mensen en muzen Brabantse kunstenaars in Oosterhout reünie der verdraagzaamheid Maurice Roelants roman van het tijdschrift Forum Nicolaes de Staël in museum Boymans DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 12 JUNI 1965 Gerard Walschap Het maandblad Forum werd in 1932 gesticht en in 1935 opgeheven. In de vier jaren van zijn bestaan heeft het een énorme invloed uitgeoefend on danks het feit, dat het blad slechts een paar honderd abonnees telde. Aanvan kelijk voerden Menno ter Braak, Eddy du Perron en Vlaurice Roelants de re dactie. De laatste stelde in 1933 een reorganisatie voor, die de samenstel ling van een aparte Vlaamse en een aparte Nederlandse redactie tot gevolg had. Du Perron trok zich terug en in zijn plaats kwamen Simon Vestdijk en Victor E. van Vriesland. De Vlaamse afdeling werd aangevuld met Marnix Gijsen, Raymond Herreman en Gerard Walschap. Na enkele strubbelingen van minder ernstige aard deed zich in 1935 een con flict voor, dat opheffing van het tijd schrift onvermijdelijk maakte. De Ne derlandse redactie wilde namelijk het verhaal „Virginia" van Ter Braaks zwa ger Victor Varangot opnemen. Marnix Gijsen had hiertegen bezwaar. Aan zijn mede-redacteuren schreef hij: „Ik kan, al maak ik de maten nog zo breedvanuit katholiek stand punt het verspreiden van dergelijke lectuur niet verantwoorden en ook afgezien van alle katholicisme heb ik het land aan een snobsenlitera- tuur die als enig motief het beïroni- seren van de maagdelijkheid heeft". De drie collega's toonden zich soli dair. Als we Roelants mogen geloven deden zij dat niet omdat „Virginia" hun katholieke overtuiging zo verschrikke lijk aanrandde, maar omdat het hun niet als een goed verhaal voorkwam. Hoe het ook zij: de liquidatie bleek niet te stuiten. De meningen liepen zozeer uiteen, dat men na eindeloze briefwis selingen nog niet in staat was een ge meenschappelijke verklaring samen te stellen. In het november-nummer van 1935 verscheen een Vlaamse en een Nederlandse uiteenzetting. Sindsdien zijn er nog verscheidene publikaties over Forum verschenen. Vestdijk nam in Maatstaf zonder veel documenten enige sluiers weg, die over de opheffing zijn blijven hangen. Ook Van Vriesland gaf in dit maandblad zijn visie. Roelants schetste in Nijgh en Van Ditmars jubileumboek „Vijf auteurs over hun uitgever" de aimabele figuur van Doeke Zijlstra, die in het kortston- Victor E. van Vriesland We vrezen, dat er, wat dat betreft, in drie decennia weinig veranderd is. Bijzonder interessant zijn de passages, waarin Roelants herinneringen ophaalt aan zijn discussies met Ter Braak. Tus. send oor zet hij hier en daar een misvat ting recht, o.a. in het boek van Ada Deprez over Du Perron. Tevens onthult hij, dat een serie gedichten, onderte kend met P., van zijn hand is. In een afzonderlijke afdeling heeft Roelants alle brieven opgenomen, die in zijn bezit zijn. Welke passages zijn weggelaten is niet duidelijk. In de in leiding is sprake van stippellijnen, maar wij hebben deze niet kunnen ontdekken. Naast dit alles verstrekte het Letter kundig Museum enkele waardevolle epistels, evenals Raymond Herreman. Het is niet slechts hoge ernst, die uit deze brieven spreekt; heel wat humor veraangenaamt de lectuur. Zo kon b.v. een redactievergadering in Antwerpen niet doorgaan, omdat Walschap een keeloperatie had ondergaan. Ter Braak schrijft daarover: Wij troffen in Antwerpen alleen de nog zieke en natuurlijk geheel confuse Walschap, die eerst meende dat wij heren van de belasting wa ren en zich verborg, tot hij onze stemmen herkende en plotseling de deur opende achter zijn uitmuntend liegende dienstbodeMenier ies naar een trouwfeest in Maeseyck Tableau!" Deze zelfde Ter Braak maakt zich in zijn haat tegen het katholicisme her haaldelijk belachelijk. Hij stelt het voor alsof Walschap om den brode naar het pijpen van de pastoor moest dansen. Hij haalt er censuur van Pius XI bij en zelfs de Italiaans-Abessijnse kwestie. Als Toussaint van Boelare over het ein de van Forum schrijft is dit „jezuïtisch verdraaid geleuter". Het blijft onbegrij pelijk, dat een intelligent man als Te* Braak zich zo druk kon maken over allerlei futiliteiten en over „een lijk, dat netjes begraven moet worden", om zijn eigen woorden te gebruiken. Walschap daarentegen gaf onomwonden als zijn mening, dat het sop de kool niet waard was. De wanhoop niabij schreef hij aan Roelants: Het is met mij zo ver gekomen dat ik voortaan alles zal onderteke- AANRAKEN Snelle berichten, uitgaand van het waaks hersenmidden, brengen het lichaam binnen een tel in staat van argwaan. Opgelet, hier komt zij aan. Ogen in evenwijdige toewijding doen hun heilige taak, brengen diepte aan In het museum Boynrans v. Beunin- gen te Rotterdam wordt een overzichts tentoonstelling gehouden van het werk van Nicolaes de Staël, nu 10 jaar na zijn zelfgekozen dood. In deze tentoonstelling ziet men de schilderkunstige ontwikkeling van een persoonlijkheid, die steeds bewust zijn eigen weg gegaan is, die leidde tussen de twee polen van de abstrakte en figu ratieve richting in de kunst, die tijdens en na de 2e wereldoorlog zo fel tegen elkaar ingingen. Hij doet dit niet zonder van bedde kennis genomen te hebben. In de pe riode '40 - '41 schildert hij naar de na tuur: stillevens, portretten van zijn vrouw Jeanine. Hij voelt echter in het schilderen van een op de werkelijkheid gelijkend ding een tekortkoming: „Men kan niet een enkel voorwerp isoleren; er zijn zoveel dingen tegelijkertijd, dal de mogelijkheid het ene voorwerp af te zonderen onmogelijk wordt. Van dat ogenblik af zoekt hij naar een vrijere expressievorm. Hij richt zich tot de ab strakte schilderkunst, maar ook hierin vindt hij niet hetgeen hij zoekt. Hij ziet de beperktheid van de abstrakte prin cipes en het gevaar voor steriliteit dat erin verborgen ligt. De breuk met het leven, welke in de abstrakte kunst bij na een wet was, is voor hem onaan vaardbaar. Vanuit zijn overtuiging, dat het af zien van het weergeven yan de uiter lijke verschijningen geen breuk met de werkelijkheid, waarin we leven, hoeft te betekenen, zoekt hij zijn weg, die hij langzaam zal vinden. Voor hem is het leven, het subjectieve beleven van de natuur, de wereld het niet van de mens los te maken milieu een voor waarde voor het schilderen. „Wanneer er niet eerst de natuur is, is een schil derij altijd een mislukking" en „Ik pro beer niets anders te maken dan schil derijen die voor iedereen zichtbaar zijn" zijn zijn eigen woorden, die dit illustreren. Het schilderen is voo- hem een primaire levensbehoefte. Slechts hierin vindt hij een uitweg voor zijn in„ irukken, gevoelens, rijn onrust. Zijn eerste werken zijn een gevecht met de materie en getuigen van een in nerlijke strijd en onrust: vlakken en lij nen botsen, snijden elkaar, bewegen zich door en langs elkaar in grillige vormen. Nu eens wordt het verband duidelijk, dan weer blijft het vaag. De chaos is nog niet geheel bedwongen. Slechts langzaam volgt een opgang naar helderheid, naar grote vlakken in zuiverder komposities en kleur. Naar aanleiding van een nachtelijke voetbalmatch in Pare des Princes in 1950 maakt hij een serie schilderijen die hun grote kracht ontlenen aan de vol komen eenheid van kleur, vorm, bewe ging en materie. De kleur begint aan kracht en bete kenis te winnen en stijgt langzamer hand tot zijn maximale spanning. Zo treft men doeken aan waia-r de kleuren in hun grootste helderheid en kracht, in enorme ongenuanceerde vlakken soms, verblindend eerlijk naast elkaar ge plaatst zijn Naakt staat het schilderij tegenover je vanuit zijn diepste wezen onmiddellijk sprekend. Deze behoefte van de Stael om geheel en direct door te dringen tot de essentie van de din gen, doet hem alle bijkomstigheden verwaarlozen terwille van de waar heid. Men zou kunnen zeggen dat zijn schilderijen bijna functioneel zijn, in die betekenis dat alle elementen, waar uit het is opgekouwd, in hun zuiverste Le Lavandou 1952 wezen rijn aangewend, waardoor ook zijn schilderijen bestaan uit zichzelf, een eigen wereld vertegenwoordigen. Voorbeelden hiervan zijn o.a. de land schappen die hij in 1954, een jaar voor zijn dood, in Agrigente schilderde. Toch is het niet zo dat hij deze helderheid aan visie blijvend verworven heeft. In diezelfde tijd schildert hij ook schilde rijen als: „de kathedraal" en „de meeu- tot verheugenis geven (zij worden erkend), ook al omdat velen van hen in een omgeving wonen en wérken, die a- artistiek en dus niet inspirerend is. Men zal overigens het gegeven ook in de nieuwe vereniging zeer voorzichtig die nen te hanteren om niet tot déraille menten te komen. Nog belangrijker lijkt ons de doelstelling van de vereniging, die de expositie tot middelpunt van het streven van ue le den maakt. Aan kunst doen, betekent getuigen, maar wie getuigt zonder pu bliek ontneemt zichzelf een deel van zijn belijdenis. Daarom zal deze club zich bijzonder inspannen om de leden tot exposities te brengen. De „club van Oosterhout" heeft geen manifest laten drukken, gaat niet te keer tegen „richtingen" en heeft zodoende voldoende ruimte voor iedereen. Zij zal geleid worden via een minimum aan organisatie en mits het werk kwaliteit heeft, kan men de gelederen komen versterken. Men zal zich niet te buiten gaan aan vergaderingen en meer van dat soort zaken. Ziedaar de nieuwe vereniging, die (en we schrijven gaarne er zelf eigenlijk verbaasd over te zijn) toch van de grond schijnt te komen. Iets anders is of zij op de duur geen toevlucht zal blijken te zijn voor de „tweedie keus". Voelt iedere „full-timer'' zich thuis in dit milieu en bestaat niet de mogelijkheid dat de vereniging het tehuis wordt der malcontenten? Een van de geëxposeerde werken is van wel aan bepaalde artistieke eisen vol- Mado Schoolmeester uit Breda. doen. De reünie van Brabantse kunstenaar» in Oosterhout is een sueces ge\vorr;en. maar het had gemakkelijk anders kun nen uitpakken. Want de hele opzet was een waagstuk, omdat het hier ging om mensen, die noch elkander noch elkan ders werk kenden. Hier werden (en dat stond van te voren al va«st) aller lei categoriën bij elkaar gebracht: er waren ouderen, er waren jonge men- vraag mocht van teMiren ge- nrJi \v10rden dezen elkander en hun Produkten zouden verdragen. occempnefVoyaal een soort artistiek*. S» toegepast: het bleek moge- één krLy°u? van dlverse pluimage in on elkaar ,r1Jieen zaten zonder dat zij broederlijk h°gen' lnte8endeel- mcn waa en toonde b'leen' men hielP alkaar artistieke h'n mschikkelijk. Ook de kleursche„r^Uoage werd er zondar de oxposanfen cht: niemand van bekken omda, bt,hoefde terug te namen: zij wei-den"»!?°lle.ga'S ,hem niet ballotage werd v-r toegelaten. Die het hier niet oX? a jkt omdat ging De kenni.X cen ^tistiek credo was alleen besome"!? mCt e!kaars werk een te brengen dtebeh^St TT bij" ren vereniging om hadden aan lijker tot exposeren z,od?ende grmakke- werd hier een groen komen- Dtuirom zeggen allo men zou baast bracht, al bijwnge- °est het werk natuurlijk Zodoende is de afgelopen week waar schijnlijk de basis gelegd voor een nieuwe kunstenaarsvereniging in het Brabantse; de Zuiderkring heeft uit eindelijk een opvolger gekregen, al is de basis van de nieuwe vereniging een heel andere want veel breder. Bij de Zuiderkring ging het indertijd o.m. om jonge mensen, die behoefte hadden aan een rustpunt, waarop zij konden terugvallen in de artistieke strijd van die dagen. Men balloteerde zeer zorg vuldig Toen veel van de problemen rond hen waren opgelost, loste ook de vereniging op: zij had geen zin meer. Up dat moment had waarschijnlijk ook ieder van hen voldoende ruggegraat om alleen te staan De leden van de nieuwe club worden echter alleen door een za kelijk element gebonden. Ieder leeft en werkt zoals vroeger bij de Zuiderkring op zijn eigen manier, maar het ideaal is anders, het ligt, dunkt ons, meer in de sfeer van het vroegere Jeroen Bosch. Men maakt zelfs geen verschil tussen beroepskunstenaars en „amateurs". Nu is het gegeven amateur een merk waardige zaak, amateur is in de kunst wereld een zwaar-beladen woord. Zij hebben, zo is de grief van de full- professionals, niet volledig durven kie zen, veelal door gebrek aan talent. Zij nemen in de kunstwereld een half slachtige houding aan. Bovendien becon curreren zij dikwijls de man, die het van zijn kunst hebben moet. Daar steekt iets van waarheid in, maar toch zijn er allerlei factoren, die van een begaafd man een amateur kunnen maken. Bij dit type is inderdaad dikwijls sprake van onvoldoende durf om te breken met het patroon, waarin men tot nu toe heeft geleefd, men overziet bijvoorbeeld te goed bepaalde maatschappelijke con sequenties en durft die niet aan. Men verlangt geborgenheid. Dikwijl^ echter ook ontwikkelt zich de aanleg later dan normaal of is zij in eerste aanleg gedwarsboomd, zodat men reeds in een bepaalde positie gemanoeuvreerd is al vorens men zijn talent ontdekt. Wij hebben het hier uiteraard niet over de amateurs, die onder de categorie beunhazen thuishoren maar over men sen, die inderdaad talent bezitten. Zij zijn dun gezaaid, maar zij zijn er. Deze mensen hebben met de professio nals gemeen, dat zij iets te zeggen hebben en er is dunkt ons geen enkele aanleiding hun werk onder de koremaat te houden omdat zij geen volledige dagtaak besteden aan dat, wat zij toch als hun levensvervulling be schouwen. De geest waait waar hij wil: hij bevrucht evengoed de officiële kun stenaar als de man, die zich zogenaamd in het randgebied bevindt. Het getuigt van breedheid als de nieuwe club ook amateurs in haar gelederen opneemt, waarbij men zich de vraag kan stellen in hoeverre hier nog van ama teurisme sprake is. Weliswaar is de maatschappelijke status een andere, maar de prestaties zijn ernaar om hen tot degenen te rekenen, die iets te zeg gen hebben. Voor hen alleen al kan contact via een vereniging slechts reden de tentoonstelling De tentoonstelling in Oosterhout heeft ons veel geleerd; het peil ervan was namelijk toch wel acceptabel, ook al werden er geen artistieke „uitschieters" getoond. In zekere zin was deze expo sitie zelfs verfrissend, omdat zij door haar eenvoudige allure niet de preten tie had iets te willen opdringen. De uit stekende ruimte in het gemeenschaps huis aan de Wilhelminastraat behoeft alleen nog wat goede verlichting om aanvaardbaar te zijn als expositieruimte, al is zij dan ook nog niet helemaal ideaal. Maar ruimten, die volkomen aan het doel beantwoorden, moet men in Bra bant met een kaarsje zoeken, zij zijn, op de officiële gelegenheden na, hier nauwelijks te vinden. Het is aan de hand van twee, drie proe ven nauwelijks mogelijk een idee te krijgen van het kunnen en willen van de exposant, het is het noodlot van iedere groepstentoonstelling. In Ooster hout waren namen, die men zonder meer accepteren kan; die van Akke Sins bijvoorbeeld en die van Mado Schoolmeester die, tot veler verrassing dunkt ons, hier bewijst als portret schilderes haar mannetje te staan. Bei den bevestigen overigens zichzelf en zo was het ook met figuren als die van Louis de Swart en Jan Strube. Zij be horen tot een andere generatie, "maar speciaal Louis de Swart probeert de tijd in zijn werk uit te drukken. Deson danks ontkomt hij niet aan het „grote gebaar" van enkele decennia geleden De Swart weet bovendien een sterk portret te maken, waarbij de kleuren- toepassing een merkwaardige bekoring aan de tekening geeft. Jan Strube mag bekend genoeg verondersteld worden. waaruit zij kan naderen. Oren leggen hun wateren te luisteren. Er sluit en heropent zich huid. Zie de twee lange poppen hangende aan geraamte elkaar aanraken, schaamte kramende uit de knoppen omdat in de diepte uit rillend samenschuivende en inkrimpende vliezen liefde geknepen wordt, liefde. Leven als warm huilen stijgt al in de traanbuizen. Willem van Toorn wen", die van vorm en zelfs ook van kleur troebel, halfslachtig zijn en die de trefzekerheid van zijn andere wer ken missen. Naast deze minder ge slaagde werken echter komen de hoog tepunten, waaraan het in deze tentoon stelling beslist niet ontbreekt, in hun juiste waarde tot hun recht. E.S. Zijn volkomen eigen sfeer, die groot technisch vakmanschap verraadt en die ons steeds doet denken aan die uit de boeken van Felix Timmermans, blijft dezelfde en men is geneigd op de duur aan een maniertje te denken. Nieuw voor ons was het werk van A. Hermans uit Breda. Het zijn beschil derde houtconstructies, die op het eerste gezicht computerachtig aandoen of zo men wil doen denken aan 'n juke-box. 't Zijn zorgvuldig opgebouwde tableaux die het onderwerp haast zakelijk deter mineren en er tenslotte uit gaan zien als de maquette van een architekt. Diverse exposanten brengen abstracties, waarvan de eerlijkheid niet altijd ge makkelijk achterhaalbaar is. Abstracties worden hoe langer hoe meer moeilijke zaken. Ook zonder tot de bewonde raars van pop-art te behoren, kan men toch wel inzien, dat de abstractie haar langste tijd heeft gehad. Niet voor niets is men druk aan het zoeken naar de weg terug. Het werk van Puck Brenkink verwij dert zich nogal van het schilderkunstige; het raakt echter ergens Mondriaan door de eenvoud en zindelijkheid van de op zet. Het vertoont echter nergens het rechtlijnige van de Parijse Nederlander, wel maakt het de indruk vanuit een koel-redenerende geest te worden ge construeerd. Daarentegen zijn de met het paletmes aangebrachte abstracties van Henk van Rooy zwaarmoedig en ge laden maar bovendien teruggehouden van sfeer. Adams uit Eindhoven be schikt over een vlotte en gevoelige te- kenstift. Als wij in deze bespreking namen ver geten is dat, omdat het moeilijk zo niet onmogelijk is om aan de hand van en kele voorbeelden tot een kenschets van het werk te komen, maar aan de drie Oosterhoutenaren wilden we nog graag even aandacht besteden. Jan Mous hangt op deze expositie met enkele nieuwe werkstukken, die zijn thema eenzaamheid nog eens accentue ren. Hiet werk heeft iets stugs en is daardoor wat moeilijk toegankelijk. De soberheid van lijn en kleur zijn bijna volmaakt. Eenmaal daardoorheen er vaart men een ietwat gekwelde geest, die slechts met moeite zijn introverte instelling prijsgeeft. Er hangt eveneens nieuw werk van Mar tin Korf, tweemaal een vrouwenfiguur. De eerste vrouw werkend aan een naai machine, heeft iets weg van het werk van Charpentier, maar het mist de sen sualiteit, die soms uit haar werk naar boven komt. Hier integendeel wordt de nadruk gelegd op het deemoedige en het intieme. De tweede vrouw, die even eens met een naaiwerk bezig is, heeft daarentegen een meer vorstelijke houding; men voelt haar vrouw-zijn door de lichte contouren van het werk heen. De derde Oosterhoutenaar J. van der Straeten, exposeert bekend werk, dat tendeert naar een poging tot het bena deren van de oerbron van het leven. Dit werk heeft een sensuele soms zelfs erotische inslag en is sterk aard- gebonden. JAC MARTENS. Menno ter Braak dige bestaan van Forum een belangrijke rol heeft gespeeld. Voorts hield Roe lants enkele lezingen voor de Kon. Vlaamse Academie voor Taal en Letter, kunde, die in haar Mededelingen wer den afgedrukt. Daar er nog altijd misverstanden blij_ ken te bestaan achtte Roelants thans" na dertig jaar, de tijd gekomen om zijn rijk archief aan de openbaarheid prijs te geven. In zijn „Roman van het tijd schrift Forum of Les liaisons dangereu. ses" heeft hij alles verzameld, wat op het conflict betrekking heeft. Wie be langstelling heeft voor de geschiedenis van onze tijdschriften zal van dit boek smullen. De inhoud is uiteraard niet wereldschokkend, maar wel van on schatbare waarde voor de kennis van de redacteuren en van de idealen, die hen bezielden. Ook de verschillen in het geestesleven van Noord en Zuid komen in deze uitgave duidelijk naar voren. nen, als men er maar mee ophoudt Hoe is het mogelijkhoe is het mo gelijk!" Misschien was Varangot, wiens no- nelle de aanleiding tot al het geruzie was, nog de verstandigste. Hij wilde „Virginia" terugnemen en had ook geen bezwaar tegen het voorstel van Van Vriesland om het naar De Vrije Bladen over te hevelen. Hij vond het jammer, zegt Roelants, „dat een veel te grote brand werd gestookt omdat hij argeloos met een voetzoeker had ge speeld. „Het verhaal is achter in het boek opgenomen: een luchtige geschie denis met enkele anti-katholieke trek jes. Gijsen noch Walschap zullen er op het ogenblik nog over vallen. Evenals Forum zelf gaf Nijgh en Van Ditmar te 's-Gravenhage-Rotterdam ook deze documenten uit. Een foto van wijlen Doeke Zijlstra temidden van een aantal Vlaamse schrijvers is toegevoegd, WILLEM v. d. VELDEN

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1965 | | pagina 7