Friese bouwvakker werd houtsni jder SPELDJES! Hoe de beer de vos toch te slim af was Prinsje Langneus De op Grote de maan Remia Nederlanders op dc weg niet zó gevaarlijk OUD AMBACHT KREEG NIEUWE KANS Ceüm Twaalf ambachten Amerikaan stuurt lintje terug naar De Gaulle Werk genoeg roomzachte 0^7 fritessaus ^0 In Californië Achttienduizend mensen dupe van vreemde ziekte Die kleine ster De dwergen en het meisje Kees is jarig Namen ABC Beste meisjes en jongens 9 DAGBLAD DE STEM VAN WOENSDAG 30 JUNI 1965 9 brievenbus met een Griekse adelaar als ornament. Die staat nu ergens in Frank rijk bij een bungalow midden in de bos sen. In Laren is een huis, dat „De Schelp" heet. In 1963 kreeg ik opdracht om een grote houten schelp te snijden als versiering van een zogenaamd bo venlicht. Ik heb het ding uit eikenhout gesneden en zou wel eens willen zien, 10e het staat m die verbouwde oude Doerderij. En verder maak ik veel klein werk, 'oals familiewapens en monogrammen, .de teken ik natuurlijk eerst op papier, riet is wel een heidens werk, maar toch :>k mooi en dankbaar. Je moet er na tuurlijk oog en geduld voor hebben. Bo vendien werk ik wel op tentoonstellingen of tijdens demonstraties, al is daar geen droog brood mee te verdienen. Om als kunstenaar in het leven te blijven ver vaardig ik voor een aantal kunsthandels luxe gebruiksvoorwerpen, zoals kaarsen- standaards, geboortelepels, brood- en koekplanken, en andere dingen. Ook maak ik nieuwe dingen naar antieke modellen. Maar natuurlijk verkoop ik tie niet voor antiek. Het zou misschien gemakkelijk genoeg zijn, maar eerlijk heid ook in zaken is voor een kunstenaar een levenshouding. (Van een medewerker) SNEEK „Toen ik hier pas was, stuurde een collega my de econo mische recherche op myn dak! Hij dacht blijkbaar, dat ik mijn werk clandestien deed en geen papieren had. Ze wilden mij er uit werken, maar dat zat ze niet glad!" Op heftige toon en met gloeiende ogen in een zwart, stoppelig gezicht ver telt Pieter Atema gekleed in een zwarte schipperstrui een paar bijzonderheden over zijn moeilijke begintijd als houtsnijder in Sneek. Pieter Atema werd geboren op 15 mei 1930 te Koten bij Koostertille, een bui ten Friesland weinig bekend vlek.Ruim 25 jaar later vestigde hij zich in Sneek waar hij nog woont. Hij heeft in die stad een tamelijk primitief werkhok, dat weliswaar de naam atelier" nauwe lijks verdient, maar waar hij de prach tigste dingen maakt van hout. Mevrouw Atema, eertijds kleuterleidster in Drach ten, wilde er graag een winkel bij heb- Pieter Atema in zijn eenvou dige werkplaats. (Advertentie) Ja, speldjes-regen bij Celwa pro dukten. 2 garantiezegels »an het zelfde produkt opsturen en u krijgt een speldje van dat produkt. Er zijn 5 Celwa produkten met elk 'n eigen speldjel B.v. CELWA TISJOE, uniek zacht toiletpa pier: voorname discretie. kenmerk voor kwaliteit Ned. Exportpapierfabriek N.V. Postbus 57 - Nijmegen ben. Nu, die winkel heeft zij gekregen. „Het begin vain mijn loopbaan als hout snijder was misschien wat ongewoon, al heb ik dan de houtsnijderij als het ware van thuis meegekregen", vertelde Ate ma. „Mijn vader was namelijk wagen maker en hij deed aan het zogenaamde kerf werk. Nog steeds heb ik een van zijn mesjes in gebruik. Als jongen zat ik in een groepje van enige mannen, die zich ten doel hadden gesteld om de oude Friese houtsnijkunst nieuw leven in te blazen. De meesten van hen zijn er later niet mee doorgegaan. Ik wel en ik doe het nog steeds, dat ziet u. kijk maar. Atema toont ons zijn stijve duim en enige vingers, waar de nagels als tijger klauwen overheen steken. De vinger waai tegen het mes altijd rust, is ge pantserd" met een dikke hoorn-laag. En sterk, dat die vinger is! Met die ene vinger trok hij ons van de stoel en over de vloer. Wij hadden het gevoel, dat er een hijskraan aan het werk was! „Met nog iemand uit die groep ben ik voor mijzelf begonnen in Twijzel. Daar werken nu vier houtsnijders in opdracht voor mij. Ja, als ik terugblik, moet ik zeggen, dat ik vroeger een man was van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Na de lagere school en de ambachts school, heb ik getimmerd, gemetseld, gewerkt in beton en in de scheepsbouw, lassen geleerd en in de carosseriebouw gezeten. Maar terwijl ik dat allemaal deed, heb ik mij de nodige handelsken nis eigen gemaakt en ben ik steeds be zig geweest met houtsnijden bij wijze van vrijetijdsbesteding. Ik werkte toen voor een baas, maar ook voor mijzelf. Ik wilde eenszien of er iets in die houtsnijderij zat. Het was iets nieuws weet u. Mijn snipperdagen gebruikte ik om op reis te gaan en klanten te win nen voor mijn produkten. In Amsterdam kreeg ik mijn eerste afnemers. Toen zei ik de carosseriebouw vaarwel en wijdde ik mij geheel aan mijn vak, dat tevens mijn hobby is..." ,,Mijn klanten", zegt Atema.wonen overal in Nederland, tot in Limburg en Zeeland toe. Als ze in Twijzel wel eens bij mij kwamen, dachten zij daar een ruim atelier en een showroom te zullen vinden. Maar zij moesten op straat vra gen, waar ik zat! En dat was in een achteraf gelegen werkplaatsje. Zoals ik nu zit. zit ik goed, al is de werkplaats misschien wat aan de kleine kant. Ik ben lid van het „Noordelijk Scheppend Ambacht" en daarom had ik een expo sitieruimte willen hebben, maar die ruimte werd bij nader inzien bestemd voor de winkel." HAMMOND (UPI) Irving N. Chayken. een juwelier uit Hammond in de Ame rikaanse staat Indiana, zal het hem bij na een halve eeuw geleden gegeven Croix de Guerre terugsturen naar pre sident Charles de Gaulle, omdat deze door zijn „koppige houding" zijn res pect voor Frankrijk teniet heeft ge daan. oefende kritiek op De Gaulle Tim een open brief aan dt Hammond mes. waarin hij de Franse president ,,eei1"1 grote bedreiging voor de vre- Ik hP Westelijk halfrond" betitelde. Li? eerste plaats Amerikaan, Lnw m ^bayken, „en zij, die dit grote ana kleineren vinden bij mij geen ge- na alles wat Amerika heeft ge- aaan om Frankrijks vrijheid te herwin nen en te handhaven." oUi^2i beeft het Franse oorlogskruis in in,L i gekregen voor zijn zotrg voor jL pnden op het slagveld bij Soissons de eerste wereldoorlog. IV °i?en brief schrijft Chayken, dat din h ,_e?n wes heeft ingeslagen, eraa?f ®enheid van het Westen onder- Franv'mu? dc Arnerikanen die stound u econornisch en militair ge- Eebrpw en met recht kIaSen over heiri j? 'BemOTie en ondankbaar- de alSc Pres'dent, en dat ramnrafo £.Va,n Gaulle niet alleen riik^naf zi'n voor Frank- Vour de hele westelijke we- Indertijd exporteerde ik veel, vooral via Delft. Maar het is mij te veel ge worden. Zo af en toe gaat er nog wel eens iets naar Amerika. België en Zwit serland, maar ik heb tegenwoordig zo veel aanvragen, dat er voor speciaal ex- portwerk bijna geen tijd overschiet. Eigenlijk zouden mijn vrouw en ik hier wel een warenhuis kunnen beginnen, zo veel vergunningen hebben wij. Mijn vrouw heeft namelijk een textielbrevet. Ik mag mijn eigen werk verkopen. Voorts mogen we „doen" in kleinmeu- belen, kristal, en glaswerk, handgewe- ven en handbedrukte stoffen., kortom al met al in heel veel. Op onze vraag, wat die heer Atema tegenwoordig vooral maakt, antwoordt hij: „Eigenlijk te veel om op te noe men. Maar ik wil wel een paar voor beelden geven. Enige jaren geleden ver zocht een of andere slichting mij, voor koningin Wilhelmina een paar houten onderzetjes te maken. Natuurlijk heb ik ze gemaakt. En ik zou. eerlijk gezegd, we] graag willen weten, waar ze nu. na de dood van koningin Wilhelmina, zijn. Een andere bestelling was een houten (Advertentie) ik» ^0 VS voor bij de vis Y. op de sla S op de boterham ...en op frites! Tijdelijk GRATIS SPELDJE DEN HAAG (ANP) De Ne derlandse automobilist is minder gevaarlijk op de. weg dan een Belg, Brit of Italiaan. Hij is wel gevaar lijker weggebruiker dan een Deen, Noor, Amerikaan of Zweed. Dit blijkt uit een statistiekje van .Eu ropa Union", het orgaan van de Europese Beweging in de Bondsre publiek. Dit statistiekje rangschikt de autorijders van een tiental landen op grond van het aantal verkeers slachtoffers dat het autoverkeer in hun landen voor elke tien mil joen gereden kilometers eist. De Belgen bezitten het trieste record: 53 slachtoffers per tien miljoen kilometer. Dan volgen Britten en Italianen met 40, Fransen met 32, Nederlanders en Duitsers met 29, Denen met 24, Noren met 17, Ame rikanen met 15 en Zweden met 10. (Advertentie) RIVERSIDE (UPI) Californië wordt momenteel geteisterd door een vreemde epidemische ziekte, die in Riverside on geveer 18.000 mensen heeft aangetast en de dood van drie hunner heeft veroor zaakt. De geneeskundige overheid weet, dat de ziekte wordt veroorzaakt door een bacterie, die Salmonella Typhimurium wordt genoemd, en dat de ziekte zich ver spreid via de waterleiding. Maar vele uren van proeven en ondorzoekingen heb ben niet de bron aan het licht gebracht. De epidemie is op 24 mei uitgebroken. De verschijnselen zijn buikloop koorts, misselijkheid, braken en een gevoel van onbehaaglijkheid Ze zijn dus dezelfde als bij voedselvergiftiging, die door dezelfde bacterie wordt veroorzaakt. In een bos niet ver van de zee woonden de vos en dc beer naast elkaar. De beer hield niet erg veel van de vos en de vos was ook niet erg dol op de beer. Maar als je buren bent, moet je toch vriendelijk en beleefd zijn tegen elkaar. Dat waren ze dan ook. Op een stormachtige zomernacht spoelden er wrakstukken van een schip aan. De vos en de beer ontdekten het tegelijk. „Laat ons gaan kijken of er soms iets eetbaars aan land is gespoeld' stelde de beer voor. Dat vond de vos goed en samen liepen ze naar het strand. Daar lagen balken en manden, stukgeslagen kisten en één mooi rond vaatje dat onbeschadigd was. „Wat zou er. in dat vat zitten?" vroeg de beer. „Misschien wel honing!" „Het zal geen honing zijn", dacht de vos. „Zeelui geven niets om honing Maar er zal zeker rum in het vaatje zitten. Daar houden zeelui veel van!" Maar rum zat er ook niet in het vaatje. Nee; het was vol met het aller heerlijkste pekelvlees. „Mmmm", bromde de beer blij, „wat zal dat smaken. Bijna net zo lekker als honing". „Ja, maar beer", zei de vos, „vind je niet dat wij dit vlees moeten bewaren? Nu het zomer is zijn de dagen lang en we hebben alle tijd om eten te zoeken en te vinden. Straks als het najaar wordt zal dat wel anders zijn". „Zal het vlees niet bederven als we het zo lang bewaren?" vroeg de beer. „O nee", antwoordde de vos, „het is immers gepekeld! Kom we rollen het vaatje naar een oud vossehol onder de grote eik. Niemand zal het er zoeken." Zo gezegd, zo gedaan. De twee buren verborgen het vaatje en gingen daarna naar huis. De volgende morgen poetste de vos zich piekfijn op en ging uit. Buurman beer stond juist buiten om te kijken wat voor weer het worden zou die dag. „Welwel", zei hij toen de vos voorbij kwam, „waar ga jij zo piekfijn naar toe?" „Ik ga naar een doopfeest'', vertelde de vos. „Zozo", zei de beer, „nou veel plezier dan maar". Toen de vos 's avonds thuis kwam, trof hij de beer weer in zijn tuin. „En, welke naam heeft het kind gekregen?" vroeg de beer. „Ehhh, ehhh, het kind heet Lekker tje", zei de vos. „Dat is een grappige naam", vond de beer, en hij ging slapen. De volgende morgen stond de beer weer buiten, en daar ging de vos alweer op stap. „Waar ga je nu heen?" vroeg de beer. „Ik ga naar een bruiloft", antwoordde de vos opgewekt. „Nou, nou", zei de beer, „veel ple zier dan maar. En toen de vos 's avonds thuis kwam vroeg de beer: „Waarover ging het bruiloftslied?" „Ehh, ehh, het bruiloftslied ging er over dat de man niet alles met zijn vrouw hoeft te delen", zei de vos. „Dat is een vreemd lied", zei de beer en hij ging slapen. De dag daarop stond de beer alweer buiten toen de vos voorbij kwam. „Waar ga je vandaag naar toe?" vroeg de beer. „Ik ga naar een begrafenis", zei de vos en hij trok een heel bedroefd ge zicht. „Och, och. wees maar niet te verdrie tig", zei de beer. En toen de vos die derde avond thuis kwam vroeg de beer: „En wat staat er op de grafsteen geschreven?" „Ehh, ehh, er staat op. Eerlijk duurt niet altijd'zo lang". „Dat is een treurig grafschrift", zei de beer en hij ging slapen. Nu was de beer niet zo slim als de vos, maar dom was hij toch ook niet. En daarom begreep hij wel dat de vos hem voor de gek hield. Het kind heette LEKKERTJE, het bruiloftslied ging over DELEN, en het grafschrift ging over EERLIJK ZIJN. „De vos is bezig het lekkers uit het vaatje op te eten", zei de beer bij zichzelf. „Hij vindt dat hij niet hoeft te delen, en hij denkt dat hij voor zijn oneerlijkheid niet gestraft zal worden. Maar ik zal hem mores le ren". 's Nachts stond de beer op en hij ging kijken in het hol onder de boom. Daar lag het vaatje, maai' het was leeg: de vos had alles opgegeten. Nu hing er in die eik juist een grote bijenzwerm. „Bijen", zei de beer, „hier is een mooi huisje. Kom erin wonen, dan ben jc altijd beschermd tegen regen en wind". „Dat is een goed idee", zeiden de bijen en ze zoemden naar beneden om te gaan wonen in het vaatje. Een paar dagen later zei de beer te gen zijn buurman: „Vos ik heb zo'n ver schrikkelijke trek in pekelvlees, laai ons het vaatje gaan halen". De vos had er natuurlijk niet veel zir. ;n, maar wat moest hij zeggen? Schoor voetend liep hij met de beer naar de eik. Toen ze bij het hol waren geko men, zei de beer: „Vos jij bent niet zo dik als ik. Daarom kun jij gemakkelij ker in het hol kruipen, het is immers een vossehol geweest. Rol jij dus maar het vaatje naar buiten". „Goed", zei de vos en hij dacht: als de beer merkt dat het vaatje leeg is, zaJ ik zeggen dat er dieven geweest zijn. De vos kroop in he* hol en greep het vaatje beet, maar op hetzelfde ogen blik zoemden honderden bijen boos op hem af. Ze gonsden om zijn kop en staken hem in zijn neus en in zijn oren. Zij kropen in zijn vacht en staken hem overal in zijn vel. „Help, help! auwauwauü Oeioeioeiü!" jammerde de vos. ..Wat zeg je? Is het vlees zo lekker??" vroeg de beer van buiten af. „Help, help Beer, ze steken me dood!" kermde de vos. „Als je het zo lekker vindt, mag je alles wel alleen opeten", riep de beer terug. Huilend van pijn, kwam de vos naar ouiten gekropen. Zijn kop zwol op en werd wel tweemaal zo dik. „Je hebt veel te veel achter elkaar gegeten", zei de beer bezorgd, „dat is niet goed voor de gezondheid". De vos sloop naar huis en het duurde vel een week voor hij van de bijeste- ken genezen was. Toen hij tenslotte weer voor de dag kwam. zei de beer tegen zijn buurman: „Ik denk toch dat het pekelvlees al bedorven was". „Dat geloof ik ook", zei de vos. En zij deden allebei net of ze het geloof den. AN MAC GILLAVRY Heel lang geleden leefden er een koning en een koningin. Het waren rijke mensen maar.ook goede men sen. Op een goede dag kreeg de konin gin een jongetje. Ze noemden hem prins Alfrink. Hij groeide heel góed en hij werd heel wijs. Hij hoefde niet, naai school want hij kon olies al. Maar er was één -ding dat heel hard groeide bij hem, dat was z'n neus. Tegen de zak doeken zei hij: wat een kleine snotdin- ges. Wat heb ik daar nou aan? Toen de koningin dit hoorde zei hij tot al de naaisters van het paleis: Naai zakdoe ken zo groot als lakens. Toen zei de prins geen „kleine snotdinges" meer. De volgende dag zei de koning tot de koningin: „Zullen we onze Alfrink maar niet voortaan prins Langneus noemen" „Ja", zei de koningin, „dat is goed hoor". Zo verstreken de dagen. Maar Annie Aerts, 11, Leur PAARD Pastoor de Bruynstraat Zacht valt de regen zich vermengend met mijn tranen Ik loop door de straten door het park Mensen kijken me bevreemd na Het kan me niets schelen Ik haat ze hun gezichten met die valse glimlach Ze ontnamen me alles het liefste dat ik eens bezat Door hun mooie praatjes hun vals geroddel Ik haat ze Bij een bankje hou ik stil en ga zitten Mijn gedachten zijn ver eindeloos ver Ik weet met mezelf geen raad Ineens zie ik hem vallen die kleine ster Om daarna in het niets te verdwijnen Misschien gaat dit ook eens zo voorbij En brengt het me een nieuw geluk. May-June Opgedragen aan tante Thea met dank voor zeven jaar vriend- schap. 17-5-1965 In de Bergen, wonen dwergen. Ze spelen iedere nacht En houden om beurt de wacht. Op een dag kwam er een meisje In haar hand hield zij een sijsje 't Meisje was pas 10 jaar, maar 't sijsje was van haar! En die dwergen, in de bergen. Zeiden tot elkaar Wat is dat toch raar' Zelf verzonnen door Maria Hupkens (10 jaar) Voorvang 19, Breda op een dag zei de koning tot zijn zoon Langneus: „Nu ben je groot genoeg om voor je zelf te zorgen". Langneus was immers 20 jaar. "Ja", zei de prins, „dat is goed. Ik ga de allerliefste prinses zien te bemachtigen". „Dat is goed", zei de koningin. En de prins liet zijn paardje uit de stal halen. En toen reed hij weg Nog lang wuifden de koning en de ko ningin hem na tot de prins niet meer te zien was. Na 8 dagen gereisd te hebben zag hij een heel groot paleis. Hij zag een lief prinsesje voor het raam. Die moet ik te pakken zien te krijgen. Hij mocht met het prinsesje trouwen. Zij was ook 20 jaar. Het was zo'n mooie bruiloft ge weest. En samen leefden ze nog lang en gelukkig. Zelf verzonnen door Marianne van Mechelen (12 jr.) Van Gaverenlaan 15, Steenbergen 's Morgens om 6 uur wordt Kees wak ker. Hij is jarig vandaag. Gauw naar vader en moeder, denkt hij. Het is na tuurlijk nog veel te vroeg. Over een uurtje mag je opstaan. Je weet wel, dat als je wacht, elke seconde een uur duurt, al lijkt het maar zo. Toen het eindelijk 7 uur was, rende Kees naar vader en moeder. ,,Ga je eerst maar aankleden", zegt vader. Kees rende weer terug, Vader haalt het cadeau van de zolder en kleedt zich aan. Als ze klaar zijn met eten, moet vader zoge naamd even naar de tuin. Als hij terug komt, ziet Kees het. In zijn hand heeft vader...., een step!!! „Ha", roept Kees, „mag ik gaan step pen?" Het mag en even later rijdt hij al over de stoep en vliegt de helling af. Maarbeneden is een weg en niet zo'n kleintje ook. Pat, boem, krak!! Kees bots tegen een fietser aan. Je snapt wel, wat het gevolg was. De step kapot, zijn arm gebroken en een he leboel wonden. Maar het is tooh jammer van de fijne verjaardag. Anja van Haperen Roggeveenstraat 12a, Breda Wil graag corresponderen met een meisje van 11 of 12 jaar. A is Anita die eet een koek B is Bobbie die schrijft een boek C is Colinda die eet een ijsje D is Dorientje een net meisje E is Erik a die zingt als een sijsje F is Frank die zit in het bad G is Gerrie die heeft een pop gehad H is Hennie die gaat wat beleven I is Ionneke die stond te beven J is Jan die zit op een schommel K is Karin die is gestoken door een hommel L is Linneke die leert M is Mary die heeft wat haar hartje begeert N is Nita die speelt piano O is Onneke die vaart in een kano P is Peter die rijgt kralen aan een koord Q is Quirinus die opent de poort R is Rietje die draagt geen kleren van satijn S is Sjanneke die doet niet aan de slanke lijn T is Tini die bij ons op school is gekomen U is Ula die stond te dromen V is Victor die spit W is Wanda die op een stoel zit X is Xantippe dde twist IJ is IJsbrand die droeg een kist Z is Zorro die gebruikt altijd een list Willy van Velzen Uilenspiegelstr. 8, Bosschenhoofd Ik wil graag corresponderen met meisjes van 12 jaar KORTE INHOUD De jongensclub „De Grote Zes" gaat iedere woensdagmiddag in het bos spe len. De Grote Zes zijn Henk, Bas (de aanvoerder), Wim, Kees en de tweeling Piet en Frits. Ze zijn heel avontuurlijk aangelegd. Op een van hun vrije woens dagmiddagen als ze weer in het bos zijn wordt het opeens heel stil, de zon is plots niet meer te zien en ze horen een fluittoon. Als ze op onderzoek uit gaan ontdekken ze dat ze opgesloten zijn in een onzichtbare cirkel die steeds kleiner wordt. Als de cirkel zo klein is dat ze op een kluitje moeten staan zien ze opeens een ruimteschip dalen. Een vreemde macht dwingt hen om het ruimteschip binnen te gaan. Daar horen ze een stem die zegt dat de vliegende schotel van de maan kom* om de aarde te veroveren. De jongens beginnen bang te worden. In het ruimteschip vinden ze „Zwier", een grote hond, die door de maanmensen onzichtbaar is gemaakt, maar die voor de jongens weer zicht baar wordt. Hij zorgt ervoor, dat de jongens twee flesjes krijgen. In het ene flesje zit een vloeistof waarmee ze onzichtbaar kunnen worden. In het an dere zit een vloeistof die ze op hun ogen moeten sprenkelen, zodat ze elkaar als ze onzichtbaar zyn toch nog kun nen zien. De Grote Zes hadden een ontsnap ping beraamd, maar de robot stak er een stokje voor. Hun vriendje Frits verdwijnt plotseling spoorloosen vóór ze het beseffen, zweven ze in de eindeloze ruimü Als ze in het ruimteschip op onder zoek uitgaan beleven ze een paar ang stige uurtjes. Maar dan komt er een robot binnen die een heleboel dingen uitlegt. VIII De robot lachte. „Over een kwartier landen we op de maan". De jongens schrokken. Ze wilden nog graag een he leboel weten. Waarom was Frits plotse ling verdwenen? Wat zou er met hen gaan gebeuren. De robot lachte weer. „Frits werd te nieuwsgierig. Jullie moe ten begrijpen dat wij geen pottekijkers kunnen gebruiken. Wij hebben een he leboel dingen die ze op de aarde nog niet kennen. Wij zijn de aarde ver voor uit. Maar het is niet goed dat de men sen op aarde al net zoveel weten als wij. Daarom hebben wij Frits zo lang apart gezet. Dadelijk als we op de maan geland zijn mogen jullie wat vrijer rondlopen. Maar jullie snappen dat on- ze raketten geheim moeten blijven". De vijf jongens knikten. Ze hadden tot nu toe al zoveel akelige dingen in de raket beleefd dat ze nu ook maar liever in deze kamer bleven zitten. Bas begon opeen-s heel nadenkend te kijken. „Maar wanneer mogen we weer naar de aarde terug", vroeg hij. Oei, daar hadden de anderen niet aan ge dacht. Hun ouders zouden wel ongerust '.ijn. „We zullen jullie weer terugbren gen als onze raketten weer de nodige brandstof getankt hebben". De Grote Zes keken elkaar aan. Hoe lang zou het nog duren voor ze wfeer in het bos zouden kunnen spelen? Op eens voelden ze een schok. Bas verloor zijn evenwicht en viel. Toen hij op. krabbelde kwam er nog een robot bin nen. De jongens keken verbaasd. „We zijn net op onze maan-landings- plaats neergekomen. Als jullie ons vol gen en niet probeert weg te lopen, mo- gen jullie het ruimteschip verlaten". De jongens volgden met van spanning kloppend hart. Nu ze samen met de robots door het ruimteschip wandelden was het lang zo angstig niet. Na een korte wandeling stonden ze opeens in een groot vertrek. Er waren al een robot en een vreemd mannetje met een grijs pak en een grote glazen helm met een antenne op zijn hoofd. De jongens schrokken toen het vreem de mannetje hard op hij af kwam, „Hee, het is Frits', gilde Wim opeens. De jongens keken en warempel het was hun vriendje Frits. Nu waren ze weer bij elkaar. De vijf vrienden kregen ook zo'n gek pak aan en zo'n glazen bol op hun hoofd. ,,Dat moet", zei de robot, „want de mensen van de aarde kunnen anders op de maan niet leven". Toen gingen ze door een dikke deur naar buiten. De Grote Zes keken hun ogen uit. Ze zagen een gele grond met een heleboel gele bergen. En op de achtergrond stonden hoge gele huizen. De robots brachten de jongens naar een ding dat er uit zag als een auto, maar er zaten geen wielen on der en toen dat ding zich in beweging zette bleek dat ze niet reden maar zweefden. Dat was een sensatie. „Geweldig", riep Henk, „dat zouden de andere jongens van school eens moe ten zien". De Grote Zes keken hun ogen uit. De gele huizen kwamen steeds dich ter bij. Nu pas zegen ze hoe groot deze waren, bijna net zo groot als wel tien normale huizen op elkaar. Met grote vaart reden ze naar het grootste huis toe, waarvoor ze met een klein schokje tot stilstand kwamen. De jongens volg den de robots het huis in. Wat zou hen daar nog allemaal te wachten staan Trudi J*cobs (11 jaar) uit Roosendaal Wat hebben jullie weer goed je best gedaan deze week. Er zijn zoveel in zendingen binnen gekomen voor onze vervolgverhalenwedstrijd, dat het heel moeilijk was om het beste ver volg uit te kiezen. Maar Trudy uit Roosendaal, die overigens haar adres vergeten is, heeft een spannend verhaal geschre ven. Wel gefeliciteerd Trudy met je boekenprijs. Zo en nou gaat iedereen natuurlijk weer aan de slag voor het volgende verhaal. Wat beleven de Grote Zes op de maan. Zullen ze nu ook de grote lei der van de robotten ontmoetenLaat je fantasie eens werken. Alle kinde ren tot en met 12 jaar mogen mee doen aan onze wedstrijd. Je inzen ding moet wel maandagmiddag uiter lijk binnen zijn bij De Kleine Stem, Reigerstraat 16, Breda. Op je envelop vermelden: vervolgverhaalwedstrijd. De winnaars van elke week komen aan het slot van de wedstrijd met de foto in de krant. Lijkt je dat niet fijn en wat zullen je vriendjes en vriendinnetjes jaloers zijn. Bovendien wordt het beste verhaal elke week gehonoreerd met een prachtig boek. Succes met het nieuwe vervolg,

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1965 | | pagina 5