Antisemitisme
....ZIT HET OOK IN ONS?
„Domheid"op school is
maar betrekkelijk
PSYCHOLOGEN BETOGEN:
De angst
Kleine wereld
Zondebok
Duitsland
Rassenfilosofie
Sovjet-Unie
De toekomst
10
Snuif en wrijf
DOOR
Walter Breedveld
DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 7 JANUARI 1965
15,
EEN JOODSE vrouw
vertelde enkele jaren
geleden in een tele
visie-interview het volgen
de geval. Op een warme
zomerdag zat zij in een
rondvaartbootje. Zij droeg
een japonnetje met korte
mouwen. Af en toe werd
haar bovenarm zichtbaar
Daarop was in helderblau
we cijfers een registratie
nummer getatoueerd. Een
souvenir aan het concentra
tiekamp. Een medepassa-
giere keek er telkens naar
en vroeg tenslotte wat dat
nummer te betekenen had.
De joodse vrouw zei: „Dat
heb in overgehouden uit
het concentratiekamp. Wij
hadden allemaal zo'n num
mer op onze bovenarm".
De andere vrouw zweeg
verbaasd en mompelde
toen: „Hadden ze dat num
mer niet op een plaats kun
nen tatoueren waar het niet
zo zichtbaar zou zijn
Op het eerste oog een on
schuldig, maar ietwat pijn
lijk wordend gesprek. De
joodse vrouw zal het ech
ter haar leven lang niet
meer vergeten. Want zij
werd zelfs in haar vakan
tiestemming belaagd door
het monster van het anti
semitisme. Een anti-semitis-
me dat de registratienum
mers weliswaar niet zo in
het ooglopend zou aan
brengen als de Nazi's de
den, maar dat de numme
ring van joden toch niet
absurd achtte.
Wat is antisemitisme eigenlijk? Waar komt het vandaan? Zolang er
joden zijn zal die vraag actueel blijven. Er zijn bijzonder indringende
verhandelingen over geschreven. Anthropologen, psychologen, socio
logen, godgeleerden zij allen hebben zich er mee beziggehouden.
Het resultaat is, dat men langzamerhand vrij zeker kan zeggen wat
antisemitisme inhoudt, hoe het ontstaat en zich ontwikkelt maar
dat men op de vraag of het antisemitisme uit te roeien is, het ant
woord gedeeltelijk schuldig moet blijven. Een nieuw boek over dit
oude probleem is in ons taalgebied verschenen. Het heeft de tot
zelfonderzoek nopende titel: „Antisemitisme in ons?" en de
schrijver is dr. M. Albinski, een jood, die zich na jaren van vervol
ging, van oorlogservaringen, in Nederland vestigde. Hij promoveer
de in Nijmegen. Zijn studievak is de sociologie.
Herdenking bij het
monument voor jood
se slachtoffers in
Bergen-Belsen. Wie
garandeert ons dat
het antisemitisme
met Hitier en de zij
nen is uitgestorven?
FRANKFURT „Tegen de domheid stryden de goden zelfs tevergeefs", ver
zuchtte 200 jaar geleden de dichter Friedrich von Schiller en velen waren het vol
ledig met hem eens. Een geheel andere mening zijn echter de schoolpsychologen
toegedaan, die onlangs voor een conferentie in Dortmund bijeenkwamen. De hon
derd heren, die zich om zo te zeggen „beroepshalve" met de domheid moeten be
zighouden, stelden unaniem vast, dat de strijd geenszins tevergeefs is men moet
deze alleen met psychologische middelen voeren.
J^r. Albinski - zijn naam verraadt zijn
Poolse afkomst - heeft zich in zijn bij
,,Pax" verschenen boek beziggehouden
met alle wetenschappen die iets omtrent
het antisemitisme te zeggen hebben. En
daf zijn er vele. Antisemitisme is welis
waar een maatschappelijk verschijnsel;
maar het vormt tegelijkertijd een cul
minatie van allerlei andere verschijn
selen en toestanden. Soms werken zij
elkaar tegen en heffen zodoende elkan
ders negatieve krachten op. Een an
dere keer gaan zij samen en leiden tot
de vreselijkste excessen. Vaak is het
heel moeilijk om te onderscheiden of
een bepaalde handeling verricht is van
uit een antisemitische houding of niet.
De wortels van het antisemitisme lig
gen menigmaal in een irrationele bo
dem. Dr. Albinski citeert tal van ge
zaghebbende auteurs, die het probleem
van het antisemitisme ieder vanuit ei
gen gezichtshoek, maar toch altijd op
grond van wetenschappelijk verkregen
gegevens, belichten. In elk geval wordt
uit de grote verscheidenheid van be
naderingswijzen en van conclusies dui
delijk, dat het antisemitisme méér is
dan eenvoudig ,,een hekel aan joden
hebben". Antisemitisme is in werkelijk
heid een zeer ingewikkelde zaak en het
is een belangwekkende opdracht die men
aan zichzelf kan stellen, met deze kwes
tie in het ïein te komen Antisemitisme
is namelijk op zijn beurt weer een vorm
van het grote complex van mensenhaat,
al culmineert het nergens zo drastisch
en duidelijk als ten opzichte van de
joden.
krachten in sommige mensen zo sterk
kunnen gisten, dat zij een buitenstaan
der nodig hebben om er hun eigen fou-
tem op te kunnen wreken. Kortom:
een zondebok. In principe kan iedereen
deze functie vervullen. De ideale zon
debok is echter altijd hij die anders
is. Die zich onderscheidt. De neger bij
voorbeeld. Soms ook de katholiek. Maar
als een bijna door de historie gepresen
teerd exemplaar: de jood Dit is wat
de psychologen over het antisemitisme
te zeggen hebben.
Dr. Albinski wijdt aan het begrip
„vreemd", het type van de buitenstaan
der, de outcast, een lange beschou-
Natuurlijk heeft deze conclusie van
de schoolpsychologen geen betrekking
op de gebruikelijke vorm van domheid.
De beroepsmatige belangstelling gaat
veeleer uit naar de eveneens zeer ver
breide zogenaamde ,,schooldomheid"
die zich in geringe prestaties en zeer
slechte rapporten pleegt te manifeste
ren, en waarachtr zich dikwijls het on
vermogen van het kind herbergt, dat
met ernstige psychische en fysische
problemen worstelt. Zeer dikwijls gaat
het bij deze jongens en meisjes, die
zeer weinig presteren, niet om onintel
ligente leerlingen, maar om verkeerd
opgevoede, lichamelijke of psychisch
zwakke of gewoon om kinderen, die nog
niet „schoolrijp" zijn. Zulke bronnen
van fouten op te sporen, ieder kind op
zijn bij de persoon behorend niveau te
plaaten en het daarmee van de smet
der domheid te bevrijden, beschouwen
de psychologen als hun belangrijkste
taak.
Verder willen de schoolpsychologen
consequent met de overal verbreide me
ning afrekenen, dat voor de begaafdheid
van een kind kenmerkend is, hoe de
vorderingen bij het leren lezen en schrij
ven op school zijn. Dat de kinderen in
deze vakken falen vindt volgens de er
varingen van de schoolpsychologen zijn
oorzaak in de linkshandigheid. Foutie
ve, gewelddadige pogingen, om van
linkshandigen rechtshandigen te maken
veroorzaken ernstige storingen. In ver
schillende Westduitse steden heeft men
op aanraden van de schoolpsychologen
gedurende de afgelopen jaren cursus
sen voor linkshandigen ingesteld. Hier
kunnen de kinderen overeenkomstig hun
aanleg leren schrijven. Vele kinderen
hebben zich dankzij deze cursussen kun
nen ontwikkelen tot zeer goede leer
lingen.
Door intelligentietests en aansluitende
individuele adviezen, waaraan ouders
en kind deelnemen, om van experts
te horen, dat hun lieveling noch dom
noch lui is, maar psychisch gestoord,
werken de schoolpsychologen zodanig,
dat zij door de publiciteit nauwelijks op
gemerkt worden. En wat meer publici
teit zouden zij best kunnen gebruiken,
omdat er in West-Duitsland veel te wei
nig schoolpsychologen zijn
De UNESCO adviseerdet op 2000
schoolkinderen één schoolpsycholoog.
Helaas is dit binnen afzienbare tyd niet
te verwezenlijken. Tijdns de conferen
tie eisten de schoolpsychologen dan ook
dat alle Westduitse ministeries, die zich
met onderwijsaangelegenheden bezig
houden, het pedagogisch-psychologisch
onderzoek zeer energiek stimuleren. Als
voorbeeld onder de Bondslanden geldt
Hessen, dat reeds enkele jaren geleden
de schoolpsychologische zorg op lande
lijk niveau georganiseerd heeft.
In Hessen krijgen belangstellende on
derwijzers betaalde vakantie om psy
chologie te studeren. Een vooreerst kost
baar experiment, want de onderwijzers
moeten behalve dat zij de kweekschool
aflopen nog een volledige psychologie-
cursus volgen. Het Hessische ministe
rie van Culturele zaken gelooft echter
op grond van de goede ervaringen, die
met schoolpsychologische adviezen opge
daan werden, het leerniveau van de
scholen te kunnen verhogen, terwijl men
de afzonderlijke prestaties denkt te ver
beteren.
volgens de griezelsprookjes - op de
joodse rituele altaren het leven moe
ten geven.
In de middeleeuwen was het niet onge
woon dat joden de schuld kregen van
epidemieën. Men nam wraak op hen en
dreef hen in allerlei dwangposities. Als
ze in die dwangpositie verkommerden
dan zei men rechtzinnig: '„Zie hoe God
de joden voor hun ontrouw straft". Ook
dit onjuiste argument hééft de eeuwen
overleefd. Merkwaardig is nu, dat waar
de godsdienst de brandstof voor anti
semitisme kan leveren, zij ook het blus-
en 20ste eeuw algemeen aanvaarde Has
en huidskleur kwamen als „verdiensten"
op. Raskenmerken vormden zelfs de at
tributen van een pseudoreligie en dit
proces werd versneld toen de godsdien
stige overtuiging en de absolute moraal
die zij ingaf - de enige moraal die
het egoisme kan remmen - verzwakten,
terwijl tegelijkertijd verwarring en angst
toenamen.
In het vooroorlogse Duitsland na
men de tendenzen, die tot antisemi
tisme kunnen leiden, gevaarlijke vor-
Antisemitisme wil niet alleen maar ne
gatief zijn. Het probeert te appelleren aan
edele, menselijke motieven, namelijk
daar waar het zich presenteert als ver
dediging van de godsdienst, van vader
land, volk, de goede zeden. Tegelijker
tijd moedigt het echter primitieve in
stincten tot aktie aan: afgunst, zelf
zucht. De vermenging van motieven ver
klaart ten dele het gemak waarmee het
antisemitisme zich kan ontwikkelen.Hoe-
veel onmenselijks is de joden niet
aangedaan, omdat men aan hen de Gods-
moord wilde wreken? Was hier het mo
tief werkelijk, of werd het motief er-
bijgehaald om iets wat in wezen on
menselijk en onchristelijk was, goed te
praten? De onderzoekers geven er geen
rechtseeks antwoord op Zij zijn het
echter met elkaar over eens, dat het
antisemitisme minstens gedeeltelijk
van emotionele aard is. Bijna altijd
heeft de afgunst op de welvaart van een
groep gefortuneerden en invloedrijke jo
den een rol gespeeld, waarover later
meer.
Een belangrijke factor voor het ont
staan van antisemitisme (en men kan
telkenmale het woord rassenhaat er
aan toevoegen) is in elk geval ook
de angst- Hier wordt bedoeld de va
ge angst, een soort levensvrees, die
men in zichzelf gewaar wordt, maar
onderdrukt. Een dergelijk gevoel kan
onverdragclijk worden, tenzij men er
een oplossing voor vindt. Nauw ver
want aan de angst zijn zwakheid, pas
siviteit en onzelfstandigheid. Mensen
die met deze moeilijkheden kampen
zijn meestal niet In staat deze objec
tief te zien en ze bij de wortel aan
te pakken, maar ze worden uit het
bewustzijn geweerd en blijven als op
scherp gestelde handgranaten liggen.
Mensen in zo'n situatie identificeren
de wereld met hun eigen geestelijke
habitus. Hun onstabiele zelfbeeld wordt
het mode] van hun wereldbeeld. Een
ander persoonlijk kenmerk bij antise
mieten (zij vormen in de psychologische
wetenschap een type apart) is geeste
lijke starheid, dat als het ware het ge
raamte van veel vooroordelen is.
Frustratie, innerlijke geremdheid, is
een tweede hoofdfaktor in de persoon
lijkheidsstructuur die tot agressie kan
leiden. Tot de kenmerkende trekken van
het antisemitisme behoort het beschul
digen van joden van alle moeilijkheden
en problemen waarmee de antisemiet
te kampen heeft Er is echter nog een
aantal ruimere kaders voor 't antisemi
tisme te vinden. Eén ervan is het zo
genaamde etnocentrisme - zijnde,
de overdreven bewondering voor het ei
gen volk, de eigen stam, het volksei-
gene, met minachting van degenen
die daarvan geen deel uitmaken. Uit de
praktijk blijkt, dat bepaalde psychische
wing. „Vreemd" wil niet zeggen, dat
iets onbekend is in zuiver verstandelijke
zin. Het raakt veel diepere lagen van
de persoonlijkheid. Vreemd is iets waar
van we weten dat het bestaat, dat het
ons iets kan doen, zonder dat we er
definities van hebben.
Je weet niet wat je aan hem hebt"
is de zin waarmee we dit vreemde
aanduiden. Het is onmogelijk om je
daartegenover op een aangepaste ma
nier te gedragen. Onze gebruiksaan
wijzing faalt. Het vreemde openbaart
zich echter aan ons in categorieën.
Tientallen vreemde mensen, joden
bijvoorbeeld, vormen gaandeweg „de
jood".
Op hen gezamenlijk is het motto
van toepassing, dat ze in negatieve
zin kunnen worden „thuisgebracht".
Niet bü ons horend, maar duidelijk
herkenbaar bij elkaar horend, in hun
totaliteit evenwel even vreemd als
de mannetjes van Mars. Alleen wonen
de Marsmannetjes niet tussen ons in.
Wat men nu ten aanzien van het col
lectief-vreemde doet (het in een kastje
onderbrengen zonder dat we erin kun
nen kijken om te zien wat er gebeurt
of althans zonder het te kunnen begrij
pen) is het vormen van een stereotype.
Daarvan bestaan er duizenden, positief
en negatief Vlijtige Duitsers, romanti
sche Fransen, stoere Zeeuwen, luie Span
jaarden enz enz. Merkwaardig hierbij
is. dat men in West-Europa de waarde
schaal der stereotypieën gunstiger ziet
worden, naarmate men naar noorderlij-
ke volken kijkt en ongunstiger naar
mate men ziet naar zuidelijke en ooste
lijke volkeren
De joden kemen er in de stereoty
pieën dan ook slechter af dan volkeren
wier woongebied dichter bij het onze
ligt. Daarbij komt, dat de joden het
verstrooide volk per traditie zijn. De
geschiedschrijving van het joodse volk
is feitelijk één doorlopend verhaal van
verstrooiing, ballingschap en onderdruk
king, met als geweldige bindende factor:
de godsdienst, ten dele de taal, het
uiterlijk en voorts de tradities. Wilde
het volk niet verstrooid worden als zand
in de woestijn, dan diende het hechte
banden te smeden Een geweldige stimu
lans daartoe vormt het feit, dat de
loodse openbaring de nazaten van Abra
ham. Izaak en Jakob noemt als het
uitverkoren volk. Bij de komst van Chris
tus - in feite een religieuze beweging
BINNEN het jodendom - ontwikkelden
zich sterke "iernen van wat zich later
zou lieren met het antisemitisme. Naast
het uitverkoren volk van joden, plaat
ste zich de alleenzaligmakende kerk-
van-joden-en-bekeerde-heidenen- In de
ïonge kerk traden allerlei conflicten aan
de dag De verketterde leer van' Arius
b.v. bracht de associatie tot stand van
jodendom en afvalligheid en hierdoor
opgewekte gevoelens werkten tot in de
middeleeuwen door.
Gaandeweg werd het orthodoxe jo
dendom steeds meer geindentificeerd
met „duivels" en via dit ezelsbrug
getje belandde men weer by de over
tuiging, dat de duivel de vader van
heksen en tovenaars is. De joden wer
den van hekserij beschuldigd. Van
hier was het maar een kleine stap
naar het praatje, dat de joden voor
hun duivelskunsten 't bloed van chris
tenkinderen nodig hadden. De „ritue
le moord" was er en ztf handhaafden
zich als gruwelijke leugen tot in onze
eeuw. Thans doet ztf weer opgeld in
de Arabische landen, maar nu zijn
het mohammedaanse kinderen die -
water verschaft. Hoe vuur en bluswa
ter zich verhouden kan men echter nooit
met zekerheid voorspellen. Antisemitis
me ontwikkelt zich vaak onmerkbaar.
Een belangrijke reden daarvan is, dat
de joden als gemeenschap, wel IN een
land wonen, maar bijna nooit „VAN"
dat land zijn. Zij spreken de taal van
dat land, maar zij brengen hun eigen
heilige taal, het Hebreeuws mee. Waar
deze taal te exclusief was, ontstond
een aparte Joodse taal, het Jiddisch.
In Oosteuropese landen kon dit ver
schijnsel irritant worden, omdat de
joden daar, door zich aanvakelijk vrij
willig, later gedwongen in ghetto's
terug te trekken, een staat IN de
staat gingen vormen. Men voelt aan,
dat deze situatie gemakkelijk kon wor
den gezien als een bedreiging van
de nationale eenheid. Nationalisten en
allen die zich daarvoor uitgaven
keerden zich daarom al vrij spoedig
tegen de joden - die onzekere vreem
de factor in de eigen groep.
men aan. Het nationaal-socialisme ge
bruikte deze tendenzen ten koste van
de joden, maar dat wil niet zeggen
dat daarmee het noodlottige antisemi
tisme ontstond. Het was er al lang,
doch het wachtte slechts op de ontste-
kingsvonk.
In Duitsland heeft dit in de woelige
jaren tussen 1900 en 1933 heel sterk ge
werkt. Een krachtig streven naar een
heid viel samen met een toenemende
homogeniteit in de joodse groep. Zon
der merkbare overgang werd hier de
zaak omgedraaid. Aanvallen op de on
nationalistische joden (met voorbijzien
van hun „vrijblijvende diensten" aan
het volk en de staat) moesten de natio
nale gevoelens van verdeelde mensen
inspireren.
De bedreiging door samenzwerin
gen van joods-kapitalistische aard'"
werd een sterke troef in de propagan
da. Antisemitisme werd derhalve een
middel en vervolgens een doel. Weder
om hadden de joden de eigenschappen
om als bliksemafleider te fungeren. Niet
alleen was hun karakter over het alge
meen tegelijkertijd volgzaam en trots,
maar ook hun sociale positie was door
gaans beter dan die van talloze niet-
joden in het gastland, hetgeen de jaloe
zie gaande maakte. Dit had weer een
historische oorzaak In het verleden wa
ren de joden vaak gedwongen in posi
ties geplaatst die de christenen als zo
danig of besmet beschouwden: de geld
handel, het via woekerbedrijven innen
van belasting (de vorsten hieven hun
belastingen van de joden) en andere
vormen van bedrijvigheid, die weliswaar
niet hoog in aanzien stonden, maar toch
vervuld moesten worden. Een tweede
eveneens historisch gegroeide situatie
trof men aan op het gebied van de we
tenschappen. De joden, generaties lang
getraind in het denken en debatteren
in de synagoge, bleken voortreffelijke
geleerden te zijn- Was de westerling
de ambachtsman bij uitstek, de jood
hanteerde het fijne gereedschap van zijn
mensenkennis, zijn handelsinstinct en
zijn intellect en behoefde zich bij dat
alles allerminst verplicht te gevoelen
jegens de christenen tussen wie hij werk
te.
In de politiek deed zich ook een ac
cumulatief /erschijnsel voor. De politieke
bewegingen van het begin dezer eeuw
boden de joden in Europa weinig
keus. Zij waren ofwel nationalistisch,
ofwel christelijk-georiënteerd. liberaal
en antiklerikaal, of geinspireerd op Marx.
Het is duidelijk dat er voor de joden
weinig anders overbleef dan zich poli
tiek te interesseren voor liberalisme of
Marxisme Het was echter pas ernstig,
toen zich aan het antisemitisme een
filosofie ging hechten. De velen die in
het opzicht van bezit, kennis en groeps
leven niet met de joden konden con
curreren, begonnen zich te beroepen
op andere kenmerken dan de in de 19e
In de Sovjet-Unie maakte het antise
mitisme een andere geschiedenis door.
De joodse groepen werden hier welis
waar volgens de Grondwet gelijkelijk
als minderheden beschouwd, naast Oe-
krainers, Oezbeken en andere denomina
ties, maar Stalin legde deze formule
zo uit, dat zij eerder een belediging
en bedreiging dan een erkenning van
joodse emancipatie was.
Het recept van Stalin luidde: ,,de jood
se instellingen zullen zijn proletarisch
van inhoud, nationaal van vorm". Daar
vóór onder het tsarenregiem werd de
verdeel-en-heers-politiek toegepast waar
van de joden door bloedige pogroms
het slachtoffer werden. De gevoelens
die in een volk worden opgewekt wan
neer antisemitisme oplaait, zijn uitermate
sterk
Het is alsof een ballast van eeuwen
een lawine van niet uit te roeien
vooroordelen en drogredenen over de
mensen raast. Alleen de zeer sterke zijn
in staat hieraan weerstand te bieden.
De passieven vormen echter in feite
het machtsapparaat waarmee, zoals in
Hitler-Duitsland, het antisemitisme tot
staatsdoctrine wordt gemaakt.
Bij en na dit alles geldt, zo stelt dr.
Albinski in zijn boek nadrukkelijk vast,
dat de joden enkele kenmerken bezit
ten, die hen automatisch tot „vreemden"
maakt. Een vraag is. of men hen dit
mag verwijten. Als men een jood toe
voegt dat hij een jood is, dan zal hij
zich beledigd voelen, maar hij zal de
waarheid van de aanwijzing niet kun
nen ontkennen. Dit feit werkt binnen
de joodse gemeenschappen uiteraard ook
op zijn eigen manier door De jood
weet dat hij jood is en dat dit feit -
voor hem ellicht het bewijs van
zijn uitverkiezing - hem in het oog van
sommige niet-joden doodverft als „de
vreemde", de niet-geaccepteerde. Uit
deze vluchtige beschouwing, waarbij wij
het boek van dr. Albinski als voornaam
ste bron namen, blijkt al wel dat het
antisemitisme méér is dan 'n verschijn
sel van voorbijgaande aard. Het is mo
gelijk dat wij nu al, door verkeerde op
voeding van onze kinderen, de pogroms
van de toekomst voorbereiden.
Bestrijding van het antisemitisme is
dan ook alleen mogelijk, zo stelt dr.
Albinski aan het slot van zijn boek,
als men zowel de directe als de in
directe methode hanteert Direct, door
- zoals hij doet - de stereotypieën en
vooroordelen te ontmaskeren. Indirect,
door als voornaamste levensdoel te
kiezen; het geluk, in de vorm van be
zit of macht, maar zoals het door God
voor ons bedoeld is. De weg is echter
moeilijk en lang.
TOM KOOPMAN
(Advertentie)
Uw verkoudheid van neus,
keel of borst weg met
JÈÊÊLm
godefrieda, dat wonderlijke kind
dat ze nooit helemaal zou begrij
pen.
Ofschoon zij geen bevelen uit
deelde was zij het toch die de lei
ding had van het werk op de Dorn-
melhoeve; Godefriedus kon het niet
allemaal meer overzien. Dat deed ze
erg rustig met een vriendelijk woord
en goede raad. Frieda vond alles
goed, als men haar maar haar gang
liet gaan. Voor dat meisje beston
den geen moeilijkheden. Haar enige
echte zorg was, dat haar klompen
niet te klein waren. Daarom nam
ze ze een maat te groot; op tien
meter afstand hoorde je haar al aan
komen klossen. Ook Toon schikte zich
gewillig naar Godefrieda's wensen.
Hij had voo-r haar oen verering die
Marjan wel eens verbaasde. Moeder
noemde hij haar, maar hij zag haar
niet als een moeder. Dat was ze ook
niet; haar jeugdig uiterlijk hield ze
aldoor, in een jaar werd ze geen
dag ouder. Als kind al, had ze een
zekere driftige statigheid; die had
ze behouden, dat was zelfs nog toe
genomen. Waarom doe je het niet?"
vroeg Marjan als ze weer een aan
zoek had afgewezen. „Het is een knap
pe, nette man en hij heeft een rijke
stal met vee." „Ik wil niet trouwen
met een boer, moeder" „Je bent zelf
een boerin". „Ik wil geen boer" her-
1 haalde Frieda. „Een veehandelaar
1 dan, zult u zeggen. Ik ken geen grie-
1 zeliger mannen. Als ze terugkomen
van de veemarkt zitten ze tot hun
nek onder de koeiedrek. Jan had
dat nooit. Zijn laarzen waren vuil.
Dat was alles."
De achterkleinkinderen waren
Marjans grote troost. Godefrieda was
nu al ruim twee jaar; ze stapte al door
het huis kraaiend van plezier. Dan
klom ze op oma's schoot en ze ke
ken door de kleine raampjes in de
opkamer naar de kersebomen.
V\e laatste dagen van haar leven
was Marjan nog stiller dan
gewoonlijk. De roze koontjes in
haar bleek gezicht duidden er op dat
ze nerveus was, gespannen. Ze scheen
me* zichzelf geen raad te weten. On
rustig liep ze op en neer. Dan ging
ze naar de akker om even met Go
defriedus en Toon te praten, dan
naar de lege stal waar ze minuten
lang stond te staren naar de kruis
jes. In gedachten zag ze die lieve
jongen, die geestelijk niei volwaar
dig en toch soms zo wijs was. Jan
Griniau die vreemde man, hij maak
te haar onrustig. Ze had nooit een
hekel aan hem gehad ook niet toen
hij de boel zo begaaid had. Toch kon
ze niet aan hem denken met de ge
negenheid die ze voor Dien Baks
gevoelde al de jaren dat ze op de Dom
meihoeve had gewoond. Over Dien
was ze heel gerust, Zv. had goed ge
leefd en ze was goeJ gestorven.
Daarna liep ze door de lange blauwe
plavuizengang naar buiten tot onder
de kersebomen. Ze blikte om zich
heen en keek naar Zegenree; ze hief
haar gezicht op naar de blauwe lucht
waar witte schapewolkjes voorbij dre
ven. Een eindje verder volgde ze de
rivieroever en ging dan de beemd
in. Een tiental meters slechts, toen
stond ze stil, het gezicht naar het
dorp toegewend. In gedachten zag
ze het pleintje met de lindeboom,
de oude brokkelige toren en de kerk.
Haar voeten gingen automatisch
vooruit, een paar meter en dan stond
ze weer stil. Het was vreemd dat
ze nu opeens verlangde naar het
dorp te gaan, ze wist heel goed dat
ze dat niet meer ko" Het verlangen
bleef leven en toen bedacht ze dat
ze Godefrieda kon vragen om haar
met de brik naar het dorp te rijden.
Ze ging terug en liep weer langs
de rivier tot dicht bij de brug. Ze
kon het ruisen van de val horen,
ze zag de grote zwerfkei waar Ma-
rinus Beerdonk met zijn voet achter
was blijven haken. Toen was hij
verdronken.
Ze stond daar maar te kijken en
te luisteren. Een lange stoet van her
inneringsbeelden trok aan haar voor
bij. Er was geen orde in, het was
verwarrend. Waarom gebeurde dat
en waarom stond ze hier? Dat deed
ze op andere dagen toch ook niet.
Ze schrok toen ze plotseling geruis
achter zich hoorde en dan zag ze
haar dochter. Godefrieda had haar
gadegeslagen die dag. Wat doet ze
vreemd dacht ze. Toen ze haar de
beemd in zag gaan, bleef ze haar
onder de kersebomen in het oog hou
den; toen ze naar de brug liep langs
de rivieroever werd ze bang. Zou er
iets niet goed met haar zijn? Ang
stig liep ze naar haar toe maar toen
ze in de oude nevelige ogen keek,
zag ze dat ze niet hang had hoe
ven zijn. Opeens begreep ze het:
moeder was aan het afscheid nemen.
Dan kon het wel eens vlug afgelo
pen zijn.
„Bent u aan de wandel gegaan?"
vroeg ze. „Het is mooi weer" glim
lachte Mar jam. In de zon is het lek
ker war"
Godefrieda gaf haar een arm en
ze kuierden terug naar de Dommel-
hoeve. Marjan praatte over de groen
teakker en de wei, die er best uit
zagen. Het zou weer een goed jaar
worden, dat was ook wel nodig, nu
er al drie kindjes waren. Godefrieda
luisterde verbaasd toe, deze zorge
lijke belangstelling voor het werk en
de opbrengst was ze de laatste ja
ren van haar moeder niet meer ge
woon. Telkens zag ze haar opzij kij
ken naar het dorp. Zou zij daar ook
nog naar toe willen? Dat kunnen we
morgen wel eens doen. Marjan was
het al half kwijt; door haar hoofd
speelde nog wel de gedachte dat ze
Godefrieda iets moest vragen, maar
ze wist niet meer wat het was. Toen
ze door de voordeur het huis binnen
gingen, hoorden ze in het achterhuis
de afgrijselijke kreten van de klei
ne Marinus, die door zijn zusje werd
geplaagd. Opeens schoot er meer
vaart in haar oude benen; wat ze
Godefrieda had willen vragen was ze
nu helemaal kwijt.
/^odefrieda dacht dat ze haar va-
der in moest lichten, ze deed
het terstond. Hij zat op zijn
knieën een bed jonge spinazie te zui
veren en kwam moeizaaam overeind.
„Waarom denk je dat?" vroeg hij
toen ze zei dat ze bang was dat er
met moeder iets niet goed was. Een
trage glimlach kwam in zijn ogen
toen ze vertelde wat ze die dag had
gezien. Hij kende het verhaal wel
dat sommige mensen vlak voor hun
dood afscheid willen nemen van al
hetgeen waar ze mee geleefd heb
ben. Ook bij de beesten werd je
soms iets in die zin gewaar. Was
het waar of was het inbeelding?
„Wil je de dokter waarschuwen?"
vroeg hij. „Moeder klaagt nergens
over en de dokter i^omt regelmatig".
„Dan moeten we het maar afzien,
Godefrieda" Hij gleed weer op zijn
knieën op de rulle aarde ze zag
de heftige ruk -van zijn hoofd toen
hij de ontroering met geweld van
zich af wilde zetten.
Twee dagen later hield Marjan
tijdens het voorbidden van het ro
zenhoedje, wat ze nog altijd zelf wil
de doen, plotseling op. Haar gezicht
werd doodsbleek, ze gleed opzij uit
en zou van haar stoel gevallen zijn
als Toon haar niet had gegrepen. 4
Half bewusteloos lag ze in bed toen
de dokter zich over haar heenboog.
„Roep de pastoor" fluisterde hij te-
gen Godefriedus. „Er moet een an-
dere dokter bij komen" antwoordde f
Godefriedus met hard geluid.
Met een ongeduldig gebaar wenkte
de dokter hem mee de gang in te
gaan. Daar zei hij: „Marjan is hele-
maal op Berust er in dat je haar
af moet geven. Menselijkerwijs ge-
sproken had ze al vijf, zes jaar ge-
leden dood moeten gaan. Laat haar
rustig gaan, maak het voor haar niet
moeilijk." 1
De kalme doodsstrijd duurde twee
dagen. Er was eigenlijk geen sprake
van doodsstrijd, heel rustig lag ze i
te wachten op het einde. Meestal
was ze half bewusteloos, met daar-
tussen korte momenten van helder-
heid. Toen kon zp afscheid nemen
van al die haar dierbaar waren. Heel i
stil lag ze op het witte kussen, al-
leen in de laatste zucht was nog
enige kracht en spanning. Dan werd
het stil. 4
Heel het dorp kwam er bij te pas, i
toen ze werd begraven. Godefriedus t
hield zich erg goed tijdens het be- J
grafenismaal praatte hij druk met de
mensen. Te druk, dacht Godefrieda, i
de reactie zou nog wel komen. Dat
gebeurde inderdaad dezelfde middag
al. Hij scheen gen lust te hebben om
aan het werk te gaan. Hij liep wat
rond in zijn zwart pak. In de na-
middag verliet hij de hoeve door
de voordeur wat hij zelden deed.
Een paar minuten stond hij onder
de kersebómen voor zich uit te kij-f
ken en liep dan langs de rivier naar
de. brug. Wat is hij van plan? vroeg
Godefrieda zich af. Niet in het minst f
was zij ongerust dat hij zichzelf iets
zou aandoen; dat zou hij nooit doen,
tenzij hij de kolder kreeg. Hij klom
tegen de dijk op en zij zag hem de
brug opgaan, daarna liep hij de weg j
op naar Zegenree. Dat was opmer-
kelijk. Hoeveel jaren was het ni,et J
geleden dat hij op het landgoed was J
geweest. Ze ging terug in huis. Door
een klein raampje op de hooizolder
zag ze hem voortgaan over de smalle
weg met trage doelbewuste stappen.
Opeens dacht ze het te begrijpen.
De wilgen? Evan later zag ze hem j
afzwenken naar het wilgenveld. Daar i
stond hij vlakbij de rivier, op dezelfde
plaats waar hij Marjan voor het eerst
gezien had. Bijna vijftig jaar J
was dat geweest. Meer dan een
uur lang stond hij daar roerloos 1
als een standbeeld tussen het groene
hout. Wil hij daar en op die ma-
nier zijn verdriet met zichzelf uit-
vechten? dacht Godefrieda. Dat zal
hem wel lukken. Het heeft hem hard
aangepakt, maar hij is sterk en
flink. J
Een paar uur later was hij terug, f
Godefrieda hoorde hem zijn knipmes f
aanzetten op de wetplank. Toen ze i
tegen de avond ging kijken in de f
stal zag ze het grote hart met een
kruisje in de kartinkeping boven de
andere kruisjes, de houtsplinters la
gen nog op de grond. Rondom het
hart had hij een krans gelegd van
halfwilde rode roosjes. Van moeders
eigen struik, die ze eens had gekre-
gen van een boer op de Bossche f
markt en die ze zelf had geplant
tegen de muur van het kippenhok, jf
Dat was de laatste keer dat in de
eiken balk een herinnering werd ge- J
sneden. Toon Meerwijk gaf niet om J
zulke dingen en ook zijn zoons von-
den het maar een sentimenteel ge- J
doe. Maar voor Godefrieda bleef het
ontroerend leven tot haar laatste da-
gen.