jing in
KtA ES-
HEREN-
DNFECTIE
ieel
itis
ïgrijk
[ons
colberts
els
enz. enz.
Jonge kunst in een oud park
rdevolie
AERMANTEL
NTELKOSTUUM
NTELPAKJE
LUSIEVE
KOSTUUMS
kort
kunstnieuws
Nico Verleun,
een hekel aan peper maar toch
peperbussen verzamelen
de gekruisigde rat
vijf verhalen van Geert van Beek
NKOSTUUMS
125.- 150.- enz.
PANTALON of een
en HERENREGENJAS
werhemd en merkdas
lerksokken.
mensen en muzen
Aan een boom
in het
Vondelpark
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 24 APRIL I960
aankoop van een
NKOSTUUM
pracht
n wij 'een grote
ortering
szen bij aankoop van
STUUM uit
SPORTCQMBINATIE
>rme sortering in
ïr dan u denkt zijn
koopjes
traat 30 - Hulst
meest tevreden klanten.
tegen de laagste prijs!
e op al onze goederen.
opend van 96 uur, vrij-
ndags van 26 uur.
Er is een boom geveld met lange groene lokken.
Hij zuchtte ruisend als een kind
terwijl hij viel, nog vol van zomerwind.
Ik heb de kar gezien die hem heeft weggetrokken.
O, als een jonge man, als Hector aan de zegewagen
met slepend haar en met de geur van jeugd
stromende uit zijn schone wonden,
het jongu hoofd nog ongeschonden,
de trotse romp nog onverslagen.
M. Vasalis.
In Amsterdam staan de eoryfeeen
van Sandberg bijeen in een deel van
het jubilerende Vondelpark. De werk
stukken staan op een onaantrekkelijk,
grasvlakte wat. dicht bij elkaar, waar
door de totaal-indruk nogal tumultu-
eus is. Anderzijds bevordert dit dient
op elkaar staan een vlotte rondgang
langs het werk Zelfs wie heel wat
gewend is, zal zich enkele malen ste
vig de ogen moeten uitwrijven als hij
zijn blikken over de stukken laat
gaan. Men is hij deze beeldhouwwer
ken (of wat het dan zijn) niet spoe
dig thuis en de meesten zullen er zich
onwennig bij blijven voelen.
Nadrukkelijk wordt hier bevestigci
hoe groot de kloof is tussen de tegen
woordige kunstenaar en zijn publiek
Het is weliswaar al jaren een uitge
maakte zaak, dat artiest en publiek
als hond en kat tegenover elkaar
staan, maar hoe intens de afstand is
geworden, wordt in het Vondelpark
overduidelijk gedemonstreerd. Het pu
bliek voelt zich onwennig tegenover
deze allermodernste aller moderne ui
tingen en eigenlijk is dit nog veel te
zwak uitgedrukt. Men kan beter zeg
gen, dat het publiek zich bij de neur
genomen voelt bij het zien van het me
rendeel der scheppingen.
Men uit die wrevel op twee manie
ren. Er zijn er, die met gefronste
wenkbrauwen in diepe concentratie
rondom de werkstukken zwerven met
iets van de kat om de hete brij. Zij
doen eerlijke pogingen er iets van te
begrijpen en nemen daarvoor desnoods
de vreemdste houdingen aan. Hun op
merkingen fluisteren zij naar degene,
die hen vergezelt en zo zij alleen zijn,
wordt hun blik gaandeweg wat om
floerst en velen van hen ziet men
schokschouderend verder wandelen.
Zij hebben de vaste wil zich niet te
laten nemen, maar weten gaandeweg
geen raad meer met de uitstallingen.
Hun geloof in kunst heeft altijd nog
iets met traditie en esthetica te ma
ken. zaken, die men op deze tentoon
stelling amper aantreft
Er is een andere categorie kijkers,
die er onverbloemd blijk van geeft het
allemaal maar „rotzooi" te vinden.
Het zijn de onbelasten, die fris van
de lever zeggen, wat ze ervan denken;
die smalende opmerkingen debuteren
en hun mening niet onder stoelen of
banken steken. Zij vegen de hele ex
positie met één handzwaai van zich
af: het is allemaal rommel wat hier
voor veel geld naar toe is gebracht
en wat zij ervan zeggen snijdt mis
schien geen hout maar geeft wel blijk
van een grote verontrusting.
Slechts de „uitverkorenen" lopen
hier verrukt rond tussen de staketsels.
Het is een minderheid, die het be
grijpt. Het zijn degenen, die iedere
nieuwigheid toejuichen, veelal uit angst
zelf uit de mode te raken. Het is de
zelfde angst, die sommige jonge kun
stenaars forceert tot werkstukken,
waar zij geestelijk, nog niet aan toe
zijn.
Er hangt een sfeer van ongezegde
wrevel rondom de hautaine werkstuk
ken, die zich begapen laten, maar
niets van het geheim van hun opt-
staan prijs geven. Er staan legio stuk
ken onder, die men rustig onder de
noemer wanstaltigheden kan onder
brengen. Men krijgt soms de indruk
alsof de maker met opzet het publiek
Top van een beeld zonder titel.
i lirrriiiranWiTiniii fcrt
....rs&fifl
Heinz Uhlmann. college van Jjzer
heeft willen shockeren. Daar zijn ge
lukkig een paar uitzonderingen op,
maar het merendeel ademt een geest
van minachting voor het publiek. Men
demonstreert als het ware een a-s.9"
ciale instelling Hier is een groep bij
een, die de kunst degradeert tot een
toevalligheid. Het is allemaal spelen,
maar dan met een neiging tot zelf
kwelling. Dat spelelement is belang
rijk, maar de som van ieder spelletje
behoeft daarom nog niet te worden
uitgestald, niet ieder probeersel is
oen kunstwerk.
Neem Appel bijvoorbeeld. Wal heeft
die boom van hem te betekenen, die
eruit ziet als een Franse revolutie en
doet denken aan een opengeslacht
rund? Van de prachtige houtstructuur
is niets meer te vinden; het geheel
is bedolven onder de kleuren wit,
rood, blauw. Het zijn vlekken, die tot
irriterens toe de hele expositie be
heersen, die men overal rondom zich
waarneemt, omdat dit Karei Appel
monument centraal ligt. En wat voor
waarde moet men hechten aan de flau
witeit van de be wogen beweging",
een houten bouwsel dat eruit ziet als
een dorsmachine, compleet met mo
tor, zodat bepaalde onderdelen draai
en kunnen. Hoe volkomen lelijk en
zonder doel is de eveneens uit deze
beweging stammende fontein, die doet
denken aan een roterend fietswiel, waar
uit zo nu en dan water spuit. Het zijn
slechts enkele voorbeelden van mo
derne kunstuiting zoals die hier bijeen
zijn gebracht en waarbij men het ge
voel niet kan onderdrukken dat de ma-
ker een loopje neemt met zijn pu
bliek. Het lijkt op een wanhopige dus
negatieve poging van de kunstenaar
om, hoé dan ook, te worden opge
merkt. In het tumult der kunsten wil
men opvallen en men schrikt blijk
baar voor niets terug om de aandacht
op zich te vestigen. In deze stemming
komt men tot „buitenissigheden",
waar het publiek dan inderdaad naar
kijkt De uitwerking van dit contact
werkt er échter alleen aan mee de
relatie kunstenaar-publiek nog ingewik
kelder te maken.
Neem die stoel, die formidabele fau
teuil, in paars geschilderd, die men
met prikkeldraad heeft moeten af
schermen om te voorkomen, dat de
Amsterdamse jeugd haar afbreekt. In
niets verschilt zij van een normaal
model dan door haar afmeting. Als dit
het standbeeld der burgerlijkheid zou
moeten betekenen, het toonbeeld der
gezapigheid, dan geeft de maker blijk
van weinig inventiviteit. Deze stoel
past in het sprookje van de reus en
reuzen en sprookjes komen in Neder
land alleen maar voor op de Efte-
ling. Al dit soort werkstukken, die
1 aandoen als destructieve speelgoedjes,
geeft uiting aan een grote dosis artis
tieke brutaliteit en een ziekelijke ont
kenning van het publiek. Het isole
ment van de kunstenaar wordt daar
door een blijvende eenzaamheid, die
om de kunstenaar drijvende satellieten
onmogelijk kunnen opheffen.
Is er dan niets constructiefs in het
Vondelpark te zien? Wij herinneren
ons een werkstuk van Hans Uhlmann.
een collage van ijzer als het ware.
dat doet denken aan een schilderij' van
Braque. Er is een paard- en-ruiter
van Marino Marini, dat symbool staat
voor de strijd van de mens tegen de
natuur. Er staat een vorm van Cal-
der, speels en uitstekend passend in
de ruimte. Van Pearl Perlmutter ls er
een melancholieke vorm. waarin staai"
draad wordt gebruikt om de geknakte
zenuwen van een gefolterd mens sterk
aan te geven. Al deze zaken hebben
inhoud, ook een beeld als dat van Li
bero Badii, dat een mensepaar ver
beeldt, waarvan het lichaam in ont
binding is. De hoofden herinneren aan
sommige 'tekeningen van Picasso. Het
moet gezegd, dat dit alles weinig op
beurend is, 'het is negatief, destruc
tief zelfs zo men wil. Maar de maker
heeft tenminste iets willen zeggen. Er
staat een Zadkine-monument in het
Vondelpark, het doet wat overtrokken
aan en is daardoor niet helemaal hel
der meer en Rolf Szymnsky zond
voor deze openlucht-expositie een aan
tal houten totempalen in, die het heel
wat beter houden dan de beschilderde
Appel-boom.
Men houdt van deze tentoonstelling
tenslotte een nare bijsmaak over: hier
is namelijk een kans gemist. Aan het
woord kwam een exclusief groepje en
zo men van de gedachte is uitgegaan
het publiek nader tot de beeldhouw
kunst te brenigen. dan had de opzet
veel royaler moeten zijn. Deze gele
genheid is grandioos gemist: een be
paald groepje heeft de kans gekregen
zichzelf te demonstreren en het resul
taat daarvan is op de gezichten van
de bezoekers af te lezen.
JAC. MARTENS.
NEW YORK. In de Banfer-gallery
in New York is een tentoonstelling ge
opend van werk van de 31-jarige Ne
derlandse kunstschilder Franz Deck-
with, afkomstig uit Schermerhorn,
wiens doeken ook reeds in Amsterdam,
Londen en Parijs te zien zijn geweest.
Op vier maanden officiële opleiding
na heeft Deckwith zijn eigen manier
van werken gevormd. Zijn specialiteit
is het schilderen op houten panelen,
die in Amsterdam voor hem gemaakt
worden uit verschillend® houtsoorten.
Hij prepareert deze panelen op een
eigen manier, bestaande uit een com
binatie' van schuur- en grotndverfbe-
werkinigen. Reeds op twaalfjarige leef
tijd begon Deckwith te schilderen en hij
heeft ook ontwerpen gemaakt voor to
neel-, opera- en balletscènes, toneel
kostuums en decors.
MOSKOU. »- Aan de Russische acteur
Innokenti Smoktoenowski is de Lenin-
prijs toegekend voor zijn vertolking
van Hamlet in de Russische filmversie,
die verleden jaar uitkwam.
Ook de regisseur van de film, Grigori
Kozlntsef, zal de 10.000-roebelprijs ont.
vangen.
Oorspronkelijk heetten deze prijzen
Stalinprijzen, maar sinds 1956, toen de
ontluistering van Stalins persoon werd
ingezet, "worden zij Leninprijzen ge
noemd.
Met de kennersblik van een antiquair»
Ik heb een hekel aan peper, maar
toch verzamel ik peperbussen!" vertelt
ons antiquair Nico Verleun. Zijn antiek
zaak, gelegen aan de Helvoirtseweg in
het Brabantse Vught, is versierd met
een leger van tinnen peperbussen. In de
sfeervolle ruimte zijn ze uitgestald op
een étagère boven de volle eiken kloos
tertafels, dekenkisten, porseleinkasten,
broodkasten en andere antieke meubel
stukken. Honderd tweeëntachtig bussen
prijken er in zachte glans. Allemaal
verschillend, uniek en waardevol. De
grootste staat naast de kleinste. De
mooiste, de Louis Seize, domineert in
deze aparte verzameling, waar menig
museum een vermogen voor over zou
hebben.
De 58-jarige Nico Verleun begon zijn
verzameling een tiental jaren geleden
bij toeval. „Ik ging eens naar een boer
derij in Uden voor een kast, die ik wil
de kopen. Ik werd gefascineerd door
een peperbus, die op de schoorsteen
stond. De kast is in de boerderij geble
ven. De peperbus stond even later tus
sen de tinnen schalen als een decoratie
in de zaak. Het was een open plek, die
mij allang verveelde en daarvoor kon ik
die eerste bus goed gebruiken. Ik heb
ze nooit meer verkocht, zo mooi vond
ik ze".
De interesse van de verzamelaar voor
de peperbus steeg, toen hij nog enkele
zeldzame exemplaren in zijn winkel
kreeg. „Nu heb is er 182 en allemaal
verschillend. Gisteren heb ik er nog een
opgeduikeld, die ik nog niet had. De
honderd tweeëntachtigste! Hoe is het
mogelijk? En ik doe het uit liefhebbe
ren. Tin is zo decoratief!" Hij kijkt
speels naar een eikehouten kast.
„Het staat zo mooi bij eikehout". De
antiquair heeft een unieke verzameling.
Hij heeft Belgische, Franse, Engelse,
Duitse, Schotse, maar nog geen Spaanse
en Italiaanse. De meeste komen uit alle
delen van ons land. Tijdens de vakantie
in Italië heeft de heer Verleun genoten
van het land en ertussen door heeft hij
gezocht naar Italiaanse peperbussen.
„Stad en land heb ik afgezocht, maar
niet één tinnen bus". En toch moeten
er volgens hem ook daar tinnen peper
bussen zitten. Hetzelfde deed hij tijdens
zijn Spaanse vakantie. Wel heeft hij in
zijn verzameling sommige bussen, waar
van de herkomst niet valt te peilen. Hij
slaagt er steeds in nieuwe exemplaren
aan zijn verzameling toe te voegen.
„Soms koop ik er tien tegelijk", vertelt
hij. „Van kereltjes, scharrelaartjes. De
peperbussen, die ik nog niet heb, plaats
ik bij de andere, de dubbele verkoop
ik".
Kennersblik
De antiquair laat voorzichtig exem
plaar na exemplaar door zijn handen
glijden en plaatst ze op een eiken tafel.
Met een kennersblik bekijkt hij de
bussen en zegt: „De modellering en
aard van het materiaal doen het. Deze,
een vaasmodel met slanke hals en frêle
vorm. hier kelk- en klokmodellen, en w?'*»
dit is een echte Pruis, stoer en dege
lijk". Hij laat ze allemaal zien. De ele
gante Franse, de cilinder-, peer- en
buikmodellen, sommige donker van tint
andere lichter, naargelang het zilverge
halte van het tin. Hij schroeft een pe
perbus open. „Ruik eens, er zit nog pe
per in". Hij schroeft er nog een paar
open, in de meeste bussen zit nog wat
peper. „Ik houd niet van peper, maar
hoeveel vissers zijn er niet, die geen
vis lusten?"
Bijzonder levendig vertelt antiquair
Verleun over zijn verzameling. Over de
geschiedenis van de bussen, geïllus
treerd met voorbeelden. Het sierlijke
gebruiksvoorwerp stond eens op tafel
bij de voorname edelman, dan wel op
de ruwe tafel in het boerengezin.
dat is mooi
„Ik begin ook al een beetje concur
rentie te krijgen", zegt de heer Verleun
lachend. „Een heer uit Zeist belde me
laatst op. Hij had gehoord van mijn
verzameling. „Ik verzamel ze ook", ver
telde hij, „en ik heb er vierenzestig,
misschien kunnen we tot zaken ko
men". „Ik denk het niet", antwoordde
ik. ,Ik heb er 182". Die mijnheer schrok
wel daarvan; hij dacht, dat hij de groot
ste verzameling van het land had.
Niettemin zijn er genoeg mensen, die
de verzamelaar helpen. Een dame zond
de Vughtse peperbussen verzamelaar er
een om te schatten. „Ze had de bus ge
kregen van haar grootmoeder. Ik had
dat model nog niet: Ze zond de bus op
in een ouderwets doosje. Kijk hier is
het doosje. Erg toepasselijk, vindt u
niet?"
„Ik mag er ook iets aan doen", valt
mevrouw Verleun bij. „Ik mag ze iedere
maand afstoffen".
De antiekman voelt niet voor b.v. een
postzegelverzameling: „Je moet daar zo
voorzichtig mee zijn", zegt hij. En nog
maals neemt hij het vaasmodel met
slanke hals en frêle vorm op. „Is dat
nou niet mooi"? Het zachte licht doet
de peperbus glanzen. Bij Verleun is ze
in goede handen.
Nan Merriman neemt afscheid
AMSTERDAM De zangeres Nan
Merriman heeft besloten haar carrière
te beëindigen. Zij zal voor de laatste
maal te Amsterdam optreden in een
concert met het Concertgebouworkest
onder leiding van de gastdirigent Gus-
tav Konig en wel woensdagavond 28
april. Tijdens dit volksconcert worden
uitgevoerd: Stolzel - Concerto a 4 cori,
Mozart - aria's uit la Clemenzo dit tito
en cosi fan tutte, Mahler - Lieder eines
fahrenden Gesellen, Moessorgsky - Ta
bleaux d'une exposition.
GEERT VAN BEEK
De auteur Geert van Beek is in 1920
te Gennep, in het noordelijkste puntje
van Limburg, geboren. Hij was dus niet
zo piepjong meer toen hij in 1960 de
buteerde met de novellenbundel „Een
hand boven de ogen". Enige jaren woon
de hij in Zuid-Limburg. Het mag dus
niet verwonderen, dat zyn eerste ro
man „Buiten Schot" in een Zuid-Lim
burgs dorpje gesitueerd is. Hij schreef
hem in opdracht van het ministerie van
O. K. en W. en verwierf er de Anne
Frank-prys 1962 mee. De hoofdfiguur in
dit boek is een leraar, wat ook al weer
niet zal verbazen als men weet, dat
Geert van Beek docent is aan een mid
delbare school te Veghel.
Zijn nieuwste werkstuk „De gekruisigde
rat" is weer een verzameling novellen.
Het titelverhaal schreef hij tijdens een
vakantie van 17 april tot 7 mei 1963
Het werd voor het eerst gepubliceerd
in het maandblad Raam. dat ook een
gesprek afdrukte, dat Julienne Huy-
brechts met de schrijver had. We ken
nen daaruit de motieven voor zijn schrij
verschap. Allereerst een religieus onbe
hagen, protest tegen religieuze opvoe
ding en opvattingen, verder eenzaam
heid, niet alleen als verstoken van con
tact met anderen, maar absoluut als
individu, elk individu. Voorts is hij ge
obsedeerd door de dood en de gruwel
van de oorlog.
Al deze thema's vinden we terug in de
vijf verhalen van het onderhavige boek.
„De gekruisigde rat" is een harde en
ongenadige confrontatie met de dood.
Alle personen, die de schrijver ten
tonele voert, hebben er zo hun eigen
opvatting over, zodat het probleem van
verschillende kanten benaderd wordt.
Joop, een broer van de overleden Lucas,
meent, dat het hele leven naar de dood
stinkt. Rob, een andere broer, graaft
dieper. Hij ziet de stervende als een
estafetteloper, die het vlaggetje door
geeft aan de volgende. De vader schuift
alles op het noodlot, het enige houvast
in zijn leven. Thea, de echtgenote, ziet
niet verder dan haar neus lang is. Zij
kan zich niet voorstellen, dat haar man
geniet van de aanschouwing Gods.
wat is de aanschouwing Gods als
je geen ogen hebt om te zien. Wat
is hemelse muziek als je geen oren
hebt om te horenWat is de ont
moeting met Christus en alle hei
ligen als je geen handen hebt om
te groeten. Bloemen groeien er in
de hemel niet en je zou ze toch
niet kunnen ruiken. En waar ben
je al die tijd tussen nu en het mo
ment dat je volgens de belofte uit
het graf zult herrijzen?"
De moeder kijkt verder: de hemel is een
dak boven haar hoofd, een onverwoest
bare zekerheid in de ellende van dit
tranendal en de wisselvalligheden des
levens.
Ook tijdens een excursie naar een labo
ratorium, waar vivisectie wordt toege
past, raakt Rob aan het mijmeren. Een
gekruisigde witte rat lijkt op Lucas,
mager in zijn doodsstrijd, maar ze lijkt
ook op Christus: ze offert zich op voor
de mensheid. De jongen probeert door
te denken en begrijpt, dat hij geen dier
is, dat op de vuilnisbelt terecht komt.
Hij houdt van Christus, wiens bloed een
geneesmiddel moet zijn voor de mens
heid; hij ziet Hem vastgespijkerd op
twee houten balken als hij in de tuin
naar een onervaren pereboompje kijkt,
dat vastgehecht is op de muur, een tak
naar links, een tak naar rechts.
De vier andere verhalen zijn korter,
maar niet piinder boeiend. „De dag van
het wonder" speelt in een Frans dorp
tijdens de oorlog. Het begint als een
sprookje, maar loopt uit op de navrante
beschrijving van Duitse bestialiteiten.
Een vertelling als een nachtmerrie. Ook
hier wordt weer aan Christus herinnerd
als de militairen een schuldeloos kind
aan een hek vastspijkeren.
Het is bekend dat Geert van Beek
graag autobiografische gegevens door
zijn werk vlecht. Ongetwijfeld zal bij
enkele ervaringen op een internaat in
zijn werk vlecht. Ongetwijfeld zal hij
werkt hebben. Het is voor ons een
hoogtepunt in deze bundel, omdat de
auteur prachtig weergeeft hoe een
priester op seksueel gebied strijd moet
voeren om harmonie in zichzelf en om
de ongeregelde begeerten de baas te
blijven.
„De Pelikaan" biedt een stukje wrede
ironie. Een jongeman met verwoeste
hals, die zijn vroegere biologie-leraar
in de dierentuin ontmoet, vertelt hem
zijn trieste ervaringen. Maar hij kent
geen wrok, want hij is tot de over
tuiging gekomen, dat beiden invalide
zijn, en vraagt dan ook ten afscheid:
Als geestelijke mankementen erger zijn
dan lichamelijke, wie van ons was er
dan het ergste aan toe?
Tenslotte stelt Geert van Beek in „On
derweg gestikt" de vraag wat voor zin
de geboorte van een dood kind heeft.
Hij zet een kleine jongen aan het
denken, die vindt, dat God rare dingen
deed:
„Hij wist soms zelf niet wat Hij
wilde. Dat meisje van Jaïrus bij
voorbeeld: eerst was het Gods wil
geweest dat ze leefde want ze Zeef
de; toen was het Gods wil geweest
dat ze stierf want ze stierf
en toen was het weer Gods wil ge
weest dat ze weer levend werd want
ze werd levend
Geert van Beek schrijft zijn proza di
rect, helder en zonder omwegen. Het
lijkt op dat van Gerard Walschap, een
auteur, die hij bijzonder hoog schat.
De motieven kan men alle bij Jan
Wolkers terugvinden. Het is of beide
schrijvers door dezelfde onderwerpen
geïnspireerd worden. Helaas treft men
ook bij Van Beek vrijmoedigheden op
seksueel gebied aan, die zijn boek voor
jeugdige lezers minder geschikt ma
ken. We betreuren het ook, dat hij zijn
heil zoekt in trivialiteiten en platitudes,
waarbij het reukorgaan een grote re'
speelt. Op tal van bladzijden stink u
het en urine is een geliefd ingrediënt.
Sommige personen zijn bijzonder cy
nisch in hun uitlatingen. Daar. staat
dikwijls een milde humor tegenover,
vooral als de schrijver bijbelteksten
inlast. Ook wat dit betreft lijkt hij op
Wolkers. Zo nu en dan drukt hij zich
in aforistische vorm uit, bv. „Geen
mens gaat helemaal dood" of „De beste
troost krijgt men van iemand die zwijgt"
Alles wijst er op, dat Geert van Beek
tot nog groter werk in staat is. We ho
pen dat hij de tijd zal kunnen vinden
om tot een tweede roman te komen
„De gekruisigde rat" is keurig verzorgd
opgenomen in de reeks „Korenaren"
van de uitgeverij Desclée de Brouwr
te Brugge - Utrecht.
WILLEM v. d. VELDEN