Rijkspolitie „sociale dienst" van Biesboschgemeenschap «bij :b werker Nieuw on thul end boek over de Franse priesters typiste 14 15 15 DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 24 JULI 1965 •ten van de Backer en |den kunnen bij een 2-jarige ïciëel BemeteJ- <EN ENBEWERKEM MTAGE. lische opleiding ma's wensen te op onze voor- :nsschool en de deze opleiding en theoretisch g ga je al direct VACANTIE. ER TEN WORDEN AAN:JE BENT OP DE OPLEI- .EVEN! ;iale Dienst van Breda, telefoon art mee? Als je KER EN RU EB, tie in. r3 - BREDA I 8-2573 wij op korte dag van 8.30— >0 uur op onze at 1 Oosterhout alle andere voorkomende van aard zijn. geling RUCTIEBUREAU N.V. straat 1 (Van een onzer redacteuren) DRIMMELEN Postbode Janus Driesprong uit Drimmelen moet het allemaal nogeens overdoen: aan ko men varen met zUn postbootje, afme ren aan de in het water en tegen de modderige kant staande ladder, de wal op kruipen en de post overhandigen aan de bewoner van het witte huis met het geglazuurde pannedak", zo als de statige boerderij op de vaar kaart van de Biesbosch staat aange geven. Terwijl de postbode dit alles gedul dig doet. snort de camera van de be jaarde cineast Otto van Nijenhoff. die zich met assistent heeft opgesteld op de voorplecht van de grijze politieboot RP 46. Janus Driesprong kijkt vanaf de ho ge wallekant vragend om. De cineast haalt zijn onafscheidelijke sigarette- pijpje uit de mond en knikt goedkeu rend. De postbode knikt en stapt ach ter zijn klant aan naar het grote huis. Daar staat zijn dagelijkse „bakske" koffie klaar. De Biesbosch verandert snel. Het is lang niet meer het mysterieuze woes te natuurgebied van weleer. Een woes tenij van water, riet en grienden waar door de week ruige hardwerkende ke rels van de vroege ochtend tot de la te avond in het bruine modderwater ploeterden en huisden In primitieve keten De griend, en rietwerkersketen staan leeg. uitgewoond, geteisterd door wind en water. Op de brede killen en de smalle kreken tjoeken de bootjes van de sportvissers en de watertoeristen. Slechts af en toe ziet men nog een bootje van een echte Biesbosch-(be roeps)-visser passeren. De rietwerkers zijn er nog wel, al zijn ze erg schaars geworden. Maar in de Biesbosch blij ven door de week, doen ze niet meer. Om vijf uur stappen ze in de motor bootjes, die hen naar Drimmelen en Werkendam brengen. Naar huis, waar de koffie, de pantoffels en het televi siejournaal wachten. gemeenschap Een paar dingen zijn gebleven in de Biesbosch. Dat zijn het imponerende natuurschoon, de eb en de vloed en de merkwaardige banden die de vaste bewoners der eilanden, de postbode in zijn bootje, de vissers, de water toeristen, de griendwerkers en de poli tiemannen van de RP 46 tot een hech te gemeenschap maken: het Biesbosch- volk. Zonder veel woorden, met een loom opsteken van de hand, passe ren de Biesbosschenaren elk a a 2-, soms meermalen daags. Maar als de nood aan de man komt al is het maar een klein ongemak dan zijn er al tijd handen om te helpen. Een aparte plaats neemt de rijkspolitie te water in. ,.Wij zijn hier een soort varende sociale dienst," zegt schipper (wacht meester) Kortsmit. „We doen van al les. Begrafenissen, kraamvrouwen naar de wal varen, boodschappen en binnen kort hebben we een bruidje Dan is de cyclus net af voordat de boot wordt afgeschreven. moederschip Als het weer te slecht is voor de watertaxi's dan neemt de robuuste, maar toch niet diepgaande RP 46 de dienst graag over. Nergens kijken de politiemannen van op. Als we, nadat postbode Janus Driesprong voor de zoveelste maal zijn filmrol heeft af gespeeld (in de Biesbosch zijn ze de laatste jaren aardig gewend geraakt aan publiciteit), door de smalle kreken varen, waarlangs de koeien, staande in modder en water dat reikt tot aan de buik, in het riet grazen, komt in de verte de witbesnorde speedboot van de politie aanvaren. Opperschipper E- land beschrijft met zijn snelle boot een boog als van een torpedojager en komt langszij het moederschip. „Wun- derbar", roept Frau Thea Wendorf van het Duinse damesblad „Für Sie", als ze uit de speedboot overstapt op de RP 46. V.V.V.-directeur Gerard Slie pen glimlacht tevreden als hij die be wonderende kreet hoort. Dat betekent een enthousiast verhaal over de Bies bosch dat in anderhalf miljoen Duitse gezinnen gelezen zal worden, want Frau Wendorf is in de Biesbosch voor een toeristische reportage. hand vol Het is verzamelen geblazen in de kuip van RP 46. Gemeentesecretaris Smits van Made en Drimmelen, bij welke gemeente de Brabantse Bies bosch grotendeels hoort, deelt de lunch- paketten en de cognac uit. Schipper Delhaas komt uit zijn piepkleine kom- buisje vandaan met grote mokken dampende koffie „Wat hebben jullie een knus leven", zegt de cineast te gen de politiemannen. ..Nou ja..." aar zelt schipper Kortsmit, „ruilen met de collega's op de wal willen we na tuurlijk niet, maar knus... Ik geef toe dat we het weieens gezellig hebben. Als het een mooie dag is. springen we echt wel eens overboord. Maar we kunnen niet altijd in de Biesbosch zitten Ons gebied omvat bijna de hele provincie Brabant, tot het Eindhoven- se toe. Straks als we jullie op de wal hebben gezet, gaan we tot van nacht twee uur de vaarwaters op. Dat is lang niet altijd even leuk. De Mark bijvoorbeeld en de Donge en de Dieze. die stinken tegenwoordig als beerput ten. maar we moeten ook daar wel eens zijn." Met vijf man zijn ze. Met dit hand vol mensan bewaken ze de hele Bra bantse waterkant, met inbegrip van de rivieren en de kanalen. Dat is al les bij elkaar heel wat kilometers al lijken er op de kaart niet zo heel veel blauwe lijnen door het Brabantse te lopen. goed gedrag ,,Hier vlakbij visten we een paar we ken geleden het lijk van een verdron ken visser op", zegt de opperschip per. ,,dat zijn de minder leuke kanten van' ons vak." Met de watertoeristen hebben de po litiemannen nauwelijks moeite. Wat schipper Kortsmit daarover vertelt is zonder meer een bewijs van goed ge drag voor de Biebossc-he watertoerist. Zo'n toerist komen we tegen als ik even later met opper Eland in de speedboot rondvaar. Dwars op de stroom ligt een groot blauw zeiljacht. De schipper wenkt. Zijn hulpbootje is losgeslagen en drijft snel weg. De op per geeft een dot gas. De speedboot steekt de neus omhoog en stuift het losgeslagen bootje achterna. Gauw is het teruggebracht. Een opgelucht be dankje van de zeiler en weg zijn we weer. Tekenover het „witte huis met het geglazuurde pannedak" moet de geul overgestoken worden, zo staat op de kaart. De motorboot „Scheveningen" met de was in top, lijkt daar geen erg in te hebben- Opnieuw gas. We stui ven de „Scheveningen" voorbij en zwenken vlak voor zijn boeg langs naar bakboord. De man die op de boeg van het jacht zit te dromen, met de benen bungelend overboord, schrikt van de aanstormende boeggolf, en trekt een boos gezicht. Hij denkt aan een gein tje, maar politiemannen op dienst ma ken geen geintjes. De man aan het roer van de „Scheveningen" snapt de bedoeling. Hij gooit onmiddellijk zijn roer bakboord-aan-boord. Varen in de Biesbosch is niet ge makkelijk. Nog afgezien van de ver rassingen die het getij de onervarenen kan leveren, jachthaven Otto van Nijenhoff heeft drie cas settes vol Biesboschbeelden geschoten en is te we den. Frau Wendorf is zelfs enthousiast. Dat zijn (daarom) ook de heer Sliepen en gemeentesecretaris Smits. Want het toerisme is de grote toekomst van de Biesbosch, die unie ke zoetwaterdelta, ontstaan na de Sint-Elisabethsvloed Als straks de Zeeuwse delta van de zee afgesloten is, zal het Biesboschwater niet meer heen en weer trekken in rusteloze re gelmaat. Dan zullen veel van de ro mantische kreken droogvallen. Maar er zal een uniek watersportcentrum blijven. Nu nog kan men zich op som mige dagen alleen in het paradijs wa nen. Maar van jaar tot jaar wordt de Biesbosch drukker. De kleine jachtha ven van het oude Drimmelen is al te klein en verderop graven draglines een bassin voor een nieuwe, grotere jachthaven. Janus Driesprong doet het over terwfll de camera snort. De machtige PNEM-Centrale aan de Amer is een goed oriëntatiepunt voor Biesboschvaarders. (Van onze correspondent) PARIJS Bij de Parijse uitgeverij Grasset is een boekje van 300 blad zijden verschenen, waarin Jacques Du- quesne onder de titel „les Prêtres" (frs. 16,50) een groot aantal gegevens heeft verzameld over priesters in Frankrijk, wier aantal, kloosterlingen inbegrepen, op 49.000 wordt geschat. Met vele pastoors heeft hij gesprekken gevoerd, de literatuur over de Kerk in Frankrijk heeft hij goed bijgehou den (en ook in zijn boek geciteerd), zodat uit zijn pen een goed beeld is gekomen van de tegenwoordige pries ters in Frankrijk. Een opinie-onderzoek in 1961 heeft uit gewezen, dat toen van alle priesters abbé Pierre de bekendste was (91 pro cent), gevolgd door de kanunnik Kir, kamerlid en burgemeester van Dijon (68 procent). Mgr. Duval, aartsbis schop van Algiers, bracht het niet ver der dan tot 11 procent, of schoor zijn naam tijdens de oorlog in Algerië bij na iedere dag in de kranten stond. „Mohammed Duval" noemden de aan hangers van Frans Algerië hem (hij wordit vaak verward met zijn naamge noot Duval, de zingende pater jezuiet). De theoloog Con gar haalde twee pro cent. Tot de anekdotische priesters be- roorde abbé Simon, die van tijd tot tijd onder ontstellend veel toeloop van publiek van een 35 meter hoge toren in de Marne duikt en van de toegangsgelden twee kerken, woonhui zen en een vakantiekolonie heeft ge bouwd Vijftig jaar geleden was de priester in Frankrijk nog een man van cul tuur, met niet geringe invloed. Pries ter worden was voor menige zoon uit een boerenfamilie een sociale promo tie. Landelijk Frankrijk gaf het beeld te zien van een drie-eenheid: burge meester, onderwijzer en pastoor, vaak verenigd, vaak in onderlinge opposi tie, in het laatste geval ieder met een eigen aanhang. Notabel is de pastoor al lang niet meer. De geestelijkheid heeft zich bij de scheiding van kerk en staat in het begin van deze eeuw neergelegd. Ook de anti-clericale on derwijzer van toen is heden een neu traal en tolerant man geworden. De Kerk in Frankrijk stuit meer op on verschilligheid dan op vijandschap. Da arbeiders in de steden hebben hun vakbonden. De boeren op het platte land hebben om zich te moderniseren al hun aandacht nodig voor de C.U. M.A. (centra d'utilisation de materiel agricol) en de C.E.T.A. (centre d'étu- des techniques agricoles), waar de he- dendaajgse pastoor geen weet meer van heeft. Op het platteland kijkt dia vroe ger onwetende bevolking veel meer naar de televisie dan de pastoor, die vaak geen toestel heeft of de tijd mist om er naar te kijken. Ook de politie ke invloed van de pastoor is gedaald. „Men groet mij buiten mijn parochie niet eens meer", klaagt een Bretonse pastoor. „Ik breng mijn parochianen in verlegenheid," schrijft een Parijse pastoor, „omdat ik bij verkiezingen geen propaganda maak voor kandida ten van de M.R.P., de katholieke volks partij." De meeste pastoors lijden een armoedig en eenzaam leven. De sociale promotie van vroeger hoort er niet meer bij. Ook onderscheidt hij zich niet meer van de gewone mensen se dert de soutane verwisseld is voor het c olbertkos tuum. Bij de scheiding van kerk en staat waren er onder de geestelijkheid twee richtingen. Sommigen sloten zich in hun pastorieën en sacristies op en preekten op zondagmorgen veront waardigd tegen de anti-religieuze wet ten. Dat waren vooral de ouderen, wier aantal sterk slinkt De jongeren wilden wat anders, iets nieuws en za gen in de scheiding van staat en kerk meer een zegen dan een straf voor de Kerk in Frankrijk. Tussen he2i is het onderscheid van rechts en links eigen lijk niet juist. Beter kan men spre ken van statische en labiele pastoors. De ouderen bleven op de plaats rust, de jongeren zetten er de pas in naar een nieuwe toekomst. Zij begonnen met iets, dat in die Jagen al een soort revolutie was. Een kapelaan vormde met of zonder baret op het hoofd een voetbal- of basketballclub, blies in een fanfare de trombone, was in de wintermaanden souffleur in de schouwburg of vertoonde op regenach tige dagen de toverlantaarn. De vro me zielen spraken er schande van. De oorlog '14-'18 was een nieuwe etappe. ,,Les curés sac au dos!". Met andere woorden: de pastoors kre gen een ransel op hun rug en kwa men de kazerne binnen, een wereld, die zij hoegenaamd niet kenden. Teil hard de Ohardin was een van de 25.000 gemobiliseerde priesters. Hij heeft er nooit spijt van gehad. Pas in het leger kwamen de priesters tot de ontdekking, hoe diep de kloof was tussen Kerk en wereld Zij ontdekten dat sociologisch gesproken de Kerk op bijna alle terreinen verstek had laten gaan. Vooral de breuk tussen Kerk en arbeiderswereld sloeg talloze priesters met ontzetting. Heefl. wat priesters heb ben later naar die jaren van front, en kazerne terug verian/gd. Het werken in de rode voorsteden van Parijs is er maar niet by toeval gekomen. Daar konden de priesters het alleen niet meer af. De leken 'moestem er bij wor den betrokken. De bijdrage van de le ken is voor de Kerk in Frankrijk een bron van rijkdom geworden. Maar tege lijk is de exclusieve rol van de pries ter er door op de achtergrond geraakt. „Trek er maar op uit en wordt pries ter, dan krijg je alle dagen wittebrood en'kip op zondag". Zo was het vroeger, vóór 1905, nog voor de scheiding van kerk en staat. Zo is het tegenwoordig niet meer. Frankrijk heeft een groot tekort aan geestelijken: 41.000 wereldlijke geeste lijken op een bevolking van 48 mil joen, één priester op 1200 Fransen. Voorheen kwamen de pastoors hoofd zakelijk van het platteland: 35.000 van de 40.000 eind van de negentiende eeuw. Een telling in 1957, uitgaande van het Franse episcopaat wees uit: 39 procent van de seminaristen uit het platteland, 30,7 procent uit de ste den, 29,7 procent uit middenstand en bourgeoisie. Maar er zijn sterke plaat selijke verschillen: Nancy (van 67 se minaristen 40 uit de stad)', Dyon (van de 38 20 uit de stad), Annecy (73,5 pro cent van het plattelandHet platte land is niet meer de grote leveran cier van geestelijken. Behalve ont kerstening speelt eveneens een grote rol de trek naar de grote steden: de jongeren laten de boerderij in de steek, de ouderen blijven. Tussen de jaren 1960 en 1963 is het aantal geestelijken in Frankrijk met 800 gedaald. Priesters die sterven wor den niet meer automatisch vervangen. Hetzelfde geldt voor de kloosterlin gen, ofschoon de orden karig zijn met het publiceren van cijfers. Men is ge neigd de ontkerstening als de voor naamste oorzaak aan te wijzen, maar dat is niet geheel juist, want ook in praktiserende kringen neemt het aan tal roepingen af. In kringen van de gegoede burgerij bestaat zelfs de vrees, dat de zoons, die priester willen wor de communistische kant zullen uit gaan! De schrijver meent de volgende oorzaken te mogen aanwijzen: 1. het milieu op de seminaria, waar blinde gehoorzaamheid hoger wordt aangesla gen dan ontplooiing van de eigen per soonlijkheid; 2. in de gezinnen ont breekt de aanmoediging om kinderen priester te laten worden, men is er li beraal tolerant geworden en wil de kinderen eerst maar liever laten stu deren net als ieder ander, dan kunnen ze later wel zien wat ze willen; 3. het sociale klimaat is voor priester wor den niet aantrekkelijk; de techniek maakt van de mensen wel goede pro ducenten en jgoede consumenten, jmaar Abbe Pierre let minder op hun verantwoordelijk heid als mensen met eigen bestem ming; 4. bet leven van de priesters is niet aanlokkelijk: „ik bid alle dagen schrijft een huisvader dat mijn zoontje van vijf jaar priester wordt, maar als hij over twintig jaar moet leven, zoals de priesters van tegen woordig leven, dan bid ik God mij maar niet te verhoren"; 5 voor vele jongeren is het celibaat niet aantrek kelijk, ofschoon dat in het Oosten van Frankrijk een minder grote rol speelt da.n in de rest van het land. Priesters, is de algemene klacht, staan buiten het werkelijke leven. Dat derhalve de priester van heden zich bezint op zijn toekomst is nor maal. Het tegendeel zou bewijzen, dat hij zich opsluit in een getto. Be zinning onderscheidt hem van de fa- rizieeërs, die geen zelfonderzoek van node .hebben, .wijl .zij .zeke* zijn van zichzelf. Wie zal de wereld moetei. evangeliseren: de priester of de leek? Een deel van de geestelijkheid ant woordt dat de leken dit zullen moeten doen. De leken zien de wereld anders dan de priester, omdat zij de wereld van binnenuit bekijken en er deel van uitmaken. Bovendien zijn er bijn.a geen priesterarbeiders meer. Dit standpunt wordt betwist door een aantal pries ters van de missie van Frankrijk, die vrezen, dat het apostolaat van de le ken een alibi wordt voor de pries ters. Voor hen is en blijft de priester de representant van de kerk. De gelo vigen of ongelovigen willen niet alleen het oordeel van de leken, maar wil len weten, wat de kerk, wat de bis schoppen ervan denken. Het debat hierover in Frankrijk is in volle gang. Eenstemmigheid bestaat over de noodzakelijkheid, dat de priester zich zal moeten specialiseren volgens mi lieu of volgens functie. Het toene mend aantal aalmoezeniers wijst in die richting. In het laatste hoofdstuk: de pries ter van morgen" somt de schrijver eer. aantal mogelijkheden op: 1. locale, pa rochiale priesters binnen de kerk er. priester-missionarissen voor buitenker kelijke aangelegenheden; 2. een ge wijzigde loopbaan na de studie, de ene priester past zich beter aan bij een don> of bij arbeiders, een ander beter bij de stad of bij de bourgeosie; 3. velen willen terug naar de priester- arbeiders, a. vanwege het sociale pres tige, b. uit missie-overwegingen; 4. de priester zal van een aantal admini stratieve beslommeringen moeten wor den bevrijd, zodat hij zich ten volle zal kunnen wijden aan zijn apostoli sche taak; hij zal door katholieke or ganisaties moeten worden betaald, zo dat de mis niet langer een kwestie is van geld; 5. de priester zal zich in tellectueel en theologisch moeten ver- tellectueel en theologisch moeten ver diepen; het vroegere kinderlijke geloof bestaat niet meer, de mensen willen begrijpen, wat hun wordt voorgehou den; 6. de priester van morgen zal in toenemende mate midden in het leven moeten staan, zoals Teilhard de Char- din in 1917 als priester-soldaat het le ven heeft willen delen van zijn mede soldaten. De schrijver besluit: „Ten opzichte van de wereld moet de priester weer een profeet worden. De profeet ge tuigt door zijn bestaan en door zijn woorden van het bestaan van God. In de Franse geestelijkheid is niet ieder een bezield door deze profetische geest. Het gaat hier echter om een algemene mentaliteit, die meer en meer baan breekt In een nieuwe wereld wordt een nieuwe ^priester jgeboren'

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1965 | | pagina 9