kind
vanzelf, terwijl het kind voor construc
tief spel menig duwtje in de goede rich
ting moet hebben.
Deze duwtjes moeten vooral komen van
de ouders, maar ook in dit opzicht vormt
In huis speelt men het liefst met
autootjes en poppen, leuk maar
weinig constructief, omdat dit
speelgoed van het kind te wei
nig initiatief vraagt.
de kleuterschool een onvervangbaar in
stituut. Hoe onvervangbaar toont het
feit aan, dat er samenhang bestaat tus
sen slechte resultaten op de lagere school
en geen of weinig bezoek aan de kleu
terschool. De ouders doen er evenwel
niet goed aan zich geheel te verlaten op
de kleuterschool. Bij hen berust de eer
ste zorg. Daarnaast dienen echter de om
standigheden gunstig te zijn voor het
constructieve spel. Het kind heeft leef-
en beweegruimte nodig, als het ware on
begrensd gebied, waarop het kan gras
duinen, dat het kan vullen mét zijn fan
tasie en dat wederkerig impulsen geeft
aan die fantasie.
Over het tekort hieraan en over de
ontstellende gevolgen heeft mej. drs. W.
Bladergroen onlangs een boekje openge
daan in een besloten kring van jeugd
werkers, waarna de Raad voor de Jeugd
vorming via zijn jaarverslag over 1964
een bredere kring hiervoor interesseer
de. De creatieve en constructieve moge
lijkheden in het kind krijgen geen kans
tot ontplooiing in de moderne woningen,
Zij bevatten teveel raam en derhalve te
veel licht.
Wat het kind nodig heeft, is een don
kere hoek in huis, een verborgen plaats,
waar het zichzelf kan zijn. De zolder, de
stille hoek, is uit de huizen verdwenen.
De ontwikkeling van het individu in het
kind wordt geremd, doordat het kind al
tijd geobserveerd wordt en altijd met de
ander zit opgescheept.
Het moderne huis, veelal een flat,
vormt voor het kind behalve door zijn
minimum-afmetingen een te begrensde
ruimte, omdat het geen directe verbin
ding met „buiten" heeft. Na de voordeur
achter zich te hebben dichtgetrokken
moet het nog een hele afstand afleggen
voordat het werkelijk buiten is. Buiten
biedt de uniformiteit van de moderne
huizen te weinig mogelijkheden voor het
spel. De kinderen hangen rond en klun
gelen wat, doden de tijd door eigenlijk
steeds met niets bezig te zijn en komen
niet tot werkelijk spelen. Het woning
probleem roept het spelprobleem op en
dit weer het jeugdprobleem. Er bestaat
te weinig vrijheid voor de creativiteit. De
kinderen worden fantasieloze jongelui'
die met hun lichaam en geestelijke in
tenties geen raad weten. De jeugd rebel
leert uit protest. De nozem, de Leidse-
plein-jeugd, is geboren.
Het kinderpsychologisch instituut van
de Rijksuniversiteit te Groningen heeft
vastgesteld, dat er door de kinderen
steeds primitiever gespeeld wordt. De
jongens houden zich over het algemeen
bij de autootjes, de meisjes beperken zich
tot poppen. Het naaien van poppekleer-
tjes, bij uitstek constructief spel, wordt
weinig gedaan. Lego is over het alge
meen wel in trek, maar dit is een con
structief spel van betrekkelijk geringe
waarde, omdat deze stukjes vrijwel blin
delings gelegd kunnen worden. Construc
tief speelgoed van grote waarde zijn
puzzels, Meccano-dozen en bouwplaten.
Deze vergen vaardigheid en fantasie en
prikkelen de ondernemingslust en het
doorzettingsvermogen. Deze ontwikkelen
ook het idividu. De van oudsher bekende
buitenspelen leren het kind met anderen
omgaan, doen zijn sociaal-zijn groeien.
Maar het doodgewone verstoppertje spe
len is vrijwel onmogelijk, omdat de mo
derne straten geen enkel verstolen plek
je bevatten.
Dat plattelandskinderen in dit opzicht
bevoordeeld zijn boven stadskinderen
wijzen de ervaringen van de onderwij
zers uit. Het stadskind, dat thuis niet
veel mag en in de straat niet veel kan,
is in de klas roeriger, beweeglijker, min>
der aandachtig dan het schoolkind op het
platteland, dat op erf en wei onbegrensde
speelmogelijkheden vindt. Hetzelfde on
derscheid vindt men weer in de stad tus
sen kinderen, die thuis wel druk mogen
of kunnen zijn en zij, die daartoe niet in
de gelegenheid zijn.
Over het algemeen beschikken de stads
kinderen over meer speelgoed. Dit is
voor een belangrijk deel te verklaren uit
de verveling, die bij stadskinderen snel
ler optreedt. Het komt dan by moeder
terecht, die dan maar weer een nieuw
stuk speelgoed koopt. Een enquête heeft
zelfs aangetoond, dat hoe hoger het kind
woont, hoe kleiner speelgoed het heeft.
Op de hoogste etages vindt men byna
uitsluitend tafelspeelgoed. In nog geen
vyfde deel van de gezinnen komt men
constructiespeelgoed tegen.
De minimale speelmogelijkheden in
huis zijn er de oorzaak van, dat meer dan
93 procent van de kinderen op straat
speelt. Dit percentage is nergens zo h,oog.
Het Nederlandse kind is bij uitstek een
straatkind. Een merkwaardige bevinding
was, dat vooral de „kinderen van a-socia
len en hogere ambtenaren" op straat spe_
len, ver buiten het oog van de ouders.
Een verklaring hiervoor zoekt men in
de leefsituatie van deze jeugdigen, een
niet zo sterke binding aan thuis en de
geringe interesse voor de bezigheden van
de kinderen, enerzijds door een zekere
onverschilligheid, anderzijds door een te
sterke nadruk op representatieve ver
plichtingen.
Men heeft eens nauwkeurig nagegaan,
wat een groep kinderen zoal deed tussen
het einde van de schooltijd en bedtijd.
Eenderde van de tijd werd besteed aan
het doen van boodschappen en, speciaal
wat de meisjes betreft, ook het passen
op jongere broertjes en zusjes. Voor deze
bezigheden werden deze kinderen soms
uit hun spel gehaald. Opvallend was dan
ook ,dat de meeste van deze kinderen
zelden of nooit een eenmaal begonnen
spel afmaken. Zij zijn er niet aan ge
woon geraakt dit te doen. Al op het mo
ment, dat zij met het spel beginnen, hou
den zij er onbewust rekening mee dat zij
eraf zullen worden geroepen. Zo groeien
deze kinderen op tot nerveuze mensen,
die er de grootste moeite mee zullen heb_
ben om hun werk af te maken. Men kan
zich afvragen, of veel ouders zich hier
van bewust zijn. Of zij er nooit van heb
ben gehoord, dat kinderen terecht wor
den ingeschakeld in kleine huishoudelij
ke taken, maar dat er ook de uurtjes
moeten zijn, waarin zij ongestoord hun
gang kunnen gaan.
De aard van het buitenspel wordt
meestal bepaald door de mogelijkheden,
die het kind op straat ontmoet. In de
moderne wijken zijn deze meestal zo ge
ring, dat zij aan werkelijk spelen niet
toekomen. De drang ertoe is wel aanwe
zig, maar de geschikte situatie niet. Bij
observering van deze kinderen valt het
op, dat zij niet langdurig met een spel
bezig zijn, maar van hoogtepunt tot hoog
tepunt leven. De komst van een nieuwe
vriend of vriendin dan wel een nieuwe
verschijning, het draaiorgel, worden met
vreugde^ begroet, maar het enthousiasme
is spoedig geluwd. De groep leeft ook op,
als men komt tot afspraken om iets te
gaan opgetogen naar het nieuwe doel.
zijn beginnen zij zelfs vol goede moed of
gaan doen. Nadat zij erover uitgepraat
Soms komen zij daar nooit aan, omdat de
lust ertoe alweer verdwenen is, of zij
schijnen op weg erheen het doel alweer
vergeten te zijn. Zij blijven dan een
eind verderop opnieuw hangen.
Het best amuseren die kinderen zich,
die de beschikking hebben over water,
zand, lucht en groen. Water tart de
speellust, zand de bouwlust, lucht de
springlust en groen nodigt tot dartel
heid en avontuur, omdat het groen ver
borgen plekken bergt. In deze elementen
zoeken de kinderen ook gevaar en risico
(slootje springen). Mogelyk heeft by een
deel van de kinderen het wijkspeelveld
daarom minder aantrekkelijkheden. De
omheiningen geven het kind een gevoel
van opgeslotenheid, wat het zeker direct
na schooltijd niet wenst. Veel toestellen
zijn trouwens niet uitdagend genoeg voor
het creatieve spel. Typisch voor speel-
tuinspel is dan ook, dat de kinderen van
hot naar haar rennen zonder de moge
lijkheden van de toestellen volledig uit
te huiten.
Er bestaan veel instanties, werkzaam
op het terrein van de jeugd, die constant
zoeken naar de ideale speelgelegenhe-
den. Zoveel hoofden als deze bezitten,
zoveel zinnen zijn er ook. Wat men ook
ontwerpt of op touw zet, altijd zijn het
weer probeersels, waarvan men moet af
wachten, hoe het kind erop reageert.
Soms zijn de resultaten opwekkend,
soms ook blijkt men volkomen te hebben
misgetast. Het meest ideale opvangcen
trum voor het kind, daar waar het zin
voor constructief spel bijgebracht kan
worden, blijkt dan ook nog steeds het ge-
zin te zijn. Mej. drs. Bladergroen komt
zelfs tot de conclusie, dat de jeugdrecrea-
tie meer tot gezinsrecreatie zal moeten
worden.
Dit stelt echter zeer speciale eisen aan
de ouders. Het verlangt van hen, dat zij
hun eigen recreatieve behoeften laten va
ren voor die van het kind. De hobbies
van de vaders komen het mee9t tot hun
recht, als het kind eraan deel kan ne
men. Vader mag zich niet meer opslui
ten in schuur, op zolder of donkere ka
mer om in isolement zijn liefhebberij te
bedrijven. Hij zal zijn kinderen in het
werk moeten betrekken, en de kinderen
onder zijn leiding moeten laten werken.
Zelfs al ziet hij het fout gaan, dan maig
hij het kind het werk niet uit handen
nemen. Fouten moet hij gebruiken om
het kind erop te wijzen. Fouten dienen
om het kind zelf ervan te laten leren.
Dit is nog maar een voorbeeld uit de
talloze mogelijkheden, welke de ouders
met voorbijzien van eigen liefhebberijen
en behoeften kunnen gebruiken om hun
kinderen zin voor het constructieve en
creatieve bij te brengen. Maar de nadruk
moet telkens weer vallen op het zelf
doen van de kinderen. Langs zijn doel
schiet elke vader, die met de spoortrein
speelt .terwijl zoontje mag toekijken, en
evenzeer de moeder, die wij dezer dagen
op het strand bezig zagen met haar doch
ter. Dit kind kwam zelf met het idee om
zandtaartjes te bakken. Het eerste taartje
mislukte. Moeder zou het wel even voor
doen. Maar zij blééf het voordoen. Het
kind stond er eerst opgewonden en later
onverschillig bij te kijken. Toen moeder
even later nog steeds bezig was, was het
kind verderop alweer pootje aan het ba
den.
Veel kinderen kunnen niet meer spelen,
hebben de kinderpsychologen vastgesteld.
In de steden vervelen de kinderen zich
eindeloos. Thuis vinden zij hoogstens op
bed nog het beetje rust, dat nodig is om
te kunnen lezen. De vakantie is daardoor
voor het kind een van de grootste pro
blemen geworden. Hoe komt het zijn tijd
door?
Dit Is en blijft de eerste taak van de
ouders. Zij zullen moeten meedoen met
hun kinderen. Hier hoeven geen won
deren van fantastische spelen voor ver
zonnen worden. Eenvoudig is ook hiér
het kenmerk van het ware.
De vakantie biedt hiertoe de gelegen
heid, dicht bij huis, zelfs beter dan ver
weg. Moegespeeld zal het kind straks
weer graag naar school gaan.
Hoewel het Nederlands tiental in de lan-
denwedstrijden om het kampioenschap
van Europa te Hamburg op de laatste
plaats eindigde, heeft het toch een uit
stekende indruk achtergelaten. Donner
was in prima vorm en versloeg onder
meer de internationale grootmeester
Ivkov en Unzicker, terwijl de 18-jarige
Han Ree op buitengewoon fraaie wijze
de Russische grootmeester Taimanov tot
capitulatie dwong. In dit toernooi, waar
aan de sterkste schaaknaties uit West- en
Oost-Europa deelnamen zegevierde zoals
te verwachten viel't Russische team onder
aanvoering van Petrosjan. Vermeldens
waard is evenwel de nederlaag, die de
Russen te slikken kregen tegen hun Hon
gaarse rivalen. Wellicht een teken aan de
wand, want onmiskenbaar ontwikkelt
zich buiten Rusland een jonge en sterke
schaakgeneratie, die zich opmaakt om de
Russische hegemonie te doorbreken. Maar
voorlopig is het nog niet zover eri zitten
de Russen, zoals de volgende eindstand
bewijst, vooralsnog stevig in het zadel.
1 U.S.S.R. 66; 2 en 3 Joegoslavië en Hon
garije 57; 4 West-Duitsland 45; 5 Roeme
nië 41,5; 6 Nederland 33,5 punt. Een aar
dige en onderhoudende partij uit deze
wedstrijd is de onderstaande overwinning
van de jonge Roemeen Gheorghiu op zijn
Duitse collega Unzicker.
Wit: Gheorghiu (Roemenië)
Zwart: Unzicker (West-Duitsland)
Gespeeld in de landenwedstrijd om het
kampioenschap van Europa te Hamburg
1965.
Nimzo-indisch.
1. d2-d4, Pg8-f6, 2. c2-c4, e7-e6, 3. Pbl-c3;
Lf8-b4, 4. f2-f3 (Ongebruikelijk, maar
theoretisch lang niet slecht), 4... d7-d5
a2-a3, Lb4xc3-f6. b2xc3, c7-c5
(Een goed alternatief is 600)
7. c4xd5, Pf6xd5, 8. d4xc5, f7-f5
(Gebruikelijk is 8Da5. De tekstzet is
gericht tegen een directe opmars van de
e-pion, maar blijkt niet veel zoden aan
de dijk te zetten)
9. Ddl-c2, Dd8-a5, 10. e2-e4, f5xe4, 11.
f3xe4, Da5xc3+, 12. Dc2xc3, Pd5xc3, 13.
Lfl-d3, Pb8-d7, 14. Lcl-e3, Pd7-e5, 15.
Ld3-c2, Pe5-c4, 16. Le3-d2
(Veel sterker dan 16. Ld4 wegens 16
Pb5 17. Lg7: Tg8 gevolgd door slaan op
g2)
16 Pc4xd2
(Nu was 16Pb5 foutief wegens 17.
Ld3, Pba3: 18. Lb4 met stukwinst)
17. Kelxd2, Pc3-b5, 18. Pgl-f3, Lc8-d7, 19.
Lc2-d3, 0—0—0, 20. a3-a4, Pb7-c7, 21.
Pf3-e5
(Strategisch is wits positie superieur en
de wijze, waarop de jonge Roemeen dit
voordeel in winst omzet, is bijzonder In
structief)
21Th8-f8, 22. Kf2-e3, Td8-e8, 23. Thl-
bl, Te8-e7, 24. Ld3-b5, Ld7-e8
25. c5-c6, 67xc6
(Op 25Lc6: 26. Lc6:, bc6: 27. Pc6: valt
pion a7 en na 25b6 volgt uiteraard
26. a5)
Stelling na 25... b7xc6
ZIE BIJGAANDE TEKENING RECHTS
26. Lb5-e2!
(Veel sterker dan nemen op c6. Zwart is
nu totaal teruggedrongen en tegen de
torenverdubbeling op de b-lijn is nauwe
lijks enig kruid gewassen)
26Tf8-f5
(Met dit kwaliteits-offer kan zwart nog
even de strijd rekken)
27. e4xf5, e6xf5, 28. Ke3-f4, Pc7-d5+.
Kf4xf5, g7-s6+, 30. Kf5-c4, Pd5-c3+. ■»-
Ke4-d3, Pc3xe2, 32. Kd3xe2, Te7xe5+,
Ke2-f2, c6-c5, 34. Tbl-el, Te5xel,
Talxel, Le8xa4, 36. Tel-al e"
zich gewonnen. Na 36Lb3, 37-
h5. 38. Ta6 gaat nog een tweede P"»*
verloren.