Jan Asselber in stilstand OPENBAAR KUNSTBEZIT: bezit voor het leven Plastiek van Robert Muller 13 /kwestie India dt tot derde wotestmoord MARKTEN ATERSTANDEN ROTAPRINT mensen en muzen mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 30 JANUARI 1965 1 DELHI Uit Madras is vrij- teld, dat voor de derde maal :ich van het leven heeft beroofd ;st tegen de invoering van de als officiële voertaal in India, een twintigjarige kelner in :r, een plaats op ongeveer 300 uiden van Madras, die door ver een eind aan zijn leven maakte, anderen kwamen om het leven verbranding. V 29 rrri Boerenkool 6 i A "V B 68, rodekool 12 kool ai ren 20—30, wittekool 12 1 A II 1525, raapstelen 1014, ren A bO, selderie bos 1016. rie A 10—15, sla I 14—22, II uiten A I 100—110, A II 80—90, 75, B II 60—65, C I 45, C II 35, bos 1415. witlof A I 4045, 35, B II 20—30, waspeen A I EN OP ZOOM, 29 Januari 23—115, Witlof 8—46, Rodekool ittekool 6—12, Savooiekool 8 enkooi 48, Prei 16—27, Uien Knolselderie 215, Breekpeen ispeen 1234, Cox's 1873, et 1638, Jonathan 1216, el. 16—45. L.LE, 29 jan. Industrie en iling van appelen en peren: Delicious extra 85 56; extra 80 75 59 I 80 50—54; 1 75 53—58; -57; I 65 44-49; I 60 25—28; II I 80 37—45; II 75 42—48; II 70 I 65 33—37; II 60 16—26; lid 6; 17—39; III fijn 6.10 op bloc en mathan I 75 21; I 70 28—31; I 65 60 14—16; II 75 15; II 70 13—17 -17; II 60 12; III grof 6—18; III ■draai; Goudrenet I 85 29 I 80 75 27—30; I 65 14—15; I 70 17— 0 18—27; II 75 17—23 II 70 14— 12—14; lid 6; III grof 12—16; 12; Winston I 80 38; I 75 SO- SO—37; I 65 26—29; I 60 16—18; rdraai; II 75 27; II 70 25-26; II V II 60 12—14; II 55 doordraai; •draai; III grof 12—16; III fijn ii; Lombarts Calville II 75 20 II 65 12; II 60 doordraai; III [II fijn doordraai; Zoete Erm- 65 60; I 60 48; I 55 35; Zoete ie I 60 27; I 55 18 III grof 20; ■my I 80 24; I 70 25—30; I 60 22; II 60 21 II d 13; III grof [II fijn 14; Conferencé III grof [II fijn 3440; Pondspeer III III fijn 9; II 75 16; II 65 15; Vildeman III grof 33; kroet- doordraai; Groenteveiling: prei witlof 9—18; spruitkool 46; savooiekool 18; rodekool 19; 001 18—19; uien 23; kropsla 10. VARDEN, 27 januari Aan- ebruiksvee 826, slachtvee 700, (gras en vette) 487, nuchtere ralveren 1067, schapen en lamme- varkens cn biggen 55, bokken en paarden 133, veulens 2, totaal jzen: melk- en kalfkoeien 1200 ite koeien 825—900, pinken 550 rstieren 600—800, alles per stuk, le kW. 3.904.00, 2e kw. 3.60— rstkoeien 3.10—3.20, stieren 4.10 lies per kg slachtgew., graskal- iO525 per stuk, idem 4.104.20 slachtgew., nuchtere kalveren 0 per kg levend gew„ idem 45— tuk, mestkalveren 185195, fok- 125—130, beide per stuk, vette 4 505.00, lammeren 8595, bei- :g slachtgew., lammeren 110120 oudere paarden 2.302.50, jonge 2.90—3.00, beide per kg slacht- irkpaarden 1250—1350, veulens bokken en geiten 35—50, en geiten 2.00—2.20, slagersvar- 0—1.65, beide per kg slachtgew., O—55 60—75 per stuk. Overzicht anvier - handel - prijzen): gw e: redelijk iets stug goed slachtvee: als vorige week pnjsh.; kalveren (gras en ewoon iets stug prijsh.; en mestkalveren: flink begin er stug prijsh.; schapen en n: minder als vorige week; irden: gewoon vlot prijsh. toger); werkpaarden en veulens ikken en geiten kort rustig 'arkens en biggen: kort rustig 1. 277 (onv.), Rheinfelden 198 Ittenheim 248 4), Straatsburg Maxau 392 tonv.), Plochingen Mannheim 235 8), Stein- (—16), Mainz 256 (—4), Bingen Kaub 191 1—8), Trier 374 (—18) 246 (—12), Keulen 242 (—8), 442 (—7), Lobith 1081 (—14), i 865 (—15), Arnhem 874 (—17), Jssel 435 (—17), Deventer 333 Monsin 5448 (—22). Borgharen ■2), Belfeld 1276 (—29), Grave de sluis 527 50). rwerking en katoen ein rub. Lsuord aart laven k s Beton en yen oord xtiel jiü '9 e Conlecl iberg-ürg 165 176 259% 124 73 455 224 Va 546 196 222 590 341 1060 165 179 253 123 77% 450 225 556 197 222 597 340 1066 iw er petroleum pi Mij. 40.30 40.50 ie rubr. 2e rubi 429 431 str 1 4 t 20 163 166.50 Si20 163.70 167.50 Emm 1830 1850 opi 1/10 2930 astbew 3245 Vist be w. 3300 irneo My 81 80b aan i 500 x 498 101 101V. indsen CU 58% 59 lem Steel 37* 37% j üiectnc 97 Vt 93 Ve 1 motura 101 lOOfi tnd Gamble 79% 78% ie SteeJ 44 43% II 66% 60% ?ei 53% 53 bieden gedaan en bieden gedaan en laten laten exdividend ex claim DE KANONNIER ER IS OP de tentoonstelling te Am sterdam een markante kop van een man in basalt aanwezig, die laat zien, dat Rober Muller een kop in de meer traditionele zin van het beeldhouwen kan maken en goed kan maken. Waarom koos hij dan, zal misschien iemand zich afvragen, het metaal, het ijzer en het brons, aanvankelijk nog enigszins in de stijl van Gonzalez, zoals men aan de Laïla met de spijkerogen kan merken, en zeker ook onder in vloed van Germaine Richier, maar la ter op een apart persoonlijke manier? Waarom ook zag hij ervan af het voor werp als zodanig af te beelden? We hebben al zoveel van die ijzer- en bronsconstrukties gezien, ze zijn soms heel aardig, decoratief zelfs, vernuftig, handig gevonden, maar al dat werken met schroot en readymades komt meestal niet boven het spelletje uit en het heeft gewoonlijk niet zo heel veel plastische kracht. Men heeft de kunst van Muller wel tot het abstract expressionisme gerekend en gedeeltelijk is deze term wel toepas baar, maar puur abstract is zijn werk in feite niet. Men kan dit nagaan aan de titels, die vrijwel steeds concrete zaken of we zens aanwijzen, de danser, de larve, de hellehond, de waaier, de kanonnier, de grote trom, de aartsengel en het hart om de voornaamsten te noemen. "T)IE TITEL of naam is geen naam achteraf, naar het ons lijkt, het is een naam die inderdaad zover een naam dat kan een reële aan duiding geeft van de betreffende plastiek. De danser heeft wel de gelijk iets te maken met een dan ser, het hart met het hart en de hellehond met de heliehond. Dit wil echter geenszins zeggen dat ze afbeeldingen zijn; er wordt in de plas tieken een gevoelsidee van hen uitge drukt, maar dat gevoelsidee staat niet los van het kunstwerk, is er geheel in opgenomen, onafscheidelijk en zonder de autonomiteit of onafhankelijkheid van het kunstwerk in de geringste ma te te belemmeren. Ook zonder de naam heeft dit zijn volle waarde en vrijheid. Het is natuurlijk als in alle kunst een vrijheid in gebondenheid. Deze plastieken, maken op de onbevangen toeschouwer zulk een indruk, omdat alle samenstellende delen ervan, het bolle, het opene en het dichte, het getande en het hoekige, de gladheid en de plooiing niet zozeer tegen elkaar zijn afgewogen, maar in een visie ineens, tot een geheel zijn sa mengegroeid. GEGROEID, want het opmerkelijke in het werk van Muller is, dat het in al zijn „kunstmatigheid" steeds aan het „organische" van de groei doet denken en als alle groei daarom in „bewe ging" is. Het is natuurlijk in feite niet in be- weging, het staat of ligt als iedere plas tiek, stil. De schikking der samenstel lende delen is echter zo verbonden met de openheid ertussen dat het ritme van de opbouw dat gevoel van bewe ging aan de toeschouwer geeft. Dat komt vooral ook omdat deze plastieken soms zelfs met schrootverwerking niet slechts van een of twee kanten van belang zijn, maar van alle kanten. Het zijn in tegenstelling met veel draad- en ijzerplastieken ruimte scheppingen. Om ze op de juiste wijze te waarderen dient men ze dus als zodanig te be schouwen van alle zijden en dan zal men er de beweging, het ritme, de kracht en de persoonlijkheid in ervaren en ook begrijpen, waarom Muller deze vorm van uiting koos en de afbeelden de in de gewone zin van de basalten mannenkop verliet. Wat hij uitdrukken wil in zijn ideeën van zaken en wezens kon hij alleen be reiken op deze manier in een kunst die gemakkelijke bekoorlijkheid en aangenaamheid vermijdt. Robert Muller moet hoe vreemd dit bij oppervlakkige beschouwing ook lij ken mag een grote belangstelling bezitten voor de natuur, en wat zich in de natuur vertoont. Dat is een veel LARVE voorkomende belangstelling tegenwoor dig juist bij kunstenaars die een „na tuurgetrouw" afbeelden achter zich lie ten om tot een natuurgetrouw zelfstan dig uitbeelden te komen; zij tonen in hun werk de natuur dus niet zoals zij zich aan ons voordoet, maar op de wij ze van de kunst zoals zij werkt. EN DAT WERK in de natuur, dat le ven, is geheimzinnig. Ondanks de steeds voortschrijdende wetenschap die er oorzaak en gevolg met verbluffend succes in naspeurt, blijft het uiteinde lijk geheim. Het heeft zeer verschillen de aspecten. Naast de groei, de op bouw, de verwezenlijking, vindt men er ook de steeds evenzeer voortgaande vernietiging. In het werk van Robert Muller kan men deze aspecten terugvinden, men vindt er de versnelling, men vindt er ook, zij het zeldzamer, de traagheid en men wordt er herhaaldelijk getroffen door de dreigingen en de wreedheid. Dit maakt dat zijn kunst niet iedereen zal aanspreken. Wie alleen het bekoor lijke, het aangename in de kunst zoekt, zal er minder toe worden aangetrok ken. Maar wie van kunst meer ver langt, niet een uitleg, maar wel een openbaring van leven, naar alle waar schijnlijkheid wel. B. DE HELLEHOND I AHéén al het Ryksmuseum te Amsterdam telt meer dan 4000 oude schilderyen om niet te spreken van de beeldhouwwerken, meubels, tekeningen, prenten enz. waaronder zeker een duizendtal van uitzonderlijke betekenis en schoonheid. En nu spreken wij nog niet eens van de duizenden kunstwerken die er nog in de andere musea in ons land te zien zijn. Hoeveel daarvan kent u er? n januari jl. ving de negende jaargang van de radio cursus en de derde van de televisiecursus aan. Dan worden er wekelijks ca. 100.000 enveloppen aan de deel nemers van de radiocursus verzonden met de eerste vier prachtige kleurenreproducties van de kunstwer ken, die in dat jaar aan de beurt zijn en ongeveer 25.000 met twee kleurenplaten en twee pagina's kleine zwart wit afbeeldingen aan de televisie abonnees. Wat beoogt de Stichting Openbaar Kunstbezit hier mee? Voor hen die misschien nog niet alle bijzonder heden weten, hierbij heel in het kort nog even een samenvatting. Eerst de doelstelling: het Nederlandse volk in alle geledingen zijn belangrijkste cultuurbezit beter te leren kennen en er daardoor de vreugde aan te doen be leven die een verrijking van het leven is. Dan in de praktijk: In de radiocursus kunt u elke maandagavond van 10 vóór 7 tot 7 uur met een reproductie vóór u zittend, luisteren naar deskundigen die u over het afgebeelde kunstwerk vertellen. Iets over de voorstelling, over de vorm en kleurcombina ties, over de bedoelingen en het leven van de schilder, etser, tekenaar, of beeldhouwer. Zij wijzen u op de compositie, de details, effecten enz., die het werk tol iets bijzonders maken. ginds twee jaar geschiedt iets dergelijks in de televisie. d.w.z. dan wordt in dit bewegende medium meestal niet één enkel maar een aantal werken besproken, waarbij een ruimer terrein wordt bestreken, zoals bijv ook oude en moderne architectuur, de ontwikkelings gang in het werk van een enkel kunstenaar of van een groep, de decoratieve kunsten enz. De abonnees krijgen allen een gratis doorlopend toe gangsbewijs toegezonden, dat geldt voor alle rijks musea in ons land en voor de meeste gemeentemusea, wel haast 60 in getal. Tevens staat voor elke abonnee het kosteloos lidmaatschap van de Kunstboekenclub open. De Stichting Openbaar Kunstbezit heeft namelijk in samenwerking met het Prins Bernhardfonds een boekenclub gesticht, die'het mogelijk maakt om tegen kostprijs jaarlijks een prachtig geïllustreerd boekwerk te verwerven. Deze boeken zijn niet in de handel verkrijgbaar. Wie in 1965 nog wil meedoen, kan nog terecht. Ook zij die, nadat de cursus is gestart inschrijven, krijgen al het reeds tot zolang verschenen materiaal toege zonden. Het aantal inschrijvingen op beide cursussen stijgt op dit ogenblik nog elke dag, ondanks dat men reeds begonnen is. Om abonnee te worden, behoeft men slechts een be drag van f 11,75 te storten, d.w.z. voor de radiocursus op postgiro 1665 van Openbaar Kunstbezit, Amsterdam. Wie de voorkeur geeft aan de televisiecursus stort f 11,75 op postgiro 4180, ten name van Openbaar Kunst bezit, Televisie te Amsterdam. G. BREITNER 1857-1924 Het oorringetje IN MIJN zakagenda staat gekrabbeld -. Predikhe- renlaan 34, Tilburg. Naast de deur het eikehou ten bordje: „artiste-peintre". Daaronder de huisbel. Echt genote Tonny Geelen doet open. Een persoonlijke hal. Een achter glas ingelijst, in terra getekend vrouwenpor tret houdt de blik voor een ogenblik gevangen; de jas gaat dan eerst aan de bela den kapstok. Uit de aangrenzende woon kamer dringen vlagen pia noklanken door. We betre den de uitnodigende, be haaglijk warme kamer. De smaakvolle getemperde ver lichting laat niet toe het ver trek in één oogopslag te overzien. Een aantrekkende zitbank, de welge vulde boekenkast, waarin een beschei den discotheek, de rustig-vlammende haard; aan het einde van de kamer ach ter de imposante pianovleugel, op de rug gezien: tekenaar-schilder-musicus Jan Asselbergs (28) licht het hoofd dei nend die het vertrek vult met een cascade van gesyncopeerde, jazzy-klan ken. 1?EN WAT TENGERE, verrassend atle- tische gestalte drukt mij hartelijk- warm de hand. Scherp gezicht boven grijs openstaand hemd: zwarte strakke pantalon, glimmende slippers. Met iets van een lach: „Ja, eigen werk; is 't niet te horen? Rotaprintblues". We zetten ons op de bank. De finelux mahonievloer weerkaatst het indirecte licht. Tegen de vurenhouten wand de twaalf echte rotaprints; direct aanspre kende voorstellingen, ontleend aan het gewone dagelijkse leven. Tekeningen in zwierige gevoelige lijnen, voorstel lend: vrouwenportretten, moeder met kind, naakten: alle in de sfeer van het natuurlijk schoonheidsgevoel van ieder. Prenten die de signatuur verraden van een vakbekwaam, virtuoos graficus. „Aat Veldhoen in Amsterdam en ik zijn de enigen hier. Ik had de prenten van hem nog nooit eerder gezien, toen ik er aan begon, nu twee maanden gele den". Van onder de bank diept hij met een snel gebaar een zware map met ro taprints op, die hij langzaam-voorzich- tig omslaat. Het is niet nieuw, het rota- printprocedé, maar voor tekeningen nooit eerder toegepast. Op een dunne buigzame aluminiumplaat wordt met vet zwart krijt en met inkt de tekening aangebracht. Door een chemische be handeling van de plaat zetten zich de lijnen erin vast, die de inkt van de drukrol (rota) aantrekken. De „oplaag" is onbeperkt; dit maakt de prijs aan trekkelijk. Voor f 3,- per stuk liggen ze te koop in een plaatselijke kunsthandel. Hij trekt driftig-nerveus aan de sigaret, leunt achterover tegen de wand, de knie- en opgetrokken. Jan zegt, rap en met een natuurlijke overtuiging: „Mijn kunstbroeders smalen er wel 'ns op: ik ben niet moeilijk ge noeg. Ik weet niet of het een verdienste is moeilijk te zijn. Laat ik zeggen dat ik met dit rotaprint-experiment een ze ker idealisme bedrijf: mijn kunst be reikbaar te maken voor het grote pu bliek. Ik vind dat helemaal niet inferi eur. Vroeger schilderde ik ook zo, na turalistisch. Nu abstract. Maar mijn prenten zijn alle voor de honderd pro cent gemeend, ook al is het een soort Spielerij naast mijn schilderwerk. tlIJ SPRINGT onverwacht op, buigt voorover, een elleboog op de knie. Sneller nu: „Ik houd niet van modder. En als ik die zie, wil ik die schoon was sen. Ik ben veel meer joyeus; ik heb behoefte aan levensblije dingen, aan elegance ook. Ik leg het accent op per soonlijke benadering, weergave, meer dan op persoonlijke inhoud. Ik betwij fel het of de mensen belangstelling heb ben voor mijn problemen. Iedereen vraagt om problemen in de kunst, zegt men. Waarom allemaal zo moeilijk? En hoeveel procent mode is dat? Geloven de kunstenaars er zelf in? Of is het po se? We zijn toch ook métiermensen". Hij staat plots overeind, loopt met veer krachtige lichte passen naar de vleugel, draait zich abrupt om. Gebaart heftig: „Ja, men verwijt ons zelfs onze intelli gentie, onze komaf!" TJTJ KOMT uit het vroegere Nederlands- ■n Indië. Vader Charles Asselbergs trok er al heen in 1928, was er hoofdinspec teur PTT („Ja, familie van Van Duinker ken, zijn vader is een broer van mijn grootvader"). Vader Charles trouwde er de dochter van Gouverneur-Generaal Van den Bosch. Na krijgsgevangenschap en andere troebelen in de Oost keren ze in '48 terug naar het vaderland, naar Hengelo, Trekken later naar Breda. Ta lentvolle Jan, briljant gymnasiast van het O.L.V.-Lyceum geeft te kennen kunstschilder te willen worden. Vader Asselbergs, zijn aanleg kennende, weet hem te overreden in dat geval de 5-ja- rige cursus M.O.-tekenen te volgen. Aan de Academie in Tilburg. Grafi cus Ru van Rossum („hij is enthousiast over m'n rotaprints"), schilder Nico Mo lenkamp („hij leerde mij schilderen"), Loonse schilder Jo Mulder („hij leerde mij leven") en gouachist Gerard Princd zijn de leermeesters. In '58 komen de eerste exposities: „Edelambacht" in Tilburg, „Xeno" in Haarlem. In '59 de Talens-onderschei- ding, waarbij zijn werk tussen dat van de 30 grootsten langs alle musea in Ne derland reist. In '60 in het rijke bezit van het begeerde diploma, bindt hij zich niet terstond aan de school. Eerst weet hij nog van de ruim 400 inzenders de eerste prijs (in de afdeling schilderen) te behalen van het Nederlands-Belgisch Cultureel Akkoord. De 40.000 francs die nen in België geconsumeerd. TAN REIST naar Antwerpen („een grij- ze stad") en laat zich inschrijven aan het Koninklijk Nationaal Hoger Insti tuut voor Schone Kunsten. Professor Madame Zarina begeleidt haar pupiL Hier kan hij zich geheel en onbekom merd aan de kunst wijden. Een grote collectie schilderijen is het resultaat, vooral portretten. Kleurige, expressie ve doeken, zwak verwant aan Ensor, Tijtgat, bewaart hij met zorg. Ook schetsen, die hij maakte in café „De Farm", („een trefpunt van zeelieden, notabelen, homofielen, van alles"). Intussen worden de banden met Til burg strakker aangehaald. Op ballet lessen verliest hij zich in danseres, bal letpedagoge en choreografe Tonny Gee len (29), met wie hij in '61 trouwt. Ton ny schenkt een ander onstuimig glas blond bier in. Enkele bewonderende vrienden komen, ongenood altijd wel kom, even binnen; gaan weer Hij plukt de Spaanse gitaar van de muur. Slaat virtuoos de akkoorden aan van een onvervalste flamengo; klemt het in strument starend tussen de knieën. Hij filosofeert na een teug: „Ja, ik ben nu een meneer; de tekenleraar; aan het Pauluslyceum. Zeven uur per dag. Je moet leven". Met een rondlei dend gebaar door de kamer: „Dit moet ook betaald worden". „Ik heb zelf vlak na die M.O.-studie een paar maanden gevaren op zee. Leuk, interessant; ja, voor een tijdje. Ik heb ook de bohémien uitgehangen in Parijs; net zo leuk, pre cies zo interessant; voor een jaartje. Ik hou van iets anders. Mag ik? Dat M.O. deed ik om mijn vrijheid te kopen. Van de kunst leven is moeilyk, en de kunst is er ook niet voor. TA, WAT is vrijheid? Na zeven uur les- u sen op schooi is de energie verbruikt, heb ik de spanning niet meer in me om aan het schilderen te slaan, tenminste het schilderen met de hele inzet. Dat zit me dwars. En voor dat schilderen leef ik. Daarom moet ik eigenlijk met die school ophouden. Wat dat schilderen voor mij betekent?" Hij gaat verzitten, legt gitaar achter zich, zoekt naar de woorden. „Kijk, die rotaprints, dat is politiek, kunstpolitiek, maar toch gemeend. Schilderen is voor mij meer indifferent in dat opzicht. Je bespeurt een ontwikkeling, een groei naar een ongeziene, maar wel vermoede verre top. In Antwerpen werkte ik nog naturalistisch, maar geleidelijk is de her kenbare voorstelling verdwenen; ab stract heet dat. De voorstelling is on dergeschikt: bovendien verlamt, remt die de directheid van de expressie van wat ik bedoel of heb ervaren. De voor stelling leid ook af, vertroebelt. Ik zoek naar de zuiverste zuiverheid. Als je hiervan uitgaat, is de neiging naar het abstracte in mijn schilderstuk ken verklaard. Ja?" De ongeduldige gi taar speelt „Tristessa"; Jan zingt het, met verfijnde voordracht; gevolgd door „Maria Elena". Ik ga hem voor naar de vleugel. Hij is leader van „Jazz Work Group '64". Dan klinkt .Rotaprint-blues'. Muziek is óók kleur. Voor Jan Assel bergs. JOHN DAMEN W—;T:;- BEWEGING ER BESTAAT een mogelijkheid dat degenen, die zich niet dadelijk door iedere nieuwe stroming in de kunst laten betoveren, ook omdat ze weten dat deze stromingen later niet zelden onbelangrijke toevallige beekjes blijken, toch een ontdekking doen in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Er is daar namelijk een tentoon stelling van de Zwitser Robert Muller, die tegenwoordig in Villiers-le-Bel woont ten noorden van Parijs en die steeds meedoet aan de Salon de Mai en exposeert in de Galerie de France. Hij komt uit Zürich, waar hij de zeventiende juni 1920 werd geboren en hij heeft gestudeerd onder Germaine Richier die hem modelleren en werken met metaal onderwees en onder haar man Charles Banninger, die hem het werken in steen leerde.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1965 | | pagina 7