Medezeggenschap in bedrijf is
mentaliteit
en vorming
Vraagstuk als uitdaging aan
moderne ondernemer
ONZE PUZZEL
JiSP
ïfesl
OP 64
VELDEN
EMANCIPATIE ARBEIDER SCHEPT NIEUW PROBLEEM
Zelfverbranding
in Amerika
-i
w
m
Economische
beslissing
blijft voor
topleiding
f
T
n
t
is
1
11
s
1
a
B
H
SS
1
Lijkkistje uit
de 15e eeuw
opgegraven
betekenis
kern
conclusies
bescherming
w
fl
'M/M
i
Wmi.
8»
i
i
rr
I
4
BI
n
Ui
ill
a
ff
m
IS
mm
Ww
18
6
ff
PI
i
m
m»m.
si
Ipt
Vergelijkingen
Welkom in
Utrecht:
Welkom op
Schiphol
Ook industrie
Parfum
Maar één
O pkomstplicht
Citaten
DEN HAAG De staatscommissie-
Verdam brengt een rapport uit over
de medezeggenschap. Wy hebben spe
cialisten uit werkgevers- en werk
nemerskring gevraagd een eigen me
ning over dit zeer actuele vraagstuk
te geven.
De eerste is een groot-industrieel,
lid van het dagelijks bestuur van het
centraal-sociaal 'werkgeversverbond,
de heer H. A. van Bockel (52) uit
Glimmen (Gr.), directeur van de n.v.
Verenigde Industrie- en Handel
maatschappij „Vihamij" te Arnhem,
waarin opgenomen Bol te en Gorter
n.v. te Groningen, de Koninklijke Fa
briek van Metaalwerken n.v., W. J.
Stokvis te Arnhem en de n.v. Ijzer
handel Gebr. van Campen te Nij
megen. De heer van Bockel bekijkt
de zaken vrij nuchter, vanuit een
praktische ondernemers-visie. In zijn
eigen liberaal getinte omgeving
wordt hij als vooruitstrevend be
schouwd. En dat is hij ook, omdat hij
gelooft in meer medezeggenschap en
daaraan praktisch gestalte wil geven.
Het antwoord op de vraag, waarom medezeggen
schap een vraagstuk is, is minder eenvoudig te
geven dan men wellicht denkt. Van de aanvang
af is de begripsverwarring groot geweest en zijn
ook uiteenlopende doelstellingen naar voren gebracht.
Als ik in vogelvlucht de ontwikkeling der gedachten
overzie, zoals die zich sinds 1917 heeft voorgedaan,
merk ik het volgende op: „Syndicalistische gedachten
beheersten de gebeurtenissen in Rusland en in Duits
land, ten tijde van de Russische revolutie. Op grond
van het ontbreken van gelijkberechtigdheid van de
arbeiders, eiste men o.a. de leiding van de industrie
voor zich op. Dit ging in tegen de opvattingen van de
in die tijd weinig populaire leiders van de socialistische
vakbeweging.
In dezelfde tijd ging er een beweging van heel
ander karakter van ondernemers uit: men beoogde,
buiten de vakvereniging om in eigen bedrijf onderne
mingsraden in te stellen. Zo wilde men de situatie
meester blijven en tegelijkertijd de vakbeweging buiten
de deur houden. In de jaren '20 probeerden de vak
bewegingen weer een greep op de ontwikkeling te
krijgen. De moeilijkheid, met name voor de socialisten,
was dat de ontwikkeling der medezeggenschap in
ondernemingsverband indruist tegen de zuiver socialis
tische gedachtenwereld. (Produktiemiddelen aan de
staat). Men construeerde daarom de medezeggenschap
als een etappe op de weg naar de socialisatie. Deze
medezeggenschap diende een leerschool voor de
arbeiders te zijn.
tret is natuurlijk niet toe valig, dat te-
gen deze opvattingen tegenstromingen
ontstonden. Ik moge hier slechts verwij
zen naar het beginsel van het begrip van
de souvereiniteit in eigen kring, dat hier
te lande ontstond onder leiding van
Abraham Kuijper en de mede uit anderen
hoofde ontstane medezeggenschapsverlan-
gens.
Het streven naar de vorming van orga
nen in het bedrijfsleven, mede om daarin
de medezeggenschap van de werknemers
gestalte te doen vinden, was een duidelij
ke poging het socialistische etatisme af te
houden. In r.-k. kring ik hoef dat hier
niet uitvoerig te belichten staat het
subsidiariteitsbeginsel centraal. In de
verschillende grote encyclieken wordt het
inbrengen van elementen van maatschap
in het looncontract bepleit. Voor wat be
treft de onderneming, is dit vooral ge
richt op de eigendomsverhoudingen en
niet op de medezeggenschap. Deze speelt
pas een rol als de bedrijfstak in het ge
ding komt, maar duidelijk is ook hier de
anti-socialistische tendens, fundamenteel
aanwezig.
Vogels van zeer diverse pluimage zijn
dus met zeer verscheidene doelstellin
gen met de medezeggenschapsgedachte
naar voren gekomen. Juist die verschei
denheid maakt het zo moeilijk om te ko
men tot een zodanige beoordeling van de
medezeggenschapsvraag, dat zij aan reëel
maatschappelijke behoeften voldoet.
^7"at is de positieve betekenis voor de
moderne werknemer in de industriële
wereld? Ik geloof er goed aan te doen, af
te zien van quasi-wetenschappelijke on
derverdelingen („medeweten, med espre
ken en medebeslissen") of iets funda
menteler „medeweten, mededenken en
medeverantwoorden"
Liever bepaal ik mij tot een uitgangs
punt, dat, naar ik meen in de recente
maatschappelijke ontwikkeling kan wor
den gevonden. Ik bedoel een duidelijk te
onderkennen spanning tussen twee pro
cessen:
De gevolgen van de enorme technische
ontwikkelingen voor de produktie-proces-
sen. De groei der organisatorische een
heden, die daaruit voortvloeit, veroor
zaakt èn een steeds grotere afhankelijk
heid voor de mensen, èn een toenemende
ondoorzichtigheid van het economisch
gebeuren.
Daartegenover staat, dat deze zelfde
processen tot voortgaande emancipatie
van de arbeidende bevolking hebben ge
leid en de drang vernieuwen bij zelfstan
diger en individualistischer geworden
mensen naar meer weten en naar meer
verantwoordelijkheid.
Uit het bovenstaande zal het mijns in
ziens duidelijk zijn geworden, dat het de
individuele werknemer niet kwalijk te
nemen is, dat een probleem, dat zo groot
is en zo complex, hem zelf? eigenlijk niets
of wellicht beter, nog niets zegt. Wanneer
deze vaststelling juist is en naar mijn
mening is zij juist dan wordt de zaak
er hierdoor beslist niet gemakkelijker op.
Immers, het is eenvoudiger om iets dat
leeft en dus steeds eigen contouren bezit,
op enigerlei wij ze te legaliseren, dan iets
waarover wel veel geleerd, of kwasi-ge-
leerd geschreven wordt, doch nog nau
welijks eigen levenskracht heeft getoond
oen duidelijke en vooral praktische vorm
te geven. Ik zou vooral op dit laatste
sterk de nadruk willen leggen. In vele
pubbkaties, welke de laatste tijd zijn ver
schenen, is de praktische benadering
on dan bedoel ik voor de man waar het
immers om gaat ,,de werknemer", verre
te zoeken. Het behoeft toch nauwelijks
oetoog, dat bijvoorbeeld het door sommi
gen nog altijd voorgestane idee van de
Denoemmg van een arbeiderscommissa
ris, geen wezenlijke bijdrage vormt voor
Qe oplossing van het vraagstuk.
Geen enkele werknemer zal door een
dergelijke maatregel toch zijn zgn. me
dezeggenschap zien vergroot, al ware het
alleen slechts door het probleem, dat het
contact tussen deze commissaris en de
hem te representeren groep, nauwelijks
zinvol oplosbaar zal kunnen zijn.
Tn feite raak ik hiermede de kern van
de huidige problematiek, namelijk, hoe
kan de leiding van een bedrijf haar be
slissingen begrijpelijk naar beneden laten
doordruppelen, en omgekeerd, hoe ver
krijgt de leiding van beneden af, de op
elk niveau aanwezige kennis. (Inschake
len ondernemingsraden).
Door het zo te stellen, hebben wij,
mijns inziens, het gehele medezeggen-
schapsvraagstuk herleid tot de vraag van
leidinggeven aan geëmancipeerde mensen
in hun gecompliceerd geheel, of als ik
de vraag nog iets doortrek: hoe kan dit
emancipatieproces verder worden gesti
muleerd. Ik beschouw dit als de voor
naamste uitdaging aan de moderne onder
nemer.
Om ieder misverstand te vermijden
lijkt het mij goed in dit verband op te
merken, dat ik al datgene wat er tot nu
toe op dit gebied is gepubliceerd, uiter
mate nuttig en belangrijk vind. Het is
belangrijk dat sociologen en andere ge
leerden ons wijzen op de zich voordoende
evoluties. Zij hebben het voordeel, afstand
te kunnen nemen en zich in zuiver we
tenschappelijke zin over de problematiek
te uiten.
Het is duidelijk, dat zij daarbij gedach
ten opwerpen, die ons praktici vreemd
en onbekend zijn. Vanuit een wetenschap
pelijk standpunt bezien moge dit belang
rijk ja zelfs noodzakelijk zijn, wij
aan de arbeiders zelf te verstrekken. Dit
bereikt men slechts, zoals ik reeds eerder
opmerkte, door het weten, spreken en be
slissen zover mogelijk te spreiden, hori
zontaal en vertikaal, naar de mate van
kennis, kunde en karakter van de deel
genoten.
Dat is niet in de eerste plaats een
kwestie van institutionele vormgeving,
maar van mentaliteit en van vorming, zo
wel bij de leiding als by de geleiden.
Ik acht de ontwikkeling van de kunst
van het meedenken en meespreken door
de medewerkers een specifieke functie
van de leiders. Het is hierbij noodzakelijk,
dat de leiding bereid moet zijn tot een
maximale openhartigheid. Het onderne-
mingsdoel en de omstandigheden waar
onder gewerkt moet worden, moeten, ter-
wille van die integratie, de mensen duide
lijk gemaakt worden.
De basis van de voorlichting daarom
trent is mijns inziens ook wat de
werknemers betreft gelegen in een
goede verslaggeving. En wat dat betreft
moet mij nog iets van het hart. Ik weet,
dat er een duidelijke ontwikkeling gaan
de is in de richting van een betere ver
slaggeving. Ik zou het echter een
snellere realisatie van deze ontwikkeling
nuttig achten indien op deze verslag
geving toezicht zou worden uitgeoefend,
aan de hand van bepaalde normen, door
een wellicht zelfs bij de wet ingesteld
onafhankelijk lichaam.
COLUMBIA De 26-jarige Ann Ather-
ton uit de Amerikaanse plaats Columbia
heeft gisteren zelfmoord gepleegd door
haar kleren met benzine te begieten en
zich vervolgens in brand te steken. Ann
Atherton is een dochter van dr. Lewis
Atherton, professor in de geschiedenis
aan de universiteit van Missouri.
Volgens dr. Richard Johnson, de offi
ciële lijkschouwer, was de vrouw reeds
geruime tijd onder psychiatrische behan
deling. Nadat de politie van een onbeken
de een tip had ontvangen, dat zij zich van
het leven zou beroven, belde de politie
haar ouders op, die verklaarden, dat de
vrouw haar woning per taxi had verlaten.
Een taxibestuurder wist mee te delen,
waar hij Ann Atherton naar een benzine
station had gebracht, waar zij een kan
benzine haalde, die zij volgens haar zeg
gen nodig had voor haar auto. Daarna
reed de taxibestuurder mej. Atherton
naar een onbebouwd stuk land, waar de
politie later haar verkoolde lijk vond.
Samenvattend moge ik besluiten met het
volgende
De uiteindelijke beslissingen over
zaken, waarop de onderneming haar
maatschappelijke functie in econo
mische zin vervult, kunnen slechts
door de „topleiding" worden geno
men. Dat zij hierbij grotendeels ken
nis en steun van „onderaf" dient te
verkrijgen vermeldde ik reeds.
Tot het natuurlijke terrein van het
medezeggen acht ik het gebied waar
de onderneming haar maatschappelij
ke functie in sociale zin vervult.
Indien zoals door sommige auteurs
wordt gesuggereerd het meespre
ken over vraagstukken van allerlei
aard door personeelsvertegenwoordi-
gers zou moeten geschieden, dan zal
dit neerkomen op een schijnvertoning.
Weer anderen zien voor de raden
van commissarissen een taak buiten
de nu in de statuten aan haar opge
dragen taak of taken. Indien men dit
instituut zinvol zou willen inschake
len, dan zal er mijns inziens toch
eerst een wettelijke bepaling moeten
komen dat zij er moeten zijn. Nu
wordt het al of niet aanwezig zijn aan
de oprichters van naamloze vennoot
schappen overgelaten. Naast deze ver
plichting zou men dan toch ook eisen
aan de benoembaarheid moeten gaan
stellen, met name ten aanzien van de
bekwaamheden, leeftijden, etc. Ik zie
dit alles niet wel uitvoerbaar en moet
dus wel concluderen, dat de raden
van commissarissen op dit terrein
moeilijk kunnen worden ingeschakeld
en zij zich zullen moeten blijven be
perken tot de nu in de statuten aan
haar toebedeelde taken.
Dat een verstandige leiding van een
n.v. bij de samenstelling van haar
commissariaat rekening houdt met
ervaringen op het sociale terrein van
een te benoemen lid doet aan mijn
stelling niets af, waarbij ik er dan
tevens van uitga, dat dit verstandige
bestuur in de statuten bepalingen op
neemt ter voorkoming van uitwassen,
waaraan niet slechts de werknemers
doch ook iedere rechtgeaarde en mo-
derndenkende ondernemer zich er
gert.
Ik acht het noodzakelijk, dat de
werknemers hun fundamentele be
scherming vinden in een goed ar
beidsrecht en goedwerkend systeem
van sociale voorzieningen, waarbij ik
toch de aantekening zou willen
plaatsen, dat ook hier de medaille
twee kanten heeft.
T^en verder deelhebben aan het onderne-
men, waartoe toch ook dit artikel
poogt een bijdrage te leveren, houdt mede
in, dat evenals dat met de ondernemer
het geval is ook* hier alle risico's niet
kunnen worden vermeden, of sterker
nog niet vermeden moeten worden.
Dat ik in dit laatste geval bepaaldelijk
wel denk aan het houden van het risico
aan werknemerszijde binnen enge gren
zen, zal nauwelijks betoog behoeven,
doch geheel uitsluiten lijkt mij beslist
onjuist.
Al moge ik dan in dit stuk de vak
beweging met geen enkel woord heb
ben vermeldtoch acht tk haar taak
zeer wezenlijk. Dat ik haar niet noem
de komt voort uit het feit, dat ik ge
poogd heb de ondernemers op hun
mijns inziens nieuwe taken te wijzen.
Ik ben van mening, dat dit evenzeer
geldt voor de moderne vakbeiveging
doch ik achtte dit buiten het bestek
van dit artikel liggen.
H. A. VAN BOCKEL
W. J. MUHRING -
Kort voor de landenwedstryd in Tel
Aviv vond in de Joegoslavische hoofdstad
een prachtig schaakevenement plaats,
waaraan onder meer een zevental groot
meesters van wereldformaat deelnam.
Het toernooi was georganiseerd in ver
band met de 20-jarige bevrijding van
Belgrado. De jonge Russische grootmees
ter Boris Spassky verkeerde in topvorm
en behaalde de overwinning met een
voorsprong van 1.5 punt voor de Joego
slaaf Ivkov en de Rus Korchnoj.
Op de vierde plaats eindigde de Joego
slaaf Gligoric, terwijl de vijfde en zesde
plaats gedeeld werden door de Deen Lar-
sen en de Joegoslaaf Matanovic. De Ne
derlander Zuidema bezette in het eind
klassement de voorlaatste en de 17e
plaats met 5 punten.
De schoonheidsprijs voor de best ge
speelde party behaalde Bronstein met
een grandioze overwinning op zijn land
genoot Korchnoj. Onderstaand volgt dit
duel, dat zowel positioneel als taktisch
een waarlijk klassieke allure heeft.
Deze partij betekent een grote aanwinst
in de literatuur van de schaakgeschie
denis.
Wit: Bronstein (USSR)
Zwart: Korchnoj (USSR)
Gespeeld in het toernooi te Belgrado 1964
Grünfeld-indisch.
I. d2d4, Pg8—f6 2. c2—c4, g7—g6 3. Pbl
c3, d7d5 4. c4xd5, Pf6xd5 5. e2e4,
Pd5xc3 6. b2xc3, Lf8—g7 7. Lfl—c4, c7-c5
(Een alternatief is hier 7 00 8.
Pe2, Pc6)
8. Pgl—e2. 0—0 9 0—0 Pb8c6.
(Gebruikelijk is 9 cd4: 10. cd4:, Pc6
II. Le3, Lg4 12. f3, Pa5 13. Ld3, Le6 en
de normaalstelling in deze variant is be
reikt. De tekstzet leidt tot ingewikkeld
spel)
10. Lel—e3, Pc6a5 11. Lc4—d3, b7—b6
12. Ddla4. e7e5 13. Tal—dl, Lc8—d7
(Van beide zijden wordt fel gereageerd)
14. Da4a3, c5xd4
(De voorkeur verdiende 14 Dc7! 15.
dc5:, Tfc8!)
15. c3xd4. e5xd4 16. Le3xd4, Lg7xd4 17.
Pe2xd4, Ld7—g4 18. Ld3—e2, Lg4xe2 19.
Pd4xe2, Dd8—eS 20. Pe2—c3, f7—f6 21.
Pc3—d5!
Stelling na 21. Pc3d5!
moeten echter nuchter blijven en beden
ken. dat zij veelal voor de praktijk van
vandaag grotendeels ongeschikt zijn.
Slechts mogen zij ons tot de conclusie
brengen, dat wat wij nu zo vanzelfspre
kend vinden, over 10—20 jaren heel an
ders zal zijn. Wij als ondernemers dienen
hierdoor geïnspireerd te worden om op
deze komende veranderingen op de reali
teit afgestemde oplossingen te vinden. En
wat is dan wel die realiteit en om welke
oplossingen gaat het dan vandaag'
Welnu, ik zei het u reeds, hoe kan de
leiding van een onderneming haar werk
nemers. ieder op zijn eigen niveau, laten
meespelen om zo te komen tot. wat ik
voorlopig nog als een utopie zie, het punt
u fen *eder het gevoel krijgt, bij het
gehele bedrijfsgebeuren te zijn betrok
ken.
O
Ï7en punt van wellicht een andere orde,
doch naar mijn idee zeer belangrijk^
is: waar kan de beste bescherming van
de werknemer in dit ondoorzichtige en
ook wezenlijk onzekere samenspel van
krachten worden gevonden? Immers: de
typische ondernemersbeslissingen zullen
autonome beslissingen moeten blijven, die
evenwel belangrijke sociale gevolgen
kunnen hebben.
En dit, onafhankelijk van de kwaliteit
van de beslissingen zelf. Een alleszins
rationele beslissing kan in een verande
rende wereld funeste gevolgen hebben;
een op het eerste gezicht dwaze beslis
sing, kan wel eens heel goed uitpakken.
De wezenlijke onzekerheden, inherent
aan het economische proces maken het
onmogelijk, aan wie ook absolute zeker-
neid te verschaffen. Het voorspiegelen
J5 ee" zekerheid is niet anders
h»ÏL^rogu Pe vraag kan dus slechts
betrekking hebben op een optimale bevei
liging van de werknemers.
Ik kom zo tot de constatering, dat het
medezeggensehapsvraagstuk in de huidi
ge constellatie tweeërlei achtergrond
heeft: enerzijds de noodzaak om de ge
ëmancipeerde mens op verantwoorde wij
ze zijn plaats te doen vinden, hem inte
greren in het produktieproces; anderzijds
de behoefte aan optimale beveiliging"
Wat het eerste aspect betreft, stel ik
voorop, dat het hier niet in de eerste
plaats gaat om vormen, maar om de in
houd. Allerlei gelanceerde plannen wek
ken de indruk, dat men meent het pro
bleem te kunnen oplossen, door gepruts
aan de instituties.
Maar geen van deze plannen voldoet
I
i
T
i
n
W
s
f
n
U
Horizontaal: 1 meetlat, schaaldier, eer
waarde vader (Lat. afk.-, 2 afgodische,
Douen, iedere, pers. voornaamw. 3 bo
venste deel, raad, uitheems hoefdier, 4
plaats in Zeeland, op het strand terecht
Komen, o stofmaat, gehalte onderzoek,
schortje, Fr- pers. voornaamw., 6 mili
tair, rebus, 7 vrouwelijk zoogdier verte
genwoordiger, krachtige, 8 plomp, em
ballage, paar, plaats in Brabant, 9 bloem,
en andere, water in Brabant, tekening,
grondsoort, hijswerktuig reeds, uit-
11 weersomstandigheden, kloos
terhoofd, voor, 12 mythische koning, oe-
vergewas boot, 13 geur, klein persoon,
geprek. de dato, 14 krantejongen, jon
gensnaam, ik (Lat.), grasland, 15 vorm
van rollen, wilde haver als eerder, voor
zetsel, Europeaan.
Verticaal: l boom, lichaamsvocht, plaats
in Noord-Holland. 2 afgod, heldendicht,
bijbelse naam, filmmaatschappij, 3 deel
v. d. hals, grote hoeveelheid, afgod, 4 die
rengeluid, afwezig, meisjesnaam, vloer-
r/'.y-"#
(Deze strategische en taktische uitval
naar het centrale veld d5 legt de grond
slag voor een snelle overwinning. Op 21.
De4: volgt nu 22. Tfel, Dc4 23. De7!
of 22. Tfel. Dh4 23. Pc7, Tac8 24. Td7)
21. Tf8—f7 22. Tfl—el, De8—f8 23.
Da3g3, Pa5—c6 24. h2—h4. Kg8—h8 25.
Tdl—cl.
(Iedere klap zet is raak)
25. Pc6b4.
(Een wanhoopsactie, maar op 25Tc8
was 16. Dh3 gevolgd).
26. Pd5c7, Ta8—c8 27. h4—h5.
(Met een ijzeren consequentie zet wit
zijn plan door)
27. Pb4xa2 28. Tel—c4, b6—b5 29. Pc7
e6, Df8e8 30. Tc4xc8, De8xc8 31. h5x
g6, h7xg6 32. Dg3—h4+, Kh8—g8 33. Dh4
g4, g6g5 34. Dg4—f5
(Winnend was ook direct 34. e5)
34Dc8—d7 35 e4—e5, f6xe5 36. Df5
xg5-f, K£8h8 37. Dg5xe5-f, Kh8g8 38.
De5g5-f, Kg8h8 39. Dg5—h5-{- Tf7—
h7 40. Dh5e5 Kh8g8 41. De5g5
Kg8h8 42. Dg5i'6-(- en zwart gaf zich
gewonnen. Deze partij werd onderschei
den met de schoonheidsprijs.
Schaakraadsel
De combinatie goochelaars onder onze
schakers kunnen hun hart ophalen aan
het onderstaande schaakraadsel. Met een
heel aardige, doch niet al te moeilijke
combinatie werd zwart tot een directe
overgave gedwongen.
aan de feitelijke eis de medezeggenschap bedekking, rzo. eigenaardigl verbinding,"
op de wijze van, 6 als eerder, verzoek,
koor, eil. i. d. West, 7 werkschuw, bevel,
tijdperk, plakbriefje, 8 meisjesnaam, Fr.
pers. voornaamw., onprettig, meisjes
naam, 9 schaaldier, voormalig Russ.
heerser, hoofd (Fr.), 10 bovenlipversier-
sel, onbeweeglijk, door het keelgat doen
gaan, 11 hoog bestuurslichaam, weer
klank. onderofficier, bevel, 12 geestdrift
soort hert, jongensnaam, 13 maanstand,
geneeskundige dienst, briefaanhef, eer,
overheidsbedrijf, pers. voornaamw., 14
werkelijk, vogel, nobel, 15 muziekterm,
meisjesnaam, verlaagde toon, slonzig.
OPLOSSING
Horizontaal: 1 gomboom. 4 tiras, 7 lui
aard, 8 kardoes, U est, 14 twee, 15 nok.
16 rook, 17 olm, 19 recital, 22 totebel, 23
evert, 24 eniglijk.
Verticaal: 1 gelijk, 2 meter, 3 midas, 4
tarwe, 5 riant, 6 spelonk, 9 dweil, 10
erna, 12 sprei, 13 okke, 14 tribune, 17
oline, 18 motet, 19 rotte, 20 tabel, 21 le
lijk.
V;. V
KNIPSEL-
Wit aan zet en wint
Oplossing.' Het elegante dame-offer 1.
Te6xc6ü was een schot midden in de
roos. Na 1. Tc7: 2. Tca6: Kb8 volgt
3. Ta8 mat of 1. Pc6: 2. Ta6: ba6:
3. Lc6: mat (Partij Chalibejli-Solnzew,
Moskou 1964),
KRANT
Japanner in de houd
greep gehad gedurende
één minuut.
Melaatsen verpleegd tn
Afrika gedurende tien
jaar.
Met excuses aan An
ton Geesink).
(Uit Memisa-nieuws)
Memi
V".
ffc
fipi&gS m 5
-
•F- V,'/:
"r #4::- Ak?
- j
V VIT -
In een melaatsenkolonie van driehonderd patiënten zyn vele verminkten.
Doch er is maar één invalidenwagentje, versleten en zonder banden. Om dat
lor wordt elke ochtend gevochten.
In ons land krijgt gaandeweg elk huis zijn auto. Vele bezitters nemen om
de twee jaar een nieuwe. Dan hebben ze minder overlast van slijtage-ver-
schijnselen en kom je steeds weer voor de dag met het nieuwste model. Het
kan. Dus waarom niet? (uit „Memisa nieuws")
O otl r t w «a*. - r
Nederland is geen typisch agrarisch land meer; wij zijn een industrieland
geworden. Men ziet hier vaak de denkfout maken, dat industrie en agrarisch
bedrijfsleven twee verschillende grootheden zijn. Een deel van de agrarische
wereld kan men zonder meer tot de industrie rekenen.
Geen gering deel, want die 10 procent met hun agrarische ondernemingen
zorgen niet alleen voor voedsel voor twaalf miljoen, maar deze industrie
levert tevens bijna één derde deel van de deviezen op, die Nederland in de
wereld verdient, en draagt met haar bloemen, groenten, kaas en vele an
dere kwaliteitsprodukten de naam van Nederland uit in het buitenland.
De boer blijft in zijn werk ondanks alle vorderingen der techniek
o.m. afhankelijk van de grillen van ons klimaat. Er is echter één klimaat
waaraan hij wat kan doen: dat der publieke opinie! (uit „De Brug")
De regering wil de boete wegens het niet naleven van de opkomst
plicht der kiezers verhogen van 5,op f 25,(en bij herhaling zelfs
op f so,stellen). Dit zal wel 'verband houden met de geldontwaar
ding, doch het lokt ons allerminst. Vóór de oorlog heeft een amende
ment-(Chris) van den Heuvel al getracht de opkomstplicht te doen
verdwijnen. Na de laatste wereldkrijg is eenzelfde poging op één stem
na mislukt.
In een democratie moet men volgens A-R.-mening ook vrij zijn om
niet te stemmen. Ongeldige stembiljetten zijn er voor een deel mede
het bewijs van dat velen gedwongen om in het stembureau te ver
schijnen geneigd zijn er een loopje mee te nemen. Laten ze weg
blijven als ze dat willen. De democratie wordt minder ontsierd door
een geringere opkomst der kiezers dan door degenen, die achter het
beschermende gordijntje met het rode potlood in de hand menen dat
zij Karei Appel zijn.
(Uit Ned. Gedachten).
Psychologen hebben uitgemaakt, dat de meeste mannen zich van hun
eerste ontmoeting met een meisje beter haar parfum herinneren, dan haar
kleding. „Een parfum", zeggen de parfumeurs, „is pas goed gekozen als het
een man doet uitroepen: „Wat ben je mooi!" en niet „Wat ruik je lekker"."
(uit de „Haagse Post")
De grote eisen van het leven komen de meesten van ons wel na. Maar
laten we ook aan die kleine facetten denken in ons gedrag, waarmee wij het
leven van onze geliefden zoal niet tot een hel, dan toch tot een voortdurend
vagevuur maken. Want juist deze kleine dingen maken het leven tot een
paradijs en het huwelijk de moeite waard. (Bert Stevens)
Ten onrechte wordt het optreden van pressiegroepen vaak verwerpe
lijk geacht. Veeleer is in een pluriforme maatschappij dit optreden nood
zakelijk om tot een evenwichtige spreiding van de welvaart te geraken."
(Drs. Jansen)
Wij geloven in een prettig leven en wie ons dat nu verschaft laat
ons koud. Wij geloven in minder werk en meer loon en of dat nu in het
belang is van ons, gewone mannen, laat ons koud. Wij, al gaan we
's zondags tweemaal naar de kerk, zijn in zekere zin ongeloviger dan
die echte onvervalste communisten. Wij zijn ongeloviger dan destijds
de bruine mannen van Hitler waren. En omdat wij, nette, oppasseiiie.
brave getvone mannen niet geloven, niet fanatiek zijn, daarom hebben
in andere landen de communisten en de nationaal-socialisten en de
fascisten een kans gekregen. En als wij zo doorsukkelen in ons te
vreden bestaan van gewone man dan geven we elke fanatieke, gelovige
extremist alle kansen. Het communistische gevaar schuilt niet in de
Russische of welke bewapening ook. Hef schuilt in onze laksheid.
(IR. EDMOND NICOLAS)
LONDEN Het Londense museum
heeft donderdag bekendgemaakt, dat het
de stoffelijke resten in een de vorige
maand opgegraven loden doodkistje heeft
geïdentificeerd als die van Anne Mow
bray, de echtgenote van één van de twee
Engelse prinsen die in 1483 werden ver
moord. Anne, destijds hertogin van York,
stierf in 1481 tijdens één van de bloedig
ste episoden uit de Engelse geschiedenis.
Zij was toen bijna negen jaar.
Volgens de overlevering zijn voornoem
de prinsen, van wie er één enkele maan
den als koning Edward de Vijfde heeft
geregeerd, in de Londense Tower onder
kussens gesmoord op last van hun ge
bochelde oom Richard van Gloucester, die
toen als Richard de Derde de troon be
steeg. Anne was getrouwd met de jongste
van de prinsen, Richard hertog van York.
Toen zij op 15 januari 1477 in het oude
paleis Westminster in de echt werden
verbonden was Anne net vijf en de prins
vier jaar.
De kist met de stoffelijke resten van
Anne werd gevonden door werklui, die
in Londens East End bezig waren met
het blootleggen van de fundamenten van
een middeleeuws nonnenklooster. Men
vermoedt dat de kist zich vroeger in de
Westminster Abbey heeft bevonden.
Daarheen zal zij ook weer worden
overgebracht om èen plaatsje te krijgen
naast de urn met het gebeente van de
prinsen.