EEN EERBETOON IN BOEKVORM De „opstellers-doorwrochte stukken vakwerk VOOR ROGIER V.S. bouwen reuze transportvliegtuig KarelI Bundel opstellen van oud-studenten Sluis ELEGANT Kosten bedragen 157 miljoen dollar Vraag naar de gerenommeerde kwaliteitssigaar 8 DAGBLAD DE STEM VAN DONDERDAG 24 DECEMBER 1964 (Van onze verslaggever) Nu de opstellen uit het boek ter ere van de scheidende hoogleraar. Omdat ze „Voor Rogier" waren kan men er van op aan dat de on derwerpen met zorg zijn uitgekozen. De inhoudsopgave ziet er veel belovend uit en de lezer wordt niet teleurgesteld. De opstellen een wat té schools klinkende naam voor de hier bijeen gebrachte studies behandelen de meest utieenlopende onderwerpen. Zij lopen van ,,Ojeda en Vespucci" ontdekkers van een Nieuwe Wereld, tot „Churchill tegen Roosevelt wegens Anvils". Zij behandelen het gewetens conflict van de katholieke studenten aan de Leidse universiteit omstreeks 1600, maar ook „De vereniging van Duitse ingenieurs en het nationaal- socialisme". Wij willen ons beperken tot een- be spreking van enkele opstellen, die voor de geschiedenis van Brabant en Zee land bijzonder interessant zijn. Dan bedoelen we de al genoemde studie van dr. Post over de katholieken op Zuid-Beveland, een opstel van dr. P. Hollenberg over „enkele episoden uit de geschiedenis van de oudste Noord brabantse krant" en de bijdrage van prof. dr. H. van den Eerenbeemt over „Nouwens en het ontstaan van de ka tholieke middenstandsbeweging in Ne derland". Dr. Post is op zijn onderwerp ge komen tijdens een door prof. Rogier geinspireerde speurtocht naar de be tekenis van de bekende Goesenaar L. P van de Spiegel, de latere raads pensionaris van Holland. Het handge schreven geschiedverhaal van pater Claus o.f.m. vormde een rijk gevulde bron. Wie de bron goed kent en deken Holtkamp te Goes is daarvoor wel dé aangewezen man betreurt de beperkingen, die aan de medewer kers van „Voor Rogier" zijn opge legd. Hij zal zelfs spreken van een hinderlijke beknoptheid. Daarbij komt dat dr. Post op verzoek van de re dactieraad van „Voor Rogier", zijn oorspronkelijke ingediende bijdrage, oorspronkelijke ingediende bijdrage, om ruimteswille sterk heeft moeten in korten. Dat is natuurlijk jammer ge weest maar als troost voor beide insi ders kan worden gezegd dat voor de genen, die zich nog niet aan pater Clau bron hebben gelaafd, een zeer interes sant en vooral menselijk relaas van die bewogen geschiedenis van de Beve- landse katholieke voorvaderen is over gebleven. Verder dient zeker nog vermeld te worden dat dit opstel van dr. Post niet de eerste publikatie van het ka tholieke wel en wee on de Bevelan- den rondom 1700 is geweest. De ken Holtkamp heeft het hele verhaal van pater Claus, aangevuld met ge gevens uit andere bronnen, reeds in de Zeeuwse bijlage van „Onderweg", het weekblad voor het bisdom Breda, geplaatst. Hij had daarvoor ongeveer honderd afleveringen nodig. Het opstel van dr. Post begint met een korte samenvatting van het pro- testantiseringsproces van Goes en om geving. Dit proces begon in 1577, toen Goes de zijde van de opstand koos; het was voltooid in de eerste helft van de 17e eeuw „en wel zo grondig dat er sindsdien een diepe kloof van wanbegrip gaapte tussen de calvinist en katholiek". Daarna gaat hij aan de hand van vooral de geschiedschrijving van pas toor Claus in op de vervolging en ter reur van andersdenkenden en op „de kleingeestige en hooglopende ruzies tussen pastoors, als het anti-papisme eens even luwde". Wat het laatste be treft; sedert 1650 had Zuid-Beveland twee pastoors; één voor de stad en één voor het platteland. Vooral de katholieken van het platteland hadden weinig geluk met hun pastoors. Niet alleen waren er verschillende met jan senistische neigingen, ze bleven ook veel te kort o m hun schaapjes te leren kennen. Dat ze maar zo kort bleven wordt door dr. Post vooral toe geschreven aan „de eenzaamheid, de Zeeuwse koortsen de onbegaanbare wegen, de uitgestrektheid van de pa rochie en de vijandigheid van de an dersdenkende boeren". Nu eens werd een pastoor zijn traktement onthou den dan weer werd een ander op het matje geroepen bij zijn superieuren. Zelfs schorsingen kwamen voor. Voor al landspastoor Melchior van Dreunen, in 1713 benoemd, maakte het bont. Hij was een „merkwaardig mens, ei genwijs en koppig, bovendien behept met een aanstootgevende voorliefde voor het zwakke geslacht". Hij vestig de zich zelfs te Goes bij drie onge huwde dames. Hij kreeg daar hoog lopende ruzie met stadspastoor Kiste- maker, die ook een moeilijk karakter had. Als de twee geestelijken elkaar ontmoetten, regende het wederzijdse scheldwoorden van zo weinig verhef fende aard, dat de mensen er aan stoot aan namen. Toen pastoor Van Dreunen tenslotte onbeschaamd be weerde jansenist te zijn en schimp scheuten ten beste gaf op de paus en de kardinalen (waarop de katholieken weigerden bij hem te biechten of de mis bij te wonen) was de maat vol. Zijn gedwongen vertrek voorkwam ge lukkig erger. Pastoor Kistemaker kwam ook met de opvolger van Van Dreunen, de landspastoor Van de Velde, in een ein deloze ruzieverhouding terecht. Ten slotte namen de burgemeesters van Goes in 1738 het forse besluit beide geestelijken de stad uit te zetten. „Kistemaker en Van de Velde waren uiteraard hevig ontsteld bij het ver nemen van het bevel. In het ongelük werden de pastoors vrienden, die geen dag buiten eikaars gezelschap kon den maar de vriendschap kwam te laat", aldus dr. Post. Natuurlijk waren niet. alle pastoors zo. Een andere Van dé Velde, stads pastoor geworden in 1G94, besloot het pand naast zijn pastorie, waar de landspastoor woonde, als kerk in te richten. Boven zijn pastorie (de tegen woordige pastorie staat op dezelfde plaats) was een zolder- tevens schuil kerk ingericht, die te klein geworden was. „Toen bij geruchte zijn bedrij vigheid in de stad bekend werd, ont stond er grote misnoegdheid onder de protestanten. De burgemeesters kwa men polshoogte nemen en bevonden dat in gestage nachtelijke arbeid ach ter de gevel alle binnenmuren waren gesloopt. Zij gelastten daarop de pas toor een muur te doen metselen dwars door de nieuwe kerk. Onder aandrang van hun geloofsgenoten verboden ze bovendien de uitoefening van de ka tholieke godsdienst zodat er enige tijd weer geen missen werden opge dragen". Verschillende keren uitte het anti-papisme zich in ware terreurda den. In 1697 bijvoorbeeld werden de twee schuilkerken in Óvezande en Dijkwel geplunderd en in brand ge stoken. Roomse boeren in Ternisse, 's-Heerenhoek en Nieuwe Kraaiert wer den gemolesteerd. Tien dagen lang heerste er op het platteland volsla gen anarchie totdat de burgemeesters van Goes ingrepen en een compagnie soldaten verdeelden over de katholie ke boeren. In 1734 groeide het antipapisme tot een ongekende hoogte toen overal in het land het gerucht ging dat de roomsen zich op 24 juni (Sacraments dag) met geweld van de macht zou den meester maken. Nergens verwek te dit gerucht volgens dr. Post zoveel ontsteltenis als op Zuid-Beveland met zijn tamelijk krachtige katholieke min derheid. Vanaf 21 juni heerste er in Goes zelfs een panische angst voor de weerwraak der verdrukte katholieken. Uit angst voor hiilp van katholieke Brabanders en Vlamingen werden des middags de stadspoorten gesloten. De schutterijen en de burgerwacht wer den onder de wapenen geroepen. De boeren uit de omgeving, die de vol gende dag naar de markt togen, wer den niet in de stad toegelaten. Kerk en huizen van de katholieken werden op wapens onderzocht. Er ging een verhaal rond over een graf in de Grote (protestantse) Kerk, waarin op 17 juni 1734 het stoffelijk overschot van een lid van de familie Eversdijk was bijgezet. Dit familiegraf bevond zich in de buurt van de preekstoel. Het gerucht wilde dat de kist niet het lichaam maar een hoeveelheid bus kruit met een „horlogerie" bevatte. Op woensdag 23 juni zou de helse ma chine ontploffen tijdeils de avonddienst en de predikant met zijn belangrijk ste gemeenteleden doden. Natuurlijk werd de doodskist geopend en „daar door werd de onschuld van de katho lieken onomstotelijk vastgesteld, want er kwam zo'n ondraaglijke lucht van verrotting uit de kist dat men hem weer ijlings sloot". De spanning nam slechts geleidelijk af. In 1739 werd met de benoeming van pastoor Claus o.f.m. de francis caanse periode ingeluid, die tot 1808 zou duren. Gedurende deze periode daalde er een betrekkelijke rust op de Zuidbevelandse katholieken neer. „Tolerantiegedachten vonden een weg naar Zeeland en brachten ook hier een ontspanning tussen de religies", aldus besluit dr. Post zijn opstel. Het opstel van dr. P. Hollenberg over „enkele episoden uit de geschie denis van de oudste Noordbrabantse krant" gaat in de geschiedenis terug tot 1771 toen de Bossche magistraat zijn goedkeuring hechtte aan een re kest van twee protestantse Bossche drukkers en boekhandelaren, Lambert Jan Bresser en Christian August Vie- weg, waarin deze twee verlof vroegen voor het doen drukken en verkopen van een „nieuwspapier" getiteld 's- Hertogenbossche (Dinsdagsche en Vrij- dagsche) Courant. Interessant is de voorwaarden te vernemen die aan de goedkeuring verbonden waren. De be langrijkste voorwaarde was wel dat de uitgevers de censuur van de toen malige stadspensionaris moesten dul den. Verder zouden geen berichten op genomen mogen worden over 's lands macht te land en te water. Er moch ten geen regeringsbeslissingen en geen valse tijdingen worden gepubliceerd. En, typerend voor de opkomende geest van verdraagzaamheid ten aanzien van vooral het katholieke volksdeel, was de uitdrukkelijke bepaling, dat de uitgevers in hun krant niet zouden „insereren eenige choquante en be spottelijke passagiën betreffende den Paus, Kardinalen en verdere Geeste lijkheid". Uiterlijk toont de eerste Noordbra- bantse krant veel overeenkomst met de reeds langer bestaande Hollandse kranten. Wat de inhoud van het blad betrof was duidelijk een sterke afhan kelijkheid ten opzichte van de Hol landse bladen waar te nemen. Som mige berichten werdei zelfs letterlijk en zonder bronvermelding overgeno men. Dr. Hollenberg neemt stelling te gen de door de voormalige Bossche stadsarchivaris Jan Hezenmans gesig naleerde relatie tussen de oprichting van de krant en de, vooral op staat kundig gebied, opkomst van de ver lichtingsideeën in die tijd. Ook stelt hij zich tegenover Hezenmans op waar deze laatste van mening was dat de 's Hertogenbossche Courant rond 1780 niet onderdeed voor de vele en felle patriottische bladen. Dr. Hollenberg meent te kunnen stellen dat het Bos sche orgaan zich in de patriottentijd juist zeer gematigd heeft getoond. Het ligt niet in onze bedoeling" de hele geschiedenis van deze Bossche krant in dit bestek te volgen. Het blad volgde zo goed en zo kwaad als dat ging de sterk wisselende politieke stro mingen van die tijd. Een uitzondering willen wij maken voor de jaren 1794- 1795 toen de krant uiterst revolutio- nai; geredigeerd werd door de felle patriot Gerrit Paape. Deze stelde de redactiekolommen ook open voor schrijvers van ingezonden stukken. Dr. Hollenberg heeft de indruk dat dit een novum was voor de Nederlandse pers. Wetenswaard voor de vakbroeders is nog het feit dat de extra edities van nu op het eind van de 18e eeuw Extra Ordinaire Na-couranten werden ge noemd. De oudste Noordbrabantse krant werd opgeheven in 1941. Op bevel van de Duitse bezetter moest „De Bos sche Krant" toen een fusie aangaan met haar voornaamste concurrent „Het Huisgezin", welk nieuwsblad in middels de wat minder intieme naam „Brabants Dagblad" heep gekregen. Opvallend is tenslotte dat zowel dr. Hollenberg als dr. F. Vercauteren in zijn opstel over baron Nicolas Fremin de Beaumont langs verschillende we gen komen tot de vermelding van een zelfde aanhankelijkheidsbetuiging van het gemeentebestuur van Den Bosch aan Marie-Louise keizerin van Frank rijk. Tenslotte nog een enkel woord over het opstel van prof. dr. H. van den Eerenbeemt over het ontstaan van de katholieke middenstandsbeweging in Nederland en de centrale rol die de in Klundert geboren Norbertijn Jo hannes Petrus Nouwens daarin heeft gespeeld. Prof. dr. Van den Eerenbeemt gaat uitvoerig in op de invloeden van bui tenaf, die pater Nouwens doen beslui ten zich helemaal voor de vereniging van de katholieke middenstanders in te zetten. Van invloed zijn o.m. ge weest de besprekingen over de plaats van de middenstand tijdens het Katho liek Congres voor Sociale aangelegen heden in september 1900 en de ver slagen over de internationale midden standscongressen in het jaar daarop. Tijdens deze congressen werd de hard leerse" middenstand gewezen op de noodzaak van organisatie. -Het moet een hele toer geweest zijn de van na ture sterk individualistisch ingestelde middenstander tot de grote stap te brengen. Het lukte tenslotte, om met prof. dr. Van den Eerenbeent te spre ken, „onder inspirerende pressie van een dynamisch voortrekker als Nou wens". In november 1901 betrad pater dr. Nouwens het strijdperk met de plaat sing van drie artikelen over ,,Is coöpe ratie geoorloofd" in het dagblad De Noordbrabander. Uitgangspunt: de middenstand heeft recht op een rede lijk bestaan. Een gezonde en krachti ge middenstand is een christelijk be lang en tevens een essentieel vereiste voor het behoud van de gehele maat schappelijke orde Er volgden vele reacties waarna dr. Nouwens zijn op vattingen nog eens toelichtte, met na me wat betreft zijn bedenkingen te gen de zogenaamde consumptiecoope- raties. NouWens besloot met een harts tochtelijke oproep tot samenwerking. De oproep sloeg aan. Met medewer king van de Bossche bisschop mgr. W. van de Ven kon op 6 februari 1902 de diocesane R-K vereniging van ne ringdoenden De Hanze te 's-Hertogen- bosch worden opgericht. Op het eind van 1902 telde de diocesane Hanze reeds 15 afdelingen met 1343 leden. Eind 1902 werd ook reeds een vak blad De Hanzebode uitgegeven. Op aandringen en met medewerking van pater Nouwens werd op 4 februari 1903 de R.K. Vereeniging van den Handeldrijvenden Middenstand in het bisdom Breda opgericht. Pater Nou wens was ook nauw betrokken bij de oprichting van de diocesane midden standsbond in Limburg in december 1902. Minder bemoeienis had hij met de oprichting van soortgelijke bonden in de noordelijke bisdommen in de ja ren 1903-1909. In laatstgenoemd jaar deed pater Nouwens het voorstel een nationale federatie van diocesane mid denstandsbonden in het leven te roe pen. Na enkele mislukte pogingen in 1911 en 1912 duurde het nog tot 9 de cember 1915 voordat de Nederlandse r-k middenstandsbond kon worden op gericht De publikaties van prof. Rogier lig gen bijna uitsluitend op het terrein van de geschiedenis en wel speciaal op dat van de moderne geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland. Debuteerde prof. Rogier met de loka le geschiedenis, gaandeweg heeft zijn terrein zich verbreed totdat tenslotte alle geografische grenzen wegvielen. Zijn eerste grote werk was vervat in twee zware delen en verscheen in 1946. Het was getiteld; Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Neder land in de 16e en 17e eeuw. Prof. Rogier had ook de 18e en 19e eeuw in dit geschiedenisverhaal willen be ken maar het verzamelde materiaal bleek te fragmentarisch voor een boek. In 1953 legde hij, samen met rector N. de Rooy, de betekenis van het herstel der kerkelijke hiërachie vast in „In vrijheid herboren". Door omwerking van de hoofdstukken, die rector de Rooy had geschreven, heeft prof. Rogier dit onderwerp geheel voor eigen rekening genomen en in 1956, en later nog een keer in 1962, als „Katholieke herleving" ter perse ge legd. Wat op het ogenblik de aandacht van prof Rogier geboeid houdt is de verwerkelijking van het mede door hem ontworpen plan om ten gerieve van ontwikkelde belangstellenden uit het grote publiek een allesomvattn- de geschiedenis van de katholieke kerk te publiceren. Als vrucht van internationale samenwerking zal deze tiendelige kerkgeschiedenis in min stens zeven talen tegelijk binnen en kele jaren verschenen zijn. De twee reeds verschenen hoofdwer ken van prof. Rogier hebben een zeer uitgebreide lezerskring gevonden. Vol gens pater Polman kon dit gebeuren omdat prof. Rogier „over heel de li nie de in traag tempo verouderende mening logenstraft als zouden „hoog- (Advertenties) geleerd" en populair polen zijn die el kaar perse afstoten." Pater Polman vervolgt: „Zonder tittel of jota van de eisen, welke hem zijn wetenschappe lijke verantwoordelijkheid stelt, daar aan te offeren, weet hij steeds moei teloos contact te krijgen met hoor ders en lezers in brede kring. Dit is inherent aan het fenomeen „Rogier"; hij hoeft er zijn mond maar voor open te doen, zijn pen maar voor op te ne men". „Bij al zijn liefde voor de weten schap heeft hij niets van een kamer geleerde. Wars van monopoliseren voor ingewijden kent hij in de aula der wetenschap geen besproken plaat sen. Hij leent zijn naam even vlot aan lokale als mondiale ondernemin gen Zijn vriendenkring reikt ver over de grenzen van het gilde heen en weet dat hij niet licht teleurstelt als een beroep wordt gedaan op zijn kun de en kennis. Het maakt hem weinig uit of zijn luisterend of lezend publiek hooggeleerd is dan wel gewoon maar „ontwikkeld". Iets als een speciaal voor hem geldendnatuurwet dwingt hem in alle omstandigheden te zoe ken naar de helderste en meest be vattelijke formulering, om ook zeer duistere problemen steeds zo te be handelen dat iedereen hem volgen kan. Hierbij staat hem als machtig middel het officieel bekroonde meesterschap ten dienste waarmee hij zijn moeder taal hanteert. Zijn kracht ligt in compo- taal hanteert. Zijn kracht ligt in compo sitie en redactie. Tot de verbeelding spreken zijn schilderachtige adjectie ven plastische vergelijkingen, geestige boutades, rake karakterschetsen". Pater Polman schrijft dat prof. Ro gier nooit een blad voor de mond neemt. „Wanneer Rogier een stuk van het verleden beschrijft, weet men niet alleen hoe het geweest is, maar ook wat hij er van denkt". Wat hier evenzeer ter zake doet, al- Geef uw llevelingsvogel het beste: éfuis verpakte vogelvoedersl dus pater Polman, is, dat Rogier bij wijlen deining teweeg bracht in de ge lederen van wie achter elke kritiek op het sacraal overgeleverde de aan slag speuren van 'n demonische macht „Hij heeft mistekende verhoudingen rechtgezet en gebrekkgie interpreta ties vervolledigd en daarmee wel eens dierbare legendes doorgeprikt tot ze als echte luchtballons hopeloos zijn leeggelopen". „Ontstelde en verstoorde reacties hierop", zo analiseert pater Polman verder „kan hij bezwaarlijk niet hebben voorzien, want argeloosheid is wel het laatste wat men hem zal toe dichten. Zij boden hem zelfs de gele genheid in een geharnast requisitoir de mentaliteit, waaruit ze voortkomen, als een beschermend obstakel te brand merken voor daadwerkelijke deelne ming aan de nationale cultuur". Bij alle forsheid van toon hoeft kritiek, indien zij billijk is en de liefde niet kwetst, nooit reden te geven tot ver ontrusting. Rogiers visie op de kerkgeschiede nis toont enkele facetten, die velen volgens de inleider sterk moeten aan spreken. Het geval wil, dat in de bron nen, met behulp waarvan kerkgeschie denis pleegt te worden geschreven, het kader (met allerhande kwesties over bestuur en ordening) de boven toon voert. Het gelovige volk speelt amper een Assepoesterrol; het heilig dienstwerk hoogstens die van figurant. Prof. Rogier pleit voor verruiming van dit standpunt, zodat hetgeen op de achtergrond bleef meer reliëf krijgt waardoor de verhoudingen zuiverder worden getekend. Dit houdt een plei dooi in van het inschakelen van vele en velerlei andere bronnen. Zijn „Geschiedenis van het Katho licisme in Noord-Nederland" schrij vend heeft prof. Rogier, aldus pater Polman, het als een ernstig gemis ervaren dat hij niet kon teruggrijpen op studies over het geestelijk leven uit de periode welke hem bezig hield. Op zijn initiatief heeft het Thijmge- nootschap in 1943 uit eigen midden een commissie benoemd, die zich zou beraden op de vraag hoe hierin kon worden voorzien. De commissie kwam tot een zeer gedetailleerd werkplan, dat er op was gericht binnen korte termijn studies uit te lokken. Omstan digheden, die buiten de macht van de commissie lagen, zijn oorzaak geweest van het mislukken van de onderne ming De betreurde leemte bestaat nog steeds. Prof- Rogier heeft altijd veel belang stelling gehad voor herkomst, maat schappelijke structuur en materiële le vensomstandigheden van katholieke gemeenschappen uit vroeger eeuwen. Om precies de plaats te kunnen be palen, die onze katholieke voorvaders in de samenleving hunner dagen heb ben ingenomen, zal volgens pater Pol man. een zeer weids program uitge werkt moeten worden „dat wel niet anders dan plaatselijk onder ogen kan worden gezien en pas dank zij bunde ling van heel wat lokale resultaten een algemeen cn voldoende genuan ceerd beeld zal mogelijk maken van ons katholiek verleden". Prof. Rogier heeft dergelijke beschrijvingen altijd sterk gestimuleerd. In de jaren 1925 tot 1930 heeft hij trouwens het goede voorbeeld gegeven door zijn publika ties over het kerkelijk verleden van Delfshaven. m Enkele opstellen uit „Voor Rogier" liggen in hetzelfde vlak. Dr. M. J. H. Post uit Bergen op Zoom heeft met zijn opstel „De katholieken op Zuid- Beveland in de tweede helft van de 17e en de eerste helft van de 18e eeuw" zelfs midden in de door prof. Rogier met zoveel zorg opgehangen roos geschoten Als voornaamste bron gebruikte dr. Post een geschiedverhaal van pater Claus o.f.m., die van 1739 tot 1768 pastoor te Goes is geweest. Het orgineel van dit verhaal bevindt zich nog steeds in de pastorie te Goes onder de hoede van de op het punt van geschiedenis zeer geïnteresseerde deken C P. M. Holtkamp. Waar pater Polman in zijn introduc tie op het boek nu eenmaal voorbij moet gaan aan de betekenis van prof. Rogier als docent hebben wij dr. Post een van zijn oud-leerlingen dus, hier over geïnterpelleerd. Onder studenten is prof. Rogier vol gens dr. Post altijd zeer populair ge weest. Zijn colleges waren buitenge woon geestig. „Prof. Rogier kende de relativerende werking van de humor. Hij gebruikte bijzonder verzorgde vol zinnen; zinnen, waarvan je dacht: kijk, die had ik nu eens moeten uitdenken". Humor en waarheidszin. Dat waren volgens dr. Post de opvallendste ei genschappen van prof. Rogier. „Zijn humor was nooit afbrekend. Zijn waar heidsliefde nooit tot vernietigende kri tiek. Hij zette de mensen wel aan het denken". Dr. Post zei dat prof. Rogier spreekt zoals hij schrijft. „Hij zocht altijd naar een pointe, naar bepaalde sprekende tegenstellingen" Zijn waarheidszin heeft het hém niet moeilijk gemaakt ook bij zichzelf het betrekkelijk in te zien, aldus dr. Post. Dat heeft hij laten blijken tijdens zijn afscheid. Hoewel menigeen het daar mee niet eens zal zijn geweest, zei hij niet de illusie te hebben dat zijn werk van blijvende waarde zal zijn- En wijzend op het schilderij van hem zelf, dat hem zojuist was aangeboden, voegde hij er met zijn onafscheidelijke humor aan toe: ..Dat schilderij daar heeft meer kans; net als de Stier van Potter. Om het portret van prof. Rogier op kunstzinnige wijze af te ronden vroegen wij de Bredase graficus Jan Sleper naar de indrukken, die hij heeft overgehouden van zijn één week du rend bezoek aan prof. Rogier, nu twee jaar geleden. In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft Jan Sleper de hierbij afgedrukte gravure van prof. Rogier gemaakt. Afdrukken van de gravure zijn in het bezit van 't minis terie en van de prentenkabinetten in Nederland. De uitgevers van „Voor Rogier" heb ben het plan gehad deze gravure in het boek op te nemen. Na een eerste contact hierover met Jan Sleper heeft laatstgenoemde van dit plan nooit meer iets gehoord. Hoe verzorgd de uitga ve van „Voor Rogier" overigens is, menen wij met deze wetenschap-achter af, dat het ontbreken van de gravure in het boek toch als een jammerlijk gemis moet worden aangemerkt. Jan Sleper heeft prof. Rogier een week lang in zijn werkkamer getekend (de gravure maakte Sleper aan de hand van deze tekeningen in zijn ate lier). „Jk heb al heel wat mensen ge portretteerd, maar nog nooit heb ik iemand ontmoet, de de sfeer, waarin een kunstenaar moet werken, zo goed heeft aangevoeld", aldus Jan Sleper. Prof. Rogier had een hele week voor het poseren vrijgemaakt. Hij was voor niemand te bereiken „Hij heeft die hele week alsmaar zitten schrijven. Hij vergat me volkomen. Toen ik klaar was zei hij ook dat hij helemaal niet het gevoel had gehad dat hij getekend werd". Tijdens zijn tekenstudies werd Jan Sleper vooral getroffen door „dat in gebeten zitten in die boeken met dat norse, toch wel vriendelijke gezicht om vanuit die burcht de hele Neder landse samenleving te kastijden met zijn woord". Jan Seper zag een merk waardige tegenstelling in het karak teristieke, goed gevulde gezicht van prof. Rogier; „Dat humorvolle in die wangen, die toch wel geneigd zijn tot lachen, tegenover dat felle in die mond". (Advertentie) Jan Sleper heeft prof. Rogier in zijn gravure echt niet gespaard. „Zo'n man hoef je ook niet te sparen" zegt de graficus er zelf van. „Toen zijn vrouw, na de tekening gezien te heb ben wat bedenkelijk keek (vrouwen verwachten meestal iets filmisch), wuifde prof. Rogier alle bedenkingen weg met de woorden: het is historisch volkomen verantwoord. Geef uw lievelinge vogel het beste: K verpakte vogelvoedersl JOHNSON CITY President Johnson heeft de plannen voor de ontwikkeling van 's werelds grootste transportvliegtuig voor het vervoer van troepen en materi aal naar plaatsen waar moeilijkheden zijn, goedgekeurd. Minister McNamara, heeft gisteren ge zegd, dat op de begroting van defensie 157 miljoen dollar zou worden uitgetrokken voor de ontwikkeling van het vliegtuig dat 600 manschappen over de Atlantische Oceaan zou kunnen vervoeren. De totale ontwikkelingskosten zouden 750 miljoen dollar gaan bedragen. Indien 58 van deze toestellen zouden worden gebouwd, zou den de aanvullende kosten meer dan een miljard dollar bedragen. De maximum snelheid van het toestel zou rond de 880 kilometer per uur moe ten liggen en het zou kunnen opereren van een vliegveld, dat kleiner is dan no dig is voor de huidige straaverkeersvlieg- tuigen. De Amerikaanse minister zei te verwachten, dat na 1 juli 1968 met de pro- duktie kan worden begonnen. Volgens Amerikaanse fuctionarissen heeft het ministerie van defensie de mo gelijkheid bestudeerd van het ouwen van een nieuw vliegtuig, dat in staat is snel troepen en het zwaarste materiaal waar onder tanks, over te brengen naar plaat sen tot op een afstand van 16.000 kilome ter. Alvorens nader in te gaan op enkele opstellen uit „Voor Rogier" is het interessant eerst pater Polman te volgen, waar hij het pro fiel van prof. Rogier tekent aan de hand van diens wetenschappelijk oeuvre. Pater Polman wijst er op dat prof. Rogier niet de gelegen heid heeft gehad zijn loopbaan in te leiden met een proefschrift. Van onderwijzer leraar geworden kon hij, reeds zwaar belast met lessen en de zorg voor een groeiend gezin, nog tijd vrijmaken om college te lopen in Amsterdam en menig artikel te schrijven. Hij was de vijftig al gepasseerd toen zijn eerste boek van formaat de pers verliet. Spoedig daarna werd hem een ere-doctoraat verleend en volgde zijn benoeming tot hoogleraar. Een der auteurs, dr. M. J. H. Post Bij de uitgeverij Paul Brand N.V. is een bundel oor spronkelijke opstellen van oud-leerlingen van prof. dr. L. J. Rogiet verschenen. De bundel is hem onder de titel „Voor Rogier" bij zijn afscheid als hoogleraar aan geboden. De opstellen zijn van achttien doctores, die volgens de inleiding op het boek door pater dr. P. Pol man o.f.m. aan iedere vorm van wetenschappelijke voogdij ontgroeid zijn. Wat zij nog van Rogier meedra gen is „het merkteken van de geest". En de geest is onuitputtelijk mededeel zaam, zo voegt pater Pol man daaraan toe. Ook in kistjes van 25 en 50

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1964 | | pagina 16