IATAL Planologie nog in de kinderschoenen Ruimtelijke ordening, dat is: stedebouw >36 en 43886 da, tel. 30500 el. 34349 OLIJKE LENING" Weinigen Nle,„ alleen in Nederland, ook in België wordt gebouwd. Het platteland wordt in even snel tem po stad. Er verrijzen fabrieken. Er worden wegen aangelegd. Op bij gaande foto ziet u de moderne au tosnelweg, die tussen Antwerpen en Hasselt dwars door de Belgi sche Kempen loopt. Ook bij onze zuiderburen kunnen de wegenbou wers het groei-tempo niet bijhou den, getuige de borden met leuzen over de E 3 en getuige de dage lijkse verkeersmisère van de Ant werpse tunnel, die nu overigens door een nieuwe ontlast zal wor den. Prikkel Verstikking Middengebied DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 30 JANUARI 1965 MOEDER -EN KIND ilTGAVE TE DOEN ELD JEGEN MAANDEN ITWEE JAAR Jl (bi) Grot# Markt), tel. 3787S. ■NINGEN, DEN HAAG. HAARLEM, HILVERSUM, IDAM, RIJSWIJK, UTRECHT, =^l elpt u snel aan entetarief lanvraag- of behandelings- antschuld wordt bij overlijden scholden. IJ: j-Hiertogenbosch Julianalaan 2S TeL 04100—319U De Antwerpse prof. Frans G. L. A. de Groodt, die wij hiernaast aan het woord laten, ergert zich hevig aan de term „ruimtelijke ordening", die in Nederland in zwang is. „Ik kan het mijn Nederlandse vrienden niet goed vergeven dat ze daarin getrapt zijn", zegt hy met fonkelen de ogen. Op de eerste plaats is het een ger manisme van het zuiverste water, afgeleid van het Duitse woord Raum-Ordnung. Het juiste Neder landse woord is: stedebouw. Vol gens hem heeft het woord „stad" in onze taal dezelfde betekenis als het woord „urbs" (dat „stad" betekent) bij de Romeinen. Met het woord „urbs" bedoelden de Romeinen niet alleen de stad Rome, maar het hele rijk. Aldus prof. De Groodt. Het Nederlandse woord „stede- houw" is te vergelijken met het En gelse „town-planning", waarmee men niet alleen de planning van een stad in enge zin bedoelt, maar van een hele streek. In dat woord „town" zit dezelfde stad als in ons woord „tuin", dat „bepaald gebied" betekent, vestigingsplaats van een mensengemeenschap. Die tuin, die vestigingsplaats kan klein zijn (stad in de enge zin) of groot. In vroe ger tijd voelde men de ruimere be tekenis van het woord „stad" nog scherp aan. De man die het gebied van het Nederlandse volk moest be schermen. noemde men dan ook „stadhouder". Waarom zouden wij onze taal zo verarmen, vraagt prof. De Groodt. Waarom heeft het Nederlands In stituut voor Stedebouw en Volks huisvesting die term „stedebouw" geruild voor het afschuwelijke „ruimtelijke ordening"? Waarom maken wij onze taal even arm als het Frans, waarin men geen woord voor stedebouw heeft en daarom moet spreken van „amènagement du territoir"? PROF. FRANS DE GROODT over de grenzen kijken. De voorgaande afleveringen in deze reportageserie publiceerden wij op 9, 14, 16 en 23 januari BELGIE WIL MEEBOUWEN AAN MAMMOETSTAD ANTWERPEN. Hoe denkt men in België over het toekomstbeeld dat de Zuid-Hol landse planoloog ir. G. C. Lange ontworpen heeft voor het gebied tussen Alkmaar in het hoge noorden, Duinkerken in het zuiden en Dortmund in het Duitse Roergebied? De Belgische stedebouwkundige prof. Frans G. L. A. de Groodt (52) zegt om te begin nen: „Als wij naar de toekomst kijken, moeten we voor ogen houden dat het onze ge zamenlijke toekomst is. Voordat men in het noorden bepaalde beslissingen neemt, geve men zich rekenschap, dat in het zuiden mensen wonen die er zeer nauw bij be trokken zijn,.." Boven de Moerdijk, in het hart van Holland, vergeet men wel eens dat ook de Belgen in de toe komstige mammoetstad, de „me gapolis", moeten wonen. Natuurlijk zegt prof. De Groodt zullen de beleidsbeslissingen langs de formele kanalen der diplomatie genomen moeten worden, maar het voorbereidend werk kunnen wij toch gezamenlijk, in informeel overleg, ter hand nemen? Hij noemt zich zelf een „chauvinis tisch Antwerpenaar" en men zegt dat de geschiedenis de Sinjoren een zeke re achterdocht tegen het noorden be zorgd heeft. Maar prof. De Groodt is dan toch zeer sterk op Nederland ge oriënteerd. Hij is bijvoorbeeld al der tig jaar lid van het Nederlands In stituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, In de goede stad Antwerpen doceert hij zoon van een Gentse hoogleraar, die, gesteund door prof. P. Geyl, gevochten heeft voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit aan het Rijks- Hoger Instituut voor Architectuur en Stedebouw. Tijdens het gesprek in zijn riante villa aan de rand van de stad, waar in ook zijn particulier architecten bureau gevestigd is, blijkt dat hij zich tot de weinigen in België rekent die zich bezighouden met ruimtelijke or dening. In Nederland is men veel eer der met dit soort planning begonnen. In feite al in 1901, toen de Woningwet het willekeurige bouwen aan banden gelegd heeft. In België zijn de eerste schuchtere stappen in het begin van de twintiger jaren gezet. „Maar in feite", aldus prof. De Groodt, „is de grondslag voor een stedebouwkundig beleid pas ge legd in het begin van de laatste oor log". Op 12 september 1940 werd een be sluit uitgevaardigd betreffende de stedebouwkundige aanleg van de ge meenten en streken. „Een historisch besluit waarvan de betekenis nog niet voldoende onderkend is", meent onze gastheer. Met eerbied noemt hij de namen van baron Houtart, toen gou verneur van Brabant, en prof. ir. Ra phael Ver wilghen, de mannen die erachter stonden. Het besluit was de enige „oorlogs- wet" die na de oorlog weer van kracht werd verklaard. Onlangs deed men een nieuwe belangrijke stap. Op 29 maart 1962 kwam de Wet op de Stedebouw en de Ruimtelijke Orde ning. „We zijn nu aan het inrijden", zegt prof. De Groodt. „Noch de be leidsvoerders, noch de technici kun nen het mechanisme reeds volledig hanteren." De nieuwe wet heeft de ruimtelijke ordening prof. De Groodt spreekt liever van: stedebouw op provinciaal niveau gebracht. Gemeentelijke uitbreidingsplannen kunnen in België nu alleen maar goedgekeurd worden op advies van het provinciaal bestuur. Prof. De Groodt rekent zich tot de „enkele jongeren een handvol Vla mingen en Walen die gevochten hebben voor stedebouwkundige plan ning". Hij zegt: „Wij voelen ons pio niers. Wij vinden het jammer dat er in het noorden tot nu toe weinig aan gedacht is, dat hier gestreden moet worden om de stedebouwkundige ge dachte veld te doen winnen." Maar goed hoe staan de Belgen tegenover de visie van Lange? „Hoe kunt u een houding verwachten te genover dit plan, als niemand het hier kent of zelfs maar de belangstel ling opbrengt om het te leren ken nen?" Prof. De Groodt is persoonlijk van oordeel, dat ir. Lange, die een goede vriend van hem is, een visie heeft verschaft die voor de Belgen een prikkel moet zijn om althans een deel van hun achterstand op dit stuk in te halen. Ir. Lange ziet België als een ovaal, een stedenring waarvan Brussel het middelpunt is. Prof. De Groodt: „Ik geloof dat het gevaar lijk is aan zo'n beeld te blijven han gen. Gevaarlijk, omdat men dan een leuk groepje bomen ziet en het hele bos erom heen vergeet". In zijn ogen is „de stad, genaamd België", eigenlijk een vormeloze mas sa, een nevelvlek tussen de Noordzee kust en de Ardennenrug. „Die nevel vlek trekt zich niets aan van de gren zen met Nederland. Duitsland en Frankrijk. Die nevelvlek waaiert naar het oosten open in de richting van het Rijnlands-Westfaalse industrie gebied en naar het zuiden in de rich ting van Roubaix en Lille". Later merkt hij op: „Ik zie het allemaal minder schematisch. Je kunt allerlei kransjes, cirkeltjes en ovaaltjes ma ken." De stedebouwkundige consequenties van zijn visie? „De eerste gevolgtrek king loopt parallel met die welke voor de Randstad Holand geldt: duidelijk zien naar welke catastrofale toestan den wij in versneld tempo heengaan". Hij licht dat toe. „Ten dele onafhan kelijk van de plannen van Lange, van de integrerende verbindingselementen die hij projecteert, zullen er maat regelen genomen moeten worden om te ontkomen aan verstikking in een gistings- en rottingsproces dat nu al verhoudingen aanneemt, die. zonder te dramatiseren, in alle opzichten le vensgevaarlijk zijn voor de miljoe nengemeenschap in onze nevelvlek". Hij geeft voorbeelden. Met de wa terverontreiniging is het in België zo erg gesteld, dat de Maas en de Schel de „cloaca maxima" (hoofdriolen) 2ijn te noemen. „Weet u dat er in België nu al plaatsen zijn waar de mensen het hele seizoen niet kunnen slapen van de stank? Er zijn riviertjes en beken in het Scheldebekken die er uitzien als een dikke brei, alsof een grote fabriek er voortdurend afval in spuit. De gevolgen zijn drinkwater en bodemvergiftiging." Het verontrei nigingsproces gaat enorm snel. „Mijn vader ving nog steurkrab voor Ant werpen. Ik zeilde en viste als student op de Westerschelde. Wij zagen het aankomen Er bestaan in België wetten op dit stuk, maar zegt prof. De Groodt ze helpen niet Een ander voorbeeld: de luchtver ontreiniging. Prof. De Groodt: „Er zijn gebieden in onze nevelvlek (Schelde- en Demervallei), waar de bladeren van de bomen zich niet eens meer kunnen ontvouwen, omdat ze voor die tyd verbrand zyn. Sluit uw auto tussen Boom en Willebroek maar goed af om het giftige gas, dat uw longen verbrandt, buiten te houden." Een oplossing? „Er wordt niets aan gedaan, maar als luchtverontreiniging niet te vermijden is, zullen we bewo ning van bepaalde industriegebieden moeten verbieden." We spreken tenslotte over het Benelux-middengebied, het terri toir van de randgewesten Vlaan deren, Antwerpen, Limburg en een stuk van Brabant in België, en Zee land, Noord-Brabant en Limburg in Nederland. Prof. De Groodt deelt de visie dat deze randgewesten in de nabije toekomst het centrum van de mammoetstad zullen wor den. In dit gebied wordt Eindho ven de nieuwe pool, de tegenhan ger van Antwerpen. West-Brabant ziet prof. De Groodt als een gebied met geweldige ontwik kelingsmogelijkheden, met name op het stuk van zeehavenactiviteiten. De grote havens van de Europese delta zijn in het jaar 2000 Rotterdam. Ant werpen en Reimerswaal, meent hij. Over de onderlinge tegenstellingen merkt hij op: „De hele animositeit houdt in het vooruitzicht van de toe komstige ontwikkeling toch geen steek". Wat West-Brabant betreft zegt hij: „Hetgeen hier. tussen Rot terdam en Antwerpen, gebeurt is het symbool van de wezenlijke herbin ding van noord on zuid in het raam van de Europese Gemeenschap." En Zeeland? De eilanden met hun afgesloten zeearmen zullen in de toe komst zijn „het enorme recreatiege bied voor het havenorganisme". In de Kanaalzone tussen Terneuzen en Gent ziet hij de tegenhanger van het Noordzeekanaal, met staalproduktie bij Zelzate en alles wat daarbij hoort. In het gesprek met prof. De Groodt wordt duidelijk dat in België en in Nederland een „communis opinio" gevormd wordt omtrent de bestemmin gen van de afzonderlijke gebie den in de mammoetstad in het algemeen en de delta in het bij zonder. Dat stemt tot blijdschap. Maar in het gesprek is helaas ook duidelijk geworden, dat het gezamenlijk overleg nog lang niet intensief genoeg is. M enigeen in onze streken is Ant werpen even dierbaar als Am sterdam, en het hart springt dan ook op, als men, reizend naar het zuiden, de omtrekken van de slan ke Lievevrouwetoren herkent bo ven de altijd bedrijvige havenstad. JJ-elgië is, evenmin als Nederland, een grote stad. Het versfedelijkings- proces heeft nog stukjes natuurschoon, stukjes rust, overgelaten. Als wij ze voor onze kinderen willen behouden, is een planmatige aanpak van stadsuitbreiding, industrialisatie en wegenaanleg nood- ri j I j studies en de plannen, die daaruit voortvloeien, zullen Nederlanders en Beigen in nauw onderling overleg moeten onderne men en opstellen. Tussen diverse instituten in de grensprovincies bestaat reeds samenwerking, maar binnen de Benelux vormt de grens altijd nog een sterke kunstmatige grenslijn.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1965 | | pagina 21