mamë D' dan het beste kindertehuis Willem Enzinck: Het Zwin, vroeger Sincfala is de naam van de kromme waterdolk, die eenmaal Vlaanderen en het tegenwoordige Zeeuwsch-Vlaanderen een fusie van handelsvaart en rijkdom gaf en die toen de zee zich uit berouw voor de agressieve daad terugtrok en haar weer met het zand der vergetelheid wilde bedekken, eens bloeiende steden berooid achterliet met niets dan de herinnering aan vergane glorie. ten UEELSZAKEN [amen hopen t kunnen reec zullen hebben Isante mogelijk- Irstrekt door het] ;lszaken, Li 6, Middelburg-1 Enorme markt loon en goede lot 12.00 en van verlaten, om hen fart 1 september, per dag, waarvan orielessen in eigen ludschool te Hulst. Hoek en Bosch, n voor electrische lasontladingslampen an de Afde- [elburg, |oi 180-3143 jn voor electrische gasontladingslampen DWALEN DOOR HET ZWIN Cadzand die naam is de laatgte jaren zozeer een begrip geworden voor een van de mooiste en breedste strandgebie- den van Nederland dat men bijna ver geten zou dat hij in de eerste plaats toe behoort aan het dorp dat in de twaalf de eeuw waarschijnlijk Onze Vrouwe of Mariakerk heette Op weg naar de genoegens van zee en strand kan men het dorp mijden door bij de mooie korenmolen rechts af te slaan, men kan er ook, vooral wanneer bij het kiezen van de omweg het bekoorlijk pro fiel van het dorp zijn uitwerking niet gemist heeft, eens door heen rijden. Met name omwille van de kerk die ligt op een soort van eiland waar de beide één- richtingsverkeerswegen door het plaatsje met een sierlijke bocht omheen slingeren als waren het meanderende stromen. Die kerk verleent het op zichzelf weinig karakteristieke dorp zowel uit de verte als van nabij een bepaald gezicht. Boven dien vormt hij een soort van adelsbrief voor de ouderdom van Cadzand, gesteld in een handschrift, dat zich van verschil lend standpunt en onder verschillende belichtingen met vreugde laat lezen. ITet is een vroeggotische, rechtgesloten kerk van twee beuken, die na de tweede we reldoorlog gerestaureerd werd. Qp een tweetal borden naast het orgel, cüe een geschenk zijn van de overleden historicus van het landje van Cadzand, dr. J. de Hullu, staat de geschiedenis van de kerk kort saamgevat: „De zuidelijke beuk dezer kerk dagtekent van omstreeks 1250—1300, de noordelijke van 13001325. In het begin van den tachtigjarigen oor log tot een bouwval geworden, werd zij, nadat Prins Maurits, hoogl of fél ijker ge- dachtenisse, dit gewest in 1604 op de Spanjaarden had veroverd, voor den Hervormden Eerdienst bestemd en weder opgebouwd, de zuidelijke beuk omstreeks 16091610, de noordelijke in 16411642. De stompe toren, welke eertijds bij de kerk stond, en door zijn hoogte den zee lieden in de Wielingen tot een baken strekte, is in 1677 wegens het gevaar van instorting afgebroken. In de jaren 1921 1931 is de kerk uit de liefdegaven van de leden der gemeente en van elders woonachtige belangstellenden mitsgaders geldelijken steun van het Rijk, Provincie en Synode gerestaureerd. De Zwin-oever De toren is in 1930 op kosten van de burgerlijke gemeente nieuw gebouwd." Op het tweede bord staat: „De Waalsch Hervormde gemeente alhier is gesticht in 1686 door Hugenootsche vluchtelingen uit de omtrek van Guines bij Calais, omstreeks 1713 uitgebreid door vele Hervormden, overgekomen uit het land van Rijssel en later nog tot onge veer 1770 toe door enkelen, afkomstig uit Picardia en Champagne en het gebied van Orléans. Zij werd in 1809 opgeheven en ingelijfd bij de Nederduitse Gemeente. Van 1686 tot 1719 hield zij hare godsdienstoefenin gen in de Nederduitse kerk. sinds 1719 in een eigen kerkgebouw, dat in 1817 werd gesloopt. De enkele lichtkroon, die thans nog de Nederduitse kerk siert, is het enige wat van haar is overge bleven.'' Mèt de eikehouten preekstoel, een paar oude koperen kandelaars op de banken en natuurlijk de geprofileerde witte mu ren is het o.a. deze kroon, die het in terieur van de kerk bepalen. Alleen is de ruimtelijke werking daarvan jammer genoeg totaal bedorven door een tussen de pilaren aangebracht schot van wit geschilderd, opbollend hardboard, dat de ruimte in tweeën deelt en er kennelijk voor zorgen moet dat de kleine gemeente, die in het vertrek met de preekstoel (het orgel in het andere vertrek in de rug) de dienst bijwoont, niet verkleumt van kou. achterliet, met niets dan de herinnering aan vergane glorie. Wat men thans ziet is maar een gering deel van de vroegere machtige zeearm. Dit deel zou nog geringer geweest zijn als men enkele jaren na- de laatste we reldoorlog uit liefde voor het merkwaar dige landschap van het Zwingebied en de daarop voorkomende vegetatie de maatregelen van de Duitse bezetters niet ongedaan had gemaakt. In hun panische vrees voor een invasie hadden zij namelijk in de mond van het. Zwin een tankversperring aangelegd, die het zeewater belette over het schor te komen. Het gevolg daarvan was dat zich aan de zeezijde van deze versperring vanzelf een niet te onderschatten wal van slib en zand vormde, die de natuur lijke toegang dreigde af te sluiten en die uiteraard ook bleef bestaan nadat de kunstmatige sperdam uit de weg was ge ruimd. Alleen de in 1951 gereed ge komen geul, die men groef vanuit de zee naar het Zwin, betekende de redding van het Zwingebied dat als natuurreservaat onder toezicht staat van de Stichting het Zeeuwse Landschap. Voor zover het ten minste op Nederlands grondgebied ligt, en dat is slechts het kleinste deel, als men weet dat de Zwinmonding de na tuurlijke grens tusfeen Nederland en Bel gië vormt. Het grootste deel van het ge bied, dat men in het algemeen met de 'benaming het Zwin pleegt aan te duiden, is Belgisch territoir, 't Is de Zwinvlakte het schorre, de eigenlijke bodem van de zee-arm. Maar ook deze behoort reeds lang tot de Belgische natuurmonumenten en is in de broedtijd van de vogels van zelfsprekend dan ook niet voor publiek toegankelijk. En toch, ook wie niet kan, wil of mag doordringen in dit labyrinth van kreken met steil afgeschuurde oevers beleeft er in de" zomermaanden vanuit de verte vreugde genoeg aan. Want zover het reikt, wandelt het oog over een nu eens in de zon felgloeiend, dan weer door de nevelige zeelucht teer afgedempt roodviolet tapijt, geweven uit de mil joenen bloeiende bloemen van de lams oor (Limonium vulgare), in Zeeuwsch- Vlaanderen meer toepasselijk en beel dender schorreblom geheten. Schorreblommen zijn eenvoudige, maar dankbare bloemen. Nog jaren nadat zij geplukt werden kunnen ze, doordat ze zonder water -vanzelf drogen, in een hoek van de kamer hun geheimzinnige, door de tijd slechts weinig in intensiteit afnemende paarse gloed uitstralen. (Van een verslaggever) I E kunt er lang over praten oi kort, maar een feit blijft, dal Tasmanië onder de staten van Australië de groene oogappel van de hemel is. Grijsgekuifde Angus B. Wilson is dan ook van plan het kort te maken. Zeer kort. Hij heeft een vetleren valies uit Tasmanië meegenomen en als meneer nu maar wil zeggen wat hij wenst, dan zal hij het corresponderende stenciltje uit zijn koffer opduiken Hij kan het ook wel allemaal gaan vertellen- maar zon handig papier tje bespoedigt het gesprek ten zeerste en meneer zal wel begrij pen, dat ook voor een man als An gus B. Wilson time een hoop money vertegenwoordigt. der uitzondering geslaagd zijn. Het kli maat is aangenaam, niet droog, niet nat. Gewoon goed dus. Toch leven we in Tas manië op minder dan 400 kilometer van het pakijs van de Zuidpool. Als je dan de appelen aan de bomen ziet hangen, kun je je dat nauwelijks voorstellen." Tasmanië zit nu midden in de winter. Daarna komt in oktober de lente en de zomer valt tussen November en maart. Er is ook nog een stencil, waarin de voornaamste bronnen van inkomen in Tasmanië worden opgesomd. H»et land heeft bijvoorbeeld de grootste papier fabrieken van de wereld en is daarnaast één van de grootste producenten van zink, tin, wol, appels, peren, aluminium, boter, lavendelolie en hop. Daarnaast heeft Tasmanië een groeiende toeristen- „industrie". Het land is een uitgezocht dorado voor sportvissers en jagers, die honderden rivieren en duizenden hectaren wondermooi jachtgebied tot hun be schikking hebben. Dc wandelaars hebben de ruimte in de vele nationale parken, die elk duizenden malen groter zijn dan soortgelijke parken in ons overbevolkte land. In en rond de haven van Hobart één van de vijf beste natuurlijke havens ter wereld ligt een ideaal zeilgebied, waar men zelfs met de grootste jachten royaal uit de natte voeten kan. Dit punt bereikt men wanneer men in Cadzand-Haven of, zoals het tegenwoor dig heet, Cadzand-Bad vanaf het Hotel Noordzee de smalle duinrug volgt naar het zuidwesten. Rechts uit de diepte achter het steile duin, dat al menige aanval van het water heeft moeten trotseren, zendt de onzichtbare branding zijn ruisen omhoog. Over de smalle blauwgrijze streep zee verderop schuift traag een schip voort. Links glooit de zandwal, dicht met duin doorn bedipt. naar een vlakte waar de geheimzinnige duinbegroeiing eerst mon ter de vaart van de helling volgt^ gaande weg begint te aarzelen om tenslotte halt te houden voor de overmacht van met sloten doorsneden groene weilanden met hier en daar een huisje, dat zijn dak hel derrood laat opgloeien in het zonlicht. Laten we dus maar r ffi a meteen van de Austra- lische wal steken. Whisky in de ene hand, papieren in de andere. Op de toe- HIAii komst van Tasmanië. IBIHHi proost. Agnus B. glim- lacht intens tevreden. Als meneer nu bij- 0 voorbeeld zou vragen hoe Tasmanië ontdekt is, dan schept het ant- RR1 w woord geen enkel pro bleem, want één duik in de koffer en hup. J Inderdaad heeft Ag- I «IS" nus B- zich voorover- R WtP gebogen en een half velletje doorslagpapier opgevist. Daar staat alles op. Te beginnen met meneer James Cook, die Engeland in dertijd de zeemansrug toekeerde voor eep jacht op de horizon. Uiteindelijk zette hij zijn schip op het strand van Tasmanië. dat toen nog Van Diemensland heette en reeds lang daar voor ontdekt was door de Nederlander Abel Janszoon Tasman. Tasman, die reeds in 1642 zijn kapitale vondst had ge daan stond het helaas weer even groot moedig aan de vergetelheid af en slechts de vergeelde scheepskronieken hebben dit feit voor latere geslachten geconser veerd. „Het is de eerste keer, dat ik in Hol land ben." zegt hij met een toeschiete lijke glimlach en wat mij heeft getroffen Is de overeenkomst tussen uw en mijn land. Tasmanië is ook groen, groener dan de rest van Australië. Het leeft tevens voor een belangrijk deel van de landbouw en voor Nederlandse boeren is het een ideaal emigratieland. Ik durf dit te zeggen, omdat er reeds 3000 Ne derlanders in Tasmanië wonen, die zon- •Van groeiende betekenis is de industrie in Tasmanië. Veertienhonderd Ameri kaanse firma's hebben er reeds vestigin gen en dit aantal neemt nog steeds toe, tasmanië heeft de oudste brouwerij van Australië en is de voornaamste expor teur van kreeft. Met grote voortvarend heid werkt men nu aan de ontwikkeling van hydro-elektrische installaties. Het beschikt nu reeds over meer dan de helft van de krachtbronnen in geheel Austra lië met een gezamenlijke capaciteit van 875.000 kilowatt. Voor industriëlen, die met Tasmanië in'zee willen gaan." zegt Angus B Wil son, „ligt er een enorme markt braak Rondom mijn land wonen meer dan 140 miljoen mensen, die de potentiele klan ten zijn van onze fabrieken. De indus triële groei voltrekt zich razendsnel en Tasmanië ligt in het brandpunt van deze stormachtige ontwikkeling. Singapore en Hongkong liggen op nog geen twaalf uur vliegen van Hobart, Tokio op nauwelijks een dag. Tasmanië is zich bewust van zijn unieke plaats in Oost-Australië en het doet alles om de boot niet te missen. Wij kunnen een industriële en agrarische overwinning echter niet alleen behalen. Wij hebben daarvoor mensen nodig, die bereid zijn hard te werken voor een goe de zaak. Tasmanië op zijn beurt garan deert deze mensen een zekere en stra lende toekomst. Ik kan daar nog uren over praten, maar het staat allemaal op de papieren, die ik u reeds gaf en die ik nu ga geven". Terwijl hij vooroverknakt in zijn kof fer, vult zijn linkerhand de glazen nog eens bij. Nooit zijn wij er meer van overtuigd geweest, dat Tasmanië een paradij» i*» als op dit moment Enkele malen rijst en daalt het smalle pad voor het een soort zandplateau be reikt waarop het u alleen laat met uw verrassing. Want hier, even nog haperend aan zand en helmgras, waaraan hij gewend was geraakt, stort zich de blik in de wijdte, zweeft uit over een gebied van eerst licht heuvelend, dan in een grote vlakte overgaand geelwit zand. Even suggereert dit dwingend een woestijnlandschap, maar dan ziet men de flonkerende krom me dolk, die de zee er in drijft met een stoot zo machtig dat het lijkt alsof in de onmiddellijke omgeving van het lém met onderaards water bloot kwam te lig gen, dat als een zilveren aderwerk glin stert in de zon. Het Zwin, vroeger Sincfala. is de naam van deze kromme waterdolk, die een maal Vlaanderen en het tegenwoordige Zeeuwsch-Vlaanderen een infusie van handelswelvaart en rijkdom gaf en die. toen de zee zich uit berouw voor de agressieve daad terugtrok en haar weer met het zand der vergetelheid wilde be dekken, eens bloeiende steden berooid Alleen om de pracht van de schorre blommen (die men overigens ook, zij het niet in zo groten getale als hier in de Zwarte Polder bij Nieuwvliet aantreft), is een bezoek aan het Zwin de moeite waard. Maar er zijn nog zoveel andere gewassen, die, ofschoon minder spectaculair van kleur, even mooi en interessant zijn. Men moet er zich wat dichter voor naar de grond bukken. En dan ontdekt men ai gauw, vooral langs de oevers van de kreken, die het zoutst zijn, de zeekraal (Salicornia herbacea), een soort van uit groengele takjes opgebouwd boompje. In het voorjaar is het helgroen, sappig en mals en vormt dan ook een verkwikken de groente bij gekookte aai'dappelen en kalfsvlees. Tussen lamsoren en zeekraal vormt het kweldergras (puccinella mari- tima) graag zijn ruige polletjes en daar, aan de voet van de duinen, trekt een klein laag plantje met witte, viltige bla deren de aandacht, eerst van het gezicht, dan, als men" een blaadje tussen de vin gers wrijft, ook van het reukorgaan. Ja wel. ook al weer een karakteristieke zoutplant: de zeealsem. Maar hij is er slechts één uit een hele schare van klei ne zoutgenieters, zoals de strandmelde (Atriplex littoralis), het loogkruid (Sal- sola Kali) en het schorrekruid (Suaeda Maritima). Deze laatste tieren vooral aan de landzijde van de duinen, terwijl de zeerakèt (Cakile maritima), vlezig van blad en lila van bloei, en de polletjes van de zeepostel-ein (Honkeya peploides) zich dikwijls uitdagend ver naar de zee kant wagen. Dwalend door dit gebied ontmoet men bij de Zwinmond het heden in de ruige jonge duinpartijen van nauwelijks een halve eeuw oud, in miniatuurdumtjes ook, bezing zich te vormen met een paar ijle sprietharen van biestarwegras in top. Maar ga op uw hurken zitten op het strand of aan de oevers van het Zwin en gij vindt met geduld en aandacht een verleden van dertig tot veertigduizend jaar oud in gladde nu eens gitzwarte, dan weer zwartgrijze haaietanden, in de geribbelde tandplaatjes van roggen, ln een mammout van een oesterschelp en in talloze andere kleinere schelpen, waar in de boormossel zijn gaatjes als verras sende versieringen heeft aangebracht. Terwijl gij geheel en al opgaat in die speurtochten door het verleden en het heden dicht aan de aarde en het water, staat hoog boven u in de lucht, bijna on zichtbaar, niet veel meer dan een be wegende stip. een leeuwerik stil op snel bewegende vleugels en verbindt hemel en aarde met de zilveren schakeltjes van zijn extatisch lied. Daaronder klinkt vaak ever en weer de roep van grutto's, kie viten, tureluurs en wulpen en gaan wij terug door de duinen, dan verraadt vaak een paapje, een grauwe klauwier, een roodstaarttapuit en nog menig ander klein vogeltje, dat hij hier thuis is. Toch zijn dat maar enkele uit de duizend ge luiden in dit gebied van duinen, strand cn schorre tussen polderland en zee: de branding) het gieren van een overtrek kende straaljager, het stampen van een boot op zee, het stemgerucht van kinde ren en grote mensen ook, maar zij sla gen er gelukkig geen van allen in, iets andei's te doen dan reliëf te geven aan de stilte. Daarom is dwalen door het Zwin ook nog altijd dwalen door een rijke stilte. In de schorren In de Zwinvlakte Klein drama (Bijzondere correspondentie) E vroegtijdige plaatsing van kleuters in kindertehuizen kan tot ernstige ontwikke lingsstoornissen leiden. Deze alar merende conclusie werd door de bekende Westduitse kinderarts dr. Op grond van zijn jarenlange ervarin gen, opgedaan in de kinderpolikliniek van de universiteit te Miinchen. richtte Hellbrügge zich tot alle collega's met het verzoek ,rie moeders dringend op de noodzakelijkheid van persoonlijke en in een jaar in een uitstekend geleid tehuis hadden doorgebracht, een achterstand van ongeveer 8 tot 10 maanden in licha melijke en psychische ontwikkeling. Uft een diepgaand onderzoek naar de Theodor Hellbrügge getrokken. Al Onverstandige moeder, beter jaren geleden had de kinderspe- cialist professor dr. Meinhard von Pfaundler in een studie het bewijs geleverd, dat een verwaarloosde of zelfs uitgesproken slechte verzor ging thuis, altijd nog beter is dan de opvoeding in een tehuis, al wordt dat dan ook nog zo goed ge leid. dividuele verzorging van hun baby's en kleuters te wijzen". Vooral het eerste levensjaar is bijzonder kritiek. Hoe lan ger de baby's in een tehuis moeten leven des te groter is de schade. Zo vertoonden zuigelingen van 18 tot 18 maanden, die voorgeschiedenis van elk gedupeerd kind bleek, dat een verblijf in een tehuis niet in alle gevallen beslist noodzakelijk was. Integendeel, met behulp van de dienst voor sociale belangen, de christelijke sociale instellingen of het Rode Kruis i zouden heel andere wegen mogelijk ge weest zijn. Want een voorlopige plaatsing bij „pleegouders" of familieleden is beter voor het kind dan het verblijf in een inrichting. Ook als dit tehuis onder toe zicht van een arts staat en men over goed opgeleid personeel beschikt, krijgt elk kind apart toch niet voldoende in dividuele verzorging. Volgens professor Hellbrügge krijgt het hoogstens een vijf de van de aandacht, die voor een nor male ontwikkeling nodig is. Voor de ontwikkeling van het kind en de ontplooiing van zijn aanleg zijn drie periodes van bijzonder belang. In de eer ste vijf maanden groeit er geleidelijk een bepaalde relatie tussen het kind en de persoon, die het verzorgt. Belangrijk is, dat maar één persoon, bij voorkeur na tuurlijk de moeder, zich voortdurend en regelmatig bezig houdt met de nieuwe wereldburger. Deze fase is bepalend voor de aanleg van de kleuter, om menselijke betrekkingen aan te knopen. Tot aan het derde levensjaar ongeveer heeft hij de voortdurende nabijheid nodig van zijn moeder. Eerst daarna is het kind in staat bij een scheiding met de moeder in contact te blijven. Maar zolang het nog geen zeven of acht jaar is, moet de scheiding niet langer dan enige dagen of weken duren. Het is de ervaring van prof. Hell brügge, dat nog veel te vteinig bekend is, hoe belangrijk het eerste levensjaar is. En dit zou, veel meer dan nu gebeurt, aan de moeders moeten worden gezegd. Tenslotte citeren wij prof. von Pfaundler met de volgende drastische woorden over de „kleuterkazernes": In veefokkerskrin gen heeft men, naar ik vernomen heb, in verband met de daaraan verbonden bedreiging voor de jongen en de daaruit voortvloeiende economische bedrijfsvoe ring ervan afgezien de dieren bij de moeder weg ie halen. Met name bij de varkensteelt. En wat voor varkens geldt mag toch zeker réel gelden voor baby's DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 29 MEI 1965

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1965 | | pagina 11