Antisemitisme ....ZIT HET OOK IN ONS? „Domheid"op school is maar betrekkelijk PSYCHOLOGEN BETOGEN: De angst Kleine wereld Zondebok Duitsland Rassenfilosofie Sovjet-Unie De toekomst 10 Snuif en wrijf DOOR Walter Breedveld DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 7 JANUARI 1965 15, EEN JOODSE vrouw vertelde enkele jaren geleden in een tele visie-interview het volgen de geval. Op een warme zomerdag zat zij in een rondvaartbootje. Zij droeg een japonnetje met korte mouwen. Af en toe werd haar bovenarm zichtbaar Daarop was in helderblau we cijfers een registratie nummer getatoueerd. Een souvenir aan het concentra tiekamp. Een medepassa- giere keek er telkens naar en vroeg tenslotte wat dat nummer te betekenen had. De joodse vrouw zei: „Dat heb in overgehouden uit het concentratiekamp. Wij hadden allemaal zo'n num mer op onze bovenarm". De andere vrouw zweeg verbaasd en mompelde toen: „Hadden ze dat num mer niet op een plaats kun nen tatoueren waar het niet zo zichtbaar zou zijn Op het eerste oog een on schuldig, maar ietwat pijn lijk wordend gesprek. De joodse vrouw zal het ech ter haar leven lang niet meer vergeten. Want zij werd zelfs in haar vakan tiestemming belaagd door het monster van het anti semitisme. Een anti-semitis- me dat de registratienum mers weliswaar niet zo in het ooglopend zou aan brengen als de Nazi's de den, maar dat de numme ring van joden toch niet absurd achtte. Wat is antisemitisme eigenlijk? Waar komt het vandaan? Zolang er joden zijn zal die vraag actueel blijven. Er zijn bijzonder indringende verhandelingen over geschreven. Anthropologen, psychologen, socio logen, godgeleerden zij allen hebben zich er mee beziggehouden. Het resultaat is, dat men langzamerhand vrij zeker kan zeggen wat antisemitisme inhoudt, hoe het ontstaat en zich ontwikkelt maar dat men op de vraag of het antisemitisme uit te roeien is, het ant woord gedeeltelijk schuldig moet blijven. Een nieuw boek over dit oude probleem is in ons taalgebied verschenen. Het heeft de tot zelfonderzoek nopende titel: „Antisemitisme in ons?" en de schrijver is dr. M. Albinski, een jood, die zich na jaren van vervol ging, van oorlogservaringen, in Nederland vestigde. Hij promoveer de in Nijmegen. Zijn studievak is de sociologie. Herdenking bij het monument voor jood se slachtoffers in Bergen-Belsen. Wie garandeert ons dat het antisemitisme met Hitier en de zij nen is uitgestorven? FRANKFURT „Tegen de domheid stryden de goden zelfs tevergeefs", ver zuchtte 200 jaar geleden de dichter Friedrich von Schiller en velen waren het vol ledig met hem eens. Een geheel andere mening zijn echter de schoolpsychologen toegedaan, die onlangs voor een conferentie in Dortmund bijeenkwamen. De hon derd heren, die zich om zo te zeggen „beroepshalve" met de domheid moeten be zighouden, stelden unaniem vast, dat de strijd geenszins tevergeefs is men moet deze alleen met psychologische middelen voeren. J^r. Albinski - zijn naam verraadt zijn Poolse afkomst - heeft zich in zijn bij ,,Pax" verschenen boek beziggehouden met alle wetenschappen die iets omtrent het antisemitisme te zeggen hebben. En daf zijn er vele. Antisemitisme is welis waar een maatschappelijk verschijnsel; maar het vormt tegelijkertijd een cul minatie van allerlei andere verschijn selen en toestanden. Soms werken zij elkaar tegen en heffen zodoende elkan ders negatieve krachten op. Een an dere keer gaan zij samen en leiden tot de vreselijkste excessen. Vaak is het heel moeilijk om te onderscheiden of een bepaalde handeling verricht is van uit een antisemitische houding of niet. De wortels van het antisemitisme lig gen menigmaal in een irrationele bo dem. Dr. Albinski citeert tal van ge zaghebbende auteurs, die het probleem van het antisemitisme ieder vanuit ei gen gezichtshoek, maar toch altijd op grond van wetenschappelijk verkregen gegevens, belichten. In elk geval wordt uit de grote verscheidenheid van be naderingswijzen en van conclusies dui delijk, dat het antisemitisme méér is dan eenvoudig ,,een hekel aan joden hebben". Antisemitisme is in werkelijk heid een zeer ingewikkelde zaak en het is een belangwekkende opdracht die men aan zichzelf kan stellen, met deze kwes tie in het ïein te komen Antisemitisme is namelijk op zijn beurt weer een vorm van het grote complex van mensenhaat, al culmineert het nergens zo drastisch en duidelijk als ten opzichte van de joden. krachten in sommige mensen zo sterk kunnen gisten, dat zij een buitenstaan der nodig hebben om er hun eigen fou- tem op te kunnen wreken. Kortom: een zondebok. In principe kan iedereen deze functie vervullen. De ideale zon debok is echter altijd hij die anders is. Die zich onderscheidt. De neger bij voorbeeld. Soms ook de katholiek. Maar als een bijna door de historie gepresen teerd exemplaar: de jood Dit is wat de psychologen over het antisemitisme te zeggen hebben. Dr. Albinski wijdt aan het begrip „vreemd", het type van de buitenstaan der, de outcast, een lange beschou- Natuurlijk heeft deze conclusie van de schoolpsychologen geen betrekking op de gebruikelijke vorm van domheid. De beroepsmatige belangstelling gaat veeleer uit naar de eveneens zeer ver breide zogenaamde ,,schooldomheid" die zich in geringe prestaties en zeer slechte rapporten pleegt te manifeste ren, en waarachtr zich dikwijls het on vermogen van het kind herbergt, dat met ernstige psychische en fysische problemen worstelt. Zeer dikwijls gaat het bij deze jongens en meisjes, die zeer weinig presteren, niet om onintel ligente leerlingen, maar om verkeerd opgevoede, lichamelijke of psychisch zwakke of gewoon om kinderen, die nog niet „schoolrijp" zijn. Zulke bronnen van fouten op te sporen, ieder kind op zijn bij de persoon behorend niveau te plaaten en het daarmee van de smet der domheid te bevrijden, beschouwen de psychologen als hun belangrijkste taak. Verder willen de schoolpsychologen consequent met de overal verbreide me ning afrekenen, dat voor de begaafdheid van een kind kenmerkend is, hoe de vorderingen bij het leren lezen en schrij ven op school zijn. Dat de kinderen in deze vakken falen vindt volgens de er varingen van de schoolpsychologen zijn oorzaak in de linkshandigheid. Foutie ve, gewelddadige pogingen, om van linkshandigen rechtshandigen te maken veroorzaken ernstige storingen. In ver schillende Westduitse steden heeft men op aanraden van de schoolpsychologen gedurende de afgelopen jaren cursus sen voor linkshandigen ingesteld. Hier kunnen de kinderen overeenkomstig hun aanleg leren schrijven. Vele kinderen hebben zich dankzij deze cursussen kun nen ontwikkelen tot zeer goede leer lingen. Door intelligentietests en aansluitende individuele adviezen, waaraan ouders en kind deelnemen, om van experts te horen, dat hun lieveling noch dom noch lui is, maar psychisch gestoord, werken de schoolpsychologen zodanig, dat zij door de publiciteit nauwelijks op gemerkt worden. En wat meer publici teit zouden zij best kunnen gebruiken, omdat er in West-Duitsland veel te wei nig schoolpsychologen zijn De UNESCO adviseerdet op 2000 schoolkinderen één schoolpsycholoog. Helaas is dit binnen afzienbare tyd niet te verwezenlijken. Tijdns de conferen tie eisten de schoolpsychologen dan ook dat alle Westduitse ministeries, die zich met onderwijsaangelegenheden bezig houden, het pedagogisch-psychologisch onderzoek zeer energiek stimuleren. Als voorbeeld onder de Bondslanden geldt Hessen, dat reeds enkele jaren geleden de schoolpsychologische zorg op lande lijk niveau georganiseerd heeft. In Hessen krijgen belangstellende on derwijzers betaalde vakantie om psy chologie te studeren. Een vooreerst kost baar experiment, want de onderwijzers moeten behalve dat zij de kweekschool aflopen nog een volledige psychologie- cursus volgen. Het Hessische ministe rie van Culturele zaken gelooft echter op grond van de goede ervaringen, die met schoolpsychologische adviezen opge daan werden, het leerniveau van de scholen te kunnen verhogen, terwijl men de afzonderlijke prestaties denkt te ver beteren. volgens de griezelsprookjes - op de joodse rituele altaren het leven moe ten geven. In de middeleeuwen was het niet onge woon dat joden de schuld kregen van epidemieën. Men nam wraak op hen en dreef hen in allerlei dwangposities. Als ze in die dwangpositie verkommerden dan zei men rechtzinnig: '„Zie hoe God de joden voor hun ontrouw straft". Ook dit onjuiste argument hééft de eeuwen overleefd. Merkwaardig is nu, dat waar de godsdienst de brandstof voor anti semitisme kan leveren, zij ook het blus- en 20ste eeuw algemeen aanvaarde Has en huidskleur kwamen als „verdiensten" op. Raskenmerken vormden zelfs de at tributen van een pseudoreligie en dit proces werd versneld toen de godsdien stige overtuiging en de absolute moraal die zij ingaf - de enige moraal die het egoisme kan remmen - verzwakten, terwijl tegelijkertijd verwarring en angst toenamen. In het vooroorlogse Duitsland na men de tendenzen, die tot antisemi tisme kunnen leiden, gevaarlijke vor- Antisemitisme wil niet alleen maar ne gatief zijn. Het probeert te appelleren aan edele, menselijke motieven, namelijk daar waar het zich presenteert als ver dediging van de godsdienst, van vader land, volk, de goede zeden. Tegelijker tijd moedigt het echter primitieve in stincten tot aktie aan: afgunst, zelf zucht. De vermenging van motieven ver klaart ten dele het gemak waarmee het antisemitisme zich kan ontwikkelen.Hoe- veel onmenselijks is de joden niet aangedaan, omdat men aan hen de Gods- moord wilde wreken? Was hier het mo tief werkelijk, of werd het motief er- bijgehaald om iets wat in wezen on menselijk en onchristelijk was, goed te praten? De onderzoekers geven er geen rechtseeks antwoord op Zij zijn het echter met elkaar over eens, dat het antisemitisme minstens gedeeltelijk van emotionele aard is. Bijna altijd heeft de afgunst op de welvaart van een groep gefortuneerden en invloedrijke jo den een rol gespeeld, waarover later meer. Een belangrijke factor voor het ont staan van antisemitisme (en men kan telkenmale het woord rassenhaat er aan toevoegen) is in elk geval ook de angst- Hier wordt bedoeld de va ge angst, een soort levensvrees, die men in zichzelf gewaar wordt, maar onderdrukt. Een dergelijk gevoel kan onverdragclijk worden, tenzij men er een oplossing voor vindt. Nauw ver want aan de angst zijn zwakheid, pas siviteit en onzelfstandigheid. Mensen die met deze moeilijkheden kampen zijn meestal niet In staat deze objec tief te zien en ze bij de wortel aan te pakken, maar ze worden uit het bewustzijn geweerd en blijven als op scherp gestelde handgranaten liggen. Mensen in zo'n situatie identificeren de wereld met hun eigen geestelijke habitus. Hun onstabiele zelfbeeld wordt het mode] van hun wereldbeeld. Een ander persoonlijk kenmerk bij antise mieten (zij vormen in de psychologische wetenschap een type apart) is geeste lijke starheid, dat als het ware het ge raamte van veel vooroordelen is. Frustratie, innerlijke geremdheid, is een tweede hoofdfaktor in de persoon lijkheidsstructuur die tot agressie kan leiden. Tot de kenmerkende trekken van het antisemitisme behoort het beschul digen van joden van alle moeilijkheden en problemen waarmee de antisemiet te kampen heeft Er is echter nog een aantal ruimere kaders voor 't antisemi tisme te vinden. Eén ervan is het zo genaamde etnocentrisme - zijnde, de overdreven bewondering voor het ei gen volk, de eigen stam, het volksei- gene, met minachting van degenen die daarvan geen deel uitmaken. Uit de praktijk blijkt, dat bepaalde psychische wing. „Vreemd" wil niet zeggen, dat iets onbekend is in zuiver verstandelijke zin. Het raakt veel diepere lagen van de persoonlijkheid. Vreemd is iets waar van we weten dat het bestaat, dat het ons iets kan doen, zonder dat we er definities van hebben. Je weet niet wat je aan hem hebt" is de zin waarmee we dit vreemde aanduiden. Het is onmogelijk om je daartegenover op een aangepaste ma nier te gedragen. Onze gebruiksaan wijzing faalt. Het vreemde openbaart zich echter aan ons in categorieën. Tientallen vreemde mensen, joden bijvoorbeeld, vormen gaandeweg „de jood". Op hen gezamenlijk is het motto van toepassing, dat ze in negatieve zin kunnen worden „thuisgebracht". Niet bü ons horend, maar duidelijk herkenbaar bij elkaar horend, in hun totaliteit evenwel even vreemd als de mannetjes van Mars. Alleen wonen de Marsmannetjes niet tussen ons in. Wat men nu ten aanzien van het col lectief-vreemde doet (het in een kastje onderbrengen zonder dat we erin kun nen kijken om te zien wat er gebeurt of althans zonder het te kunnen begrij pen) is het vormen van een stereotype. Daarvan bestaan er duizenden, positief en negatief Vlijtige Duitsers, romanti sche Fransen, stoere Zeeuwen, luie Span jaarden enz enz. Merkwaardig hierbij is. dat men in West-Europa de waarde schaal der stereotypieën gunstiger ziet worden, naarmate men naar noorderlij- ke volken kijkt en ongunstiger naar mate men ziet naar zuidelijke en ooste lijke volkeren De joden kemen er in de stereoty pieën dan ook slechter af dan volkeren wier woongebied dichter bij het onze ligt. Daarbij komt, dat de joden het verstrooide volk per traditie zijn. De geschiedschrijving van het joodse volk is feitelijk één doorlopend verhaal van verstrooiing, ballingschap en onderdruk king, met als geweldige bindende factor: de godsdienst, ten dele de taal, het uiterlijk en voorts de tradities. Wilde het volk niet verstrooid worden als zand in de woestijn, dan diende het hechte banden te smeden Een geweldige stimu lans daartoe vormt het feit, dat de loodse openbaring de nazaten van Abra ham. Izaak en Jakob noemt als het uitverkoren volk. Bij de komst van Chris tus - in feite een religieuze beweging BINNEN het jodendom - ontwikkelden zich sterke "iernen van wat zich later zou lieren met het antisemitisme. Naast het uitverkoren volk van joden, plaat ste zich de alleenzaligmakende kerk- van-joden-en-bekeerde-heidenen- In de ïonge kerk traden allerlei conflicten aan de dag De verketterde leer van' Arius b.v. bracht de associatie tot stand van jodendom en afvalligheid en hierdoor opgewekte gevoelens werkten tot in de middeleeuwen door. Gaandeweg werd het orthodoxe jo dendom steeds meer geindentificeerd met „duivels" en via dit ezelsbrug getje belandde men weer by de over tuiging, dat de duivel de vader van heksen en tovenaars is. De joden wer den van hekserij beschuldigd. Van hier was het maar een kleine stap naar het praatje, dat de joden voor hun duivelskunsten 't bloed van chris tenkinderen nodig hadden. De „ritue le moord" was er en ztf handhaafden zich als gruwelijke leugen tot in onze eeuw. Thans doet ztf weer opgeld in de Arabische landen, maar nu zijn het mohammedaanse kinderen die - water verschaft. Hoe vuur en bluswa ter zich verhouden kan men echter nooit met zekerheid voorspellen. Antisemitis me ontwikkelt zich vaak onmerkbaar. Een belangrijke reden daarvan is, dat de joden als gemeenschap, wel IN een land wonen, maar bijna nooit „VAN" dat land zijn. Zij spreken de taal van dat land, maar zij brengen hun eigen heilige taal, het Hebreeuws mee. Waar deze taal te exclusief was, ontstond een aparte Joodse taal, het Jiddisch. In Oosteuropese landen kon dit ver schijnsel irritant worden, omdat de joden daar, door zich aanvakelijk vrij willig, later gedwongen in ghetto's terug te trekken, een staat IN de staat gingen vormen. Men voelt aan, dat deze situatie gemakkelijk kon wor den gezien als een bedreiging van de nationale eenheid. Nationalisten en allen die zich daarvoor uitgaven keerden zich daarom al vrij spoedig tegen de joden - die onzekere vreem de factor in de eigen groep. men aan. Het nationaal-socialisme ge bruikte deze tendenzen ten koste van de joden, maar dat wil niet zeggen dat daarmee het noodlottige antisemi tisme ontstond. Het was er al lang, doch het wachtte slechts op de ontste- kingsvonk. In Duitsland heeft dit in de woelige jaren tussen 1900 en 1933 heel sterk ge werkt. Een krachtig streven naar een heid viel samen met een toenemende homogeniteit in de joodse groep. Zon der merkbare overgang werd hier de zaak omgedraaid. Aanvallen op de on nationalistische joden (met voorbijzien van hun „vrijblijvende diensten" aan het volk en de staat) moesten de natio nale gevoelens van verdeelde mensen inspireren. De bedreiging door samenzwerin gen van joods-kapitalistische aard'" werd een sterke troef in de propagan da. Antisemitisme werd derhalve een middel en vervolgens een doel. Weder om hadden de joden de eigenschappen om als bliksemafleider te fungeren. Niet alleen was hun karakter over het alge meen tegelijkertijd volgzaam en trots, maar ook hun sociale positie was door gaans beter dan die van talloze niet- joden in het gastland, hetgeen de jaloe zie gaande maakte. Dit had weer een historische oorzaak In het verleden wa ren de joden vaak gedwongen in posi ties geplaatst die de christenen als zo danig of besmet beschouwden: de geld handel, het via woekerbedrijven innen van belasting (de vorsten hieven hun belastingen van de joden) en andere vormen van bedrijvigheid, die weliswaar niet hoog in aanzien stonden, maar toch vervuld moesten worden. Een tweede eveneens historisch gegroeide situatie trof men aan op het gebied van de we tenschappen. De joden, generaties lang getraind in het denken en debatteren in de synagoge, bleken voortreffelijke geleerden te zijn- Was de westerling de ambachtsman bij uitstek, de jood hanteerde het fijne gereedschap van zijn mensenkennis, zijn handelsinstinct en zijn intellect en behoefde zich bij dat alles allerminst verplicht te gevoelen jegens de christenen tussen wie hij werk te. In de politiek deed zich ook een ac cumulatief /erschijnsel voor. De politieke bewegingen van het begin dezer eeuw boden de joden in Europa weinig keus. Zij waren ofwel nationalistisch, ofwel christelijk-georiënteerd. liberaal en antiklerikaal, of geinspireerd op Marx. Het is duidelijk dat er voor de joden weinig anders overbleef dan zich poli tiek te interesseren voor liberalisme of Marxisme Het was echter pas ernstig, toen zich aan het antisemitisme een filosofie ging hechten. De velen die in het opzicht van bezit, kennis en groeps leven niet met de joden konden con curreren, begonnen zich te beroepen op andere kenmerken dan de in de 19e In de Sovjet-Unie maakte het antise mitisme een andere geschiedenis door. De joodse groepen werden hier welis waar volgens de Grondwet gelijkelijk als minderheden beschouwd, naast Oe- krainers, Oezbeken en andere denomina ties, maar Stalin legde deze formule zo uit, dat zij eerder een belediging en bedreiging dan een erkenning van joodse emancipatie was. Het recept van Stalin luidde: ,,de jood se instellingen zullen zijn proletarisch van inhoud, nationaal van vorm". Daar vóór onder het tsarenregiem werd de verdeel-en-heers-politiek toegepast waar van de joden door bloedige pogroms het slachtoffer werden. De gevoelens die in een volk worden opgewekt wan neer antisemitisme oplaait, zijn uitermate sterk Het is alsof een ballast van eeuwen een lawine van niet uit te roeien vooroordelen en drogredenen over de mensen raast. Alleen de zeer sterke zijn in staat hieraan weerstand te bieden. De passieven vormen echter in feite het machtsapparaat waarmee, zoals in Hitler-Duitsland, het antisemitisme tot staatsdoctrine wordt gemaakt. Bij en na dit alles geldt, zo stelt dr. Albinski in zijn boek nadrukkelijk vast, dat de joden enkele kenmerken bezit ten, die hen automatisch tot „vreemden" maakt. Een vraag is. of men hen dit mag verwijten. Als men een jood toe voegt dat hij een jood is, dan zal hij zich beledigd voelen, maar hij zal de waarheid van de aanwijzing niet kun nen ontkennen. Dit feit werkt binnen de joodse gemeenschappen uiteraard ook op zijn eigen manier door De jood weet dat hij jood is en dat dit feit - voor hem ellicht het bewijs van zijn uitverkiezing - hem in het oog van sommige niet-joden doodverft als „de vreemde", de niet-geaccepteerde. Uit deze vluchtige beschouwing, waarbij wij het boek van dr. Albinski als voornaam ste bron namen, blijkt al wel dat het antisemitisme méér is dan 'n verschijn sel van voorbijgaande aard. Het is mo gelijk dat wij nu al, door verkeerde op voeding van onze kinderen, de pogroms van de toekomst voorbereiden. Bestrijding van het antisemitisme is dan ook alleen mogelijk, zo stelt dr. Albinski aan het slot van zijn boek, als men zowel de directe als de in directe methode hanteert Direct, door - zoals hij doet - de stereotypieën en vooroordelen te ontmaskeren. Indirect, door als voornaamste levensdoel te kiezen; het geluk, in de vorm van be zit of macht, maar zoals het door God voor ons bedoeld is. De weg is echter moeilijk en lang. TOM KOOPMAN (Advertentie) Uw verkoudheid van neus, keel of borst weg met JÈÊÊLm godefrieda, dat wonderlijke kind dat ze nooit helemaal zou begrij pen. Ofschoon zij geen bevelen uit deelde was zij het toch die de lei ding had van het werk op de Dorn- melhoeve; Godefriedus kon het niet allemaal meer overzien. Dat deed ze erg rustig met een vriendelijk woord en goede raad. Frieda vond alles goed, als men haar maar haar gang liet gaan. Voor dat meisje beston den geen moeilijkheden. Haar enige echte zorg was, dat haar klompen niet te klein waren. Daarom nam ze ze een maat te groot; op tien meter afstand hoorde je haar al aan komen klossen. Ook Toon schikte zich gewillig naar Godefrieda's wensen. Hij had voo-r haar oen verering die Marjan wel eens verbaasde. Moeder noemde hij haar, maar hij zag haar niet als een moeder. Dat was ze ook niet; haar jeugdig uiterlijk hield ze aldoor, in een jaar werd ze geen dag ouder. Als kind al, had ze een zekere driftige statigheid; die had ze behouden, dat was zelfs nog toe genomen. Waarom doe je het niet?" vroeg Marjan als ze weer een aan zoek had afgewezen. „Het is een knap pe, nette man en hij heeft een rijke stal met vee." „Ik wil niet trouwen met een boer, moeder" „Je bent zelf een boerin". „Ik wil geen boer" her- 1 haalde Frieda. „Een veehandelaar 1 dan, zult u zeggen. Ik ken geen grie- 1 zeliger mannen. Als ze terugkomen van de veemarkt zitten ze tot hun nek onder de koeiedrek. Jan had dat nooit. Zijn laarzen waren vuil. Dat was alles." De achterkleinkinderen waren Marjans grote troost. Godefrieda was nu al ruim twee jaar; ze stapte al door het huis kraaiend van plezier. Dan klom ze op oma's schoot en ze ke ken door de kleine raampjes in de opkamer naar de kersebomen. V\e laatste dagen van haar leven was Marjan nog stiller dan gewoonlijk. De roze koontjes in haar bleek gezicht duidden er op dat ze nerveus was, gespannen. Ze scheen me* zichzelf geen raad te weten. On rustig liep ze op en neer. Dan ging ze naar de akker om even met Go defriedus en Toon te praten, dan naar de lege stal waar ze minuten lang stond te staren naar de kruis jes. In gedachten zag ze die lieve jongen, die geestelijk niei volwaar dig en toch soms zo wijs was. Jan Griniau die vreemde man, hij maak te haar onrustig. Ze had nooit een hekel aan hem gehad ook niet toen hij de boel zo begaaid had. Toch kon ze niet aan hem denken met de ge negenheid die ze voor Dien Baks gevoelde al de jaren dat ze op de Dom meihoeve had gewoond. Over Dien was ze heel gerust, Zv. had goed ge leefd en ze was goeJ gestorven. Daarna liep ze door de lange blauwe plavuizengang naar buiten tot onder de kersebomen. Ze blikte om zich heen en keek naar Zegenree; ze hief haar gezicht op naar de blauwe lucht waar witte schapewolkjes voorbij dre ven. Een eindje verder volgde ze de rivieroever en ging dan de beemd in. Een tiental meters slechts, toen stond ze stil, het gezicht naar het dorp toegewend. In gedachten zag ze het pleintje met de lindeboom, de oude brokkelige toren en de kerk. Haar voeten gingen automatisch vooruit, een paar meter en dan stond ze weer stil. Het was vreemd dat ze nu opeens verlangde naar het dorp te gaan, ze wist heel goed dat ze dat niet meer ko" Het verlangen bleef leven en toen bedacht ze dat ze Godefrieda kon vragen om haar met de brik naar het dorp te rijden. Ze ging terug en liep weer langs de rivier tot dicht bij de brug. Ze kon het ruisen van de val horen, ze zag de grote zwerfkei waar Ma- rinus Beerdonk met zijn voet achter was blijven haken. Toen was hij verdronken. Ze stond daar maar te kijken en te luisteren. Een lange stoet van her inneringsbeelden trok aan haar voor bij. Er was geen orde in, het was verwarrend. Waarom gebeurde dat en waarom stond ze hier? Dat deed ze op andere dagen toch ook niet. Ze schrok toen ze plotseling geruis achter zich hoorde en dan zag ze haar dochter. Godefrieda had haar gadegeslagen die dag. Wat doet ze vreemd dacht ze. Toen ze haar de beemd in zag gaan, bleef ze haar onder de kersebomen in het oog hou den; toen ze naar de brug liep langs de rivieroever werd ze bang. Zou er iets niet goed met haar zijn? Ang stig liep ze naar haar toe maar toen ze in de oude nevelige ogen keek, zag ze dat ze niet hang had hoe ven zijn. Opeens begreep ze het: moeder was aan het afscheid nemen. Dan kon het wel eens vlug afgelo pen zijn. „Bent u aan de wandel gegaan?" vroeg ze. „Het is mooi weer" glim lachte Mar jam. In de zon is het lek ker war" Godefrieda gaf haar een arm en ze kuierden terug naar de Dommel- hoeve. Marjan praatte over de groen teakker en de wei, die er best uit zagen. Het zou weer een goed jaar worden, dat was ook wel nodig, nu er al drie kindjes waren. Godefrieda luisterde verbaasd toe, deze zorge lijke belangstelling voor het werk en de opbrengst was ze de laatste ja ren van haar moeder niet meer ge woon. Telkens zag ze haar opzij kij ken naar het dorp. Zou zij daar ook nog naar toe willen? Dat kunnen we morgen wel eens doen. Marjan was het al half kwijt; door haar hoofd speelde nog wel de gedachte dat ze Godefrieda iets moest vragen, maar ze wist niet meer wat het was. Toen ze door de voordeur het huis binnen gingen, hoorden ze in het achterhuis de afgrijselijke kreten van de klei ne Marinus, die door zijn zusje werd geplaagd. Opeens schoot er meer vaart in haar oude benen; wat ze Godefrieda had willen vragen was ze nu helemaal kwijt. /^odefrieda dacht dat ze haar va- der in moest lichten, ze deed het terstond. Hij zat op zijn knieën een bed jonge spinazie te zui veren en kwam moeizaaam overeind. „Waarom denk je dat?" vroeg hij toen ze zei dat ze bang was dat er met moeder iets niet goed was. Een trage glimlach kwam in zijn ogen toen ze vertelde wat ze die dag had gezien. Hij kende het verhaal wel dat sommige mensen vlak voor hun dood afscheid willen nemen van al hetgeen waar ze mee geleefd heb ben. Ook bij de beesten werd je soms iets in die zin gewaar. Was het waar of was het inbeelding? „Wil je de dokter waarschuwen?" vroeg hij. „Moeder klaagt nergens over en de dokter i^omt regelmatig". „Dan moeten we het maar afzien, Godefrieda" Hij gleed weer op zijn knieën op de rulle aarde ze zag de heftige ruk -van zijn hoofd toen hij de ontroering met geweld van zich af wilde zetten. Twee dagen later hield Marjan tijdens het voorbidden van het ro zenhoedje, wat ze nog altijd zelf wil de doen, plotseling op. Haar gezicht werd doodsbleek, ze gleed opzij uit en zou van haar stoel gevallen zijn als Toon haar niet had gegrepen. 4 Half bewusteloos lag ze in bed toen de dokter zich over haar heenboog. „Roep de pastoor" fluisterde hij te- gen Godefriedus. „Er moet een an- dere dokter bij komen" antwoordde f Godefriedus met hard geluid. Met een ongeduldig gebaar wenkte de dokter hem mee de gang in te gaan. Daar zei hij: „Marjan is hele- maal op Berust er in dat je haar af moet geven. Menselijkerwijs ge- sproken had ze al vijf, zes jaar ge- leden dood moeten gaan. Laat haar rustig gaan, maak het voor haar niet moeilijk." 1 De kalme doodsstrijd duurde twee dagen. Er was eigenlijk geen sprake van doodsstrijd, heel rustig lag ze i te wachten op het einde. Meestal was ze half bewusteloos, met daar- tussen korte momenten van helder- heid. Toen kon zp afscheid nemen van al die haar dierbaar waren. Heel i stil lag ze op het witte kussen, al- leen in de laatste zucht was nog enige kracht en spanning. Dan werd het stil. 4 Heel het dorp kwam er bij te pas, i toen ze werd begraven. Godefriedus t hield zich erg goed tijdens het be- J grafenismaal praatte hij druk met de mensen. Te druk, dacht Godefrieda, i de reactie zou nog wel komen. Dat gebeurde inderdaad dezelfde middag al. Hij scheen gen lust te hebben om aan het werk te gaan. Hij liep wat rond in zijn zwart pak. In de na- middag verliet hij de hoeve door de voordeur wat hij zelden deed. Een paar minuten stond hij onder de kersebómen voor zich uit te kij-f ken en liep dan langs de rivier naar de. brug. Wat is hij van plan? vroeg Godefrieda zich af. Niet in het minst f was zij ongerust dat hij zichzelf iets zou aandoen; dat zou hij nooit doen, tenzij hij de kolder kreeg. Hij klom tegen de dijk op en zij zag hem de brug opgaan, daarna liep hij de weg j op naar Zegenree. Dat was opmer- kelijk. Hoeveel jaren was het ni,et J geleden dat hij op het landgoed was J geweest. Ze ging terug in huis. Door een klein raampje op de hooizolder zag ze hem voortgaan over de smalle weg met trage doelbewuste stappen. Opeens dacht ze het te begrijpen. De wilgen? Evan later zag ze hem j afzwenken naar het wilgenveld. Daar i stond hij vlakbij de rivier, op dezelfde plaats waar hij Marjan voor het eerst gezien had. Bijna vijftig jaar J was dat geweest. Meer dan een uur lang stond hij daar roerloos 1 als een standbeeld tussen het groene hout. Wil hij daar en op die ma- nier zijn verdriet met zichzelf uit- vechten? dacht Godefrieda. Dat zal hem wel lukken. Het heeft hem hard aangepakt, maar hij is sterk en flink. J Een paar uur later was hij terug, f Godefrieda hoorde hem zijn knipmes f aanzetten op de wetplank. Toen ze i tegen de avond ging kijken in de f stal zag ze het grote hart met een kruisje in de kartinkeping boven de andere kruisjes, de houtsplinters la gen nog op de grond. Rondom het hart had hij een krans gelegd van halfwilde rode roosjes. Van moeders eigen struik, die ze eens had gekre- gen van een boer op de Bossche f markt en die ze zelf had geplant tegen de muur van het kippenhok, jf Dat was de laatste keer dat in de eiken balk een herinnering werd ge- J sneden. Toon Meerwijk gaf niet om J zulke dingen en ook zijn zoons von- den het maar een sentimenteel ge- J doe. Maar voor Godefrieda bleef het ontroerend leven tot haar laatste da- gen.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1965 | | pagina 10