Kerstmis: moeilijke dagen voor
onze gasten uit den vreemde
DE OPGAVE VAN EEN
VREDESGEMEENSCHAP
Werkmigrant
heeft meer
nodig dan
vol loonzakje
DOOR
P. SMULDERS S.J.
<£m P
Goede wil
Blijvend
Klein percentage
Geen assimilatie
Verantwoordelijk
Allemaal terug"
Allround
Peregrinus
Kernprobleem
Bij de voorplaat
van ons
kerstnummer
KERSTBIJLAGE 1964 DAGBLAD DE STEM
i
Foto hiernaast:
In het woonoord „Nuestra casa"
in Ede wonen 270 Spaanse werk
nemers van de AKU. Achter iedere
deur een woonkamer en twee slaap
kamers voor acht man. Dit woon
oord is, evenals enkele andere voor
de buitenlandse arbeidskrachten
gebouwd door de rijksdienst voor
de aanvullende werkgelegenheid,
die het ook beheert.
Daaronder:
Het ontmoetingscentrum „Nues
tra casa nostrain Beverwijk
wordt dagelijks druk bezocht door
Italianen en Spanjaarden die in de
IJmond Hoogovenswerken. Het
centrum is door dé Hoogovens ge
bouwd en overgedragen aan de
Peregrinus-stichting, een particu
liere instelling die in het IJmond-
gebied al zeven jaar voor de buiten
landse arbeidskrachten werkt.
Dif zijn moeilijke dagen voor de vreemdelingen onder ons. De bedrijven
liggen drie dagen stil en de Nederlanders trekken zich terug in de besloten
heid van hun gezinnen om het kerstfeest te vieren. De buitenlandse arbeids
krachten zijn in deze dagen aan zichzelf overgeleverd en aan de gedachte
over de vreugde die zij in de verre familiekring hadden kunnen beleven.
De nachtmis met kerstmaal voor de Zuideuropeanen en een feestelijk sa
menzijn van de werkmigranten in hun casa's kunnen het heimwee alleen
maar pijnlijker maken. „Hoe vierden wij thuis het kerstfeest!" De herinne
ring daaraan wordt een kwelling, die pas de volgende week in het lawaai
van de fabrieken vergeten wordt. Nederland is geen slecht tehuis voor de
Zuideuropeanen en voor de werkmigranten uit nog verdere landen, maar
zij voelen er zich vereenzaamd en ongelukkig, als zij dagen achtereen niet
kunnen werken. Dit is het enige doel waarvoor zij hierheen gekomen zijn,
werken en geld verdienen en daarna voor de meesten zo snel mogelijk
naar huis terug, om dank zij een vette spaarpot een nieuw leven te kunnen
beginnen.
Zeven of acht jaar geleden bewoog de
stroom van buitenlandse werkzoekenden
zich naar de grote werkplaats, die Ne
derland heet. Zij kwamen eerst in kleine
groepen, aangetrokken door het initiatief
van afzonderlijke bedrijven. De explosie
ve groei van de Nederlandse industrie
en het tekort aan mensen in het dicht
bevolkte land deed de stroom aanzwel
len. Pas geleidelijk en nadat ook de
overheid had ingezien, dat het hier niet
ging om een incidentele aanvulling van
het arbeidspotentieel, won het inzicht
veld, dat Nederland voor deze vreemde
lingen niet alleen een werkplaats kon
zijn, maar hen ook een tehuis moest bie
den.
De tienduizenden Italianen, Spanjaar
den, Grieken, Joegoslaven, Turken, Ma
rokkanen en andere nationaliteiten die
Nederland in dienst heeft genomen, be
hoeven méér dan een dak boven hun
hoofd en een goed gevuld loonzakje. In
dit van ouds toch internationaal georiën
teerde land, dat vreemdelingen niet
vreemd is, kan men van echte gastvrij
heid amper spreken. Onze mentaliteit is
meer die van het dulden van de vreem
deling die voor de rest maar voor zich
zelf moet zorgen en zich moet zien te
redden. We zijn te stug en bezitten waar
schijnlijk ook te weinig fantasie om ons
te verplaatsen in zijn levensomstandig
heden en om ons meer dan oppervlak
kig om hem te bekommeren als hij een
of twee jaar in ons midden blijft wonen
en werken.
Tóch is er hier veel goede wil aanwe
zig om van de gastvrijheid meer te ma
ken dan een lege formule en een stre
ven dat alleen door eigenbelang is in
gegeven. Langzaam en soms na schade
en schande is de wijsheid doorgedron
gen, dat we bij deze werkmigranten niet
te maken hebben met avonturiers of
cosmopolieten, die niet anders zouden
willen dan hun eigen boontjes te dop
pen. Integendeel, de overgrote meerder
heid heeft het vertrouwde milieu en het
gezin uit nood achtergelaten. „Nu ik een
paar maal in hun streek ben geweest om
nieuwe arbeiders te werven of families
te bezoeken begrijp ik pas waarom zij
er de scheiding van een jaar voor over
hebben om bij ons te komen werken. Er
is daar werkelijke armoede en werkloos
heid". Dit vertelden mij verschillende
Nederlanders die een taak hebben bij
het opvangen en begeleiden van de
werkmigranten.
Zij komen als wereldvreemde dorpe
lingen naar een vreemde wereld, waar
van zij rijkdom verwachten. Maar er is
meer nodig om het er een jaar te kun
nen volhouden en het vaak nog eens een
tweede jaar aan te durven. Hun groeiend
aantal, enkele ongeregeldheden her en
der, conflicten met werkgevers en pen
sionhouders, persoonlijke moeilijkheden,
dit alles heeft afgezien van enkele
vroege initiatieven pas langzaam de
begeleiding van de vreemdelingen op
gang gebracht. De organisatie daarvan
verliep veelal stug en het bleek moeilijk
taken en verantwoordelijkheden te ver
delen en vast te leggen. Nog zijn de op
vattingen over de verantwoordelijkheid
ten opzichte van de vreemde arbeids
krachten zeer verschillend, maar dat
neemt niet weg, dat zij langzamerhand
als „Gastarbeiter" (zoals de Duitsers hen
noemen) behandeld worden.
Het verschijnsel van de massale
stroom van werkmigranten zal misschien
van blijvende, in ieder geval van lange
duur zijn. Het zal althans nog vele jaren
vergen eer de landen aan de andere kant
van Europa zich hebben opgewerkt naar
een hogere welvaart en hun permanen
te werkloosheid hebben verminderd. Nu
al werven nieuwe Italiaanse industrieën
„verrijkte" Italiaanse werkkrachten in
Duitsland, maar tegelijkertijd trekken
steeds grotere aantallen ongeschoolde
arbeidskrachten uit het onderontwikkel
de zuiden van dit land, uit de Balkan en
voor-Azië op zoek naar werk naar het
noord-westen. Vorig jaar waren er in de
landen van noord-west en Midden-Euro
pa al enkele miljoenen ondergebracht
Binnen de EEG zijn de belemmeringen
weggenomen door het vrije verkeer van
arbeid, dat hier in 1970 volledig moet
zijn. Met enkele buiten de EEG gelegen
landen werden speciale overeenkomsten
aangegaan, waarin voorwaarden en ver
plichtingen worden vastgelegd. De arme
re Europeanen komen de rijke landen
helpen in hun dynamische industrie en
zijzelf keren daarna verrijkt met spaar
geld en met ervaring naar hun land te
rug. Een wisselwerking die meehelpt de
kloof tussen rijk en arm in Europa te
nivelleren.
In Nederland vormen de buitenlandse
arbeidskrachten in tegenstelling tot en
kele buurlanden nog slechts een klein
percentage (nog geen anderhalf procent)
van de totale werkende bevolking. Daar
bij zjjn dan ook nog grensgangers en
anderen, die niet tot de werkmigranten
gerekend kunnen worden, inbegrepen.
Dit aantal is niettemin maatschappe
lijk gezien al van grote betekenis, zeker
in een dichtbevolkt land met woning
nood. Verschillende omstandigheden en
een daarop gerichte overheidspolitiek
hebben aanvankelijk de komst van de
vreemdelingen tegengehouden, toen het
bedrijfsleven toch al een grote behoefte
aan hen had. In 1955 wilde de regering
slechts een zeer beperkt aantal vreem
delingen hier te werk stellen en boven
dien geen verplichtingen aanvaarden
voor huisvesting en zo meer. De komst
van Hongaarse vluchtelingen en van gro
te aantallen gerepatrieerden uit Indone
sië en later de bestedingsbeperking wa
ren bepalend voor deze politiek. Pas
sinds 1960 zijn onze grenzen steeds wij
der geopend voor de werkmigranten.
Tengevolge van deze aanvankelijke
belemmeringen is de maatschappelijke
begeleiding van de vreemdelingen
slechts langzaam op gang gekomen. Dit
werk is zich pas gaan ontplooien, toen
er al vele duizenden vreemdelingen hier
aan het werk waren. Eerste, sporadische
initiatieven ontstonden in katholieke
kring (ten behoeve van de Italianen),
veel later zijn ook andere maatschap
pelijke instellingen er zich plaatselijk of
regionaal mee gaan bezighouden. Grote
bedrijven namen soms de hele zorg voor
de vreemdelingen op zich en elders gin
gen werkgevers zich gezamenlijk met
begeleiding en bemiddeling ten behoeve
van hun buitenlandse arbeidskrachten
bezighouden.
„Het gemis aan steun van de eigen
omgeving kan tot verlies van houvast
leiden en tot verval van zedelijke nor
men. Daarom kunnen we niet spreken
van verwennen of in de watten leggen
als ontmoetingscentra voor de buiten
landse arbeiders worden ingericht, waar
zij zichzelf kunnen zijn." Dit zei de mi
nister van maatschappelijk werk enkele
maanden geleden, toen zjj de commissie
voor contact en overleg inzake bijstand
aan buitenlandse werknemers (een
voortzetting van een interdepartemen
tale werkgroep) installeerde.
Het verschijnsel zal misschien perma
nent zijn, maar de meerderheid van de
buitenlanders blijft slechts tijdelijk hier,
voor een jaar, vaak nog een tweede jaar
en een klein aantal keert voor een derde
of vierde jaar van verlof terug. „Het
blijft voor de meesten een tijdelijk ver
blijf en daarom kunnen wij niet werken
naar assimilatie van de buitenlanders in
de Nederlandse samenleving", zei de se
cretaresse van de genoemde commissie,
mevrouw Ph. J .A. Popa-Radix mij. „We
moeten de werkmigranten zoveel moge
lijk gelegenheid bieden samen hun eigen
leven te leiden volgens hun eigen
cultuurpatroon omdat zij anders hier
niet zullen kunnen aarden en het moei
lijk zullen krijgen bij terugkeer in hun
eigen land".
De maatschappelijke begeleiding ziet
mevrouw Popa eerder als een hulp aan
de vreemdelingen bij het zich invoegen
in de Nederlandse samenleving. En dit
invoegen is voor hen dikwijls al moeilijk
genoeg, omdat zij veelal afkomstig zijn
uit kleine, maar hechte gemeenschappen
met een vast patroon van zeden en nor
men. Zij komen hier terecht in een over-
georganiseerde en anonieme gemeen
schap, die geheel andere normen en ge
woonten kent. Tot op zekere hoogte
zullen zij zich daarbij moeten aanpassen,
omdat zij als werknemers in deze ge
meenschap staan, maar zonder hulp zijn
velen van hen daartoe niet in staat.
De aanpassing, meent mevrouw Popa,
moet overigens niet alleen van de
vreemdelingen komen, maar evenzeex
van alle Nederlanders die iets met hen
te maken hebben. Van Nederlandse kant
is een houding van gastvrijheid en be
grip het minste wat men mag verwach
ten, want „alle Nederlanders zijn ver
antwoordelijk voor een goed tehuis van
de buitenlanders die hier komen wer
ken".
In veel bedrijven waar grote groepen
buitenlanders te werk zijn gesteld con
stateert men een verheugend begrip voor
de positie van de werkmigranten, ook
van de kant van de Nederlandse werk
nemers. „Van het begin af aan zijn de
buitenlanders hier aanvaard en vaak
spontaan door hun Nederlandse collega's
geholpen", vertelde me de directeur van
de dienst sociale zaken van Bruynzeel,
de heer E. G. Stijkel. In dit bedrijf, zo-
als elders heeft men vóór de komst van
de buitenlanders de bazen voorgelicht,
die op hun beurt een goede ontvangst
van de vreemdelingen in het bedrijf uit
droegen. Later zijn er in de onderne
mingsraad wel eens andere geluiden ge
hoord, maar de directie kon hier het
personeel overtuigen van de bijzondere
positie van de vreemdelingen.
Binnen het bedrijf is het nog een vrij
gemakkelijke zaak iets méér te doen
voor de werkmigranten. Juist daarbui
ten, in hun vrjje uren hebben zij vaak
meer behoefte aan hulp en een niet op
gedrongen begeleiding. Tot voor enkele
jaren stonden nog heel wat bedrijfsdi
recties op het standpunt, dat hun ver
antwoordelijkheid voor de buitenlanders
ophield als zij hadden voldaan aan hun
overeengekomen verplichting om voor
onderdak te zorgen. Daarvan zyn de
meesten al teruggekomen toen zij gin
gen inzien, dat aanpassingsmoeilijkheden
van de vreemdelingen buiten bet bedrijf
hun terugslag hadden op het werk. De
werkgevers die van het begin af hun
dure buitenlanders met méér zorgen
hadden omringd werd daarentegen heel
wat narigheid bespaard.
„Alleen al uit menselijke overwegin
gen moeten wij de consequenties aan
vaarden van het uit den vreemde halen
van werkkrachten", zegt de heer J. J.
Zewald, die bij de AKU de zorg voor de
buitenlanders buiten de fabriek heeft.
Hij voegt er echter direct aan toe, dat
er behalve menselijke ook duidelijke
zakelijke overwegingen zijn. Het bedrijf
heeft in de buitenlanders veel geld ge
stoken in de vorm van werving, reis
kosten en opleiding. Het wil hiervan na
tuurlijk profijt hebben en het heeft er
dus belang bij, dat de buitenlanders zich
hier op hun gemak en thuis voelen.
Helemaal zeker van zichzelf zegt de
beheerder van het AKU-woonoord
„Nuestra Casa" in Ede, de heer J. Schilp:
„Ze komen allemaal terug." Hiermee
doelt hij op zeventig van de 270 Spaanse
bewoners van het barakkenkamp, die na
een jaar werken met kerstverlof zijn
vertrokken. Het bevalt hen uitstekend in
het woonoord, waar zij in units van acht
man wonen, maar nu zijn de Spanjaar
den in tegenstelli^ lot de Italianen ook
huiselijk van aaru. Zij sparen met een
bewonderenswaardige ijver ,maar laten
niet na, om zou gauw als de inkomsten
het toelaten, een fijn kostuum te kopen.
Over het eten, afgewisseld met Spaanse
gerechten, zijn zij goed te spreken, voor
al over hun „eigen" soep, de caldo,
waarvan zij samen dagelijks driehonderd
liter opeten. Een aardig staaltje van hun
aanpassing gaven de Spanjaarden on
langs, toen een nieuwe Spaanse kok voor
het eerst in de keuken hielp bij het uit
delen van de porties. Altijd hadden zij
de aantallen porties in hun eigen taal
opgegeven, maar tegenover hun landge
noot bestelden zij in het Nederlands,
waardoor de arme kok met de mond vol
tanden kwam te staan.
De AKU is thans bezig met de bouw
van een tweede woonoord in Arnhem.
Toen de eerste Italianen zeven jaar ge
leden in het bedrijf kwamen werken
werden zij ondergebracht in casa's,
waarvan de AKU er nu vijf exploiteert.
„Vooral in de moeilijke beginperiode, als
de buitenlanders nog nergens weg we
ten, hangt alles af van de beheerders
van zo'n casa", vertelde de heer Zewald.
„Zij moeten de gekste dingen voor hun
„gezin" van vreemdelingen opknappen
tot zij leren zichzelf hier te redden en
de taal een beetje gaan verstaan. We zijn
bijzonder gelukkig geweest met het vin
den van goede allround beheerders, die
als een speld in een hooiberg te zoeken
zijn".
Evenals de AKU in Arnhem en Ede
gaan ook veel andere bedrijven in hun
zorg voor de buitenlanders verder dan
hen alleen onderdak te bieden. Op ande
re plaatsen is het opvangen en begelei
den van de buitenlanders het werk van
stichtingen en maatschappelijke instel
lingen. Als organisatie is de Stichting
bijstand buitenlandse werknemers in
Utrecht een van de mooiste voorbeelden,
omdat men hier een vorm gevonden
heeft, waarin alle bij het werk betrok
ken maatschappelijke groeperingen de
verantwoordelijkheid delen. De stichting
heeft voor ieder van de in Utrecht wer
kende nationaliteiten een werkgroep ge
vormd, waarin het werk voor de buiten
landers gestalte krijgt. Iedere nationali
teit heeft ook zijn eigen casa als ont
moetingscentrum voor landgenoten en
trefpunt van vreemdelingen en Neder
landers.
Churchill moet ooit gezegd hebben, dat de
vrede nog moeilijker te winnen is dan
de oorlog. Toch wist vermoedelijk nie
mand beter dan hij, hoeveel bloed, zweet en
tranen voor de oorlogsoverwinning moesten
worden vergoten.
Bovenal treft het inzicht, dat ook de vrede ge
wonnen wil worden. Na 1945 hebben ook de vol
keren aan den lijve ondervonden, dat met het
laatste schot en de laatste capitulatie de vrede
nog niet gegeven is. Voordien beseften dat enkel
de grote leiders en denkers. Beëindiging van de
vijandelijkheden is niet hetzelfde als vrede, en
deze komt door de overwinning in de strijd niet
automatisch tot stand. Vrede is veel meer dan
de ontkenning van oorlog. Zij is een uitermate
positieve werkelijkheid. Daarom moet zij be
werkt en opgebouwd worden, en daarom wordt
ze in de Bijbel beschreven als hemelse weldaad,
als genade en verlossing.
Een van de oudste instellingen die
zich met de zorg voor vreemde arbeids
krachten bezighoudt is de Peregrinus
vreemdeling)-stichting in Beverwijk.
Kort nadat al in 1956 de eerste Italia
nen bij de Hoogovens kwamen werken
werden initiatieven genomen door het
katholiek bedrijfsapostolaat, waaruit
spoedig de stichting ontstond, die zich
dank zü de steun van de Hoogovens snel
kon ontplooien. De stichting heeft enkele
maatschappelijk werkers in dienst, wat
bijna nergens nog voorkomt. Nog niet
lang geleden schalken de Hoogovens,
die overigens buiten de stichting staan,
een nieuw ontmoetingscentrum, het
„Nuestra casa nostra".
In het begin van deze maand vierden
honderd Italiaanse en Spaanse kinderen
in dit ontmoetingscentrum het Sint-Ni-
colaasfeest. Hun grote aantal bewees, dat
de aanwezigheid van werkmigranten in
de IJmond geen zaak van gisteren is. Er
wonen hier reeds honderd buitenlandse
gezinnen, de helft bestaande uit Italia
nen, die met Nederlandse meisjes zijn
getrouwd, de overige gezinnen van Ita
lianen en Spanjaarden die naar hier
mochten overkomen.
„Wat wij ervaren als het kernpro
bleem van de werkmigranten is niet
taal en communicatie, ook niet de aan
passing bij de Nederlandse levensom
standigheden, maar de gezinsscheiding".
Dit vertelde mij de directeur van de
Peregrinus-stichting, de heer A. A. J.
van der Velden, die, zelf maatschappe
lijk werker, een nauw contact heeft met
de buitenlanders en hun gezinnen.
„Vrijgezellen die hier komen kennen dit
probleem uiteraard niet, zij laten min-
"yeel te lang heeft, tenminste de wes
terse, mensheid de oorlog be
schouwd als een onvermijdelijk, bijna
normaal gebeuren. Misschien weerspie
gelt dat het erfgoed van de Middel
eeuwen en van de halfbekeerde Germa
nen, die zich als strijdgemeenschap
sterker ontplooid had dan als vreedza
me samenleving, en bij wie de vredes-
organen minder ontwikkeld waren dan
de wapens. En ligt die periode reeds
achter ons?
De oude mediterrane beschaving was,
vooral bij de Grieken, dit barbaarse
stadium reeds vroeger ontgroeid. Daar
werd reeds overwogen, dat vrede niet
enkel de ontkenning van oorlog was,
maar een positieve waarde. Door
Augustinus onder woorden gebracht:
vrede is de tranquillitas ordinis, letter
lijk vertaald: de rust van de orde. Maar
dan moet rust niet verstaan worden als
luie onbewegelijkheid, maar als het
actief waarmaken en bewust doorleven
van een harmonische ordening der
krachten. Zo ook had de bijbelse bood
schap in de woorden van de profeet de
vrede geschilderd als een serene har
monie, waarin de tegenstellingen zijn
verzacht tot samenleving:
„Dan huist de wolf bij het lam,
Viyt de panter zich naast de geit;
Samen grazen kalf en leeuw;
Een kind kan ze weiden
De zuigeling speelt bij het hol van de
adder;
En het kind steekt zijn hand in het
nest van de slang;
dan doet niemand meer zonde of kwaad:
Op heel mijn heilige berg;
Want het land is vervuld van de kennis
van Jahweh"
Us 11, 69)
TAeze vrede is dan ook tegelijk gave
Gods en menselijke taak: een licht
uit de hemel, maar een licht dat aan
vaard wordt in menselijke inzet en
dienst. Gods gaven verminderen de
verantwoordelijkheid van de mens niet,
maar stellen hem voor een opdracht:
een uitnodiging en een plicht. In die
profetische verzen, die de kerstverha
len van de evangeliën inspireerden, en
die doortrillen in de liturgie en tot in
de folklore van het Kerstfeest, wordt
dan ook de vrede beschreven als daad
van God en als werk van de komende
Zoon der mensen:
„Het volk, dat in duisternis wandelt,
Zal dan een helder licht aanschouwen;
Die wonen in de schaduw des doods.
Een glans zal over hen opgaan
Alle dreunend stampende laarzen
En in bloed geverfde mantels
Zullen worden verbrand,
Door de vlammen verteerd.
Want een Kind is ons geboren,
een Zoon ons geschonken.
De heerschappij wordt op zijn
schouders gelegd,
En zijn naam wordt genoemd:
Wonderbaar raadsman,
Goddelijke held, Vader voor immer,
Vorst van de vrede
Grote macht zal hjj brengen,
en eindeloze vrede
Aan Davids huis en zyn rijk;
Hij zal het steunen en stutten met
recht en gerechtigheid
Nu en voor immer".
(Is. 9, 1—6)
TA ie duisternis en die schaduw van de
dood, die stampende soldatenlaar
zen en bloedige uniformen kennen wij.
En naar recht en gerechtigheid hunkert
de mensheid.
Veelal hebben de Christenen die vrede
beschouwd, wel als hemelse genadega
ve, maar niet ook als menselijke op
gave; als een geschenk, dat ons op het
einde der tijden in de schoot zou wor
den geworpen, maar niet ook als de
stad, die wij mochten, maar ook moes
ten bouwen. Zij hebben de oorlog als
een onontkoombaar noodlot gezien, als
een normaal verschijnsel, waarmee zij
in geduld moesten leven; zoals zij
der achter. De gehuwden echter, die zich
hier overigens goed thuis voelen, is de
gezinsscheiding vaak een belemmering
voor een snelle aanpassing".
De eerste Spanjaarden die hier kwa
men waren geschoolden en daarom
meest gehuwd. In het begin gold de be
paling dat zij pas na twee jaar hun
vrouw of gezin mochten laten overko
men. Later is dit veranderd in één jaar
en deze wijziging heeft een gunstige in
vloed gehad. In de IJmond kan men,
volgens de heer van der Velden, veel
doen voor de huisvesting van buitenlan
ders.
Zodra van de overkomst van het gezin
sprake kan zijn krijgt het verblijf van de
werkmigrant geheel andere perspectie
ven. Het leren van de taal (waarvoor zij
over het algemeen maar matige belang
stelling tonen) en een vakopleiding wor
den dan plotseling veel interessanter.
De overkomst van het gezin wil nog
niet altijd zeggen, dat het een permanent
verblijf gaat worden. Vaak, zo vertelde
de heer van der Velden, kijken de bui
tenlanders ook dan niet meer dan een
jaar vooruit, om na dat jaar een nieuwe
beslissing te nemen. Het eerste jaar in
Nederland is voor bijna alle gezinnen,
evenals voor de afzonderlijke werkmi
granten, het moeilijkst. Meestal verzoe
nen de ouders zich pas met het leven
in Nederland, als zij merken dat hun
kinderen zich hier op hun gemak gaan
voelen en vooruit komen, op school of
in hun werk.
Niet minder voor deze gezinnen als
voor de individuele werkmigrant heeft
het ontmoetingscentrum een belangrijke
functie als een steunpunt waarop zij
buiten de sfeer van het bedrijf kunnen
terugvallen, meent de heer van der Vel
den. De maatschappelijk werker heeft
hier als vertrouwensman (niet als „func
tionaris") een dankbare en veelzijdige
taak. In zijn vertrouwenspositie kan hij
beter dan iemand anders de helpende
hand bieden of de rechte weg wijzen
bij naar buiten tredende of innerlijke
conflicten en in alle gevallen waarin de
buitenlander in de hem vreemde omge
ving maatschappelijk uit het spoor
dreigt te lopen. Ook elders, onder an
dere bij de stichting in Utrecht, wordt
meer en meer ingezien, dat de maat
schappelijk werker een onmisbare ver
trouwensman is in het proces van be
geleiding en aanpassing van de vreem
deling. Maar men is nog niet overal zo
ver dat men er al een in dienst heeft
kunnen nemen."
moesten leven met de slavernij, met
de armoede, met vernietigende epide-
miën. Geleidelijk heeft de mensheid
beseft, dat zij deze plagen kon en moest
inperken en voorkomen. Ook de Chris
tenen zijn ontwaakt voor het geloof,
dat die inspanning een goddelijke op
dracht is, een medewerking met het
scheppingsplan Gods. Dat geldt ook
van de opbouw van een vredesgemeen-
schap. Hopelijk zullen niet ook ditmaal
de Christenen achter het wereldgewe
ten aan komen sukkelen. Op dit ter
rein zpuden zij nog minder veront
schuldiging hebben voor het misver
stand, alsof de rampen van ons aardse
bestaan een onvermijdelijk noodlot zijn,
waarbij de mens zich geduldig heeft
neer te leggen. De vrede op aarde, als
voorproef van de eeuwige vrede op de
herschapen aarde onder een nieuwe
hemel, wordt ons als opdracht beloofd.
Immers de vrede is niets anders als
de uitdrukking van die eenheid en
broederlijkheid van de mensenfamilie,
die behoort tot de kern van de bijbelse
en christelijke boodschap. Die eenheid
heeft men te vaak eenzijdig gezien als
een gegeven van bijna biologische orde,
uitgedrukt in de bijbelse voorstelling
van het éne door God geschapen ouder
paar, waaruit alle mensen geboren zijn.
De nieuwe bezinning op de Bijbel ont
dekt echter, dat dit en andere verwan
te verhalen niet enkel de oorsprong
beschrijven, maar ook het ideaal en de
bestemming. God heeft niet enkel in
een ver begin geschapen, maar Hij
schept altijd naar de eindvoltooiing toe.
Die eindvoltooiing blijkt dan ook een
kanalen worden afgesneden, betekent
voor de moderne mens de afsnijding
van zijn levensbronnen, en bijgevolg
het afsterven van al wat hij heeft en
is. De mens is meer trefbaar geworden.
Van de andere kant kreeg het oorlogs
tuig een onmetelijk grotere vernielings
kracht. Dezelfde techniek, die voor alle
mensen de hulpbronnen van de hele
aarde beschikbaar stelde, gaf hun ook
een schier onbegrensde macht tot ver
nietiging in handen. Met de oorlog le
ven wordt eenvoudig onmogelijk, omdat
in de moderne mensheid elke oorlog zich
over heel de aarde verbreidt, omdat hij
daarbij alle mensen afsnijdt van hun
levensbronnen, en omdat hij de scha
duw van een totale vernietiging van al
le waarden over de mensheid werpt. De
opbouw van een vredesgemeenschap is
levensvoorwaarde en dringende nood
zaak geworden.
Ml
scheppingsopdracht te zijn, die verwer
kelijkt wordt door de activiteit van de
schepping zelf. God maakt niet zozeer
de wereld, zegt Teilhard de Chardin,
als dat Hij maakt, dat ze zichzelf maakt
en opbouwt. Waar het de mensheid en
de menselijke waarden betreft, betekent
dit zichzelf-maken ook bewust overleg
en vrije inzet. De eenheid van de men
senfamilie, die haar als biologisch feit
meegegeven is, moet als echt menselijke
eenheid door haarzelf waargemaakt en
verwerkelijkt worden.
TAat is de grootse opdracht, die juist in
onze tijd aan de mens toevalt: de
mensheid op te bouwen tot een allen-
omvattende samenleving in vrede. Er
gens in het verre verleden, toen hij van
jager en verzamelaar tot herder en
landbouwer werd, heeft de mens de ge
meenschap opgebouwd van clan en
dorp. In historische tijden ontwikkelde
hij de steden en de nationale staten. Nu
dringt zich de eis van bovennationale
eenheid aan hem op, die alle volken en
rassen omvat: een eenheid, die niet en
kel de afwezigheid van oorlog mag en
kan zijn, maar de positieve harmonische
ordening van een vredesgemeenschap.
De wereldvrede wordt een dwingende
noodzaak, maar kondigt zich ook als
mogelijkheid aan.
Dwingende noodzaak, omdat de mens
niet langer bestaan kan in oorlog of
oorlogsdreiging. De mensenfamilie is
over heel de aarde zo sterk onderling
verweven geraakt, dat oorlog volstrekte
vernietiging zou worden. Van de ene
kant immers is de afhankelijkheid van
ieder mens ten opzichte van heel de
mensheid zo alomvattend geworden, dat
een verstoring van die verbindingswe
gen heel zijn bestaan ontwricht. Vroe
ger kon een mens leven binnen de klei
ne gemeenschap van zijn familie, zijn
dorp of gewest, die in al zijn behoeften
konden voorzien. Nu heeft hij, zelfs
voor zijn eerste levensbehoeften, zoals
voedsel, kleding, behuizing, verwar
ming. de hele wereld nodig als leve
rancier. Om nog niet te spreken van
zijn behoeften aan ontspanning, aan
cultuur en aan geestelijke ontwikkeling.
Een oorlog, waardoor deze verbindings
in een Limburgs dorp van driehonderd
zielen werden honderd Marokkaanse
mijnwerkers in een tehuis onderge
bracht. Men kon verwachten, dat deze
invasie van vreemdelingen op grote
weerstand van de bevolking zou stui
ten, maar de dorpelingen werden tijdig
voorgelicht over de leefgewoonten en
eigenaardigheden van de Noordafrikaan-
se moslims. Daardoor werden moeilijk
heden tussen de dorpsbevolking en de
vreemdelingen voorkomen.
Op een voetbalveld in Arnhem kwam
het tot hevige vechtpartijen tijdens een
wedstrijd van een Spaans elftal (inge
deeld bij een Nederlandse club) tegen
een Arnhems elftal. De Spanjaarden
werden afgetuigd, maar twee KNVB-of
ficials, die toevallig op de tribune zaten,
stelden vast ,dat de scheidsrechter een
9vertreding ten onrechte de Spanjaarden
in de schoenen had geschoven.
Ook in tal van andere plaatsen en in
bedrijven zijn wel eens relletjes tussen
buitenlanders en Nederlanders voorge
komen. Soms is de ontevredenheid van
de buitenlanders over hun behandeling
de aanleiding, een andere keer het zich
bedreigd voelen bij een agressieve hou
ding van Nederlandse kant. Veel con
flictstof ligt er in het verschillend zijn
van de maatschappelijke normen van
ons en van de buitenlanders en in het
bijzonder geldt dit wel voor de verhou
ding en het gedrag van man en vrouw.
De vrijheid van de geëmancipeerde
Westeuropese vrouw is voor veel Zuid
europeanen een zaak waar zij geen raad
mee weten en waarmee zij meer dan
eens in moeilijkheden raken.
In een dorp is het nog vrij eenvoudig
de bevolking duidelijk te maken waarin
de vreemdelingen van ons verschillen.
Het publiek in de grote stad is hiervoor
vrywel onbereikbaar, hoewel het ver
draagzamer heet te zijn, op een passie
ve manier. De neiging tot discriminatie
van de vreemdeling dragen wij allemaal
in ons. „Een kleine opmerking kan de
openbare gastvrijheid ten goede komen
of vernietigen", zegt mevrouw Popa.
„We moeten", meent de heer van der
Velden, „Europees Ieren denken en er
vertrouwd mee raken, dat er in ons
midden tienduizenden vreemdelingen
wonen en werken, die onze gastvrijheid
hard nodig hebben."
raar zij kondigt zich ook als moge-
1 lijkheid aan. Het gevoel en het be
sef van solidariteit en saamhorigheid
groeit, en weeft zijn web over heel de
aardoppervlakte. Het verkeer, de pers,
film, radio, televisie brengen alle men
sen aan elkander nabij. Afstanden slin
ken, en vreemden worden ons bekend
en vertrouwd. Het is symptomatisch,
dat wie nog oorlogen beramen, kunst
matige gordijnen optrekken om reizen
en berichtgeving te verhinderen. Want
wanneer de moderne verbindingstech
niek zich onbelemmerd ontplooien kan,
leert zij in alle mensen medemensen
erkennen. Medemensen met dezelfde
gevoelens en verlangens, dezelfde
vreugde en hetzelfde verdriet. Een
overstromingsramp in Nederland of een
wervelstorm op de Philippijnen, hon
gersnood in India of analfabetisme in
Zuid-Amerika roepen hulpacties op
over heel de aarde. Een nieuw saamho
righeidsgevoel is ontwakend, en daar
mee een nieuw onderling begrip. Van
uit dat wederzijds begrijpen zullen
spanningen en conflicten kunnen wor
den opgelost in overleg en gesprek, en
niet langer in primitief of verfijnd ge
weld. Technisch en organisatorisch
komt zulk een wereldomspannend over
leg binnen de grenzen van het moge
lijke. De tijd breekt aan, waar het ge
weld van de oorlog evenzeer verbannen
kan worden naar de periferie van de
samenleving, als met bijvoorbeeld de
bloedwraak gebeurd is.
Tl/Taar deze opgave eist nog een gigan-
tische inspanning, waartoe alle
krachten van de mensheid zich geza
menlijk moeten inzetten. Van rijke en
machtige volkeren wordt bereidheid ge
vraagd tot billijker verdeling van de
posities. Van heersende klassen om te
verzaken aan hun overwicht, en voor
de inzet van al hun kunnen, om een
wereldomspannende waarlijk harmoni
sche' orde te ontwerpen en te bouwen
op alle gebieden. Van de opinievormers
een belangeloze oprechtheid, die niet
de machtigen ontziet, maar eerlijk is
tegenover allen. Van alle mensen, indi
vidueel en als groep, wordt geëist, de
tovercirkel van eigenbelang en eigen
waarde te doorbreken, en zich waarlijk
open te stellen voor de noden en be
hoeften van anderen. De hele mensheid
zal een stap vooruit moeten wagen, bui
ten de vertrouwde vormen en kaders
en buiten de geborgenheid welke deze
belooft. Oneindig veel daadkracht en
overleg, veel fantasie en veel nuchter
overleg, veel persoonlijke en gemeen
schappelijke offers zullen nodig zijn,
om de droom naderbij te brengen van
de vrede op aarde.
Het Kind, dat van God onder
ons geboren werd op Kerstmis,
de Mens voor alle mensen, de
wonderbare raadsman en vorst
van de vrede, is op die weg der
mensheid haar licht en haar
moed.
Het kerstgebeuren is al duizen
den malen uitgebeeld en aan de
reeks zullen ook dit jaar weer
duizenden voorstellingen worden
toegevoegd. Sommige blijven bij
de realiteit, andere vullen die
realiteit met een boodschap. Onze
voorpagina, een werk van de
Limburgse kunstenaar Charles
Eyck, behoort tot de kaatste cate
gorie. Zij wil laten zien, hoe de
menswording van Christus nog al-
tijd het middelpunt is van het
wereldgebeuren, hoe de kribbe
nog altijd staat in het centrum
van een naar vrede zoekende
mensheid. Als vertegenwoordi
gers van deze mensheid rijzen ze
boven de kribbe op, Joannes
XXIII, Mahatma Gandhi, Martin
Luther King. Het zijn wijzen, dat
behoeft geen betoog. Het zijn ko
ningen, dragers van kronen. Drie
wijze koningen, die bewust of
onbewust terecht komen bij het
Christuskind.
Hun gaven? Is het een vredes-
encycliek of concilie, een wet op
de gelijkstelling van blanken en
negers, een leer en een praktijk
van geweldloosheid? De kunste
naar heeft het niet willen aandui
den. Voor hem is het voldoende,
dat hier drie grote figuren bij de
kribbe staan, die ieder op hun
manier de eenheid tussen de
mensen willen bevorderen. En
dat zij elkaar na een lange iwis
gevonden blijken te hebben.