Ambt is
onmenselijk
zwaar
M"
GrOND is schaars in ons kleine
land. Landbouw en indu
strie vechten erom. Op de foto
is het conflict van belangen dui
delijk vastgelegd: de laatste zaai
in het Botlekgebied.
Regering werkt aan nota
stedelijke vormgeving
De OPMARS van de Haagse flatbouw is aan
de rand van het Westland tot staan gebracht
°r de opmars van de kassenbouw. Een klein
gSwpirrffl
Vraaggesprek met drs P. C. W.M. Bogaers,
minister van Volkshuisvesting
Geen mammoetminister
ruimtelijke ordening
VIII en slot
N HET jaar 2000 - over niet meer dan 35 jaar dus - zal Nederland
rond 20 miljoen inwoners tellen. Waar bergen we die 20 mil
joen Zal Nederland één grote mammoetstad worden, volge
bouwd van Cadzand tot Delfzijl één huizenzee van Vaals tot
Den Helder?
TO
Probleem
Aandacht
Opsomming
Leidraad
n hulzen
Ideaal
Overleg
DAGBLAD DE STEM VAN WOENSDAG 24 FEBRUARI 1965
-
m'A
Het ambt van minister is
onmenselijk zwaar.'' Mi-
De zeven voorgaan
de reportages in
deze serie publiceer
den we in onze edi
ties van 9, 14, 16, 23
en 30 ja?iuari en 6
en 13 februari.
nister Bogaers zegt dit uit de
grond van zijn hart. Op het eer
ste gezicht is hem de last van
het ministersambt niet aan te
zien. Hij heeft dan ook pas een
(welverdiende) vakantie ach
ter de rug. En hij zorgt ervoor
in conditie te blijven: zo wei
nig mogelijk diners en recep
ties en als het kan tennissen
en zwemmen.
"IN TOEKOMST:
MILJOENEN IN STEDEN
aar hij heeft gelijk: het
ministersambt is enorm
zwaar; werktijden die geen en
kele C.A.O.-werknemer zou
nemen, verantwoordelijkheden,
die je 's nachts wakker houden,
bijna geen gezinsleven meer,
veel kritiek, weinig waardering.
W'eet je wat het ergste is?''
vraagt drs. Bogaers. „De
problemen van de dag vragen
zoveel aandacht dat je er zelden
of nooit toe komt eens vooruit
te denken, plannen op termijn
te maken."
Hoe prettig hij het ook vindt
mensen te woord te staan
„Je moet weten wat er over
al leeft" minister Bogaers
heeft toch, om tijd te winnen
en verder te denken dan van
daag, rigoureus moeten kappen
in het lange lijstje van autori
teiten etc., die een audiëntie
vragen- De ervaring wijst ech
ter uit, dat een brief waarin
het probleem goed gesteld
wordt, minder tijd vergt om tot
een goede oplossing te komen.
Maar minister Bogaers ziet
er dan ook op toe, dat aan
een goede brief de nodige aan
dacht wordt besteed. Jammer
genoeg kan niet van alle minis
ters hetzelfde worden gezegd.
Vandaar dan ook, dat zo weinig
ministers staan aan het teken
bord van de wereld van mor
gen
Wij hebben deze vraag voorgelegd aan de minister van
Volkshuisvesting drs. Bogaers, onder wie ook de ruimte
lijke ordening ressorteert.
Zijn antwoord: „Het regeringsbeleid is er zeer nadrukke
lijk op gericht ons land leefbaar te houden, ook in het
jaar 2000. Om dit te bereiken zal het nodig zijn, dat de
bevolking zoveel mogelijk geconcentreerd wordt in woon-
en werkkernen. Wij willen geen lintbebouwing, geen uit
waaiering over heel het platteland heen. Van de 20 mil
joen mensen zullen er in het jaar 2000 ongeveer 18 mil
joen in een stedelijk milieu wonen. Deze beleidslijn zal
nader worden uitgewerkt in een nota over de stedelijke
vormgeving, die thans in departementaal overleg in voor
bereiding is".
Nederland zal leefbaar blijven". Mi
nister Bogaers doet deze uitspraak met
dezelfde stelligheid, waarmee hij een
verdere opvoering van de woningbouw-
produktie aankondigt. Met de woning
bouw heeft hij records gebroken. Zal
het hem ook lukken de ruimtelijke
ordening in goede banen te leiden?
Zelf erkent hij: „De ruimtelijke or
dening is een moeilijker probleem dan
de opheffing van de woningnood". Di
rect daarop volgt echter: „Ik ben niet
pessimistisch! Er wordt al heel wat
aan deze zaak gedaan. Vergeleken met
andere landen lopen we op het gebied
van de ruimtelijke ordening voorop in
de wereld. We komen er, als iedereen
zijn steentje bijdraagt. Maar het is wel
een ontzaglijke problematiek.
,,Een ontzaglijke problematiek".
Het optimisme ten aanzien van de op
losbaarheid ervan 20U bij een andere
minister dan drs. Bogaers waarschijn
lijke grote scepsis zo niet wrevel wek
ken. Bij minister Bogaers weet men
echter dat hij bedoelt: ,,Ik zal me er
volledig voor inzetten".
Wat dat betekent weten alleen de
ingewijden op 't ministerie van Volks
huisvesting. Werkdagen van zestien
uur. Een tomeloze energie, die alles en
iedereen opjaagt. Een wil, die als een
bulldozer door de moeilijkheden heen
breekt. Zo is het woningbouwrecord
100.950 woningen van 1964 tot stand
gekomen. Op het ministerie van Volks
huisvesting zeggen ze: „Als hij het
fysiek volhoudt zal hij het ook met de
ruimelijke ordening een heel eind bren
gen'.'
Minister Bogaers heeft zich in het
eerste anderhalf jaar van zijn minister
schap bijna volledig op de woningbouw
geconcentreerd. Er waren er, die toen
zeiden, dat hij geen oog had „Anders
had hij wel een staatssecretaris geno
men" voor het belang van de ruim
telijke problematiek.
Heeft de woningbouw, conform het
regeringsprogram voorrang gekregen,
nu het „expansief en pluriform" bouw
beleid op gang is gekomen, heeft de
ruimtelijke ordening in ieder geval de
volle aandacht van de bewindsman. Hij
spreekt enthousiast bijna van een
uitdaging.
Als men hem vraagt of de regering
de handschoen eigenlijk wel opneemt,
of de ontzaglijke problematiek" van
de ruimtelijke ordening voor de
volle honderd procent de aandacht
krijgt, die zij verdient, antwoordt hij,
ietwat geprikkeld: „De mensen moes
ten eens weten wat er allemaal ge
beurt, ze zouden versteld staan".
En ministers Bogaers somt op:
streekplannen, uitbreidingsplannen,
studies over lucht- en waterverontrei
niging, het wegenplan, de Deltawerken,
ruilverkavelingen, de IJsselmeer-
polders, studies over de energievoorzie
ning. de recreatie, de bufferstroken in
het Westen, de ontwikkeling van de
havens en het openbaar vervoer, studies
over industrialisatie, militaire oefen
terreinen en ga zo maar door.
„Werkelijk," zegt drs. Bogaers
met grote nadruk, „er gebeurt
veel meer dan men wel denkt.
Natuurlijk er zijn nog vele onver
vulde wensen, maar ik vind het
toch wel bijzonder betreurens
waardig, dat men zo dikwijls al
leen maar aandacht heeft voor
wat er nog moet gebeuren en
helemaal vergeet, wat we alle
maal al tot stand gebracht heb
ben."
Goed, er is al veel gedaan en er
gaat nog meer gebeuren. Maar gaat
het allemaal wel snel genoeg? We heb
ben niet veel tijd. Nog maar 35 jaar en
we zitten met 20 miljoen man in Neder
land. Moet er niet één groot nationaal
plan komen voor de ruimtelijke orde
ning? En hoe zit het met al die studies
in interdepartementaal verband? Heeft
ouü- 1 >cm tie»,en niet ns ge/ovn aat
er niets in Nederland zo traag verloopt
als het interdepartementaal overleg?
stukje groen scheidt de tuinder nog van de stede
ling. In de Randstad is nu al het gevaar acuut,
dat overal de weidegronden door kassen en flat
gebouwen verdrongen worden. Zowel de groei
van de steden als de omtrek van het kassengebied
zullen aan bepaalde grenzen gebonden moeten
worden.
Ook op dit punt heeft drs. Bogaers
een uitgesproken mening. Voor een
nationaal plan met bindende voorschrif
ten voor de bestemming van de (in
Nederland zo schaarse) grond voelt hij
niets. „Wel wordt er gestreefd naar een
nationaal plan, dat als een visie op de
toekomst leidraad is voor het handelen
van de lagere overheden, provincies en
gemeenten".
Zijn zienswijze komt overeen
met de werkwijze'van de schilder
Rubens: de meester (de overheid)
maakt een schets, de leerlingen
(gemeenten en provincies) wer
ken de schets uit.
Er is echter een belangrijk verschil:
Rubens stond zijn helpers veel minder
vrijheid toe dan de regering de lagere
organen. In de gedachtengang van mi
nister Bogaers bepalen zij in feite hoe
Nederland er in het jaar 2000 zal uit
zien.
Drs. Bogaers zegt er zelf dit van:
„Het moet een zegen genoemd worden
voor de ruimtelijke ordening, dat de
primaire verantwoordelijkheid ligt bij
de gemeenten, onder toezicht dan van
Gedeputeerde Staten. Waarom? We
staan voor een dusdanige wirwar van
problemen, dat je er niet uitkomt als
je niet durft spelen op de eigen ver
antwoordelijkheid van de direct be
trokkenen."
Drs. Bogaers is een idealist. Hij ziet
gemeenten met grote voortvarendheid
werken „De rijksoverheid subsidi
eert" aan de sanering van de bin
nenstad. „De steden moeten een klop
pend hart behouden. Anders krijgen we
net als in de Verenigde Staten een ex
plosie naar buiten". In zijn ideaalbeeld
werken de gemeenten harmonisch sa
men. speelt niet het lokaal belang de
hoofdrol maar voelt iedere gemeente
zich een deel van het groter geheel. Zo
ziet hij deugdelijke streekplannen ont
staan.
Beantwoordt de werkelijkheid echter
wel aan het ideaal? Minister Bogaers
trommelt met zijn vingers op tafel.
„Ach", zegt hij, ..achDan voor
zichtig formulerend: ,,Het toezicht van
Gedeputeerde Staten is natuurlijk van
groot belang. Zij moeten erop toezien,
dat men zich aan de streekplannen
«lEDERLAND zal het grotendeels moeten stellen met de thans beschi'
bare grond. Er is hier en daar nog wel een klein beetje door inpt
deringen bij te winnen, maar van deze gronduitbreiding is niet de o).
lossing te verwachten voor onze ruimtelijke problemen.
Op de foto: Nagele, een dorpje op de nieuwe grond van de Noord-Oos'
polder. Oorspronkelijk grotendeels bestemd voor de uitbreiding van he
landbouwareaal moeten de IJselmeerpolders nu reeds mede dienstbaar
worden gemaakt aan de toenemende behoefte aan grond voor stedebouw
(Amsterdam en Het Gooi) en de recreatie.
houdt. Zij moeten stimuleren waar de
samenwerking niet van de grond komt.
Zij moeten afremmen, als men het ge
zicht op de samenhang dreigt te ver
liezen".
De kamerbewaarder is geruisloos
binnengekomen. „Wilt u wat drin
ken?" Een paneel in de wand gaat
open en onthult een kleine bar. Voor
de bezoekers. Minister Bogaers zelf is
een zeer matig man: Voor mij een
heel klein beetje whisky
Dan met het glas in de hand:
„Het is van het allergrootste be
lang dat er zowel in het provin
ciaal bestuur als in de gemeente
raden mensen van goed kaliber
zitten. Als je het je goed reali
seert, hebben deze colleges toch
wel een enorme verantwoorde
lijkheid. Het hangt voor een be
langrijk deel van hen af hoe on
land er in het jaar 2000 zal uit
zien."
„Bekwame mensen hebben we nodig.
Het is een zaak van de politieke par
tijen. en een heel belangrijke, om er
op toe te zien, dat deze belangrijke
posten goed bezet worden".
j^e zorg voor de ruimtelijke or
dening is een onderdeel van
het werkterrein van minister Bo
gaers, dat krachtens het rege
ringsprogram van het kabinet-
Marjjnen als voornaamste on
derdeel heeft de bestrijding van de
woningnood.
Op wat langere termijn gezien is
de ruimtelijke ordening minstens
zo belangrijk als de woningbouw.
Zou er dan geen aparte minister
voor de ruimtelijke ordening moe
ten komen?
„Ik zie daar niks in", zegt minister
Bogaers heel beslist. „Een minister
voor de ruimtelijke ordening? Dat
zou een mammoetminister worden.
Zo'n figuur is in Nederland onmo
gelijk en hoogst ongewenst. Denk
je maar eens in: De andere minis
ters zouden geen stap kunnen ver
zetten zonder 't fiat van de minis
ter van ruimtelijke ordening. Hij
zou het beslissende woord hebben
in waterschapskwesties (verkeer en
waterstaat), ruilverkavelingen
(landbouw), militaire oefenterrei
nen (defensie), lucht- en waterver
ontreiniging (soc. zaken), recrea
tie (O.K. en W.) enz. enz. Dat kan
niet."
Maar kunnen er bij die gedeelde
verantwoordelijkheid dan wel snel
beslissingen worden genomen?
„Wel zeker", oordeelt drs. Bo
gaers. „Het komt allemaal best voor
elkaar, als de diverse departe
menten maar bereid zjjn bij de be
spreking van allerlei plannen in
optimale zin rekening te houden
met de aspecten van het totale re
geringsbeleid en dus ook met de
aspecten van de ruimtelijke orde
ning. En dit gebeurt steeds meer
en meer. We zorgen ervoor dat we
bekwame mensen bij elkaar bren
gen. Dan loopt het goed. Trouwens:
de individuele ministeriële verant
woordelijkheid maakt meer en
meer plaats voor een collectieve.
Dat kan ook niet anders. Het werk
terrein van de afzonderlijke mi
nisters is allang geen op zich zelf
staand deelgebied meer. Het zich
kunnen indenken en inleven in de
algemene problematiek is een els
van doelmatig regeren".
En het interdepartementaal overleg?
Minister Bogaers kijkt er minder zwart
tegen aan dan minister Beijen. „Het
kan naturlijk altijd nog wel beter",
zegt hij, „maar het loopt toch echt wel
goed. Het komt zelden voor, dat men
in het interdepartementaal overleg niet
tot een oplossing komt, en de minister
raad de knoop moet doorhakken".
Een vraag natuurlijk, die op de lip
pen brandt: Hoe denkt de minister over
de opheffing van de prijsbeheersing op
landbouwgronden? „Ruimtelijke orde
ning is tenslotte een bestemmings
kwestie, een verdeling van de in ons
land zo schaarse ruimte", erkent mi
nister Bogaers. Hij vindt het echter
niet verstandig om dit probleem via
prijsbeheersing op te lossen. Zijns in
ziens is het beter de vraag- en aan
bodsverhouding te beïnvloeden. Kijk
maar naar de woningmarkt, zegt hij,
nu er steeds meer woningen worden
gebouwd is er een onmiskenbaar da
lende tendens gekomen in de prijzen
op de woningmarkt.
Het verhaal klopt niet helemaal. De
woningbouw is in wezen een produktie-
probleem. Bij de ruimtelijke ordening
gaat het om de verdeling van een na
genoeg onveranderd gegeven, de nu be
schikbare grond. Enkele inpolderingen
zetten hier geen zoden aan de dijk.
Minister Bogaers: „Akkoord, maar
daar staat tegenover, dat wij in staat
zijn stringent de hand te houden aan de
eenmaal aan de grond gegeven be
stemming".
De minister gelooft. Met zijn geloof
kan men bergen verzetten. Denk maar
aan de woningbouw