van het heelal Echo's van de „grote explosie" perspectief 240.000 km/sec. „Big Bang" „Steady State" Terug in de tijd Einstein had gelijk Mysterieuze radiogolven Geleerden kijken miljarden jaren diep in het verleden Gasbel De horizon Blauwe sterren Een nieuw stuk heelal Evoluerend heelal ZELDEN zijn de astronomen over de hele wereld zo opgewonden geweest als de laatste weken. En daar hebben zij alle reden voor. Kort na elkaar hebben drie belangrijke ontdekkingen de blik van de mens in de diepten van het heelal enorm verruimd. Van vijf zogenaamde „quasars" (quasi- stellar radio sources), die onvoorstelbaar krachtige radiosignalen uitzenden, is vastgesteld dat zij jscfa waarschijnlijk dicht bij de „rand" van ons waarneembare universum bevinden. Er zijn raadselach tige radiogolven opgevangen, waarvan men gelooft dat zij „echo's" zijn van de Grote Explosie, waaruit Êet heelal zou zijn ontstaan. En talrijke kleine „blauwe" sterren, waarvan men altijd heeft gedacht dat ze tot ons eigen Melkwegstelsel behoorden, blijken complete sterrenstelsels te zijn, die zich op afstanden van vele miljarden lichtjaren met fantastische snelheden van ons verwijderen. Deze ontdekkingen hebben vooral opschudding veroorzaakt onder de kosmologen, de geleerden die zich interesseren voor het ont staan en de evolutie van het heelal als geheel. Zij he bben het gevoel dat zij thans dicht zijn genaderd tot df igrenzen en de geboorte van de kosmos. Ruim een maand geleden rappor teerde prof. Maarten Schmidt van het Californische instituut voor technologie in de „Astrophysic^l Journal", dat hij van vijf zeer vqr verwijderde „quasars" de zoge naamde „roodverschuiving" had gemeten. Deze roodverschuiving, waarbij de spectraallijnen van licht bronnen in de ruimte zich naar lan gere golflengten verplaatsen, wordt vrij algemeen geïnterpreteerd als een Doppler-effect. Het verschijn sel duidt er op dat de betreffende hemellichamen zich van de aarde verwijderen. Een soort Doppler-ef fect kan men waarnemen, wanneer men in een trein een van waar schuwingsbellen voorziene overweg passeert. Bij het naderen van de overweg heeft het belgerinkel een hoge toon, omdat de geluidsgolven dan als het ware in elkaar wor den gedrukt. Direct na het passe ren van de overweg wordt de toon veel lager, doordat de geluidsgol ven uit elkaar worden getrokken. Bij ver verwijderde objecten in het heelal is de roodverschuiving een maat voor de snelheid waar mee zij zich van ons verwijderen. Prof. Schmidt is er in geslaagd van de moeilijk waarneembare qua sars duidelijke spectrogrammen te maken, waaruit hij vrij nauwkeu rig hun „Vluchf'-snelheden kon be rekenen. Deze snelheden bleken fantastisch groot te zijn. De quasi- stellaire bron 3C-254 verwijdert zich iedere seconde bijna 150.000 kilome ter van de aarde, 3C-245 heeft een snelheid van meer dan 180.000 km- sec., CTA-102 bijna 183.000 km- sec., 3C-287 ruim 184.000 km-sec. en 3C-9 bereikt de recordsnelheid van bijna 240.000 km-sec. Een van deze quasars, namelijk CTA-102, kwam enkele maanden ge leden plotseling in het wereldnieuws toen de Russische astrofysicus Kar- dasjef het vermoeden uitte dat de periodiek terugkerende radiosigna len van deze bron worden uitgezon den door een „super-beschaving". Deze speculatie wordt door de meeste astronomen zonder meer van de hand gewezen. Prof. Schmidt gelooft dat hij met deze snelheidsberekeningen de verst verwijderde kosmische objec ten heeft ontdekt, die tot nu toe bekend zijn. Want de afstand is on geveer recht evenredig met de ma te van de roodverschuiving. De ver ste „quasar", 3C-9 verwijdert zich met bijna 80 procent van de licht snelheid (300.000 km-sec.) van de aarde. „Het licht dat wij nu van 3C-9 waarnemen", aldus prof. Schmidt, „is al vele miljarden ja ren geleden verfrokken. Dit licht werd door de „quasar" uitgestraald lang voordat de zon en de aarde waren ontstaan. Het uitdijende heel al had toen nog meer een derde van de omvang die het nu heeft". De ontdekking van prof. Schmidt geeft nieuwe steun aan een van de twee grote kosmologische theorieën, die de sterrenkundigen al jaren lang in twee strijdlustige kampen verdeeld houden. Algemeen wordt aangenomen dat het heelal zich in alle richtingen uitbreidt. Maar er is minder overeenstemming over de manier waarop het is ontstaan. Volgens de ene theorie, opgesteld door de Belgische astronoom Le- maitre, is het universum geboren uit een gigantische explosie van een fantastisch compact stuk „oer materie". Wat wij nu aan de nach telijke hemel waarnemen, zijn de verdwijnende brokstukken en rook slierten van dit scheppingsvuur werk. Deze brokstukken, waaruit later de sterrenstelsels zijn ontstaan, vlie- Deze foto toont een groot aantal sterrenstelsels, die zich met grote snelheden van ons verwijderen. De stelsels bevinden zich op een afstand ran 400 miljoen lichtjaren. gen naar alle kanten de lege ruim te in, zegt de theorie van de Gro te Explosie („Big Bang"). De verst verwijderde brokstukken zijn de oudste en hebben de grootste snelheden. Als men aan de hand van deze snelheden gaat „terugre kenen" en de film van de explosie als het ware in omgekeerde rich ting draait, kan men nagaan hoe lang het geleden is dat alle ma terie in het heelal in één stuk „oer materie" samengepakt is geweest. Op deze wijze heeft men berekend, dat het heelal minstens 10 miljard jaar oud moet zijn. Het essentiële kenmerk van de „Big Bang"-theorie is, dat zij het heelal een eindige leeftijd toekent. Er is een begin geweest en er zal misschien ook een einde komen met absolute duisternis. De zogenaamde „Steady State"- theorie van de astronomen Hoyle, Bondi en Gold staat hier lijnrecht tegenover. Hoyle c.s. geloven niet in een Grote Explosie. Zij huldigen de gedachte van een „eeuwige du rende schepping". Het heelal is er altijd geweest en zal ook altijd blij ven bestaan. Weliswaar vluchten alle sterrenstelsels van elkaar weg, maar in de lege ruimte wordt voort durend nieuwe materie „uit het niets" gevormd. Zo blijft de hoe veelheid materie in het heelal steeds constant. Het universum is zo iets als een emmer die tot aan de rand is gevuld met water. Bij iedere druppel die er in valt, ver dwijnt er ook een druppel over de rand. Een definitief bewijs voor de juistheid van een van beide theo rieën is moeilijk te vinden. Maar het is duidelijk dat men het moet zoeken in het verleden. Als zou blijken dat het heelal er tien mil jard jaar geleden anders uitzag dan nu, zou dit betekenen dat het heelal evolueert. De kosmische evo lutie ligt besloten in de „Big Bang"- theorie, maar past. daarentegen niet in de „Steady State"-theorie. Het wezenlijk boeiende en mis schien wel het diepste geheim van het heelal is, dat het zich niet aan ons vertoont zoals het nu is. Door de eindige snelheid van het licht verliest het begrip gelijktijdigheid tussen de sterren alle betekenis. Naarmate we meer lichtjaren ver in de ruimte kijken, gaan we even veel jaren terug in de tijd. We kun nen gelijktijdig- een sterrenstelsel op 2 miljoen lichtjaren afstand en een sterrenstelsel op 2 miljard lichtjaren afstand zien. Maar het licht van deze stelsels is 2 miljoen resp. 2 miljard jaar geleden ver trokken en we zien de stelsels dan ook op punten en in toestanden waarin zij zich 2 miljoen en 2 mil jard jaar geleden bevonden. Mis schien is het verst verwijderde ster renstelsel al een miljard jaar ge leden door een kosmische katastro- fe verdwenen. Maar het zal dan nog een miljard jaar duren voor dat we dit op aarde waarnemen. Het heelal biedt de mens dus een unieke kans om rechtstreeks een blik in het verleden te werpen. En daardoor krijgt de ontdekking van prof. Schmidt dat vijf „quasars" zich aan de rand van het ons be kende universum bevinden een bij zondere betekenis. Want deze qua sars mogen dan raadselachtige ob jecten zijn, waarover men eigen lijk nog niets weet, één ding is wel zeker: het zijn geen gewone ster ren of sterrenstelsels. Het is mo gelijk dat zij een evolutiestadium vertegenwoordigen in de vroegste geschiedenis van het heelal, vele miljarden jaren geleden. De gedachte van een evoluerend heelal is reeds vóór de verkondi ging van de Big Bang-theorie door Einstein neergelegd in zijn algeme ne relativiteitstheorie. Hoyle en an dere „steady state"-theoretici heb ben het postulaat van Einstein her haaldelijk aangevallen. Maar met de jongste kennis zijn de kaarten weer anders komen te liggen. De astronoom Subrahmanyan Chand ra sekhar van de universiteit van Chicago gaf dan ook na prof. Schmidt's publikatie als commen taar: „Einstein had gelijk en de „steady state" aanhangers hebben het bij het verkeerde eind gehad". Ongeveer op het zelfde moment dat prof. Schmidt de snelheden van de quasars wereldkundig maakte, verscheeen in de „New York Ti mes" het sensationele bericht, dat onderzoekers van de Bell Telepho- seis bevinden zich op afstanden van 10 miljard lichtjaren. 2. Hoewel allo sterrenstelstels ra diostraling uitzenden, zijn er som mige, die in dit opzicht bijzonder actief zijn. Optische waarnemingen doen vermoeden dat er met deze stelsels iets bijzonders aan de hand is, alsof zij een kosmische katastro- fe doormaken. 3. Er zijn zeer kleine, maar bij zonder heldere objecten, die een fantastisch krachtige radiostraling uitzenden. De jongste waarnemin gen wijzen er op, dat zij zich dicht bij de buitenste grenzen van het zichtbare heelal bevinden. Deze ob jecten worden radio-quasars of QSS's genoemd. 4. Er zijn objecten, die veel op radio-quasars lijken, maar die géén radiogolven uitzenden. Dit zijn de stille quasars of QSG's. Vermoed wordt, dat er tussen al deze verschillende kosmische ob jecten een of andere evolutionaire band bestaat. De ontdekking van de QSG's heeft dit vermoeden aan zienlijk versterkt. Naarmate men dieper in het heelal kijkt, schijnen de waargenomen objecten vreem der te worden. En naarmate men verder kijkt, gaat men verder terug in de tijd. Misschien zijn of be ter gezegd: waren de radio-qua sars en de stille quasars gewone sterrenstelsels-in-staat-van-wording en vertegenwoordigen zij in hun soort een bepaalde fase in het wor dingsproces. Misschien geven zij een beeld van het heelal toen het nog jong was. Als dit waar is, behoeft dit nog niet te betekenen dat de „Big Bang"-theorie zonder meer moét worden geaccepteerd. Het zou even min betekenen dat de „steady state"- theorie geheel onjuist is. Het is niet uitgesloten dat de waarheid in het midden ligt. Zo heeft dr. Sandage gesuggereerd, dat wij leven in een oscillerend heelal dat uitdijt en in krimpt met een periode van 82 mil jard jaar. En in „New Scientist" heeft dr. Jayant Vishnoe Narlikar, naaste medewerker van prof. Fred Hoyle en aanhanger van de „stea dy state"-theorie, de gedachte ont wikkeld dat ons waarneembar* heelal slechts een tijdelijk evolue rende „gasbel" is in een veel gro ter heélal. dat in zijn totaliteit niet verandert. Als er inderdaad nog iets veel groters bestaat dan dat wat wij ..heelal" noemen, is het de vraag of wij dat „iets" ooit zullen kunnen waarnemen. Wanneer de „Big Bang"-theorie in zijn uitgangspunt juist is, zegt dr. Sandage, dan geven de ver van ons verwijderde stille quasars een beeld van het heelal toen dit nog maar een miljard jaar oud was. Objecten op nog grotere afstanden zullen nog grotere snelheden bezit ten, die steeds meer naderen tot de „absolute" snelheid van het licht. Er moet dan ergens een „ho rizon" zijn, waar de wegvluchtende sterrenstelsels de lichtsnelheid hebben bereikt. Voorbij deze hori zon zullen we nooit iets kunnen waarnemen, omdat het licht als er licht is hiervandaan ons nooit zal bereiken. De thans waargenomen stille qua sars hebben reeds twee-derde van de weg naar deze horizon afgelegd. Het ziet er naar uit dat de astro nomie een absolute grens begint te naderen. Wat is deze grens? Het be gin van een eindige schepping? De geboorte van het heelal? Of de drempel waarachter eeuwige we relden liggen, waarmee geen fy sisch contact mogelijk is? Dit zijn vragen waarbij kosmolo gie, filosofie en theologie elkaar ontmoeten en waarop misschien nooit een antwoord zal worden ge vonden. Dit is de krachtigste telescoop ter wereld, waarmee dr. Allan Smtdogc de „stille quasars" heeft ontdekt. De kijker, die genoemd is naar de grote Amerikaanse astronoom George Hale, heeft een spiegel met een middellijn van 5 meter en staat opgesteld op de Mount Palomar in Californië. Mount Wilson en Mount Palomar in Californië, bekend maakte dat hij een menigte volkomen nieuwe en ongewone „quasars" in het heelal had ontdekt. Dr. Sandage heeft deze objecten QSG's {quasi-stellar ga laxies) genoemd, dit ter onderschei ding van de „gewone" quasars (QSS's) die enkele jaren geleden voor het eerst werden waargeno men. De QSG's zijn net als de QSS's puntvormige ster-a chtige" stralingsbronnen, die bijzonder in tens blauw en ultraviolet licht uit zenden. Maar er is één belangrijk verschil. De QSS's zijn bovendien onvoorstelbaar krachtige opwek kers van radiogolven. Hun „ruis" overbrugt gemakkelijk afstanden van miljarden lichtjaren. De GSQ's zijn echter „stil" eh zijn met radio telescopen niet waarneembaar. Een ander opmerkelijk punt is, dat de stille quasars veel talrijker zijn dan de radio-quasars. Volgens de eer ste schattingen is de verhouding on geveer 500 op 1. Vóór de jongste ontdekking werden quasars be schouwd als zeldzame verschijnse len in het heelal. Deze gedachte moet nu geheel worden herzien. Er bevinden zich misschien wel een miljoen „stille" quasars binnen het waarnemingsbereik van de grootste telescoop ter wereld op Mount Pa lomar. Vandaar dat dr. Sandage bij de aankondiging van de nieuwe he- melobjecten uitriep: „We hebben een nieuw stuk heelal ontdekt". Als de nieuwe „quasi-stellaire sterrenstelsels" zo taïi'ijk zijn en zo veel licht uitstralen, waarom heeft men ze dan niet eerder kunnen ont dekken? Het antwoord is, dat ze eigenlijk helemaal niet nieuw zijn. Heel veel QSG's zijn al jaren gele den waargenomen. Maar men heeft altijd gedacht dat het „gewone" blauwe sterren waren, die tot ons eigen Melkwegstelsel behoorden. De laatste tijd rezen er echter twijfels. Veel blauwe sterren bevon den zich niet in het vlak van de Melkweg en het licht dat zij uit straalden, leek verrassend veel op dat van de inmiddels ontdekte ra dio-quasars. Daarom gingen dr. Al lan Sandage en prof. Maarten Schmidt de spectra van de blauwe sterren nauwkeurig onderzoeken. Vorige maand kregen Sandage en Schmidt zekerheid, dat in de spec tra van heel veel blauwe sterren een aanzienlijke roodverschuiving optreedt. Dit wijst er op, dat deze objecten zich ver buiten het Melk wegstelsel moeten bevinden en er zich met enorme snelheden van ver wijderen. Uit de ongewoon grote lichtinten siteit kan men de conclusietrek- ken dat men hier niet te doen heeft met gewone sterren noch met ge wone sterrenstelsels. De helderheid van dfc QSG's is ongeveer 100 maal groter dan die van de miljarden sterrensystemen die het heelal be volken. Aangevuld met de ontdekking van dr. Sandage heeft men nu het vol gende beeld van belangrijke kosmi sche objecten gekregen: 1. Er zijn gewone sterrenstelsels. Deze zijn het meest talrijk. Zij be staan ieder naar schatting uit on geveer 100 miljard sterren, die doorgaans in een bepaalde vorm zijn gegroepeerd (spiraal of ellips). De aarde bevindt zich ergens in een van de buitenste armen van een spiraalvormig sterrenstelsel. Het vlak van de spiraal waarin zich de meeste sterren bevinden is aan de nachthemel zichtbaar als een lichtende band en wordt de Melkweg genoemd. Het meest na burige émdere sterrenstelsel is de Andromeda-nevel, eveneens spi raalvormig en ongeveer 2 miljoen lichtjaren van de aarde verwijderd. De verst waargenomen sterrenstel- ne laboratoria in Holmdel, Nw. Jersey, sporen hadden waargeno men van de „explosie waaruit het heelal werd geboren". De Bell-spe- cialisten Arno A. Penzias en Ro bert W. Wilson hadden geruime tijd mysterieuze radiogolven bestu deerd, die schijnbaar in alle rich tingen door het heelal schieten en die kennelijk niet van een bepaalde bron afkomstig zijn. Penzias en Wilson waren zich voor deze radiogolven gaan interes seren, omdat een bijzonder gevoe lige antenne di,e door Bell voor an dere onderzoekingen was gebouwd, voortdurend werd gestoord door een onverklaarbaar geruis. On danks allerlei vernuftige pogingen slaagden zij er niet in deze storing op te heffen. De Bell-onderzoekers wisten ten slotte niets beters te doen, dan de oorzaak van de hardnekkige ruis zo goed mogelijk vast te stellen. Zij ontdekten dat de storing afkomstig was van radiogolven met een golf lengte van 7,3 centimeter. En toen deed zich opnieuw een merkwaar dige coïncidentie voor. Geheel zelf standig en zelfs niets wetend van de experimenten in Holmdel had den geleerden van de universiteit van Princeton juist tevoren het be staan voorspeld van wat de Belt mensen hadden ontdekt. Prol Ro bert H. Dicke en zijn collega's van Princeton waren op grond van theo retische berekeningen tot de con clusie gekomen dat, als het heelal zou zijn ontstaan uit een giganti sche oerexplosie, hiervan ook nu nog sporen in de ruimte te vinden zouden moeten zijn. Deze sporen zouden dan moeten bestaan uit ra diogolven, die oorspronkelijk in de vorm van lichtgolven, waren uitge zonden door de vuurbal die met de grote explosie gepaard ging. De berekende intensiteit en fre quentie van deze golven bleek won derlijk goed overeen te stemmen met de „storende" golven die door de Bell-onderzoekers waren opge vangen. Als de theorie van de Prin- ceton-geleerden klopt en de waar nemingen in Holmdel Hoorden be vestigd, kan dit betekenen dat de mens voor het eerst een echo heeft gehoord van het begin van de schepping. Misschien een defi nitief bewijs voor de juistheid van de „Big Bang"-theorie. DR. ALLAN SANDAGE we hebben een nieuw stuk van het heelal ontdekt De grootste astronomische ver rassing kwam echter twee weken later, toen dr. Allan Sandage, ver bonden aan de sterrenwachten op

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1965 | | pagina 12