Medezeggenschap in bedrijf is mentaliteit en vorming Vraagstuk als uitdaging aan moderne ondernemer ONZE PUZZEL JiSP ïfesl OP 64 VELDEN EMANCIPATIE ARBEIDER SCHEPT NIEUW PROBLEEM Zelfverbranding in Amerika -i w m Economische beslissing blijft voor topleiding f T n t is 1 11 s 1 a B H SS 1 Lijkkistje uit de 15e eeuw opgegraven betekenis kern conclusies bescherming w fl 'M/M i Wmi. 8» i i rr I 4 BI n Ui ill a ff m IS mm Ww 18 6 ff PI i m m»m. si Ipt Vergelijkingen Welkom in Utrecht: Welkom op Schiphol Ook industrie Parfum Maar één O pkomstplicht Citaten DEN HAAG De staatscommissie- Verdam brengt een rapport uit over de medezeggenschap. Wy hebben spe cialisten uit werkgevers- en werk nemerskring gevraagd een eigen me ning over dit zeer actuele vraagstuk te geven. De eerste is een groot-industrieel, lid van het dagelijks bestuur van het centraal-sociaal 'werkgeversverbond, de heer H. A. van Bockel (52) uit Glimmen (Gr.), directeur van de n.v. Verenigde Industrie- en Handel maatschappij „Vihamij" te Arnhem, waarin opgenomen Bol te en Gorter n.v. te Groningen, de Koninklijke Fa briek van Metaalwerken n.v., W. J. Stokvis te Arnhem en de n.v. Ijzer handel Gebr. van Campen te Nij megen. De heer van Bockel bekijkt de zaken vrij nuchter, vanuit een praktische ondernemers-visie. In zijn eigen liberaal getinte omgeving wordt hij als vooruitstrevend be schouwd. En dat is hij ook, omdat hij gelooft in meer medezeggenschap en daaraan praktisch gestalte wil geven. Het antwoord op de vraag, waarom medezeggen schap een vraagstuk is, is minder eenvoudig te geven dan men wellicht denkt. Van de aanvang af is de begripsverwarring groot geweest en zijn ook uiteenlopende doelstellingen naar voren gebracht. Als ik in vogelvlucht de ontwikkeling der gedachten overzie, zoals die zich sinds 1917 heeft voorgedaan, merk ik het volgende op: „Syndicalistische gedachten beheersten de gebeurtenissen in Rusland en in Duits land, ten tijde van de Russische revolutie. Op grond van het ontbreken van gelijkberechtigdheid van de arbeiders, eiste men o.a. de leiding van de industrie voor zich op. Dit ging in tegen de opvattingen van de in die tijd weinig populaire leiders van de socialistische vakbeweging. In dezelfde tijd ging er een beweging van heel ander karakter van ondernemers uit: men beoogde, buiten de vakvereniging om in eigen bedrijf onderne mingsraden in te stellen. Zo wilde men de situatie meester blijven en tegelijkertijd de vakbeweging buiten de deur houden. In de jaren '20 probeerden de vak bewegingen weer een greep op de ontwikkeling te krijgen. De moeilijkheid, met name voor de socialisten, was dat de ontwikkeling der medezeggenschap in ondernemingsverband indruist tegen de zuiver socialis tische gedachtenwereld. (Produktiemiddelen aan de staat). Men construeerde daarom de medezeggenschap als een etappe op de weg naar de socialisatie. Deze medezeggenschap diende een leerschool voor de arbeiders te zijn. tret is natuurlijk niet toe valig, dat te- gen deze opvattingen tegenstromingen ontstonden. Ik moge hier slechts verwij zen naar het beginsel van het begrip van de souvereiniteit in eigen kring, dat hier te lande ontstond onder leiding van Abraham Kuijper en de mede uit anderen hoofde ontstane medezeggenschapsverlan- gens. Het streven naar de vorming van orga nen in het bedrijfsleven, mede om daarin de medezeggenschap van de werknemers gestalte te doen vinden, was een duidelij ke poging het socialistische etatisme af te houden. In r.-k. kring ik hoef dat hier niet uitvoerig te belichten staat het subsidiariteitsbeginsel centraal. In de verschillende grote encyclieken wordt het inbrengen van elementen van maatschap in het looncontract bepleit. Voor wat be treft de onderneming, is dit vooral ge richt op de eigendomsverhoudingen en niet op de medezeggenschap. Deze speelt pas een rol als de bedrijfstak in het ge ding komt, maar duidelijk is ook hier de anti-socialistische tendens, fundamenteel aanwezig. Vogels van zeer diverse pluimage zijn dus met zeer verscheidene doelstellin gen met de medezeggenschapsgedachte naar voren gekomen. Juist die verschei denheid maakt het zo moeilijk om te ko men tot een zodanige beoordeling van de medezeggenschapsvraag, dat zij aan reëel maatschappelijke behoeften voldoet. ^7"at is de positieve betekenis voor de moderne werknemer in de industriële wereld? Ik geloof er goed aan te doen, af te zien van quasi-wetenschappelijke on derverdelingen („medeweten, med espre ken en medebeslissen") of iets funda menteler „medeweten, mededenken en medeverantwoorden" Liever bepaal ik mij tot een uitgangs punt, dat, naar ik meen in de recente maatschappelijke ontwikkeling kan wor den gevonden. Ik bedoel een duidelijk te onderkennen spanning tussen twee pro cessen: De gevolgen van de enorme technische ontwikkelingen voor de produktie-proces- sen. De groei der organisatorische een heden, die daaruit voortvloeit, veroor zaakt èn een steeds grotere afhankelijk heid voor de mensen, èn een toenemende ondoorzichtigheid van het economisch gebeuren. Daartegenover staat, dat deze zelfde processen tot voortgaande emancipatie van de arbeidende bevolking hebben ge leid en de drang vernieuwen bij zelfstan diger en individualistischer geworden mensen naar meer weten en naar meer verantwoordelijkheid. Uit het bovenstaande zal het mijns in ziens duidelijk zijn geworden, dat het de individuele werknemer niet kwalijk te nemen is, dat een probleem, dat zo groot is en zo complex, hem zelf? eigenlijk niets of wellicht beter, nog niets zegt. Wanneer deze vaststelling juist is en naar mijn mening is zij juist dan wordt de zaak er hierdoor beslist niet gemakkelijker op. Immers, het is eenvoudiger om iets dat leeft en dus steeds eigen contouren bezit, op enigerlei wij ze te legaliseren, dan iets waarover wel veel geleerd, of kwasi-ge- leerd geschreven wordt, doch nog nau welijks eigen levenskracht heeft getoond oen duidelijke en vooral praktische vorm te geven. Ik zou vooral op dit laatste sterk de nadruk willen leggen. In vele pubbkaties, welke de laatste tijd zijn ver schenen, is de praktische benadering on dan bedoel ik voor de man waar het immers om gaat ,,de werknemer", verre te zoeken. Het behoeft toch nauwelijks oetoog, dat bijvoorbeeld het door sommi gen nog altijd voorgestane idee van de Denoemmg van een arbeiderscommissa ris, geen wezenlijke bijdrage vormt voor Qe oplossing van het vraagstuk. Geen enkele werknemer zal door een dergelijke maatregel toch zijn zgn. me dezeggenschap zien vergroot, al ware het alleen slechts door het probleem, dat het contact tussen deze commissaris en de hem te representeren groep, nauwelijks zinvol oplosbaar zal kunnen zijn. Tn feite raak ik hiermede de kern van de huidige problematiek, namelijk, hoe kan de leiding van een bedrijf haar be slissingen begrijpelijk naar beneden laten doordruppelen, en omgekeerd, hoe ver krijgt de leiding van beneden af, de op elk niveau aanwezige kennis. (Inschake len ondernemingsraden). Door het zo te stellen, hebben wij, mijns inziens, het gehele medezeggen- schapsvraagstuk herleid tot de vraag van leidinggeven aan geëmancipeerde mensen in hun gecompliceerd geheel, of als ik de vraag nog iets doortrek: hoe kan dit emancipatieproces verder worden gesti muleerd. Ik beschouw dit als de voor naamste uitdaging aan de moderne onder nemer. Om ieder misverstand te vermijden lijkt het mij goed in dit verband op te merken, dat ik al datgene wat er tot nu toe op dit gebied is gepubliceerd, uiter mate nuttig en belangrijk vind. Het is belangrijk dat sociologen en andere ge leerden ons wijzen op de zich voordoende evoluties. Zij hebben het voordeel, afstand te kunnen nemen en zich in zuiver we tenschappelijke zin over de problematiek te uiten. Het is duidelijk, dat zij daarbij gedach ten opwerpen, die ons praktici vreemd en onbekend zijn. Vanuit een wetenschap pelijk standpunt bezien moge dit belang rijk ja zelfs noodzakelijk zijn, wij aan de arbeiders zelf te verstrekken. Dit bereikt men slechts, zoals ik reeds eerder opmerkte, door het weten, spreken en be slissen zover mogelijk te spreiden, hori zontaal en vertikaal, naar de mate van kennis, kunde en karakter van de deel genoten. Dat is niet in de eerste plaats een kwestie van institutionele vormgeving, maar van mentaliteit en van vorming, zo wel bij de leiding als by de geleiden. Ik acht de ontwikkeling van de kunst van het meedenken en meespreken door de medewerkers een specifieke functie van de leiders. Het is hierbij noodzakelijk, dat de leiding bereid moet zijn tot een maximale openhartigheid. Het onderne- mingsdoel en de omstandigheden waar onder gewerkt moet worden, moeten, ter- wille van die integratie, de mensen duide lijk gemaakt worden. De basis van de voorlichting daarom trent is mijns inziens ook wat de werknemers betreft gelegen in een goede verslaggeving. En wat dat betreft moet mij nog iets van het hart. Ik weet, dat er een duidelijke ontwikkeling gaan de is in de richting van een betere ver slaggeving. Ik zou het echter een snellere realisatie van deze ontwikkeling nuttig achten indien op deze verslag geving toezicht zou worden uitgeoefend, aan de hand van bepaalde normen, door een wellicht zelfs bij de wet ingesteld onafhankelijk lichaam. COLUMBIA De 26-jarige Ann Ather- ton uit de Amerikaanse plaats Columbia heeft gisteren zelfmoord gepleegd door haar kleren met benzine te begieten en zich vervolgens in brand te steken. Ann Atherton is een dochter van dr. Lewis Atherton, professor in de geschiedenis aan de universiteit van Missouri. Volgens dr. Richard Johnson, de offi ciële lijkschouwer, was de vrouw reeds geruime tijd onder psychiatrische behan deling. Nadat de politie van een onbeken de een tip had ontvangen, dat zij zich van het leven zou beroven, belde de politie haar ouders op, die verklaarden, dat de vrouw haar woning per taxi had verlaten. Een taxibestuurder wist mee te delen, waar hij Ann Atherton naar een benzine station had gebracht, waar zij een kan benzine haalde, die zij volgens haar zeg gen nodig had voor haar auto. Daarna reed de taxibestuurder mej. Atherton naar een onbebouwd stuk land, waar de politie later haar verkoolde lijk vond. Samenvattend moge ik besluiten met het volgende De uiteindelijke beslissingen over zaken, waarop de onderneming haar maatschappelijke functie in econo mische zin vervult, kunnen slechts door de „topleiding" worden geno men. Dat zij hierbij grotendeels ken nis en steun van „onderaf" dient te verkrijgen vermeldde ik reeds. Tot het natuurlijke terrein van het medezeggen acht ik het gebied waar de onderneming haar maatschappelij ke functie in sociale zin vervult. Indien zoals door sommige auteurs wordt gesuggereerd het meespre ken over vraagstukken van allerlei aard door personeelsvertegenwoordi- gers zou moeten geschieden, dan zal dit neerkomen op een schijnvertoning. Weer anderen zien voor de raden van commissarissen een taak buiten de nu in de statuten aan haar opge dragen taak of taken. Indien men dit instituut zinvol zou willen inschake len, dan zal er mijns inziens toch eerst een wettelijke bepaling moeten komen dat zij er moeten zijn. Nu wordt het al of niet aanwezig zijn aan de oprichters van naamloze vennoot schappen overgelaten. Naast deze ver plichting zou men dan toch ook eisen aan de benoembaarheid moeten gaan stellen, met name ten aanzien van de bekwaamheden, leeftijden, etc. Ik zie dit alles niet wel uitvoerbaar en moet dus wel concluderen, dat de raden van commissarissen op dit terrein moeilijk kunnen worden ingeschakeld en zij zich zullen moeten blijven be perken tot de nu in de statuten aan haar toebedeelde taken. Dat een verstandige leiding van een n.v. bij de samenstelling van haar commissariaat rekening houdt met ervaringen op het sociale terrein van een te benoemen lid doet aan mijn stelling niets af, waarbij ik er dan tevens van uitga, dat dit verstandige bestuur in de statuten bepalingen op neemt ter voorkoming van uitwassen, waaraan niet slechts de werknemers doch ook iedere rechtgeaarde en mo- derndenkende ondernemer zich er gert. Ik acht het noodzakelijk, dat de werknemers hun fundamentele be scherming vinden in een goed ar beidsrecht en goedwerkend systeem van sociale voorzieningen, waarbij ik toch de aantekening zou willen plaatsen, dat ook hier de medaille twee kanten heeft. T^en verder deelhebben aan het onderne- men, waartoe toch ook dit artikel poogt een bijdrage te leveren, houdt mede in, dat evenals dat met de ondernemer het geval is ook* hier alle risico's niet kunnen worden vermeden, of sterker nog niet vermeden moeten worden. Dat ik in dit laatste geval bepaaldelijk wel denk aan het houden van het risico aan werknemerszijde binnen enge gren zen, zal nauwelijks betoog behoeven, doch geheel uitsluiten lijkt mij beslist onjuist. Al moge ik dan in dit stuk de vak beweging met geen enkel woord heb ben vermeldtoch acht tk haar taak zeer wezenlijk. Dat ik haar niet noem de komt voort uit het feit, dat ik ge poogd heb de ondernemers op hun mijns inziens nieuwe taken te wijzen. Ik ben van mening, dat dit evenzeer geldt voor de moderne vakbeiveging doch ik achtte dit buiten het bestek van dit artikel liggen. H. A. VAN BOCKEL W. J. MUHRING - Kort voor de landenwedstryd in Tel Aviv vond in de Joegoslavische hoofdstad een prachtig schaakevenement plaats, waaraan onder meer een zevental groot meesters van wereldformaat deelnam. Het toernooi was georganiseerd in ver band met de 20-jarige bevrijding van Belgrado. De jonge Russische grootmees ter Boris Spassky verkeerde in topvorm en behaalde de overwinning met een voorsprong van 1.5 punt voor de Joego slaaf Ivkov en de Rus Korchnoj. Op de vierde plaats eindigde de Joego slaaf Gligoric, terwijl de vijfde en zesde plaats gedeeld werden door de Deen Lar- sen en de Joegoslaaf Matanovic. De Ne derlander Zuidema bezette in het eind klassement de voorlaatste en de 17e plaats met 5 punten. De schoonheidsprijs voor de best ge speelde party behaalde Bronstein met een grandioze overwinning op zijn land genoot Korchnoj. Onderstaand volgt dit duel, dat zowel positioneel als taktisch een waarlijk klassieke allure heeft. Deze partij betekent een grote aanwinst in de literatuur van de schaakgeschie denis. Wit: Bronstein (USSR) Zwart: Korchnoj (USSR) Gespeeld in het toernooi te Belgrado 1964 Grünfeld-indisch. I. d2d4, Pg8—f6 2. c2—c4, g7—g6 3. Pbl c3, d7d5 4. c4xd5, Pf6xd5 5. e2e4, Pd5xc3 6. b2xc3, Lf8—g7 7. Lfl—c4, c7-c5 (Een alternatief is hier 7 00 8. Pe2, Pc6) 8. Pgl—e2. 0—0 9 0—0 Pb8c6. (Gebruikelijk is 9 cd4: 10. cd4:, Pc6 II. Le3, Lg4 12. f3, Pa5 13. Ld3, Le6 en de normaalstelling in deze variant is be reikt. De tekstzet leidt tot ingewikkeld spel) 10. Lel—e3, Pc6a5 11. Lc4—d3, b7—b6 12. Ddla4. e7e5 13. Tal—dl, Lc8—d7 (Van beide zijden wordt fel gereageerd) 14. Da4a3, c5xd4 (De voorkeur verdiende 14 Dc7! 15. dc5:, Tfc8!) 15. c3xd4. e5xd4 16. Le3xd4, Lg7xd4 17. Pe2xd4, Ld7—g4 18. Ld3—e2, Lg4xe2 19. Pd4xe2, Dd8—eS 20. Pe2—c3, f7—f6 21. Pc3—d5! Stelling na 21. Pc3d5! moeten echter nuchter blijven en beden ken. dat zij veelal voor de praktijk van vandaag grotendeels ongeschikt zijn. Slechts mogen zij ons tot de conclusie brengen, dat wat wij nu zo vanzelfspre kend vinden, over 10—20 jaren heel an ders zal zijn. Wij als ondernemers dienen hierdoor geïnspireerd te worden om op deze komende veranderingen op de reali teit afgestemde oplossingen te vinden. En wat is dan wel die realiteit en om welke oplossingen gaat het dan vandaag' Welnu, ik zei het u reeds, hoe kan de leiding van een onderneming haar werk nemers. ieder op zijn eigen niveau, laten meespelen om zo te komen tot. wat ik voorlopig nog als een utopie zie, het punt u fen *eder het gevoel krijgt, bij het gehele bedrijfsgebeuren te zijn betrok ken. O Ï7en punt van wellicht een andere orde, doch naar mijn idee zeer belangrijk^ is: waar kan de beste bescherming van de werknemer in dit ondoorzichtige en ook wezenlijk onzekere samenspel van krachten worden gevonden? Immers: de typische ondernemersbeslissingen zullen autonome beslissingen moeten blijven, die evenwel belangrijke sociale gevolgen kunnen hebben. En dit, onafhankelijk van de kwaliteit van de beslissingen zelf. Een alleszins rationele beslissing kan in een verande rende wereld funeste gevolgen hebben; een op het eerste gezicht dwaze beslis sing, kan wel eens heel goed uitpakken. De wezenlijke onzekerheden, inherent aan het economische proces maken het onmogelijk, aan wie ook absolute zeker- neid te verschaffen. Het voorspiegelen J5 ee" zekerheid is niet anders h»ÏL^rogu Pe vraag kan dus slechts betrekking hebben op een optimale bevei liging van de werknemers. Ik kom zo tot de constatering, dat het medezeggensehapsvraagstuk in de huidi ge constellatie tweeërlei achtergrond heeft: enerzijds de noodzaak om de ge ëmancipeerde mens op verantwoorde wij ze zijn plaats te doen vinden, hem inte greren in het produktieproces; anderzijds de behoefte aan optimale beveiliging" Wat het eerste aspect betreft, stel ik voorop, dat het hier niet in de eerste plaats gaat om vormen, maar om de in houd. Allerlei gelanceerde plannen wek ken de indruk, dat men meent het pro bleem te kunnen oplossen, door gepruts aan de instituties. Maar geen van deze plannen voldoet I i T i n W s f n U Horizontaal: 1 meetlat, schaaldier, eer waarde vader (Lat. afk.-, 2 afgodische, Douen, iedere, pers. voornaamw. 3 bo venste deel, raad, uitheems hoefdier, 4 plaats in Zeeland, op het strand terecht Komen, o stofmaat, gehalte onderzoek, schortje, Fr- pers. voornaamw., 6 mili tair, rebus, 7 vrouwelijk zoogdier verte genwoordiger, krachtige, 8 plomp, em ballage, paar, plaats in Brabant, 9 bloem, en andere, water in Brabant, tekening, grondsoort, hijswerktuig reeds, uit- 11 weersomstandigheden, kloos terhoofd, voor, 12 mythische koning, oe- vergewas boot, 13 geur, klein persoon, geprek. de dato, 14 krantejongen, jon gensnaam, ik (Lat.), grasland, 15 vorm van rollen, wilde haver als eerder, voor zetsel, Europeaan. Verticaal: l boom, lichaamsvocht, plaats in Noord-Holland. 2 afgod, heldendicht, bijbelse naam, filmmaatschappij, 3 deel v. d. hals, grote hoeveelheid, afgod, 4 die rengeluid, afwezig, meisjesnaam, vloer- r/'.y-"# (Deze strategische en taktische uitval naar het centrale veld d5 legt de grond slag voor een snelle overwinning. Op 21. De4: volgt nu 22. Tfel, Dc4 23. De7! of 22. Tfel. Dh4 23. Pc7, Tac8 24. Td7) 21. Tf8—f7 22. Tfl—el, De8—f8 23. Da3g3, Pa5—c6 24. h2—h4. Kg8—h8 25. Tdl—cl. (Iedere klap zet is raak) 25. Pc6b4. (Een wanhoopsactie, maar op 25Tc8 was 16. Dh3 gevolgd). 26. Pd5c7, Ta8—c8 27. h4—h5. (Met een ijzeren consequentie zet wit zijn plan door) 27. Pb4xa2 28. Tel—c4, b6—b5 29. Pc7 e6, Df8e8 30. Tc4xc8, De8xc8 31. h5x g6, h7xg6 32. Dg3—h4+, Kh8—g8 33. Dh4 g4, g6g5 34. Dg4—f5 (Winnend was ook direct 34. e5) 34Dc8—d7 35 e4—e5, f6xe5 36. Df5 xg5-f, K£8h8 37. Dg5xe5-f, Kh8g8 38. De5g5-f, Kg8h8 39. Dg5—h5-{- Tf7— h7 40. Dh5e5 Kh8g8 41. De5g5 Kg8h8 42. Dg5i'6-(- en zwart gaf zich gewonnen. Deze partij werd onderschei den met de schoonheidsprijs. Schaakraadsel De combinatie goochelaars onder onze schakers kunnen hun hart ophalen aan het onderstaande schaakraadsel. Met een heel aardige, doch niet al te moeilijke combinatie werd zwart tot een directe overgave gedwongen. aan de feitelijke eis de medezeggenschap bedekking, rzo. eigenaardigl verbinding," op de wijze van, 6 als eerder, verzoek, koor, eil. i. d. West, 7 werkschuw, bevel, tijdperk, plakbriefje, 8 meisjesnaam, Fr. pers. voornaamw., onprettig, meisjes naam, 9 schaaldier, voormalig Russ. heerser, hoofd (Fr.), 10 bovenlipversier- sel, onbeweeglijk, door het keelgat doen gaan, 11 hoog bestuurslichaam, weer klank. onderofficier, bevel, 12 geestdrift soort hert, jongensnaam, 13 maanstand, geneeskundige dienst, briefaanhef, eer, overheidsbedrijf, pers. voornaamw., 14 werkelijk, vogel, nobel, 15 muziekterm, meisjesnaam, verlaagde toon, slonzig. OPLOSSING Horizontaal: 1 gomboom. 4 tiras, 7 lui aard, 8 kardoes, U est, 14 twee, 15 nok. 16 rook, 17 olm, 19 recital, 22 totebel, 23 evert, 24 eniglijk. Verticaal: 1 gelijk, 2 meter, 3 midas, 4 tarwe, 5 riant, 6 spelonk, 9 dweil, 10 erna, 12 sprei, 13 okke, 14 tribune, 17 oline, 18 motet, 19 rotte, 20 tabel, 21 le lijk. V;. V KNIPSEL- Wit aan zet en wint Oplossing.' Het elegante dame-offer 1. Te6xc6ü was een schot midden in de roos. Na 1. Tc7: 2. Tca6: Kb8 volgt 3. Ta8 mat of 1. Pc6: 2. Ta6: ba6: 3. Lc6: mat (Partij Chalibejli-Solnzew, Moskou 1964), KRANT Japanner in de houd greep gehad gedurende één minuut. Melaatsen verpleegd tn Afrika gedurende tien jaar. Met excuses aan An ton Geesink). (Uit Memisa-nieuws) Memi V". ffc fipi&gS m 5 - •F- V,'/: "r #4::- Ak? - j V VIT - In een melaatsenkolonie van driehonderd patiënten zyn vele verminkten. Doch er is maar één invalidenwagentje, versleten en zonder banden. Om dat lor wordt elke ochtend gevochten. In ons land krijgt gaandeweg elk huis zijn auto. Vele bezitters nemen om de twee jaar een nieuwe. Dan hebben ze minder overlast van slijtage-ver- schijnselen en kom je steeds weer voor de dag met het nieuwste model. Het kan. Dus waarom niet? (uit „Memisa nieuws") O otl r t w «a*. - r Nederland is geen typisch agrarisch land meer; wij zijn een industrieland geworden. Men ziet hier vaak de denkfout maken, dat industrie en agrarisch bedrijfsleven twee verschillende grootheden zijn. Een deel van de agrarische wereld kan men zonder meer tot de industrie rekenen. Geen gering deel, want die 10 procent met hun agrarische ondernemingen zorgen niet alleen voor voedsel voor twaalf miljoen, maar deze industrie levert tevens bijna één derde deel van de deviezen op, die Nederland in de wereld verdient, en draagt met haar bloemen, groenten, kaas en vele an dere kwaliteitsprodukten de naam van Nederland uit in het buitenland. De boer blijft in zijn werk ondanks alle vorderingen der techniek o.m. afhankelijk van de grillen van ons klimaat. Er is echter één klimaat waaraan hij wat kan doen: dat der publieke opinie! (uit „De Brug") De regering wil de boete wegens het niet naleven van de opkomst plicht der kiezers verhogen van 5,op f 25,(en bij herhaling zelfs op f so,stellen). Dit zal wel 'verband houden met de geldontwaar ding, doch het lokt ons allerminst. Vóór de oorlog heeft een amende ment-(Chris) van den Heuvel al getracht de opkomstplicht te doen verdwijnen. Na de laatste wereldkrijg is eenzelfde poging op één stem na mislukt. In een democratie moet men volgens A-R.-mening ook vrij zijn om niet te stemmen. Ongeldige stembiljetten zijn er voor een deel mede het bewijs van dat velen gedwongen om in het stembureau te ver schijnen geneigd zijn er een loopje mee te nemen. Laten ze weg blijven als ze dat willen. De democratie wordt minder ontsierd door een geringere opkomst der kiezers dan door degenen, die achter het beschermende gordijntje met het rode potlood in de hand menen dat zij Karei Appel zijn. (Uit Ned. Gedachten). Psychologen hebben uitgemaakt, dat de meeste mannen zich van hun eerste ontmoeting met een meisje beter haar parfum herinneren, dan haar kleding. „Een parfum", zeggen de parfumeurs, „is pas goed gekozen als het een man doet uitroepen: „Wat ben je mooi!" en niet „Wat ruik je lekker"." (uit de „Haagse Post") De grote eisen van het leven komen de meesten van ons wel na. Maar laten we ook aan die kleine facetten denken in ons gedrag, waarmee wij het leven van onze geliefden zoal niet tot een hel, dan toch tot een voortdurend vagevuur maken. Want juist deze kleine dingen maken het leven tot een paradijs en het huwelijk de moeite waard. (Bert Stevens) Ten onrechte wordt het optreden van pressiegroepen vaak verwerpe lijk geacht. Veeleer is in een pluriforme maatschappij dit optreden nood zakelijk om tot een evenwichtige spreiding van de welvaart te geraken." (Drs. Jansen) Wij geloven in een prettig leven en wie ons dat nu verschaft laat ons koud. Wij geloven in minder werk en meer loon en of dat nu in het belang is van ons, gewone mannen, laat ons koud. Wij, al gaan we 's zondags tweemaal naar de kerk, zijn in zekere zin ongeloviger dan die echte onvervalste communisten. Wij zijn ongeloviger dan destijds de bruine mannen van Hitler waren. En omdat wij, nette, oppasseiiie. brave getvone mannen niet geloven, niet fanatiek zijn, daarom hebben in andere landen de communisten en de nationaal-socialisten en de fascisten een kans gekregen. En als wij zo doorsukkelen in ons te vreden bestaan van gewone man dan geven we elke fanatieke, gelovige extremist alle kansen. Het communistische gevaar schuilt niet in de Russische of welke bewapening ook. Hef schuilt in onze laksheid. (IR. EDMOND NICOLAS) LONDEN Het Londense museum heeft donderdag bekendgemaakt, dat het de stoffelijke resten in een de vorige maand opgegraven loden doodkistje heeft geïdentificeerd als die van Anne Mow bray, de echtgenote van één van de twee Engelse prinsen die in 1483 werden ver moord. Anne, destijds hertogin van York, stierf in 1481 tijdens één van de bloedig ste episoden uit de Engelse geschiedenis. Zij was toen bijna negen jaar. Volgens de overlevering zijn voornoem de prinsen, van wie er één enkele maan den als koning Edward de Vijfde heeft geregeerd, in de Londense Tower onder kussens gesmoord op last van hun ge bochelde oom Richard van Gloucester, die toen als Richard de Derde de troon be steeg. Anne was getrouwd met de jongste van de prinsen, Richard hertog van York. Toen zij op 15 januari 1477 in het oude paleis Westminster in de echt werden verbonden was Anne net vijf en de prins vier jaar. De kist met de stoffelijke resten van Anne werd gevonden door werklui, die in Londens East End bezig waren met het blootleggen van de fundamenten van een middeleeuws nonnenklooster. Men vermoedt dat de kist zich vroeger in de Westminster Abbey heeft bevonden. Daarheen zal zij ook weer worden overgebracht om èen plaatsje te krijgen naast de urn met het gebeente van de prinsen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1965 | | pagina 17