Jan Asselber
in stilstand
OPENBAAR KUNSTBEZIT:
bezit voor het leven
Plastiek van Robert Muller
13
/kwestie India
dt tot derde
wotestmoord
MARKTEN
ATERSTANDEN
ROTAPRINT
mensen en muzen
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 30 JANUARI 1965
1 DELHI Uit Madras is vrij-
teld, dat voor de derde maal
:ich van het leven heeft beroofd
;st tegen de invoering van de
als officiële voertaal in India,
een twintigjarige kelner in
:r, een plaats op ongeveer 300
uiden van Madras, die door ver
een eind aan zijn leven maakte,
anderen kwamen om het leven
verbranding.
V 29 rrri Boerenkool 6
i A "V B 68, rodekool 12
kool ai ren 20—30, wittekool 12
1 A II 1525, raapstelen 1014,
ren A bO, selderie bos 1016.
rie A 10—15, sla I 14—22, II
uiten A I 100—110, A II 80—90,
75, B II 60—65, C I 45, C II 35,
bos 1415. witlof A I 4045,
35, B II 20—30, waspeen A I
EN OP ZOOM, 29 Januari
23—115, Witlof 8—46, Rodekool
ittekool 6—12, Savooiekool 8
enkooi 48, Prei 16—27, Uien
Knolselderie 215, Breekpeen
ispeen 1234, Cox's 1873,
et 1638, Jonathan 1216,
el. 16—45.
L.LE, 29 jan. Industrie en
iling van appelen en peren:
Delicious extra 85 56; extra 80
75 59 I 80 50—54; 1 75 53—58;
-57; I 65 44-49; I 60 25—28; II
I 80 37—45; II 75 42—48; II 70
I 65 33—37; II 60 16—26; lid 6;
17—39; III fijn 6.10 op bloc en
mathan I 75 21; I 70 28—31; I 65
60 14—16; II 75 15; II 70 13—17
-17; II 60 12; III grof 6—18; III
■draai; Goudrenet I 85 29 I 80
75 27—30; I 65 14—15; I 70 17—
0 18—27; II 75 17—23 II 70 14—
12—14; lid 6; III grof 12—16;
12; Winston I 80 38; I 75 SO-
SO—37; I 65 26—29; I 60 16—18;
rdraai; II 75 27; II 70 25-26; II
V II 60 12—14; II 55 doordraai;
•draai; III grof 12—16; III fijn
ii; Lombarts Calville II 75 20
II 65 12; II 60 doordraai; III
[II fijn doordraai; Zoete Erm-
65 60; I 60 48; I 55 35; Zoete
ie I 60 27; I 55 18 III grof 20;
■my I 80 24; I 70 25—30; I 60
22; II 60 21 II d 13; III grof
[II fijn 14; Conferencé III grof
[II fijn 3440; Pondspeer III
III fijn 9; II 75 16; II 65 15;
Vildeman III grof 33; kroet-
doordraai; Groenteveiling: prei
witlof 9—18; spruitkool 46;
savooiekool 18; rodekool 19;
001 18—19; uien 23; kropsla 10.
VARDEN, 27 januari Aan-
ebruiksvee 826, slachtvee 700,
(gras en vette) 487, nuchtere
ralveren 1067, schapen en lamme-
varkens cn biggen 55, bokken en
paarden 133, veulens 2, totaal
jzen: melk- en kalfkoeien 1200
ite koeien 825—900, pinken 550
rstieren 600—800, alles per stuk,
le kW. 3.904.00, 2e kw. 3.60—
rstkoeien 3.10—3.20, stieren 4.10
lies per kg slachtgew., graskal-
iO525 per stuk, idem 4.104.20
slachtgew., nuchtere kalveren
0 per kg levend gew„ idem 45—
tuk, mestkalveren 185195, fok-
125—130, beide per stuk, vette
4 505.00, lammeren 8595, bei-
:g slachtgew., lammeren 110120
oudere paarden 2.302.50, jonge
2.90—3.00, beide per kg slacht-
irkpaarden 1250—1350, veulens
bokken en geiten 35—50,
en geiten 2.00—2.20, slagersvar-
0—1.65, beide per kg slachtgew.,
O—55 60—75 per stuk. Overzicht
anvier - handel - prijzen): gw
e: redelijk iets stug goed
slachtvee: als vorige week
pnjsh.; kalveren (gras en
ewoon iets stug prijsh.;
en mestkalveren: flink begin
er stug prijsh.; schapen en
n: minder als vorige week;
irden: gewoon vlot prijsh.
toger); werkpaarden en veulens
ikken en geiten kort rustig
'arkens en biggen: kort rustig
1.
277 (onv.), Rheinfelden 198
Ittenheim 248 4), Straatsburg
Maxau 392 tonv.), Plochingen
Mannheim 235 8), Stein-
(—16), Mainz 256 (—4), Bingen
Kaub 191 1—8), Trier 374 (—18)
246 (—12), Keulen 242 (—8),
442 (—7), Lobith 1081 (—14),
i 865 (—15), Arnhem 874 (—17),
Jssel 435 (—17), Deventer 333
Monsin 5448 (—22). Borgharen
■2), Belfeld 1276 (—29), Grave
de sluis 527 50).
rwerking
en katoen
ein rub.
Lsuord
aart
laven
k s Beton
en
yen oord
xtiel
jiü
'9
e Conlecl
iberg-ürg
165
176
259%
124
73
455
224 Va
546
196
222
590
341
1060
165
179
253
123
77%
450
225
556
197
222
597
340
1066
iw er petroleum
pi Mij.
40.30
40.50
ie rubr.
2e rubi
429
431
str 1 4 t 20
163
166.50
Si20
163.70
167.50
Emm
1830
1850
opi 1/10
2930
astbew
3245
Vist be w.
3300
irneo My
81
80b
aan
i
500 x
498
101
101V.
indsen
CU
58%
59
lem Steel
37*
37%
j üiectnc
97 Vt
93 Ve
1 motura
101
lOOfi
tnd Gamble
79%
78%
ie SteeJ
44
43%
II
66%
60%
?ei
53%
53
bieden
gedaan en bieden
gedaan en laten
laten
exdividend
ex claim
DE KANONNIER
ER IS OP de tentoonstelling te Am
sterdam een markante kop van een
man in basalt aanwezig, die laat zien,
dat Rober Muller een kop in de meer
traditionele zin van het beeldhouwen
kan maken en goed kan maken.
Waarom koos hij dan, zal misschien
iemand zich afvragen, het metaal, het
ijzer en het brons, aanvankelijk nog
enigszins in de stijl van Gonzalez, zoals
men aan de Laïla met de spijkerogen
kan merken, en zeker ook onder in
vloed van Germaine Richier, maar la
ter op een apart persoonlijke manier?
Waarom ook zag hij ervan af het voor
werp als zodanig af te beelden? We
hebben al zoveel van die ijzer- en
bronsconstrukties gezien, ze zijn soms
heel aardig, decoratief zelfs, vernuftig,
handig gevonden, maar al dat werken
met schroot en readymades komt
meestal niet boven het spelletje uit en
het heeft gewoonlijk niet zo heel veel
plastische kracht.
Men heeft de kunst van Muller wel tot
het abstract expressionisme gerekend
en gedeeltelijk is deze term wel toepas
baar, maar puur abstract is zijn werk
in feite niet.
Men kan dit nagaan aan de titels, die
vrijwel steeds concrete zaken of we
zens aanwijzen, de danser, de larve, de
hellehond, de waaier, de kanonnier, de
grote trom, de aartsengel en het hart
om de voornaamsten te noemen.
"T)IE TITEL of naam is geen naam
achteraf, naar het ons lijkt, het
is een naam die inderdaad zover
een naam dat kan een reële aan
duiding geeft van de betreffende
plastiek. De danser heeft wel de
gelijk iets te maken met een dan
ser, het hart met het hart en de
hellehond met de heliehond.
Dit wil echter geenszins zeggen dat ze
afbeeldingen zijn; er wordt in de plas
tieken een gevoelsidee van hen uitge
drukt, maar dat gevoelsidee staat niet
los van het kunstwerk, is er geheel in
opgenomen, onafscheidelijk en zonder
de autonomiteit of onafhankelijkheid
van het kunstwerk in de geringste ma
te te belemmeren. Ook zonder de naam
heeft dit zijn volle waarde en vrijheid.
Het is natuurlijk als in alle kunst
een vrijheid in gebondenheid. Deze
plastieken, maken op de onbevangen
toeschouwer zulk een indruk, omdat
alle samenstellende delen ervan, het
bolle, het opene en het dichte, het
getande en het hoekige, de gladheid
en de plooiing niet zozeer tegen
elkaar zijn afgewogen, maar in een
visie ineens, tot een geheel zijn sa
mengegroeid.
GEGROEID, want het opmerkelijke in
het werk van Muller is, dat het in
al zijn „kunstmatigheid" steeds aan het
„organische" van de groei doet denken
en als alle groei daarom in „bewe
ging" is.
Het is natuurlijk in feite niet in be-
weging, het staat of ligt als iedere plas
tiek, stil. De schikking der samenstel
lende delen is echter zo verbonden met
de openheid ertussen dat het ritme
van de opbouw dat gevoel van bewe
ging aan de toeschouwer geeft. Dat
komt vooral ook omdat deze plastieken
soms zelfs met schrootverwerking
niet slechts van een of twee kanten
van belang zijn, maar van alle kanten.
Het zijn in tegenstelling met veel
draad- en ijzerplastieken ruimte
scheppingen.
Om ze op de juiste wijze te waarderen
dient men ze dus als zodanig te be
schouwen van alle zijden en dan zal
men er de beweging, het ritme, de
kracht en de persoonlijkheid in ervaren
en ook begrijpen, waarom Muller deze
vorm van uiting koos en de afbeelden
de in de gewone zin van de basalten
mannenkop verliet.
Wat hij uitdrukken wil in zijn ideeën
van zaken en wezens kon hij alleen be
reiken op deze manier in een kunst
die gemakkelijke bekoorlijkheid en
aangenaamheid vermijdt.
Robert Muller moet hoe vreemd dit
bij oppervlakkige beschouwing ook lij
ken mag een grote belangstelling
bezitten voor de natuur, en wat zich
in de natuur vertoont. Dat is een veel
LARVE
voorkomende belangstelling tegenwoor
dig juist bij kunstenaars die een „na
tuurgetrouw" afbeelden achter zich lie
ten om tot een natuurgetrouw zelfstan
dig uitbeelden te komen; zij tonen in
hun werk de natuur dus niet zoals zij
zich aan ons voordoet, maar op de wij
ze van de kunst zoals zij werkt.
EN DAT WERK in de natuur, dat le
ven, is geheimzinnig. Ondanks de
steeds voortschrijdende wetenschap die
er oorzaak en gevolg met verbluffend
succes in naspeurt, blijft het uiteinde
lijk geheim. Het heeft zeer verschillen
de aspecten. Naast de groei, de op
bouw, de verwezenlijking, vindt men
er ook de steeds evenzeer voortgaande
vernietiging.
In het werk van Robert Muller kan
men deze aspecten terugvinden, men
vindt er de versnelling, men vindt er
ook, zij het zeldzamer, de traagheid en
men wordt er herhaaldelijk getroffen
door de dreigingen en de wreedheid.
Dit maakt dat zijn kunst niet iedereen
zal aanspreken. Wie alleen het bekoor
lijke, het aangename in de kunst zoekt,
zal er minder toe worden aangetrok
ken. Maar wie van kunst meer ver
langt, niet een uitleg, maar wel een
openbaring van leven, naar alle waar
schijnlijkheid wel. B.
DE HELLEHOND
I
AHéén al het Ryksmuseum te Amsterdam telt meer dan
4000 oude schilderyen om niet te spreken van de
beeldhouwwerken, meubels, tekeningen, prenten enz.
waaronder zeker een duizendtal van uitzonderlijke
betekenis en schoonheid. En nu spreken wij nog niet
eens van de duizenden kunstwerken die er nog in
de andere musea in ons land te zien zijn. Hoeveel
daarvan kent u er?
n januari jl. ving de negende jaargang van de radio
cursus en de derde van de televisiecursus aan. Dan
worden er wekelijks ca. 100.000 enveloppen aan de deel
nemers van de radiocursus verzonden met de eerste
vier prachtige kleurenreproducties van de kunstwer
ken, die in dat jaar aan de beurt zijn en ongeveer 25.000
met twee kleurenplaten en twee pagina's kleine zwart
wit afbeeldingen aan de televisie abonnees.
Wat beoogt de Stichting Openbaar Kunstbezit hier
mee? Voor hen die misschien nog niet alle bijzonder
heden weten, hierbij heel in het kort nog even een
samenvatting.
Eerst de doelstelling: het Nederlandse volk in alle
geledingen zijn belangrijkste cultuurbezit beter te leren
kennen en er daardoor de vreugde aan te doen be
leven die een verrijking van het leven is.
Dan in de praktijk: In de radiocursus kunt u elke
maandagavond van 10 vóór 7 tot 7 uur met een
reproductie vóór u zittend, luisteren naar deskundigen
die u over het afgebeelde kunstwerk vertellen. Iets
over de voorstelling, over de vorm en kleurcombina
ties, over de bedoelingen en het leven van de schilder,
etser, tekenaar, of beeldhouwer. Zij wijzen u op de
compositie, de details, effecten enz., die het werk tol
iets bijzonders maken.
ginds twee jaar geschiedt iets dergelijks in de televisie.
d.w.z. dan wordt in dit bewegende medium meestal
niet één enkel maar een aantal werken besproken,
waarbij een ruimer terrein wordt bestreken, zoals bijv
ook oude en moderne architectuur, de ontwikkelings
gang in het werk van een enkel kunstenaar of van een
groep, de decoratieve kunsten enz.
De abonnees krijgen allen een gratis doorlopend toe
gangsbewijs toegezonden, dat geldt voor alle rijks
musea in ons land en voor de meeste gemeentemusea,
wel haast 60 in getal. Tevens staat voor elke abonnee
het kosteloos lidmaatschap van de Kunstboekenclub
open. De Stichting Openbaar Kunstbezit heeft namelijk
in samenwerking met het Prins Bernhardfonds een
boekenclub gesticht, die'het mogelijk maakt om tegen
kostprijs jaarlijks een prachtig geïllustreerd boekwerk
te verwerven. Deze boeken zijn niet in de handel
verkrijgbaar.
Wie in 1965 nog wil meedoen, kan nog terecht. Ook
zij die, nadat de cursus is gestart inschrijven, krijgen
al het reeds tot zolang verschenen materiaal toege
zonden. Het aantal inschrijvingen op beide cursussen
stijgt op dit ogenblik nog elke dag, ondanks dat men
reeds begonnen is.
Om abonnee te worden, behoeft men slechts een be
drag van f 11,75 te storten, d.w.z. voor de radiocursus
op postgiro 1665 van Openbaar Kunstbezit, Amsterdam.
Wie de voorkeur geeft aan de televisiecursus stort
f 11,75 op postgiro 4180, ten name van Openbaar Kunst
bezit, Televisie te Amsterdam.
G. BREITNER 1857-1924
Het oorringetje
IN MIJN zakagenda staat
gekrabbeld -. Predikhe-
renlaan 34, Tilburg.
Naast de deur het eikehou
ten bordje: „artiste-peintre".
Daaronder de huisbel. Echt
genote Tonny Geelen doet
open. Een persoonlijke hal.
Een achter glas ingelijst, in
terra getekend vrouwenpor
tret houdt de blik voor een
ogenblik gevangen; de jas
gaat dan eerst aan de bela
den kapstok.
Uit de aangrenzende woon
kamer dringen vlagen pia
noklanken door. We betre
den de uitnodigende, be
haaglijk warme kamer. De
smaakvolle getemperde ver
lichting laat niet toe het ver
trek in één oogopslag te
overzien.
Een aantrekkende zitbank, de welge
vulde boekenkast, waarin een beschei
den discotheek, de rustig-vlammende
haard; aan het einde van de kamer ach
ter de imposante pianovleugel, op de rug
gezien: tekenaar-schilder-musicus Jan
Asselbergs (28) licht het hoofd dei
nend die het vertrek vult met een
cascade van gesyncopeerde, jazzy-klan
ken.
1?EN WAT TENGERE, verrassend atle-
tische gestalte drukt mij hartelijk-
warm de hand. Scherp gezicht boven
grijs openstaand hemd: zwarte strakke
pantalon, glimmende slippers. Met iets
van een lach: „Ja, eigen werk; is 't niet
te horen? Rotaprintblues".
We zetten ons op de bank. De finelux
mahonievloer weerkaatst het indirecte
licht. Tegen de vurenhouten wand de
twaalf echte rotaprints; direct aanspre
kende voorstellingen, ontleend aan het
gewone dagelijkse leven. Tekeningen
in zwierige gevoelige lijnen, voorstel
lend: vrouwenportretten, moeder met
kind, naakten: alle in de sfeer van het
natuurlijk schoonheidsgevoel van ieder.
Prenten die de signatuur verraden van
een vakbekwaam, virtuoos graficus.
„Aat Veldhoen in Amsterdam en ik
zijn de enigen hier. Ik had de prenten
van hem nog nooit eerder gezien, toen
ik er aan begon, nu twee maanden gele
den". Van onder de bank diept hij met
een snel gebaar een zware map met ro
taprints op, die hij langzaam-voorzich-
tig omslaat. Het is niet nieuw, het rota-
printprocedé, maar voor tekeningen
nooit eerder toegepast. Op een dunne
buigzame aluminiumplaat wordt met vet
zwart krijt en met inkt de tekening
aangebracht. Door een chemische be
handeling van de plaat zetten zich de
lijnen erin vast, die de inkt van de
drukrol (rota) aantrekken. De „oplaag"
is onbeperkt; dit maakt de prijs aan
trekkelijk. Voor f 3,- per stuk liggen ze
te koop in een plaatselijke kunsthandel.
Hij trekt driftig-nerveus aan de sigaret,
leunt achterover tegen de wand, de knie-
en opgetrokken.
Jan zegt, rap en met een natuurlijke
overtuiging: „Mijn kunstbroeders smalen
er wel 'ns op: ik ben niet moeilijk ge
noeg. Ik weet niet of het een verdienste
is moeilijk te zijn. Laat ik zeggen dat
ik met dit rotaprint-experiment een ze
ker idealisme bedrijf: mijn kunst be
reikbaar te maken voor het grote pu
bliek. Ik vind dat helemaal niet inferi
eur. Vroeger schilderde ik ook zo, na
turalistisch. Nu abstract. Maar mijn
prenten zijn alle voor de honderd pro
cent gemeend, ook al is het een soort
Spielerij naast mijn schilderwerk.
tlIJ SPRINGT onverwacht op, buigt
voorover, een elleboog op de knie.
Sneller nu: „Ik houd niet van modder.
En als ik die zie, wil ik die schoon was
sen. Ik ben veel meer joyeus; ik heb
behoefte aan levensblije dingen, aan
elegance ook. Ik leg het accent op per
soonlijke benadering, weergave, meer
dan op persoonlijke inhoud. Ik betwij
fel het of de mensen belangstelling heb
ben voor mijn problemen. Iedereen
vraagt om problemen in de kunst, zegt
men. Waarom allemaal zo moeilijk? En
hoeveel procent mode is dat? Geloven
de kunstenaars er zelf in? Of is het po
se? We zijn toch ook métiermensen". Hij
staat plots overeind, loopt met veer
krachtige lichte passen naar de vleugel,
draait zich abrupt om. Gebaart heftig:
„Ja, men verwijt ons zelfs onze intelli
gentie, onze komaf!"
TJTJ KOMT uit het vroegere Nederlands-
■n Indië. Vader Charles Asselbergs trok
er al heen in 1928, was er hoofdinspec
teur PTT („Ja, familie van Van Duinker
ken, zijn vader is een broer van mijn
grootvader"). Vader Charles trouwde er
de dochter van Gouverneur-Generaal
Van den Bosch. Na krijgsgevangenschap
en andere troebelen in de Oost keren
ze in '48 terug naar het vaderland, naar
Hengelo, Trekken later naar Breda. Ta
lentvolle Jan, briljant gymnasiast van
het O.L.V.-Lyceum geeft te kennen
kunstschilder te willen worden. Vader
Asselbergs, zijn aanleg kennende, weet
hem te overreden in dat geval de 5-ja-
rige cursus M.O.-tekenen te volgen.
Aan de Academie in Tilburg. Grafi
cus Ru van Rossum („hij is enthousiast
over m'n rotaprints"), schilder Nico Mo
lenkamp („hij leerde mij schilderen"),
Loonse schilder Jo Mulder („hij leerde
mij leven") en gouachist Gerard Princd
zijn de leermeesters.
In '58 komen de eerste exposities:
„Edelambacht" in Tilburg, „Xeno" in
Haarlem. In '59 de Talens-onderschei-
ding, waarbij zijn werk tussen dat van
de 30 grootsten langs alle musea in Ne
derland reist. In '60 in het rijke bezit
van het begeerde diploma, bindt hij zich
niet terstond aan de school. Eerst weet
hij nog van de ruim 400 inzenders de
eerste prijs (in de afdeling schilderen)
te behalen van het Nederlands-Belgisch
Cultureel Akkoord. De 40.000 francs die
nen in België geconsumeerd.
TAN REIST naar Antwerpen („een grij-
ze stad") en laat zich inschrijven aan
het Koninklijk Nationaal Hoger Insti
tuut voor Schone Kunsten. Professor
Madame Zarina begeleidt haar pupiL
Hier kan hij zich geheel en onbekom
merd aan de kunst wijden. Een grote
collectie schilderijen is het resultaat,
vooral portretten. Kleurige, expressie
ve doeken, zwak verwant aan Ensor,
Tijtgat, bewaart hij met zorg. Ook
schetsen, die hij maakte in café „De
Farm", („een trefpunt van zeelieden,
notabelen, homofielen, van alles").
Intussen worden de banden met Til
burg strakker aangehaald. Op ballet
lessen verliest hij zich in danseres, bal
letpedagoge en choreografe Tonny Gee
len (29), met wie hij in '61 trouwt. Ton
ny schenkt een ander onstuimig glas
blond bier in. Enkele bewonderende
vrienden komen, ongenood altijd wel
kom, even binnen; gaan weer Hij
plukt de Spaanse gitaar van de muur.
Slaat virtuoos de akkoorden aan van
een onvervalste flamengo; klemt het in
strument starend tussen de knieën.
Hij filosofeert na een teug: „Ja, ik
ben nu een meneer; de tekenleraar;
aan het Pauluslyceum. Zeven uur per
dag. Je moet leven". Met een rondlei
dend gebaar door de kamer: „Dit moet
ook betaald worden". „Ik heb zelf vlak
na die M.O.-studie een paar maanden
gevaren op zee. Leuk, interessant; ja,
voor een tijdje. Ik heb ook de bohémien
uitgehangen in Parijs; net zo leuk, pre
cies zo interessant; voor een jaartje. Ik
hou van iets anders. Mag ik? Dat M.O.
deed ik om mijn vrijheid te kopen. Van
de kunst leven is moeilyk, en de kunst
is er ook niet voor.
TA, WAT is vrijheid? Na zeven uur les-
u sen op schooi is de energie verbruikt,
heb ik de spanning niet meer in me om
aan het schilderen te slaan, tenminste
het schilderen met de hele inzet. Dat zit
me dwars. En voor dat schilderen leef
ik. Daarom moet ik eigenlijk met die
school ophouden. Wat dat schilderen
voor mij betekent?"
Hij gaat verzitten, legt gitaar achter
zich, zoekt naar de woorden. „Kijk, die
rotaprints, dat is politiek, kunstpolitiek,
maar toch gemeend. Schilderen is voor
mij meer indifferent in dat opzicht. Je
bespeurt een ontwikkeling, een groei
naar een ongeziene, maar wel vermoede
verre top. In Antwerpen werkte ik nog
naturalistisch, maar geleidelijk is de her
kenbare voorstelling verdwenen; ab
stract heet dat. De voorstelling is on
dergeschikt: bovendien verlamt, remt
die de directheid van de expressie van
wat ik bedoel of heb ervaren. De voor
stelling leid ook af, vertroebelt. Ik zoek
naar de zuiverste zuiverheid.
Als je hiervan uitgaat, is de neiging
naar het abstracte in mijn schilderstuk
ken verklaard. Ja?" De ongeduldige gi
taar speelt „Tristessa"; Jan zingt het,
met verfijnde voordracht; gevolgd door
„Maria Elena". Ik ga hem voor naar de
vleugel. Hij is leader van „Jazz Work
Group '64". Dan klinkt .Rotaprint-blues'.
Muziek is óók kleur. Voor Jan Assel
bergs.
JOHN DAMEN
W—;T:;-
BEWEGING
ER BESTAAT een mogelijkheid dat degenen, die zich
niet dadelijk door iedere nieuwe stroming in de
kunst laten betoveren, ook omdat ze weten dat
deze stromingen later niet zelden onbelangrijke toevallige
beekjes blijken, toch een ontdekking doen in het Stedelijk
Museum te Amsterdam. Er is daar namelijk een tentoon
stelling van de Zwitser Robert Muller, die tegenwoordig
in Villiers-le-Bel woont ten noorden van Parijs en die steeds
meedoet aan de Salon de Mai en exposeert in de Galerie
de France. Hij komt uit Zürich, waar hij de zeventiende
juni 1920 werd geboren en hij heeft gestudeerd onder
Germaine Richier die hem modelleren en werken met
metaal onderwees en onder haar man Charles Banninger,
die hem het werken in steen leerde.