MARIONETTEN
spelen Shakespeare
ONS ERFDEEL
zette achtste jaargang in
alias
mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muzen - mensen en muz.en
ORT
UNSTNIEUWS
HET driemaandelijks cultureel tijd
schrift „Ons Erfdeel" is aan
zijn achtste jaargang begonnen. Het
blad ijvert voor het behoud van de
Nederlandse cultuur op plaatsen,
waar deze bedreigd wordt, speciaal
in Frans-Vlaanderen, en tevens voor
de meest uitgebreide samenwerking
van alle Nederlands- en Afrikaans
sprekenden op cultureel gebied.
DAGBLAD DE STEM VAN ZATERDAG 19 DECEMBER 1964
Hu zegt langs zijn neus weg: „Ik
breng je wel even met de wagen
naar huis." Hij staat op en doet zijn
autocoat aan: een spierwitte halve jas
met houtje-touwtje-sluiting. Op de
parkeerplaats staat 'n tomaatkleurige,
lage sportwagen meer neus dan
wagen een Panhard. Twee jongens
ervoor dromen staande over een cou
reursloopbaan. Zij wijken, zichtbaar
onder de indruk, voor de man met de
baard.
„Jan Cremer-allures?" vraag ik.
„Jan Cremer is zo stom nog niet.
Nou ja, dat boek van hem zou ik
nooit geschreven willen hebben. Maar
zijn tactiek is modern. Een burge
meester moet vandaag de dag behalve
magistraat ook nog zakenman zijn.
Van een artiest wordt hetzelfde ge
vraagd: je moet je kunnen verkopen.
Daar is niets op tegen... En die auto?
Ik heb m'n leven lang graag gereden.
Hard, niet té hard. Ik voel me alleen
veilig in een solide wagen, niet in zo'n
wegluis. Ik heb dan het idee, dat ik
in een conservenblik zit. Nu ik het kan
doen, is er niets op tegen, dunkt me,
om het te doen zoals ik het me altijd
had voorgesteld."
Dit zegt Jon Martins, schilder in
Amsterdam, die voor jaren opdrach
ten in portefeuille heeft en bijvoor
beeld voor een katholieke kerk in
Zaandam een glasraam heeft gemaakt
van meer dan honderd vierkante me
ter.
„Waarom ben je van John Martens
Jon Martins geworden?"
In het auto-spiegeltje zie ik het ge
zicht, dat lichtelijk in paniek raakt.
Ik zeg: „Ik weet het al. Martens is
een naam voor melkboeren. Je kunt
dat gerust zeggen, al hebben we de
zelfde achternaam."
Hij lacht maar wat voor zich uit en
knikt instemmend:
„Tenslotte moet je je verkopen",
zegt hij.
JON
JOHN
Zo is Jon Martins dus ook, hij is
dan moeilijk meer te herkennen als
de coureur in zijn nerveuze Panhard.
Zoals hij daar staat, de blik gericht
op zijn werk, heeft hij iets weg van
een ascetische monnik en dat blijkt
juist, want eten waardeert hij alleen
maar functioneel. Hij is tevreden met
een uitsmijter en een kop koffie in
een cafetaria en heeft daar een hele
dag genoeg aan. Maar hij rookt wel
dure Engelse sigaretten. ,,Een reactie
op de tijd, dat ik m'n shag-eindjes
bewaarde om er weer een nieuwe si
garet van te kunnen rollen", zegt hij.
Want Jon Martins is die dure auto
niet in de schoot gegooid.
Hij is Bredanaar en dertig jaar oud.
Hij bezoekt St.-Joost, de Jan van
Eyckl-aeadejinie in Maastricht en gaat
studeren aan het hoger instituut te Ant
werpen.
In de Baroniestad voelt hij zich niet
gelukkig daarbij heeft hij 'n aangebo
ren lust tot zwerven. Van Breda trekt
hij naar Maastricht, vandaar naar
Brussel. In België heeft hij veel ver
kocht; hij heeft thans nog contracten
lopen met Belgische kunstzalen. Hij
keert terug naar Nederland, is nog
even in Breda, reist dan met vrouw
en kind naar Amsterdam. Dat was
in 1962. Twee jaar later is hij er
de man met een dikke orderporte
feuille.
Amsterdam was voor hem een vijan
dige stad. Hij trok erheen met een
hoofd vol idealen, maar vrijwel onge
wapend. Hij had niets, zelfs geen ruim
te waar hij werken, laat staan slapen
kon. Met zijn vrouw heeft hij door
de lege straten gezworven zonder dak
boven het hoofd of eten in de maag.
Hij heeft geslapen in het Vondelpark
en zijn vrouw naar haar moeder ge
stuurd, omdat hij haar niets te bieden
had. .,.,Het lijkt wel een kerstkaart
verhaaltje", zegt hij ervan. Het klinkt
wat cynisch, maar in de stem is toch
nog iets hoorbaar van de verschrik
king, waar hij zich doorheen heeft
geworsteld. „We hebben toevallig bij
toevallige mensen geslapen. Soms één
nacht. Soms boften we en konden we
een paar dagen blijven. Ik leerde
toen wél de mensen kennen, maar
van de andere kant kun je niet ver
gen, dat ze zich voor jou interesse
ren- Tenslotte was ik een soort in
dringer, die de wereld naar mijn hand
wilde zetten. Maar zo'n stad is hard,
niet alleen de straatstenen maar ook
de mensen zijn er onbewogen, men
heeft genoeg aan zichzelf. Ik zou dat
alles nooit overleefd hebben, als mijn
vrouw niet helemaal achter me had
gestaan. Ze geloofde in me, ze was
Hij is toch niet de man, die je
denkt. Die fel-rode sportwagen, die
witte jas zijn allemaal uiterlijkheden.
Een man in bonus wil zijn status, er
zijn er niet veel, die daar onderuit
komen. Om je voor een ander waar
te maken, moet je dat eerst voor je
zelf doen. Jon Martins maakt zich
zelf waar door in een auto te rijden,
die zelfs in het drukke Amsterdam
nog opvalt. Een snelheidsmeter (170
kilometer per uur) en een toerenme-
ter. Prachtig verende stoelen van zwart
leer, een ingenieuze verwarming en
veel glas, waardoor de wagen een rij
dende broeikas wordt. ,,Ik houd van
snelheid", zegt hij, half verontschul
digend, ,,dat ligt aan de tijd natuur
lijk. Rijden is voor mij ontspanning.
Er zijn meer schilders die in de snel
heid afleiding zoeken, er is er zelfs
een in Frankrijk die autocoureur is".
Diezelfde Jon Martins zegt als we
eindeloos wachten op onze beurt
om op de pont te komen naar
Zaandam: „Ik houd van luchten.
Je moet daar die kleine, donkere
vlekken eens zien. Ze drijven ver
loren in het blauw als brokjes
materie, die in de abstractie over
gaan. In de lucht spiegelt zich het
landschap. De lucht boven een
stad heeft een ander timbre als
die boven een wei. De wolken bo
ven een kanaal hebben een zilve
ren kern en die boven een indus
trieterrein zijn donker van het
vuil."
Later zal ik begrijpen, dat de wol-
kenvelden zijn grote ramen vormen
in een in aanbouw zijnde kerk in
Dordrecht en Zaandam. Het eerste
raam is De Verrijzenis (80 m2 meter)
de aarde is een zware massa kleur,
die geleidelijk aan in grijzen over
gaat, waarmee de dematerialise-
ring van de mens wordt aangeduid.
De Mariafiguur in Zaandam, omge
ven door twee engelen, eveneens in
die nuances grijs gemaakt, lijkt op
etherisch zilver. Om haar heen zwe-'
ven in zware kleuren felle vlakken,
die eeuwig in beweging schijnen. Panta
rhei, zei er de pater-pastoor van, die
met zijn raam (100 vierkante meter)
bijzonder gelukkig is: de eeuwige be
weging van de mens naar het godde
lijke.
MARTINS
MARTENS
In eerste kolom: Jon Martins voor
één van zijn doeken.
I Hieronder: vlotte tekening, man
aan venster.
Onderaan links: deel van het
raam, geplaatst in een in aan
bouw zijnde kerk in Zaandam.
Onderaan rechts: ontwerp van een
fontein voor de Ned. Heide Mij.
Door het terugvallen van het -
water ontstaat geluid op de
trommels. Deze zijn verschillend
van dikte, zodat dit geluid va
rieert en een ongecomponeerde
melodie ontstaat.
niet blijven zal Ik hoop mijn huis
en mijn atelier nog eens te kunnen
ruilen met een artiest in Parijs. Dan
gaan we daar een poos wonen. Je
zelf voortdurend vernieuwen, steeds
nieuwe indrukken opdoen, daar gaat
het bij ons om. Je moet niet vast
roesten, want dan droog je op". Eens
te meer begrijp je dan, dat zo'n man
in een Panhard rijdt...
JAC. MARTENS.
AMSTERDAM De toneelgroep Studio
heeft in studie genomen en zal begin
februari voor de eerste maal opvoeren
.,Het gat" van de Nederlandse auteur
Lodelijk de Boer. Deze behandelt in
dit stuk (wat hij zelf noemt a cool
play) de geestelijke machtpositie van
een mens op zijn medemens, daarbij
zijn eigen leven en het leven van zijn
vriend en diens vrouw vernietigend.
Tot de medespelenden behoren: Cocki
Boonstra, Jules Hamel, Peter Oosthoek
en Erik Plooyer. De regie voert Peter
Oosthoek.
De toneelgroep heeft bovendien de
rechten voor Nederland verworven
van ,.A scent of flowers" door James
Saunders. Dit stuk handelt over een
jong meisje, dat haar eigen begrafenis
meemaakt, waardoor de motieven dui
delijk worden, die haar tot zelfmoord
hebben aangezet.
IN HET officiële feestprogramma
van de Shakespeare-dagen van
dit jaar heeft het Duitse Shake
speare Gezelschap ook een op
voering van de „Tempest" opge
nomen voor marionettenthea
ter. Het stuk werd door de mario
netten van de werkgroep van het
Duitse Instituut voor Poppenspel
in Bochum voorgedragen.
DEZE NIET bepaald alledaagse gebeur
tenis toont aan welke betekenis men
nog steeds aan het marionetten-theater
toekent in de Bondsrepubliek. Vroeger
mocht 'n poppenspeler zijn kunst uitslui
tend op kermiss beoefenen. Tegenwoor
dig houden pedagogen, kunstenaars en
wetenschapslieden zich ernstig bezig
met het poppenspel, maar ook instanties
nijverheidsscholen en culturele verbon
den doen hun best het te bevorderen.
In verschillende steden vinden nu regel
matig festivals voor marionetten-thea
ter plaats, in Bochum zelfs elk jaar.
Rond achthonderd poppentheaters uit
Duitsland en het buitenland zijn daar
in de afgelopen acht jaar samengeko
men om zich aan hun kunst te wijden.
Zelfs heeft de stad Bochum een kunst
prijs ingesteld ter waarde van 5000
D.M., die elk jaar wordt uitgereikt aan
een vooraanstaand poppentheater.
RADIO EN televisie tonen ook steeds
meer belangstelling voor het poppenspel
vooral natuurlijk wat betreft kinderpro
gramma's. Maar de Duitse televisie ver
toont steeds vaker poppen-programma's
voor volwassenen.
Openbare opvoeringen van figuren-
theaters kunnen steeds weer rekenen op
een groot enthousiast publiek: in Augs
burg, München, Bad Toelz en Düssel-
dorp bestaan vaste poppentheaters en
in Keulen wordt zelfs dagelijks een op
voering gegeven van het beroemde
„Koelner Haenneschen". Elk van de
gezelschappen bezit een vast repertoire.
Bochum is het belangrijkste centrum
voor het marionettentheater. Er wor
den langdurige cursussen gehouden,
waar men als een volwaardig poppen
speler uit tevoorschijn komt. Vele bui
tenlanders komen er het vak leren. Een
mooi vak.
de enige. Nou ja. en ik geloofde na
tuurlijk in me-zelf, zonder dat kom
je er niet.
JON MARTINS gelooft thans
zodanig in zichzelf, dat hij zich
van voor-ontwerpen als het moet
niets aantrekt. Als men werk van
hem accepteert, laat hij de voor
studie voor wat ze is en heeft lak
aan de opdrachtgever. Hij werkt
dan zoals hij meent, dat het moet.
Het resultaat is altijd verschil
lend van de oorspronkelijke op
zet. Minder aangenaam verraste
opdrachtgevers zeggen dan: „Het
is anders als we hadden bedoeld,
maar het is toch mooi".
„Het is een riskant spel, want zo'n
man staat volkomen in zijn gelijk,
als hij zegt: ,,Pak in de zaak, dat
heb ik niet besteld". Toen ik hem dat
de eerste keer leverde, wist ik dat
mijn hele loopbaan op het spel stond.
Accepteerde men niet, dan stond
ik voor mijn faillissement. Het was
alles of niets zakelijk bezien is zo
iets gekkenwerk. Je hebt te leve
ren. wat* er besteld is, maar op een
goed moment kan ik dat niet Ik
weet, dat het werk beter wordt als
ik het doe, zoals ik denk, dat het
moet gebeuren. Ik kan er dan hele
maal achter staan. Het gebeurt natuur
lijk niet bij ieder stuk werk, maar
als het moet probeer ik tot het uiter
ste mijn zin door te drijven.
Men kijkt een mens zorgvuldig
aan als hij tot een dergelijke uit
spraak over zich-zelf komt. Men be
merkt dan in het rustige gezicht
een verbeten trek. Zo, denkt men,
zit een coureur achter zijn autostuur;
recht op het doel af, zonder omwe
gen. Iets van koppigheid staat in
de blauwe pupillen en om de mond.
Maar hij lacht opgewekt als ik hem
daarop vraag, hoe hij het klaar
speelde in amper twee jaar tijd
een groot man te worden onder de
honderden schilders, die in Amster
dam hun kunst bedrijven.
„Veel meegedaan aan groepstentoon
stellingen en hard werken, overal aan
de bel trekken en door je werk naam
krijgen. De gemeente Amsterdam
heeft al werk van me afgenomen te
gen grote prijzen en mr. De Wilde
houdt me zorgvuldig in de gaten. Dat
weet ik, al heeft hij het me niet zelf
verteld. Ik ben bovendien lid van de
Vereniging van beoefenaren van monu
mentale kunsten. Toen ik me aanmeld
de, ging ik met 22 man door de bal
lotage heen. Er werden er twee ge
accepteerd. Er proberen zo'n duizend
mensen in Amsterdam van hun kunst
te bestaan, onder hen zijn honderd
echte, ik ben blij tot hen te behoren.
Die erkenning heeft me veel relaties
bezorgd, ik heb er ook mijn huis aan
te danken.
DAT huis is een kleine etage midden
in het uitgaanscentrum van Am
sterdam: de Korte Leidsedwrasstraat,
vlak bij het Leidseplein. Beneden hem
is een nachtclub, die 's avonds om
tien uur begint 's Morgens tegen
vijf uur blaast de juke-box de laatste
adem uit. ,,Kijk". zegt Jon Martin,
leven in Amsterdam is prachtig. Er
wonen is vers twee. Gelukkig heb
ik mijn atelier in de Haarlemmerhout
tuinen voor nog geen tientje per
week. Daar heeft de gemeente ook
voor gezorgd. Hier kan ik alleen zijn
en dat heb ik nodig. Als de hele boel
me tegen gaat staan, ga ik rijden en
over een paar weken reis ik met vrouw
en kind naar Spanje voor een maand
of wat. Je moet af en toe verse lucht
hebben. Daarna ga ik exposeren". Hij
kijkt de kleine, witte woonkamer door,
die uitziet op de straat, die zo smal
is, dat het is, alsof de gevels aan
de overkant vlak voor de ruit staan.
De ruimte doet Japans aan.
,,Hier zit mijn vrouw", zegt hij, bij
na tegen zichzelf. ,,Als ik op mijn
atelier bezig ben (en dat is dikwijls
's avonds en 's nachts), is zij alleen
hier. Vroeger schilderde zij, zij was
in Breda bekend als Dicky Rogmans.
Maar met Barbara en het huishouden
komt daar niets meer van. Zij schrijft
nu, want zij moet haar impressies
toch kwijt Zij is een fijn opmerk
ster. Harry Mulisch heeft haar krab
beltjes gelezen. Hij heeft haar aange
raden ze niet weg te gooien ,,Ik
weet", gaat hij verder, ,,dat ik hier
Hoofdredacteur Jozef Deleu opent
het eerste nummer met een korte in
leiding, waarin hij nog eens op „Onze
Taak" attendeert:
Wij wensen alleen te behouden
wat van ons is en de wereld te
laten delen van onze veelzijdige rijk
dom, zoals wij delen in de rijkdom van
andere kuituren. Van kuituurimperia-
lisme kan dus gewoonweg geen sprake
zijn
LJET PERIODIEK heeft de goede ge-
1 woonte in elk nummer een schrijver
aan de lezer voor te stellen. Deze keer
is het de dichter Herman Gorter,
wiens honderdste geboortedag op 26
november herdacht werd. Prof. dr.
Garmt Stuiveling, lid van de ere-redac-
tie, wijdt een artikel aan de grote
Tachtiger. Deze overschreed in zijn
poëzie, aldus de schrijver, de verste
grenzen van wat men nog onder
„Tachtig" kan verstaan op geen an
dere wijze dan Vincent van Gogh het
bij de impressionistische schilderkunst
deed.
Het is uiterst merkwaardig dat
twee Nederlanders, twee rebelleren
de domineeszoons, volslagen vreem
den voor elkaar, zich tezelfdertijd in
de twee kunsten gewaagd hebben
aan een gelijksoortig expressionis
tisch experiment, uniek in het toen
malige Europa: aankondiger, voor
bereider, gangmaker van heel de
artistieke ontwikkeling der twin
tigste eeuw.
Prof. Stuiveling wijst ook op het veel-
verbreid misverstand als zou Gorters
leven omstreeks het eeuwjaar niet
langer aan de poëzie maar aan het
socialisme behoord hebben.
In aansluiting hierop zijn enkele in
dividualistische en socialistische ge
dichten afgedrukt met de zeer knappe
Franse vertaling van André Piot er
naast.
T~Nr. Olga Krijtova vraagt zich af wat
de Tsjechische student van de Ka
reis-universiteit te Praag ertoe be
weegt de Nederlandse taal te gaan be
studeren Ook zij denkt daarbij o.a.
aan Vincent van Gogh, van wiens
werk veel jonge mensen houden, die
bovendien grote belangstelling tonen
voor de rijke verzamelingen van Ne
derlandse schilderkunst in hun land.
Het behoeft geen betoog, dat de Ne
derlandse colleges er veel toe bijdra
gen het cultureel contact tussen bei
de landen te verstevigen.
verklaring voor de bloedarmoede,
waaraan de hedendaagse architectuur
in Vlaanderen lijdt. Als oorzaken ziet
hij het materialisme van de brede la
gen der bevolking; de ondoeltreffend
heid van het architectuur-onderwijs;
en de onverschilligheid en zelfs vijan
digheid van allerlei officiële instan
ties. Het artikel is geillustreerd met
foto's van enkele gebouwen, die nader
bekeken worden.
Friesland
„Notre Flandre
TT ET UITVOERIG overzicht van de taal
strijd en de Vlaamse Beweging in
Frans-Vlaanderen wordt door Luc Ver-
beke voortgezet. Hij vertelt zeer inter
essante bijzonderheden over de op
richting van het tijdschrift Notre
Flandre", waaraan hij zelf ook ijve
rig en vol idealisme heeft deelgeno
men
De Leuvense ingenieur Jan Delrue,
die ook de opmaak van „Ons Erfdeel"
voor zijn rekening neemt, zoekt een
QOK DE EUROPESE taalminderheden
worden in dit tijdschrift niet verge
ten. G. Sinnema behandelt het ondei -
wijs in de Friese taal in Friesland. De
zou kunnen ziji
JjjH^B innering op aa
zijn verblijf i
Fr. Niessen redacteur Argentinië. Pt
ter Blum begint een serie humorist
sche reisindrukken in het Zuidafr
kaans. Over de geschiedenis van d
schilderkunst in Frans-Vlaanderen
pent dr. J. E. van den Driessche er
breed opgezette studie, die door Wi'
ly Spillebeen in keurig Nederlands vei
taald. is.
Noemen we uit deze rijke afleverin
voorts nog een bijdrage van Jan T
Haese over de schilder Sam de Vriend
van wie enkele werken gereprodt
ceerd zijn Lieselot en Frits Pitter
vragen aandacht voor Hondschote i
hun serie steden van Frans-Vlaanch
ren en Eugène de Bock voor Andrir
Steven uit Kassei in de reeks gi'Ot
Frans-Vlamingen-
Een bibliografie van alle, sedert
januari 1963 in boekvorm verschenen
vertalingen van Nederlandse werkt
kan zeer nuttige diensten bewijzen. Di
..Kulturele Kroniek" bevat een scha
aan belangwekkende wetenswaardig
heden, evenals het overzicht van tijd
schriften en boeken en de Aanteke
ningen en Verslagen. Wij geloven niet
dat er ook maar iets aan de aandacht
van de redacteuren ontsnapt. Voor
Nederland zijn dit Frits Niessen tc
Raamsdonk en -dr. A. W. Willemsen
WILLEM V.D. VELDE?